direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Emmen, Emmen, Oosterveldsestraat 173
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2015021-W701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot wijzigingsplan

Dhr. G.B.H. Lübbers heeft burgemeester en wethouders van Emmen verzocht medewerking te verlenen aan het wijzigen van het bestemmingsplan voor het perceel Oosterveldsestraat 173 te Emmen. De percelen zijn kadastraal bekend als Gemeente Emmen, sectie AE, nummers 657, 2007, 2174 en 2175.

Dit wijzigingsplan heeft tot doel de gewenste uitbreiding van het agrarische bedrijf van Lübbers en de daaruit voortvloeiende splitsing van het bedrijf in de toekomst mogelijk te maken. Het bestaande bedrijf is gevestigd aan de Klazienaveensestraat 102 te Nieuw-Dordrecht. Op dit moment kan het bedrijf omschreven worden als een melkveebedrijf met daarnaast een grote akkerbouwtak. De maatschap bestaat uit twee broers Lübbers.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt ten zuiden van Barger-Oosterveld aan de Oosterveldsestraat richting Nieuw-Dordrecht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015021-W701_0001.png"

Afbeelding 1: Ligging plangebied in omgeving (indicatief rood omlijnd het plangebied)

1.3 Planologische regeling

1.3.1 Bestemming

De percelen hebben in het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Emmen" de bestemmingen:

  • Agrarisch - Grondgebonden 1 (uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf).
  • Agrarisch met waarden - Kleinschalige Veenontginningen.
  • Waarde - Archeologie 4 (dubbelbestemming).

Om de gewenste uitbreiding van het bedrijf mogelijk te maken, wordt het bouwvlak vergroot naar 1,5 hectare.

1.3.2 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsplan

Vergroting bouwvlak

Binnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Kleinschalige Veenontginningen" (artikel 17.7.1 onder a) is een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen voor het uitbreiden van de bestemming "Agrarisch - Grondgebonden 1" en de vergroting van het bouwvlak tot maximaal 1,5 ha., waarbij de volgende bepalingen gelden:

  • 1. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
  • 2. de uitbreiding is passend binnen de stedenbouwkundige- en landschappelijke structuur;
  • 3. voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
  • 4. er is geen sprake van significante toename van depositie op Natura 2000 gebieden;
  • 5. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Afweging omtrent medewerking

In de afweging omtrent toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: de woonsituatie, de stedenbouwkundige structuur, het landschap, archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, natuur, het functioneren van het watersysteem en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in de bijlage "De Gemeente Emmen in het perspectief van het landschap" van het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen". Deze bijlage wordt betrokken bij de afweging voor wat betreft de genoemde aspecten.

1.3.3 Toetsing bepalingen bestemmingsplan

Ad.1 Bedrijfseconomische noodzaak

Het bedrijf van Lübbers is de laatste jaren constant en sectorconform gegroeid in omvang. Dit is ook de wens (en gezien de huidige ontwikkelingen) tevens noodzaak voor de toekomst. Om door te kunnen blijven groeien is een uitbreiding van de stalruimte noodzakelijk geworden. Hierbij is de toekomstvisie nadrukkelijk aan de orde gekomen.

De bedoeling is vooral als melkveebedrijf door te groeien. Het plan hierbij is om in de toekomst meer akkerbouwgronden te benutten voor voedergewassen, zoals gras en maïs. De wens is om op termijn het bedrijf te splitsen, zodat beide maten zelfstandig verder kunnen gaan. Om deze reden is 16 hectare landbouwgrond inclusief erf en opstallen met agrarische bestemming aan de Oosterveldsestraat 173 te Emmen aangekocht. Het doel is om hier een nieuwe melkveestal te bouwen. De keuze om een stal te realiseren op een nieuwe locatie is dan ook zeer bewust gemaakt.

Het plan betreft de bouw van een melkveestal voor 150 melkkoeien en bijbehorend jongvee, waarin tevens ruimte is voor opslag van werktuigen en ruwvoer op de locatie Oosterveldsestraat 173.

Het merendeel van de gronden ligt aan de Klazienaveensestraat / Oosterveldsestraat. Zowel de huidige locatie Klazienaveensestraat 102 als Oosterveldsestraat 173 liggen hier centraal binnen. Op dit moment is het bedrijf zelfvoorzienend qua voerderwinning en mestafzet. Ook na de gewenste uitbreiding zal er sprake zijn van een grondgebonden bedrijf.

