direct naar inhoud van 5.4 Toelichting op de regels
Plan: Nieuw-Amsterdam en Veenoord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009020-0701

5.4 Toelichting op de regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologisch/ ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is. Dit heeft alsnog geleid tot een tot een bestemmingsplanregeling met 34artikelen.

V oor elke bestemming is afzonderlijk een bestemmingsregel opgenomen. Af en toe kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Om die reden zijn in het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:

  • afwijkingen van de bouwregels;
  • afwijkingen van de gebruiksregels;
  • Nadere eisen;
  • Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro;

Deze flexibiliteitbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders.

De afwijkingen maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven.

Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.

Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een afwijking wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden.Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheden voor afwijkingen en nadere eisen. De uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

Bij toepassing van een afwijking en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:  
1. Woonsituatie:  
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden op:
i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
iv. het uitzicht;
v. de aanwezigheid van voldoende privacy.  
2. Straat- en bebouwingsbeeld:  
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:
i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing);
ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;
iii. gevelbeelden;
iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;
v. de hoogtedifferentiatie;
vi. de situering van gebouwen op het perceel;
vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt.  
3. Culthuurhistorie  
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden;  
4. Verkeersveiligheid  
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met:
i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. benodigde uitzichthoeken van wegen;
iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;
vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.  
5. Sociale veiligheid  
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden:
i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.  
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding  
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:
i. aanwezigheid van kwetsbare objecten;
ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;
iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken;
iv. de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.  
7. Milieusituatie:  
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met:
i. de mate van hinder voor de omliggende functies;
ii. de gevolgen voor de externe veiligheid;
iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit;
vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;
vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water.  
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen  
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.  

Figuur: Beoordelingscriteria afwijkingen

De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.

In diverse bestemmingsplanregels van dit bestemmingsplan wordt verwezen naar een Staat van inrichtingen. Hierin zijn de toegestane vormen van bedrijvigheid in het plangebied opgenomen. Deze bedrijvenlijst is ontleend aan de 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, 2007. Op basis van deze lijst is voor het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam en Veenoord een specifieke Staat van inrichtingen opgesteld. Aan deze lijst is een onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegevoegd en als bijlage bij de regels opgenomen. Reden voor toevoeging van dit onderscheid is de bescherming van de aanwezigen in objecten. Daarnaast is het van belang dat bij de bouwplantoetsing geen verkeerde afweging wordt gemaakt in het kader van de kwetsbaarheid. De keuze voor kwetsbaar of beperkt kwetsbaar kan namelijk gevolgen hebben voor saneringsopgaven, weigeren van vergunningsaanvragen en negatief adviseren op ruimtelijke plannen. Op het moment dat een kwetsbaar object aanwezig is, kan een risicovol bedrijf niet meer in dezelfde omgeving worden toegelaten of uitgebreid. Wordt een kwetsbaar object binnen een risicocontour van een bestaand bedrijf gebouwd, dan kan er een situatie ontstaan waarbij sanering noodzakelijk is. Dit laatste kan dan ook leiden tot planschade. Het is belangrijk dat de afweging niet constant hoeft plaats te vinden (ad hoc), maar dat er vooraf duidelijkheid wordt gegeven of een activiteit/ object kwetsbaar is of beperkt kwetsbaar. Deze problematiek rond de afweging speelt zich landelijk af, maar hiervoor is tot nu toe nog geen duidelijk toetsingskader ontwikkeld. De gemeente Emmen heeft daarom een toetsingskader ontwikkeld en aan de staat van inrichtingen toegevoegd.

Om bepaalde natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische of archeologische waarden te beschermen, is in de volgende regels een "Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden" opgenomen:

Door het opnemen van een aanlegvergunning in de bestemming kan de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet altijd en overal in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden gebonden worden. Het stelsel van aanlegvergunningen biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst. Met een aanlegvergunning kunnen dus geen extra gebruiksmogelijkheden aan een bestemming worden toegevoegd. Voor de gebruiksmogelijkheden blijft de doeleindenomschrijving het kader. Normale onderhoudswerkzaamheden kunnen zonder vergunning uitgevoerd worden. Daarom is bij alle aanlegvergunningen aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningsplicht vallen. In de praktijk kan het lastig zijn om te bepalen of een bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden aangemerkt. In ieder geval zal het bij "normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden" moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Incidentele ingrepen zoals bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen niet als "normaal" beschouwd kunnen worden.

De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:


De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

5.4.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden enkele in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard,zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.

Behalve de eerste twee begrippen zijn deze omschrijvingen alfabetisch gerangschikt. Zij zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

 Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.4.2 Hoofdstuk 2 bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 van de regels worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.

