direct naar inhoud van Artikel 15 Horeca - 5
Plan: Nieuw-Amsterdam en Veenoord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009020-0701

Artikel 15 Horeca - 5

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca-5 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een horeca-inrichting categorie 1 tot en met 3;
  • b. een horeca-inrichting categorie 5;
  • c. slijterij;
  • d. bowling/ kegelbaan;
  • e. wonen, vanaf de eerste verdieping ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen- op de eerste verdieping"
  • f. bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" met bijbehorende andere bouwwerken;

met bijbehorende:

  • g. andere bouwwerken;
  • h. sport- en speelgelegenheden;
  • i. toegangswegen in- en uitritten;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. kunstwerken en waterwerken;
  • m. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
15.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

15.2.1 Gebouwen

de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de gevellijn te worden opgericht;

  • a. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding bebouwd oppervlak (m²) staat per bouwvlak het maximale aantal m² aangegeven dat gebouwd mag worden, indien geen maximum is aangegeven mag het bouwvlak volledig bebouwd worden,waarbij bijgebouwen ondergeschikt dienen te zijn aan het hoofdgebouw;
  • b. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding bebouwingspercentage terrein (%) staat per bouwvlak het maximale bebouwingspercentage aangegeven, indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak 100% bebouwd worden;
  • c. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding bouwhoogte mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw niet meer bedragen dan is aangegeven, danwel de bestaande bouwhoogte indien geen bouwhoogte is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding goothoogte mag de goothoogte van het (hoofd)gebouw niet meer bedragen dan is aangegeven, danwel de bestaande goothoogte indien geen goothoogte op is aangegeven;
15.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" is 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de voorgevel van de bedrijfswoning dient in de gevellijn te worden opgericht;
  • c. de bedrijfswoning dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • d. anders dan onder 15.2.1b. mag de oppervlakte van de bedrijfswoning maximaal 150 m2 bedragen, indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan de bestaande oppervlakte van de bedrijfswoning groter is dan 150m2 mag de bestaande maatvoering gehandhaafd worden;
  • e. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding "goothoogte" mag de goothoogte van het (hoofd)gebouw niet meer bedragen dan is aangegeven, danwel de bestaande goothoogte indien geen goothoogte op is aangegeven;
  • f. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding "bouwhoogte" mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw niet meer bedragen dan is aangegeven, danwel de bestaande bouwhoogte indien geen bouwhoogte is aangegeven;
  • g. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding goothoogte mag de goothoogte van het (hoofd)gebouw niet meer bedragen dan is aangegeven, danwel de bestaande goothoogte indien geen goothoogte op is aangegeven;
15.2.3 Bijgebouwen bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan de woning, waarbij het totale aantal m² dat gebouwd mag worden als bijgebouw niet meer mag bedragen dan de opervlakte van de woning;
  • b. de afstand van een vrijstaand bijgebouw ten opzichte van de woning ten hoogste 30 meter bedraagt;
  • c. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak op het zij- en achtererf worden opgericht;
  • d. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn van de woning te worden opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;
  • e. bij twee naar de weg gekeerde zijgevels (hoeksituatie) van een hoofdgebouw dienen vrijstaande bijgebouwen achter de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan te worden gebouw;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij een woning mag maximaal 75m² bedragen, mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;
  • g. aangebouwde bijgebouwen mogen maximaal 5 meter achter de oorspronkelijke achtergevel van de woning worden gebouwd;
  • h. de bouwhoogte van bijgebouwen binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • i. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen;
  • j. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen;
15.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. een luifel aan het hoofdgebouw mag maximaal 1,5 meter voor de gevellijn uit steken;
  • b. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggemasten maximaal 5 meter mag bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder 15.2.4b. mag de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw, maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;
15.3 Nadere eisen
15.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 15.2.1a. en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast indien uitbreiding van het hoofdgebouw binnen het bouwvlak niet meer mogelijk is;
    • 2. mits de afstand van het hoofdgebouw tot de zijerfscheiding minimaal 3 meter bedraagt;
    • 3. het een ondergeschikte uitbreiding van het hoofdgebouw betreft;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
  • b. artikel 15.2.3a. en f. en toestaan dat maximaal 30 meter² aan extra gebouwen mogen worden opgericht voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;
  • c. artikel 15.2.1c. en toestaan dat de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw 1 meter hoger mag bedragen;
  • d. artikel 15.2.1d. en toestaan dat de maximale goothoogte van het hoofdgebouw 1 meter hoger mag bedragen;
  • e. artikel 15.2.3a. en f. en ten toestaan dat de toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken maximaal 150m2 mag bedragen, onder voorwaarde dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte aan aangebouwde bijgebouwen niet meer bedraagt dan 1,5 maal de oppervlakte van het hoofdgebouw;
    • 2. de totale oppervlakte aan bijgebouwen maximaal 100m2 bedraagt;
    • 3. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het achtererfgebied bebouwd wordt;
15.4.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 15.4.1 genoemde afwijking is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;

15.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte.
15.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgermeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming Horeca - 5 wijzigen in de bestemming Detailhandel.

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.