In paragraaf 4.2 wordt nader ingegaan op het bedrijfsplan.

Ad. 2 Stedenbouwkundige- en landschappelijke inpassing

De nieuw te bouwen melkveestal wordt gesitueerd compact bij de bestaande bebouwing op het erf en passend binnen de verkavelingsstructuur. De stal wordt haaks gesitueerd op de weg, passend bij de nokrichting van de bestaande schuur. Met een goothoogte van circa 4,2 meter en een bouwhoogte van ca. 10,2 meter wordt aangesloten bij de bouwregels die van toepassing zijn voor agrarische bedrijven in het buitengebied van Emmen.

Voor het bouwplan wordt verwezen naar paragraaf 4.3.1.

Met betrekking tot de inpassing in het landschap wordt rekening gehouden met de verkavelingsstructuur van de kleinschalige veenontginningen. Het erf wordt circa 75 meter breed waarbij aandacht is voor de inpassing aan de voorzijde en zijkanten van het erf.

Voor het erfinrichtingsplan wordt verwezen naar paragraaf 4.3.2.

Ad. 3 Milieu- en externe veiligheidswetgeving

Voor deze bepaling zijn de volgende relevante milieu- en omgevingsaspecten onderzocht: archeologie, flora en fauna, bodem, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid en de watertoets.

De uitgevoerde onderzoeken zijn beoordeeld en akkoord bevonden. Voor de resultaten wordt verwezen naar Hoofdstuk 5. Er wordt voldaan aan milieu- en externe veiligheidswetgeving.

Ad. 4 Geen significante toename van depositie op Natura 2000-gebieden

De provincie Drenthe is bevoegd gezag voor door vergunningverlening in het kader van de Natuurbeschermingswet. Op 5 januari 2015 is door de provincie Drenthe een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet verleend voor de beoogde activiteit op Oosterveldsestraat 173 te Emmen. Gelet hierop zijn er vanuit de Natuurbeschermingswet geen bezwaren tegen de vaststelling van voorliggend plan (zie verder paragraaf 5.2).

Ad. 5 Gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden

Uit de verdere plantoelichting en de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

In de volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op de planbeschrijving.

1.4 Opzet wijzigingsplan

Het wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het plangebied aangegeven met de bestemming. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. De regels van het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen" zijn van toepassing voor dit wijzigingsplan. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

De Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid troef, is 24 september 2009 vastgesteld. De structuurvisie is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020 (vastgesteld 2001). De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid.

De koers voor de landbouw is gericht op een mogelijke schaalvergroting dat plaats dient te vinden binnen de structuur van het huidige landschap. In de structuurvisie wordt landbouw aangewezen als drager van het landschap. Het grondgebied van Emmen is daarbij onderverdeeld in 4 deelgebieden waarvoor een aantal koersen waar het gaat om landbouwontwikkeling is weergegeven. Het plangebied bevindt zich binnen deelgebied B. Dit deelgebied wordt getypeerd worden als het gebied rond Emmen en is het uitloopgebied van de stad. Het gebied is een verwevingsgebied van landbouw, recreatie en landschap.

2.1.2 Ruimtelijke waardenkaart

De Ruimtelijke waardenkaart (RWK) is een eind september 2011 vastgestelde uitwerking van de Structuurvisie Emmen 2020. De Ruimtelijke waardenkaart belicht de cultuurhistorische en de landschappelijke waarden van het grondgebied van de gemeente Emmen. Het geeft een beschrijving van het ontstaan van het landschap en stelt de belangrijkste karakteristieken van het landschap vast, geeft de knelpunten aan met betrekking tot hedendaagse ruimtelijke ontwikkelingen en stelt een strategie op voor behoud, versterking en ontwikkeling van het landschap in relatie tot cultuurhistorie. Het document biedt concrete handvatten voor de ontwikkeling van het landschap in relatie tot cultuurhistorie en geeft aan met welke aspecten in de planvorming rekening dient te worden gehouden.