Artikel 3 Agrarisch

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven zie bestemmingsomschrijving in de regels. Binnen deze bestemming is het niet mogelijk om te bouwen.

Dit artikel kent een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Artikel 4 Bedrijf

De bestemming "Bedrijf" is toegekend aan de zelfstandige bedrijven in het plangebied.

De in het plangebied voorkomende bedrijven zijn overeenkomstig het huidige gebruik en bouwmogelijkheden in dit bestemmingsplan opgenomen.

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat in woongebieden in principe alleen milieucategorie 1- en 2 bedrijven (de zogeheten lichte vormen) gevestigd kunnen worden. De toegestane vormen van bedrijvigheid in zijn ontleend aan de 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, 2007. Op basis van deze lijst is voor een specifieke Staat van inrichtingen opgesteld en als bijlage bij de regels opgenomen.

De bedrijven met hogere milieucategorie in de woonwijk, zijn in de bestaande situatie aanvaardbaar. Echter een uitwisselbaarheid naar andere categorie 3-bedrijven moet ten gunste van de leefomgeving worden voorkomen. Dit houdt in dat bij verplaatsing/ beëindiging van het betreffende bedrijf alleen eenzelfde dan wel een bedrijf uit een lagere categorie (categorie 1 en 2) op deze locatie gevestigd mag worden voor de bedrijven bestemd met milieucategorie 1, 2 en 3 geldt dat Geluidszoneringsplichtige inrichtingen als gevolg van de Wet geluidhinder en bedrijven met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar zijn uitgesloten. De bestaande categorie 3-bedrijven zijn dan ook specifiek aangeduid:

  • verkooppunt motorbrandstoffen met LPG (vml);
  • specifieke vorm van bedrijf autospuitinrichting (sb - autospuitinrichting);
  • detailhandel in brand en explosiegevaarlijke goederen (dhe);

De toegestane vormen van bedrijvigheid in is ontleend aan het nieuwe "groene boekje" Bedrijven en Milieuzonering (van 16 april 2007, Vereniging van Nederlandse Gemeenen). Op basis van deze lijst is voor een specifieke Staat van Inrichtingen opgesteld die als bijlage bij de regels is opgenomen. Voor beide locaties geldt dat de bebouwing dient te worden opgericht binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlak en dat geluidzoneringplichtige inrichtingen ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh), risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven zijn uitgesloten.

Voor alle bedrijvenbestemmingen geldt dat de bebouwing dient te worden opgericht binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken.

Wonen mag alleen plaatsvinden in de reeds bestaande bedrijfswoningen en niet in bedrijfsruimten. De bedrijfswoning zover deze aanwezig is wordt op de verbeelding met een aanduiding weergegeven.

In de bestemming Bedrijf zijn afwijkingen van de bouwregels opgenomen om het bestemmingsplan flexibeler te maken. Naast algemene afwijkingen (o.a. Daarnaast zijn ten aanzien van het gebruik afwijkingsmogelijkheden opgenomen om bedrijven toe te staan die niet in de lijst zijn opgenomen of bedrijven uit een anders categorie dan opgenomen in de lijst als het bedrijf minder hinder of gelijkwaardige hinder veroorzaakt dan in de bedrijvenlijst verondersteld.

Dit artikelen kennen een wijzigingsbevoegdheid. De wijzigingsbevoegdheid heeft betrekking op het wijzigen van het gebruik van de (bedrijfs)bebouwing voor een woonfunctie. Daarnaast biedt de wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid om de bestemming te wijzigen in de bestemming Bedrijf - milieucategorie 1 of 2, zoals genoemd in de Staat van inrichtingen.

Aan het elektriciteitsdistributiebedrijf gelegen aan de Nieuwe Weg 26 in Veenoord is vanwege de omvang de bestemming Bedrijf - Nutsvoorzieningen (Artikel 5) toegekend.

Artikel 6 Cultuur en Ontspanning - Museum

De voor 'Cultuur en Ontspanning - Museum 'aangewezen gronden zijn bestemd voor een museum.

Gebouwen dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden, met als voorwaarde dat niet meer wordt gebouwd dan op de verbeelding is aangegeven.

Voor deze bestemming geldt dat ten dienste van de bestemming een horecafunctie aanwezig mag zijn (Horeca 1 tot en met 3). Een zelfstandige horecafunctie is niet toegestaan.


Artikel 7 Detailhandel en artikel 8 Detailhandel - Tuincentrum

Binnen het plangebied concentreren detailhandelsvestigingen zich vooral rond de Vaart zuidzijde. .

