direct naar inhoud van Artikel 45 algemene aanduidingsregels
Plan: Nieuw-Amsterdam en Veenoord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009020-0701

Artikel 45 algemene aanduidingsregels

45.1 Geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op geluidsgevoelige bestemmingen.

45.1.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemming(en) geldt (den) voor het bouwen, ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' , de volgende regel (s):

  • a. Voor het bouwen geldt dat geen nieuwe bouwwerken mogen worden gebouwd ten behoeve van geluidsgevoelige functies, met uitzondering van: ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd; onder verbouwen wordt hier verstaan het bouwkundig veranderen van (een deel) van het gebouw en/of (een van) de daartoe behorende gevels; onder nieuwbouw wordt hier verstaan het geheel of nagenoeg geheel vernieuwen van een gebouw, waarbij de situering, bouwhoogte en bouwmassa geheel of nagenoeg geheel overeenkomen met het gesloopte gebouw; de bouw van een bijgebouw bij een woning of de uitbreiding van een bestaande geluidsgevoelige functie conform de in de daar voorkomende bestemming(en) voorgeschreven bebouwingsregeling;
  • b. een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig object, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
45.1.2 afwijking van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijking verlenen van het bepaalde in artikel 45.1.1a., indien:
    • 1. is, of kan worden voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, of indien;
    • 2. afwijking van de voorkeursgrenswaarde is verleend;
  • b. De toepassing van de onder lid a genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om afwijking te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend;
45.1.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van niet-geluidsgevoelige gronden en bouwwerken als geluidsgevoelig object;
  • b. de nieuwvestiging van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen.
45.1.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgermeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

het bepaalde in artikel 42.1.1a. buiten toepassing blijft, zodat geluidsgevoelige objecten overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen gebouwd en gebruikt kunnen mits:

    • 1. de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
    • 2. de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde.
  • c. de aanduiding te wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat;
  • d. de aanduiding te verwijderen n die zin dat de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie' opgeheven wordt indien de bron van de geluidszone is opgehouden te bestaan.

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.

45.2 Geluidzone - spoor

Ter plaatse van de aanduiding Geluidzone - spoor zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de geluidsbelasting van de spoorweg.

45.2.1 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen geldt dat geen nieuwe bouwwerken mogen worden gebouwd ten behoeve van geluidsgevoelige functies, met uitzondering van: ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd;
45.2.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van niet-geluidsgevoelige gronden en bouwwerken als geluidsgevoelig object;
45.2.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgermeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  • a. het bepaalde in 45.2.1a. buiten toepassing blijft, teneinde de ingevolge de daar voorkomende bestemming(en) toegelaten geluidsgevoelige objecten te kunnen bouwen of gebruiken, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met deze gebiedsaanduiding gereserveerde ruimte voor het spoorweglawaai;
    • 2. de geluidsbelasting vanwege het spoorweglawaai op de gevels van geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde.
  • b. de aanduiding te wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat;
  • c. de aanduiding te verwijderen in die zin dat de gebiedsaanduiding 'geluidszone -spoor' opgeheven wordt indien de bron van de geluidszone is opgehouden te bestaan.

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.

45.3 Veiligheidszone - LPG

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon en leefmilieu in verband met de nabijheid van het vulpunt van de lpg-installatie.

45.3.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemming(en) geldt, ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - LPG', de volgende regel:

a. in en op deze gronden mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

45.3.2 Afwijking van de bouwregels
  • a. Burgemeester en Wethouders kunnen afwijking verlenen van het bepaalde in artikel 45.3.1 en toestaan dat kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd;
  • b. Alvorens afwijking als bedoeld onder 45.3.2 a. te verlenen, wint het college schriftelijk advies in van een deskundige op het terrein van externe veiligheid omtrent de toelaatbaarheid van verlening van afwijking. Indien de waarden belangen als genoemd in artikel onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
45.3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgermeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening:

  • a. de op de verbeelding aangegeven Veiligheidszone - LPG te verschuiven, indien het concrete voornemen bestaat om de LPG-opslag te verplaatsen, indien dit vanuit een oogpunt van milieu en externe veiligheid niet bezwaarlijk is.
  • b. de op de kaart aangegeven Veiligheidszone - LPG te verwijderen, indien de verkoop van LPG ter plaatse gedurende ten minste een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de verkoop op korte termijn wordt voortgezet.
  • c. de op de kaart aangegeven Veiligheidszone - LPG te verwijderen alsmede de aanduiding "LPG niet toegestaan" toe te voegen, indien de verkoop van LPG op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet langer is toegestaan.
45.4 vrijwaringszone- molenbiotoop
45.4.1 Bouwwerken

In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemming(en) geldt, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop', de volgende regels in relatie tot windmolen "Nooitgedacht" aan de Industrieweg 15 te Veenoord:

  • a. Binnen een afstand van 150 meter van de molen mag op deze gronden niet hoger worden gebouwd dan 6,25 meter, danwel de bestaande hoogte;
  • b. op een afstand vanaf 150 meter van de molen mag niet hoger gebouwd worden dan onderstaande formule, dan wel de bestaande bouwhoogte:

    Formule: maximale bouwhoogte = ( afstand in meters tot de molen / 50 ) + 3,5 meter.

    (Dit komt neer op 6,50 meter op 150 meter afstand tot de molen + 1 meter voor elke verdere 50 meter afstand.)
  • c. het bepaalde in 45.4.1 sub a. en b. is niet van toepassing op lichtmasten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
45.4.2 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijking verlenen van:

  • a. het bepaalde in 45.4.1 ten behoeve van het bouwen van hogere bouwwerken, met dien verstande dat burgemeester en wethouders vooraf advies inwinnen van de Vereniging tot behoud van molens in Nederland, omtrent de vraag of hierdoor belangen vanuit het functioneren van de molen als werktuig worden geschaad. De afwijking wordt niet verleend indien onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de molen;
45.4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting hoger dan de op grond van de in artikel 45.4.1 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • 2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur;
45.4.4 Toegestane werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in artikel 45.4.3 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • 1. het normale onderhoud dan wel het normale agrarische gebruik betreffen;
  • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning;
45.4.5 Combinaties

Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

45.4.6 Voorwaarden

De in artikel 45.4.3 bedoelde omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan dat:

  • 1. de aanvrager een rapport/advies heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als beeldbepalend element, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. Voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.
45.4.7 Weigering

De in artikel 45.4.3 bedoelde vergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer:

  • 1. de voorgenomen werken, of werkzaamheden zodanig afbreuk doen aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als beeldbepalend element, zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de vergunning kan worden voorkomen;
  • 2. een negatief advies van de deskundige (molenstichting) wordt verleend.