Deelgebieden en kenmerken per deelgebied
De RWK maakt een onderscheid in deelgebieden. Het plangebied wordt in de RWK gerekend tot het deelgebied “Grootschalige veenontginningen” (het landschap van het veen). Dit is het landschap van de grote maten. Alles is hier groot en stoer. Het landschap wordt gevormd door open ruimten van formaat. De kanalen en linten geven contour aan de ruimte. Zij 'maken' de ruimten. Het is een open landschap; weids, maar geenszins kaal.

Naast de robuuste ruimten is de strikte regelmaat van het landschap kenmerkend. Het veenkoloniale landschap kent een uiterst regelmatige basisstructuur met een sterke ritmiek van kanalen, wijken en sloten.

De Ruimtelijke waardenkaart omvat een drietal kaarten.

  • 1. Ruimtelijke aspecten, genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    • a. Lintdorp/veendorp
    • b. Kanaal
    • c. Overige beplanting
  • 2. Visuele aspecten, genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    • a. Geen
  • 3. Elementen, genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    • a. Geen

In het rapport "De Gemeente Emmen in het perspectief van het landschap", behorende bij het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen", is de omgeving van het plangebied nader getypeerd als Kleinschalige veenontginningen. Het gebied ligt op de overgang van de Hondsrug naar het veen. Het gebied is anders dan de grootschalige veenontginningen tot ontginning gekomen en heeft met name de kenmerken van kleinschalige veenontginningen zoals de smalle strokenverkaveling.

In de volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op bovengenoemde aspecten.

2.1.3 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand". Een zogenaamde Welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandscriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 16 december 2010 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.

Het bestemmingsplan en de Welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving. Het nieuwe welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden, grotendeels ook voor het buitengebied, geldt de zogenaamde beperkte welstand. De beperkte welstand is van toepassing op bouwwerken en gebouwen waarbij, vooral vanuit stedenbouwkundig oogpunt, de onderlinge samenhang van het gebouw met zijn omgeving, beschouwd vanaf de openbare weg en het openbaar groen, belangrijk is.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

In 2014 is de geactualiseerde Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie vooral een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is.

De missie van de provincie is het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is. De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang ligt in het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten.

De kernkwaliteiten van Drenthe zijn uitgewerkt naar meer concrete indicatoren:

Kernkwaliteiten   Indicatoren  
Rust Stilte   Duisternis  
Ruimte   Openheid van het landschap  
Natuur   Biodiversiteit  
Landschap   Diversiteit
Gaafheid van landschappen  
Oorspronkelijkheid   Cultuurhistorische waarden
Archeologische waarden
Aardkundige waarden  
Veiligheid   Sociale veiligheid
Externe veiligheid
Verkeersveiligheid  
Noaberschap, Menselijke maat,
Kleinschaligheid (Drentse schaal)  
Leefbaarheid
Passend bij Drenthe  

Naast de kernkwaliteiten van Drenthe is er de dynamiek van bedrijvigheid. Bedrijvigheid in Drenthe is van grote maatschappelijke en economische betekenis vanwege de werkgelegenheid en de vitaliteit van het platteland en de steden. De provincie acht bedrijvigheid van provinciaal belang en benoemt dit tot een kernwaarde.

Specifiek voor het landelijk gebied wil de provincie voldoende ontwikkelingsmogelijkheden bieden voor landbouw, recreatie en toerisme en andere niet-agrarische bedrijvigheid. Het regionale economische vestigingsklimaat is van provinciaal belang.

Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe is bovenstaande nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) is het plangebied als volgt aangeduid:

Visiekaart en doelstellingen
Het plangebied ligt binnen het gebied dat op de visiekaart is aangeduid als "Landbouwgebied". De provincie Drenthe biedt de landbouw maximale speelruimte in deze gebieden. Bij de te nemen inrichtingsmaatregelen voor de landbouw wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de kernkwaliteiten.

Landbouw
Agrarische bedrijven die zich verder willen ontwikkelen, hebben vaak behoefte aan uitbreiding of nieuwbouw van bedrijfsgebouwen. Uitbreiding van het bouwvlak moet ruimtelijk worden ingepast. Hierbij moeten de kernkwaliteiten in acht worden genomen.

Voor de gebieden met de aanduiding 'landbouwgebied' zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het vaststellen van de maximale oppervlaktemaat.