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel. Binnen deze bestemming is het mogelijk om te wonen ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning (bw). De woning is in dat geval bedoeld voor (het huishouden van) personen, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden, met als voorwaarde dat niet meer wordt gebouwd dan het op de plankaart aangegeven bebouwingspercentage of bebouwingsoppervlak.

Verder is het ook mogelijk om te wonen vanaf de eerste verdieping ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen- op de eerste verdieping". Deze bovenwoning of -woningen behoeven geen bedrijfswoning te zijn. Het aantal bestaande woningen mag niet worden vergroot.

Tot slot is de opslag en verkoop van vuurwerk ter plaatse van de aanduiding "detailhandel opslag en verkoop vuurwerk" toegestaan.

De bestemming Detailhandel valt in dit plangebied uiteen in de bestemmingen:

Artikel 9 Dienstverlening

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor dienstverlening.

Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld een makelaarskantoor, een assurantiekantoor et cetera, oftewel bedrijven die naast een baliefunctie in meer of mindere mate ook een kantoorfunctie behelzen en voor zover deze niet geschaad kunnen worden onder de beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis.

Artikel 10 Groen

De op de verbeelding voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor openbare groenvoorziening, bos, (erf)toegangswegen, fietsstroken, voetpaden, voorziening ten behoeve van de waterhuishouding en nutsvoorzieningen. Voorzieningen ten behoeve van sport- en speelgelegenheden en andere bouwwerken mogen binnen deze bestemming opgericht worden.

Het is niet mogelijk om parkeergelegenheden in het groen te realiseren. De reeds bestaand parkeervoorzieningen binnen de bestemming Groen mogen voorgezet worden maar kunnen direct omgezet worden in groen. Het vergroten van de bestaande parkeervoorzieningen binnen deze bestemming is niet mogelijk, hiervoor is eveneens altijd een afwijking nodig.

Artikelen Horeca 1 tot en met 5

Binnen deze bestemmingen zijn alle horecagelegenheden binnen het plangebied ondergebracht. De horeca-inrichtingen in het plangebied zijn in verband met de bijzondere functie en mogelijke hinder onderverdeeld afzonderlijk geregeld, in de zin van een eigen horecabestemming met specifieke klasse- aanduiding. De zwaarte van de klasse- aanduiding heeft met name te maken met de dag-, avond- of nachtelijke openingstijden en, in het verlengde hiervan, de verkrijgbaarheid van (sterk) alcoholische dranken. In de begripsomschrijvingen is van de verschillende horecabedrijven een nadere omschrijving opgenomen. In oplopende volgorde van zwaarte gaat het om horecaondernemingen vergelijkbaar met lunchrooms en broodjeszaken (categorie 1), restaurants (categorie 2), cafés (categorie 3), bardancings en discotheken (categorie 4) en logiesverstrekkende bedrijven, zoals hotels en pensions (categorie 5). Voor de categorieën geldt een uitwisselbaarheid tussen de bestemmingsklassen en wel zodanig dat in een zwaardere klasse (bijvoorbeeld een bar) per saldo een lichter gekwalificeerd horecabedrijf mag komen. Echter, in dit bestemmingsplan is het niet mogelijk als Horeca 5 (H5) aangemerkte gronden in te wisselen voor de Horeca 4 categorie.

Binnen deze bestemming is het mogelijk om te wonen ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" (bw). Gebouwen dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden, met als voorwaarde dat niet meer wordt gebouwd dan het op de plankaart aangegeven bebouwingspercentage.

De bestemming Horeca valt in dit plangebied uiteen in bestemmingen te weten:

Voor alle Horecavormen geldt dat het hoofdgebouw in het bouwvlak gerealiseerd dient te worden. .

In de bestemmingen Horeca 1 tot en met 5 zijn afwijkingen en van de bouwregels opgenomen om het bestemmingsplan flexibeler te maken.

Artikel 16 Kantoor

De voor 'Kantoren' aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoren.

De bebouwing dient te worden opgericht binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. De bouwvlakken op de plankaart zijn voorzien van een maatvoeringaanduiding.

Verder is het ook mogelijk om te wonen vanaf de eerste verdieping ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen- op de eerste verdieping". Deze bovenwoning of -woningen behoeven geen bedrijfswoning te zijn. Het aantal bestaande woningen mag niet worden vergroot.

Artikelen 17 tot en met 22 Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijk valt in dit plangebied uiteen in bestemmingen te weten:

Binnen alle maatschappelijke bestemmingen is het alleen mogelijk om te wonen ter plaatse van de aanduiding (bedrijfs)woning. Voor de bebouwing geldt dat deze alleen binnen de aangegeven bouwvlakken gebouwd mag worden. De bouwvlakken op de plankaart zijn voorzien van een maatvoeringaanduiding.

Artikel 17 Maatschappelijk

De gronden die op de plankaart bestemd zijn voor Maatschappelijk mogen gebruikt worden voor maatschappelijke voorzieningen. Bij maatschappelijke voorzieningen gaat het bijvoorbeeld om scholen, kerken, culturele centra, (overheid)instellingen, stichtingen, nutsvoorzieningen, begraafplaatsen en zorginstellingen.

Ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" is het toegestaan om detailhandel te bedrijven, dit is aan de orde in het centrumgebied van Nieuw-Amsterdam. De aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - opvang" regelt de dag- en nachtopvang van dak- en thuislozen. Deze aanduiding is toegevoegd aan de Leger des Heilslocatie aan de Zijtak WZ 125.

Artikel 18 Maatschappelijk - Begraafplaats

Binnen het plangebied zijn begraafplaatsen aanwezig. De begraafplaatsen zijn gelegen aan . De voor 'Maatschappelijk- Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor een begraafplaats, of graven, en een onderhoudsgebouw. Andere bouwwerken, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, toegangswegen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen mogen binnen deze bestemming eveneens opgericht worden.

Artikel 19 Maatschappelijk - Dierenarts

De gronden die op de plankaart bestemd zijn voor Maatschappelijk - Dierenarts mogen gebruikt worden voor maatschappelijke voorzieningen. Bij maatschappelijke voorzieningen gaat het bijvoorbeeld om scholen, kerken, culturele centra, (overheid)instellingen, stichtingen, nutsvoorzieningen, begraafplaatsen en zorginstellingen. Ook een dierenartspraktijk valt normaal gesproken binnen de definitie van maatschappelijke bestemmingen. Mede vanwege de specifieke situatie terplekke als gevolg van structurele kattenopvang, is gekozen voor een nadere specificering van de bestemming ten opzichte van de bestemming Maatschappelijk.

De functieaanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - kattenopvang" is bedoeld om de opvang van katten ter plaatse van de locatie Vaart ZZ 62 ruimtelijk te regelen. Op basis van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (van maart 2009) valt een dierenpension gewoonlijk onder bedrijfscategorie 3.1. Maar een dergelijke kwalificatie is op deze locatie niet gewenst, gelet op de situering van het perceel in een centrumgebied, in de nabijheid van woningen.

Vanuit een goede ruimtelijk ordening is een structurele opvang van uitsluitend katten als nevenactiviteit bij de bestaande dierenartsenpraktijk tot op zekere hoogte aanvaardbaar, als men milieuhygiënisch ervoor zorgt dat men geen overlast veroorzaakt (denk aan geur of geluidhinder). Vanuit ruimtelijk perspectief wordt aan de kattenopvang in elk geval een maximum gesteld van 50 katten. Met 50 katten kunnen twee groepen van maximaal 20 katten worden opgevangen, in lijn met de in het Honden- en kattenbesluit 1999 genoemde bepalingen. Daarboven kunnen dan maximaal 10 katten worden opgevangen voor de reguliere uitoefening van de dierenartsenpraktijk. Het gestelde maximum aantal van 50 katten heeft alleen betrekking op het aantal aanwezige katten buiten de reguliere, doordeweekse openingstijden van de dierenartspraktijk overdag. Katten die voor een dagbehandeling komen of een spreekuur bezoeken tellen dus in de optelsom niet mee.

Voor de goede orde melden wij dat dit bestemmingsplan zich beperkt tot de planologische motivatie in het licht van de Wet ruimtelijke ordening. Andere afwegingen, waaronder een milieukundige afweging op basis van het Activiteitenbesluit (Wet milieubeheer) en een dierkundige afweging op basis van het Honden- en kattenbesluit 1999 (Gezondheids- en welzijnswet voor dieren), zijn in dit bestemmingsplan niet meegenomen.

Via een wijzigingsbevoegdheid is een omzetting naar de bestemming Maatschappelijk of Detailhandel in beginsel mogelijk.

Artikel 20 Maatschappelijk - Nutsvoorzieningen

De voor "Maatschappelijk - Nutsvoorzieningen" aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van het openbare nut geregeld, zoals transformatorgebouwen, gebouwen voor de gasvoorziening, watervoorziening en daarmee gelijk te stellen nutsvoorzieningen.

Artikel 21 Maatschappelijk - Onderwijs

De gronden aangewezen voor "Maatschappelijk, onderwijs" zijn bedoeld voor scholen ten behoeve van het basisonderwijs, voortgezet onderwijs, peuterspeelzaal, kinderdagopvang en buitenschoolse opvang.