Kernkwaliteiten
Landschap

Het plangebied is gelegen binnen het wegdorpenlandschap van de veenrandontginning. De randveenontginningen vormen binnen Drenthe een bijzonder landschapstype. Ze liggen langs de randen van de Veenkoloniën en zijn ontstaan door het ontginnen van de randen van het toenmalige immense hoogveenpakket. Het kleinschalige, meer onregelmatige beeld van dit landschapstype wordt bepaald door de dorpen: langgerekte bebouwingslinten met dwars daarop een smalle, onregelmatig opstrekkende verkaveling.

Van provinciaal belang is de typische langgerekte en slingerende ontsluitingsstructuur. Veelal is deze aan weerszijden beplant. Het is de hierop dwarsliggende, onregelmatige verkavelingsstructuur die de maat en schaal van de omliggende openheid bepaalt.

Cultuurhistorie

Het beleid van de provincie Drenthe ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in het Cultuurhistorisch kompas. De ambitie op de omgeving van het plangebied is gericht op het herkenbaar houden van de lintstructuur van de randveenontginningen met een variatie aan bebouwing langs de slingerende oost-west georiënteerde wegen. Het plangebied is daarbij gelegen binnen een gebied waarin het sturingsniveau 'respecteren' van toepassing is. De provincie Drenthe richt zich op het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. Initiatiefnemers hebben de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten.

Aardkundige waarden

Aardkundige waarden zijn natuurlijke variaties in het aardoppervlak van geomorfologische, geologische, bodemkundige verschijnselen en/of processen die onder andere onder invloed van wind en water gebeuren. Onder aardkundige waarden vallen bijvoorbeeld veentjes, pingoruïnes, stuwwallen, zandkoppen en (micro en macro)reliëf.

Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie Drenthe behouden en waar mogelijk herstellen zonder daarbij het normale landbouwkundig gebruik te belemmeren. Voor de aardkundige waarden onderscheiden worden drie beschermingsniveaus onderscheiden die verschillen in de mate van inzet van de provincie. De hoge en het gemiddelde beschermingsniveau zijn van provinciaal belang.

Het plangebied is gelegen binnen een gebied met een hoog beschermingsniveau. In deze gebieden staat de provincie Drenthe ontwikkelingen toe als aardkundige kwaliteiten en kenmerken worden behouden. Het zorgvuldig en verantwoord omgaan met de aardkundige waarden vormt vertrekpunt in het planvormingsproces.

Conclusie
Het voorgenomen plan past in het door de gemeente en de provincie geformuleerde beleid. In de volgende hoofdstukken worden de ruimtelijke- en landschappelijke inpassing van het plan en de milieubeoordeling met bijbehorende onderzoeken beschreven.

2.2.2 Provinciale omgevingsverordening

Provinciale Staten van Drenthe hebben de Provinciale omgevingsverordening Drenthe vastgesteld. Ten aanzien van de ontwikkelingsmogelijkheden van grondgebonden agrarische bedrijven wordt met betrekking tot het plangebied niks specifieks geregeld.

2.3 Rijksbeleid

Het ruimtelijke rijksbeleid heeft geen directe invloed op het plangebied.

2.4 Conclusie

Het rijksbeleid werkt niet rechtstreeks door in het plangebied. Voor het voorliggende wijzigingsplan kan geconcludeerd worden dat het plan niet in strijd is met het geldende gemeentelijke- en provinciale beleid, wanneer rekening wordt gehouden met bepaalde aspecten zoals de ruimtelijke, landschappelijke en milieutechnische inpassing. Hierop wordt nader ingegaan in de volgende hoofdstukken.

Hoofdstuk 3 Ligging en huidige situatie

3.1 Ontstaansgeschiedenis

In het rapport "De Gemeente Emmen in het perspectief van het landschap", behorende bij het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen", is de omgeving van het plangebied nader getypeerd als Kleinschalige veenontginningen. Het gebied ligt op de overgang van de Hondsrug naar het veen. Het gebied is anders dan de grootschalige veenontginningen tot ontginning gekomen en heeft met name de kenmerken van kleinschalige veenontginningen.