Artikel 22 Maatschappelijk - Religie

De voor "Maatschappelijk -Religie" aangewezen gronden zijn bedoeld voor religieuze instellingen zoals kerken, moskeen, gebedshuizen en andere in aard en omvang vergelijkbare instellingen met bijbehorende voorzieningen en bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning".

Artikel 23 Maatschappelijk - Woonzorginstelling

Er is bewust gekozen om de aanwezige zorginstelling aan een specifieke bestemming te geven Maatschappelijk- Woonzorginstelling. Dit heeft te maken met de omvang van de instelling en omdat de er sprake is van gebruikers/ bewoners die er dag en nacht verblijven. Dit in tegenstellingen tot de overige maatschappelijke functies waar het verblijf / gebruik meestal overdag plaatsvindt.

Binnen de begripsbepaling van deze bestemming is de mogelijkheid voor Horeca- 1 ten dienste van de bestemming opgenomen, Hierbij moet gedacht worden aan een kantine/ restaurant voor de zorginstelling. Een zelfstandige Horeca -1 functie voor bedrijfsmatige doeleinden is niet toegestaan.

Artikel 24 Recreatie

De voor "Recreatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor sport- en speelvoorzieningen, zoals een (multifunctioneel) sportveld..

Artikel 25 Recreatie - Volkstuin

De voor "Recreatie - Volkstuin"aangewezen gronden zijn bestemd voor een volkstuincomplex en/of tuinen.

Artikel 26 Sport

Binnen de bestemming Sport zijn alle sportaccommodaties binnen het plangebied ondergebracht. Indien noodzakelijk zijn met een aanduiding de functies van de sportaccommodaties aangegeven.

Bebouwing mag alleen binnen de aangegeven bouwvlakken gebouwd worden. Het is mogelijk om de gronden die bestemd zijn voor sport te gebruiken voor evenementen zoals een kermis, of jaarlijks wederkerende activiteiten. Voor de sportbestemmingen geldt dat ten dienste van de bestemming een horeca - 1 functie aanwezig mag zijn. Bij een dergelijke Horeca - 1 functie moet gedacht worden aan een sportkantine. Een zelfstandige Horeca - 1 functie is niet toegestaan.

Binnen de bestemming zijn afwijkingen opgenomen voor het bouwen van fietsenstallingen en of tribunes buiten het bouwvlak en het oprichten van een zend-/ontvangstinstallatie. Binnen de bestemming sport komt de aanduiding maatschappelijk voor. Dit vanwege het feit dat bij het gebouw aan de sporthal een kinderopvang/ naschoolse opvang/ buurthuis aanwezig is en bij de ijsbaan in de toekomst ook wensen zijn om een jeugdhonk/ dagvang te realiseren.

Artikel 27 Sport - Manege

De voor "Sport - Manege" aangewezen gronden zijn bedoeld voor een manege met paardenbak overdekt al dan niet overdekt, stalruimte en mestopslag en een bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning"

Artikel 28 Tuin

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen worden gebouwd. Voor erfafscheidingen gelden specifieke hoogtematen, overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen maximaal m hoog zijn op basis van het bestemmingsplan.

Artikel 29 Verkeer

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen en straten voor hoofdzakelijk het doorgaande verkeer. Binnen deze bestemmingen zijn ook, voor zover aanwezig, de bermen, bermsloten en bermbeplanting opgenomen. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht. Wel is het mogelijk dat andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht.

Artikel 30 Verkeer - Railverkeer

De spoorlijn welke door het plangebied loopt is geregeld onder de bestemming Verkeer, railverkeer. Gebouwen en/of bouwwerken mogen alleen binnen deze bestemming worden gebouwd voor zover deze verbonden zijn aan de spoorwegfunctie.

Artikel 31 Verkeer - Verblijfsgebied

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor woonstraten en wegen ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende erven en percelen. Binnen deze bestemming is onder andere het aanleggen van parkeervoorzieningen, sport en speelgelegenheden erven en pleinen mogelijk.

Gebouwen mogen niet worden opgericht binnen deze bestemmingen, wel zijn andere bouwwerken ten dienste van de bestemming en het oprichten van een een antennemast met installatieruimte ter plaatse van de aanduiding zend-/ontvangstinstallatie mogelijk. Garageboxen zijn enkel toegestaan binnen het aandudingsvlak "garageboxen"

De bestemmingen bieden de mogelijkheid om waterhuishoudkundige voorzieningen te treffen voor het afvoeren van water of extra bergen van water.

Artikel 32 Water

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor de in het plangebied voorkomende (hoofd)watergangen en waterpartijen.

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht. Wel is het mogelijk om andere bouwwerken zoals bruggen, dammen en of duikers aan te leggen, echter deze mogen de waterhuishouding niet belemmeren.

Artikel 33 t/m 37 Wonen

De bestaande woningen, met uitzondering van eventuele bedrijfswoningen, vallen onder de bestemming Wonen. Binnen de bestemming Wonen wordt de mogelijkheid geboden voor de bouw van woningen en de realisatie van daarbij behorende voorzieningen.

Dit laatste is tevens bedoeld om ondergeschikte, aan de woonfunctie grenzende voorzieningen (bijvoorbeeld groenvoorzieningen of toegangswegen), waarvan de feitelijke begrenzing niet exact blijkt samen te vallen met de bestemmingsgrens, onder de woonbestemming te brengen.

In het plangebied komen uiteenlopende woonvormen voor, die sterk variëren in bouwmassa, goothoogte en bouwhoogte. Om voor al deze woonvormen aansluitende regels op te stellen is er voor gekozen om de volgende woonbestemmingen te onderscheiden, die eventueel opgedeeld worden met een aanduiding. De hoofdbestemming Wonen valt uiteen in de volgende deelbestemmingen:

Artikel 33 Wonen - Aaneengebouwd;

Artikel 34 Wonen - Gestapeld;

Artikel 35 Wonen - Twee aaneen;

Artikel 36 Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing;

Artikel 37 Wonen - Vrijstaand.

Voor alle woonvormen geldt dat het hoofdgebouw in het bouwvlak gerealiseerd dient te worden. Het bouwvlak van het hoofdgebouw is per woning op basis van stedenbouwkundige uitgangspunten bepaald. Als uitgangspunt voor de totale bebouwing op het bouwperceel geldt dat het perceel niet meer dan 50% bebouwd mag worden. Bijgebouwen dienen ondergeschikt aan het hoofdgebouw te zijn en mogen op het zij- en achtererf gebouwd worden. Voor het te bouwen m2 aan bijgebouwen geldt een maximum dat is aangegeven binnen de regels. Hierbij dient het uitgangspunt dat niet meer dan 50% van het bouwperceel bebouwd mag te worden nageleefd. Voor alle woonvormen geldt dat wonen in bijgebouwen niet is toegestaan.

Tevens mag in het bestemmingsplan het aantal woningen niet worden vermeerderd, tenzij dit met een aanduiding op de verbeelding anders word aangegeven.

In de bestemming Wonen zijn afwijkingen van de bouwregels opgenomen om het bestemmingsplan flexibeler te maken. Naast algemene afwijkingen (o.a. vergroten van de bouwmogelijkheden voor goot- en nokhoogte, bouwen van bijgebouwen in de voorgevel van het hoofdgebouw, bouwen van het hoofdgebouw maximaal 5 meter achter de gevellijn en het bouwen met een minder steile dakhelling) zijn er ook specifieke afwijkingen opgenomen. Een voorbeeld hiervan is het op medische indicatie bouwen op- of achter de gevellijn en specifiek voor het oprichten van 30m² bebouwing voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO).

Daarnaast zijn ten aanzien van het gebruik afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten in een deel van de woning en het toestaan van kleinschalig kamperen.

Artikel 33 Wonen - Aaneengebouwd;

Bij Wonen - Aaneengebouwdgaat het om regels die gelden voor grondgebonden aaneengesloten woningen, waarvan meer dan twee woningen onder één kap zijn geplaatst (rijwoningen).

In enkele gevallen vallen dubbele woningen onder de bestemming Wonen, aaneengesloten gelet op de overeenkomsten met nabijgelegen aaneengesloten woningen.

Voor Wonen - Aaneengebouwdaaneen geldt dat maximaal 50 m² bijgebouwen gerealiseerd mogen worden mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd (inclusief de ruimte die gebruikt wordt voor de woning).

Artikel 34 Wonen - Gestapeld;

Bij Wonen - Gestapeldgaat het om regels die gelden voor grondgebonden gestapelde woningen onder één kap zijn geplaatst.

Voor Wonen - Aaneengebouwdaaneen geldt dat maximaal 50 m² bijgebouwen gerealiseerd mogen worden mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd (inclusief de ruimte die gebruikt wordt voor de woning).

Artikel 35 Wonen - Twee aaneen;

Bij Wonen - Twee aaneen gaat het om grondgebonden twee- onder- één kap woningen dan wel grondgebonden woningen die door middel van een garage, berging of bijgebouw aan elkaar geschakeld zijn.