Voordat het gebied bij Barger-Oosterveld werd ontgonnen was het gedeeltelijk (natte) heide dat zowel oost- als westwaarts overging in veen. Vooral op het zandgedeelte (heide) was her en der sprake van een zeer geaccidenteerd terrein. Dit was met name het geval in het gebied waar nu de bebouwing is geconcentreerd en langs de huidige Klazienaveensestraat (direct ten zuiden van het plangebied).

Het Barger-Oosterveld is vanaf circa 1870 bewoond, eerst door oorspronkelijke bewoners van de zandgronden later ook de kleine zelfstandige (Duitse) boeren uit het veen bij Barger-Compascuum. Het vermelden waard is de bebouwing die rond 1900 aanwezig was langs de huidige N862 richting Klazienaveen. Het betrof hier bebouwing van kleine verveners. Hier was het veenpakket voldoende dik om het wat systematischer te vervenen. Dit gebiedje hoort dan ook tot het veenkoloniale gebied. Omdat het op de overgang van zand naar veen lag is het niet door middel van wijken verveend. Ook de verkaveling is kleinschalig van karakter. Zoals gebruikelijk zijn deze behuizingen na de vervening verdwenen. Tegelijkertijd ontstond een lint, op het zand, langs de Klazienaveensestraat. Vanaf deze ontginningsas zijn de overige gronden door middel van relatief smalle stroken ontgonnen. Vanaf de Klazienaveensestraat liepen er zandpaden richting het veld. Deze zijn na 1985 vrijwel geheel verdwenen.

Tot op de dag van vandaag is het kleinschalige karakter nog goed herkenbaar dankzij de relatief smalle en onregelmatige verkaveling, de bebouwingslinten met een mengeling van oud en nieuw en de bochtige wegen.

3.2 Huidige situatie

Het plangebied is gelegen ten zuiden van Barger-Oosterveld aan de Oosterveldsestraat richting Nieuw-Dordrecht. Oorspronkelijk is de locatie Oosterveldsestraat 173 in gebruik geweest als akkerbouwbedrijf. Op het erf staat een bedrijfswoning en schuur. Direct ten zuiden van de locatie heeft tot 2015 productiebos gestaan. Dit bos is inmiddels gekapt.

Het kleinschalige karakter van het landschap is nog goed herkenbaar dankzij de relatief smalle en onregelmatige verkaveling, met name bij de huiskavels, het bebouwingslint en de bochtige weg. De bestaande bebouwing is grotendeels haaks gesitueerd op de weg. Kavelgrenzen worden nu veelal benadrukt door de aanwezige sloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015021-W701_0002.png"

Afbeelding 2: Bestaand erf aan de Oosterveldsestraat 173 te Emmen (rood omlijnd indicatief het plagebied aangegeven) met aanwezige sloten op kavelgrenzen (blauw aangegeven)

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Algemeen

Dhr. G.B.H. Lübbers heeft burgemeester en wethouders van Emmen verzocht medewerking te verlenen aan het wijzigen van het bestemmingsplan voor het perceel Oosterveldsestraat 173 te Emmen. De percelen zijn kadastraal bekend als Gemeente Emmen, sectie AE, nummers 657, 2007, 2174 en 2175.

Dit wijzigingsplan heeft tot doel de gewenste uitbreiding van het agrarische bedrijf en de daaruit voortvloeiende splitsing van het bedrijf in de toekomst mogelijk te maken.

4.2 Bedrijfsplan

Dit wijzigingsplan heeft tot doel de gewenste uitbreiding van het agrarische bedrijf van Lübbers en de daaruit voortvloeiende splitsing van het bedrijf in de toekomst mogelijk te maken. Het bestaande bedrijf is gevestigd aan de Klazienaveensestraat 102 te Nieuw-Dordrecht. Op dit moment kan het bedrijf omschreven worden als een melkveebedrijf met daarnaast een grote akkerbouwtak. De maatschap bestaat uit twee broers Lübbers.

Het bedrijf van Lübbers is de laatste jaren constant en sectorconform gegroeid in omvang. Dit is ook de wens (en gezien de huidige ontwikkelingen) tevens noodzaak voor de toekomst. Om door te kunnen blijven groeien is een uitbreiding van de stalruimte noodzakelijk geworden. Hierbij is de toekomstvisie nadrukkelijk aan de orde gekomen.