Voor Wonen - Twee aaneen geldt dat maximaal 50 m² bijgebouwen gerealiseerd mogen worden mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd (inclusief de ruimte die gebruikt wordt voor de woning).

Artikel 36 Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing;

De gronden bestemd voor "Wonen - Voormalig Agrarisch Bebouwing" zijn voormalige agrarische bedrijfsbebouwingen met woning die na beëindiging van het (agrarische) bedrijf ten behoeve van wonen worden gebruikt. Het bebouwde oppervlak van de voormalige agrarisch bebouwing is gelet op hun voormalige functie erg groot.

Om die reden is geen maximale totale bebouwing opgenomen. Wel is een maximaal te bebouwen oppervlak voor het hoofdgebouw en voor bijgebouwen in de voorschriften opgenomen.

Indien de hoofdvorm bestaande uit een eigen bouwstijl, waarbij de relatie tussen vorm, functie en situatie kenmerkend is voor de streek of een tijdsperiode is op de plankaart de aanduiding karakteristieke bebouwing opgenomen. Voor een karakteristieke bebouwing geldt dat de huidige hoofdvorm (welke wordt bepaald door dakvorm, bouw- en goothoogte) en de situering van het hoofdgebouw ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dient te worden gehandhaafd.

Overeenkomstig artikel 3.6 van de WRO kan het bestemmingsplan gewijzigd worden waarmee het mogelijk wordt een voormalig agrarisch bedrijf op te delen in twee wooneenheden.

Artikel 37 Wonen - Vrijstaand;

Alle vrijstaande woningen in het plangebied hebben de bestemming Wonen-Vrijstaand gekregen. Bij vrijstaande woningen geldt dat maximaal 75 m² bijgebouwen gerealiseerd mogen worden mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd (inclusief de ruimte die gebruikt wordt voor de woning). Ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" is detailhandel toegestaan.

Artikel 38 Wonen - Vrijstaand of Twee aaneen;

Het plangebied kent twee locaties met een onbenutte bouwmogelijkheid voor danwel vrijstaande woningen of dubbele woningen. Het betreft locaties aan de Ganzenroer en de Schooldijk. Het maximaal aantal (te bouwen) wooneenheden wordt steeds vermeld. Verder zijn de bouwmogelijkheden gestoeld op de bestemmingen "Wonen - Vrijstaand" en "Wonen - Twee aaneen".

DUBBELBESTEMMINGEN

Het plangebied kent dubbelbestemmingen, namelijk de dubbelbestemming en .

Dubbelbestemmingen worden opgenomen als meerdere functies onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. In feite betreft het hier twee (of meer) afzonderlijke bestemmingen voor één (deel van een) gebied. Daar waar een dubbelbestemming is gelegen, geldt zowel de bepaling van de betreffende (hoofd)bestemming als de bepaling zoals gesteld in de dubbelbestemming.

Door deze dubbelbestemmingen worden beperkingen opgelegd aan onderliggende (hoofd) bestemmingen. Dubbelbestemmingen hebben voorrang op de hoofdbestemmingen. Dit betekent dat bepalingen van bestemmingen alleen van toepassing zijn als deze niet strijdig zijn met bepalingen die horen bij dubbelbestemmingen.

In de bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming worden niet alle doeleinden opnieuw genoemd maar alleen die waarvoor de dubbelbestemming is opgenomen. Een voorbeeld van een dubbelbestemming is "archeologisch aandachtsgebied" of "archeologisch waardevol gebied".

Artikel : 42 Waarde - Archeologie Attentiegebied

Gronden aangegeven op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) met een lage (uitsluitend bij beekdalen) /middelhoge/hoge> archeologische trefkans worden met de dubbelbestemming Waarde- archeologie attentiegebied aangegeven. Voor deze gebieden geldt dat een archeologisch bureauonderzoek en een archeologisch inventariserend veldonderzoek uitgevoerd dient te worden. Echter, indien:

  • de omvang van de totale verstoring binnen het plangebied is kleiner is dan 500 m²;
  • het gebied op meer dan 50m van een AMK gebied ligt;
  • de verstoring niet dieper dan 30 cm onder het maaiveld reikt;

hoeft geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.

Deze bestemming kent een wijzigingsbevoegdheid, waarin overeenkomstig artikel 3.6 van de Wro Burgermeester en Wethouders de dubbelbestemming kunnen laten vervallen of alsnog aan de gronden de dubbelbestemming kunnen toekennen. Dit artikel kent verder een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Artikel 39 Leiding- Leidingstrook

De dubbelsbestemming leiding is bedoeld om de leidingen te beschermen tegen invloeden van buitenaf zoals bijvoorbeeld werkzaamheden. De ligging alsmede de aan te houden afstand ten opzichte van de leidingen zijn op de plankaart gearceerd aangegeven.

Ten zuiden van het plangebied aan de Zijtak WZ voert een NAM buisleiding van west naar oost naar de NAM locatie ten oosten van het plangebied.

5.4.3 Hoofdstuk 3 algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 43 anti-dubbeltelbepaling

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een bouwvergunning te verkrijgen.

Artikel 44 algemene bouwregels

In artikel zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.

Artikel 45 algemene aanduidingsregels

De aanduiding Geluidzone - industrie is een geluidzone afkomstig van het bedrijventerrein De Tweeling. De aanduiding is bedoeld om te voorkomen dat binnen de geluidszone van het terrein nieuwe geluidgevoelige bebouwing wordt gerealiseerd of dat bestaande geluidgevoelige bebouwing wordt uitgebreid en daardoor een te hoge geluidbelasting optreedt. Voor eventuele realisatie van nieuwe geluidgevoelige bebouwing en of uitbreidingen van bestaande geluidgevoelige bebouwing zal vooraf eerst bekeken moeten worden of realisatie of uitbreiding mogelijk is binnen de gestelde geluidswaarden dan wel of het mogelijk is om een hogere grenswaarde geluid vast te stellen. Indien om een of andere reden het industrieterrein niet meer zoneplichtig is, kan deze aanduiding van de plankaart worden verwijderd middels een hiertoe opgenomen wijzigingsbevoegdheid.

De aanduiding Geluidzone- spoor heeft de bedoeling te voorkomen dat geluidgevoelige gebouwen en ruimten worden gerealiseerd binnen de geluidzone van een spoorweg. Indien om een of andere reden een spoor niet meer zoneplichtig is, kan deze aanduiding van de verbeelding worden verwijderd middels een hiertoe opgenomen wijzigingsbevoegdheid. In het bestemmingsplan wordt in beginsel geen uitbreidingen van geluidgevoelige bestemmingen in de geluidzones mogelijk gemaakt. Voor eventuele realisatie van nieuwe geluidgevoelige bebouwing en of uitbreidingen van bestaande geluidgevoelige bebouwing zal vooraf eerst bekeken moeten worden of realisatie of uitbreiding mogelijk is binnen de gestelde geluidswaarden dan wel of het mogelijk is om een hogere grenswaarde geluid vast te stellen.

De aanduiding Veiligheidszone - LPG heeft de bedoeling te voorkomen dat binnen de zone kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd. Het is mogelijk om met een wijzigingsbevoegdheid de risicobron te verplaatsen of te verwijderen.

Een molenbiotoop is de zone rond een historische windmolen die vrij wordt gehouden van opgaande bebouwing. Er is een vrijwaringszone- molenbiotoop opgenomen om de vrije windvang voor de windmolen aan de Indstrieweg 15 te Veenoord te garanderen. De molen bevindt zich zelf overigens niet binnen het plangebied. De omvang van de vrijwaringszone is in dit plan om praktische redenen begrensd op 400 meter. Dit volstaat, aangezien dit een actualiseringsplan betreft. Strikt genomen moeten ook nieuwe initiatieven voorbij 400 meter afstand aan de molenbiotoop worden getoetst. De formule voor de berekening van de maximale bouwhoogte is gebaseerd op gegevens van de Molenstichting Drenthe te Assen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0083.png"

Foto: Stellingmolen Nooitgedacht te Veenoord

Artikel 46 Algemene afwijkingsregels

De afwijkingsbepalingen zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een afwijking verlenen voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10 %.

De afwijkingen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels afwijking kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer afwijking kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden. Om gebruik te kunnen maken van de afwijking dienen de procedureregels in artikel te worden gevolgd.

Artikel 47 algemene wijzigingsregels

Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot het wijzigen van het plan op basis van de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro. De procedure van de wijzigingsbevoegdheid is voorgeschreven in de nieuwe Wro, waarnaar voor deze procedure dan ook wordt verwezen.

Artikel 48 Algemene procedureregels

Ten aanzien van de afwijkingsbevoegdheden, nadere eis(en) en de vergunning betreffende het aanlegvergunningenstelsel is een algemeen procedurevoorschrift opgenomen. Voor al deze regelingen geldt dat het ontwerpbesluit twee weken voor een ieder terinzage ligt.

5.4.4 Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

Artikel 49 Overgangsrecht

In dit artikel is het overgangsecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken opgenomen die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.

Artikel 50 Slotregel

In de Slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam en Veenoord".