De bedoeling is vooral als melkveebedrijf door te groeien. Het plan hierbij is om in de toekomst meer akkerbouwgronden te benutten voor voedergewassen, zoals gras en maïs. De wens is om op termijn het bedrijf te splitsen, zodat beide maten zelfstandig verder kunnen gaan. Om deze reden is 16 hectare landbouwgrond inclusief erf en opstallen met agrarische bestemming aan de Oosterveldsestraat 173 te Emmen aangekocht. Het doel is om hier een nieuwe melkveestal te bouwen. De keuze om een stal te realiseren op een nieuwe locatie is dan ook zeer bewust gemaakt.

Het plan betreft de bouw van een melkveestal voor 150 melkkoeien en bijbehorend jongvee, waarin tevens ruimte is voor opslag van werktuigen en ruwvoer op de locatie Oosterveldsestraat 173.

Het merendeel van de gronden ligt aan de Klazienaveensestraat / Oosterveldsestraat. Zowel de huidige locatie Klazienaveensestraat 102 als Oosterveldsestraat 173 liggen hier centraal binnen. Op dit moment is het bedrijf zelfvoorzienend qua voerderwinning en mestafzet. Ook na de gewenste uitbreiding zal er sprake zijn van een grondgebonden bedrijf.

In het bedrijfsplan (Bijlage 2) is de nut en noodzaak van het plan nader uitgewerkt.

4.3 Stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing

4.3.1 Stedenbouwkundig plan

De nieuw te bouwen melkveestal wordt gesitueerd compact bij de bestaande bebouwing op het erf en passend binnen de verkavelingsstructuur. De stal wordt haaks gesitueerd op de weg, passend bij de nokrichting van de bestaande schuur. Met een goothoogte van circa 4,2 meter en een bouwhoogte van ca. 10,2 meter wordt aangesloten bij de bouwregels die van toepassing zijn voor agrarische bedrijven in het buitengebied van Emmen.

Het voorgestelde bouwplan van de melkveestal is opgenomen als Bijlage 3.

4.3.2 Erfinrichtingsplan

Ten behoeve van het plan is door bureau Reuvers een erfinrichtingsplan opgesteld.

Met betrekking tot de inpassing in het landschap wordt rekening gehouden met de verkavelingsstructuur van de kleinschalige veenontginningen. Het erf wordt circa 75 meter breed waarbij aandacht is voor de inpassing aan de voorzijde en zijkanten van het erf middels een bomenrij van esdoorns, en op het voorerf rode beuk en fruitbomen.

Aan de noordzijde van het erf wordt tevens een bomenrij van esdoorns geplant. Ter hoogte van de te realiseren voeropslagen wordt een bosschage aangeplant bestaande uit verschillende beplantingssoorten passend in het gebied. Deze bosschage wordt tevens gecombineerd met de opvang van hemelwater afkomstig van daken. Door de bosschage als wadi in te richten, ontstaat een berging en infiltratie van hemelwater voordat deze tot afstroming zal komen via de sloot. Deze sloot wordt verder uitgegraven tot hemelwaterbergingssloot.

De te realiseren voeropslagen worden gesitueerd achter op het erf en ingepast middels de te planten bosschage.

Het complete erfinrichtingsplan is toegevoegd als Bijlage 1 van de regels.

4.4 Verkeer

Het plangebied wordt ontsloten en is goed bereikbaar via de Oosterveldsestraat. De Oosterveldestraat is als weg berekend op verkeersbewegingen die behoren bij een melkveehouderij.

Hoofdstuk 5 Onderzoeken en milieubeoordeling

5.1 Archeologie

5.1.1 Aanleiding

De aanleiding voor het opnemen van de archeologische waarden en verwachtingen in ruimtelijke plannen vloeit voort uit het Verdrag van Valletta, de Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2010. In de Monumentenwet is vastgelegd dat bij het opstellen van een ruimtelijke plan rekening gehouden moet worden met de archeologische waarden in de bodem en dat deze beschermd moeten worden. Daarbij gaat het zowel om aanwezige als mogelijk te verwachten archeologische waarden.

Het plangebied heeft in het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen" de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 4". Voor bodemingrepen groter dan 1000 m2 dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Door MUG Ingenieursbureau is een archeologisch bureau- en booronderzoek uitgevoerd. Het onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen.

5.1.2 Samenvatting onderzoek

Aanleiding tot het hier beschreven archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen is de geplande aanleg van een nieuwe melkveestal. Door deze werkzaamheden worden mogelijk archeologische resten bedreigd. Conform het beleid van gemeente Emmen dient het onderzoeksgebied eerst te worden onderzocht op de aanwezigheid van archeologische waarden. Het onderzoek vond plaats op de locatie aan Oosterveldsestraat 173 te Emmen. Het Veld Advies heeft MUG Ingenieursbureau, afdeling Archeologie, opdracht gegeven het onderzoek uit te voeren. Het onderzoek bestaat uit een bureau- en een booronderzoek.

Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied op een hogere rug (de Hondsrug) ligt, niet ver van een beekdal dat 1,5 km ten oosten van het plangebied ligt. Het plangebied is door deze landschappelijke ligging zeer aantrekkelijk geweest voor de nomadenvolken die tijdens het paleolithicum tot en met het neolithicum door deze gebieden trokken. In het gehele onderzoeksgebied is er een kans op de aanwezigheid van intact dekzand, al dan niet met podzolvorming.

In de top van het intacte dekzand kunnen archeologische resten uit de middeleeuwen of ouder worden verwacht. Uit de periode paleolithicum en mesolithicum kunnen onder meer resten van tijdelijke jachtkampementen worden aangetroffen. Dergelijke steentijdvindplaatsen zijn herkenbaar aan het voorkomen van (delen van) vuurstenen werktuigen, vuursteenbewerkingsafval en houtskool dat afkomstig is uit haardkuilen. Vanaf het neolithicum kunnen ook vlaknederzettingen, grafvelden en/of losse boerderijen worden aangetroffen.

Uit het booronderzoek blijkt dat de bodemopbouw niet meer intact is. In het dekzand is van oorsprong een podzolbodem aanwezig geweest maar deze is verploegd en in de bouwvoor opgenomen. Aan de basis van de bouwvoor zijn nog restanten (brokken) van de oorspronkelijke podzolbodem aanwezig.

Omdat de bodemopbouw niet meer intact is binnen het onderzoeksgebied beveelt MUG Ingenieursbureau aan om geen verder archeologisch onderzoek uit te voeren.

Het archeologisch onderzoek is beoordeeld en akkoord bevonden. Het archeologisch onderzoek is toegevoegd als Bijlage 4.

5.2 Natuurbeschermingswet

Vanaf 24 september 2009 is het ontwerpaanwijzigingsbesluit voor het Bargerveen als Natura 2000-gebied ter inzage gelegd. Het definitieve aanwijzingsbesluit is door de staatssecretaris van Economische Zaken bekendgemaakt op 4 juni 2013 in de Staatscourant.

Conform de Natuurbeschermingswet (artikel 19d, eerste lid, van de Nb-wet 1998) is het verboden zonder vergunning, of in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, projecten of andere handelingen te realiseren onderscheidenlijk te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstelling de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.

De provincie Drenthe is bevoegd gezag voor door vergunningverlening in het kader van de Natuurbeschermingswet. Op 5 januari 2015 is door de provincie Drenthe een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet verleend voor de beoogde activiteit op Oosterveldsestraat 173 te Emmen. Dit besluit is toegevoegd als Bijlage 5. Gelet hierop zijn er vanuit de Natuurbeschermingswet geen bezwaren tegen de vaststelling van voorliggend plan.

5.3 Flora en fauna

De Flora- en Faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. Op grond van de wet geldt een algemeen verbod voor het verwijderen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Door Bureau Veldkamp is een natuurtoets uitgevoerd. Conclusie van het onderzoek is dat op voorgenomen bouwlocatie geen soorten voorkomen die worden genoemd in de Flora- en Faunawet.

Het plan is wat betreft de flora- en faunawetgeving uitvoerbaar. De natuurtoets is toegevoegd als Bijlage 6.

5.4 Milieu

5.4.1 Besluit m.e.r.

In het Besluit m.e.r. zijn drempelwaarden opgenomen voor wanneer er een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Sinds de wijziging van het Besluit op 1 april 2011 is een beoordeling van een activiteit die op de D-lijst van het Besluit m.e.r. voorkomt noodzakelijk, ook al ligt de omvang van de activiteit (ver) onder de drempelwaarde.

In dit wijzigingsplan komen activiteit(en) voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r..Vanwege deze activiteit(en) dient met een vormvrije m.e.r. -beoordeling beoordeeld te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

De conclusie van de beoordeling van de activiteit(en) in dit wijzigingsplan is dat de activiteit(en) geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat er geen sprake is van bijzondere milieuomstandigheden die een noodzaak zouden kunnen vormen tot het uitvoeren van een milieueffectrapport. Er kan worden voldaan aan de geldende milieunormering.

5.4.2 Activiteitenbesluit milieubeheer

Voor de beoogde bedrijfsuitvoering (<200 stuks melkvee) dient een melding te worden gedaan in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Voor het onderhavige bedrijf geldt een vaste afstandsnorm van 50 meter tot woningen van derden in het landelijke gebied. De afstand van het bouwvlak naar de dichtsbijzijnde woning van derden (Oosterveldsestraat 170) is meer dan 50 meter. Voldaan wordt aan de afstandseisen.

5.4.3 Bodem

De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen.

Het plangebied bevat geen locaties die voor wat betreft bodemverontreiniging verdacht zijn (historisch verdacht als gevolg van in het verleden uitgevoerde bodembedreigende activiteiten). Ook bevat het plangebied geen locaties waar de milieukundige bodemkwaliteit is onderzocht en geconstateerd is of de locatie verontreinigd zijn. Tot slot zijn geen locaties bekend waar ondergrondse tanks aanwezig zijn danwel aanwezig zijn geweest.

Voor de daadwerkelijke bouwontwikkelingen zal de bodem conform de uitgangspunten van de bouwverordening moeten worden onderzocht.

5.4.4 Geluid
5.4.4.1 Inleiding

Door adviesbureau de Haan is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsuitstraling naar de omgeving als gevolg van het voorgenomen plan. Het onderzoek is uitgevoerd voor de wijziging van het bestemmingsplan (toetsing ruimtelijke ordening) en voor de melding in het kader van het Activiteitenbesluit.

Het complete akoestisch onderzoek is toegevoegd als Bijlage 7.

5.4.4.2 Ruimtelijke inpassing

Representatieve bedrijfssituatie

Uit de resultaten van het akoestisch onderzoek blijkt dat tijdens de representatieve bedrijfssituatie het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, vanwege de gehele inrichting (toetsing ruimtelijke ordening) ten hoogste 46 dB(A) etmaalwaarde (41 dB(A) in de avondperiode) bedraagt. Er wordt hiermee, op één woning (Oosterveldsestraat 170), niet voldaan aan de streefwaarde van 45 dB(A) etmaalwaarde. De overschrijding wordt veroorzaakt door de activiteit van de tractoren op het terrein binnen de inrichting. Maatregelen aan de bron en/of overdracht zijn niet wenselijk vanuit financieel oogpunt. De tractoren voldoen daarnaast aan de stand der techniek. De situatie is inpasbaar.

Incidentele bedrijfssituatie

Het inkuilen van het voer over 6 dagen en het uitrijden van mest over 6 dagen vindt uitsluitend in dagperiode plaats en in totaal maximaal 12 dagen per jaar.

Uit de resultaten van het akoestisch onderzoek blijkt dat tijdens de incidentele bedrijfssituatie het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, vanwege de gehele inrichting (toetsing ruimtelijke ordening) ten hoogste 52 dB(A) in de dagperiode (52 dB(A) etmaalwaarde) bedraagt. Er wordt hiermee niet voldaan aan de streefwaarde van 45 dB(A) in de dagperiode (45 dB(A) etmaalwaarde). De overschrijdingen worden veroorzaakt door aanvoerbewegingen van de tractoren.

Maatregelen om het geluid in de voorkomende incidentele bedrijfssituaties te reduceren zijn niet goed mogelijk. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau wordt in belangrijke mate bepaald door de vervoersbewegingen van de tractoren op de inrit van het bedrijf. De tractoren voldoen aan de stand der techniek. Daarnaast ligt de maatgevende woning (Oosterveldsestraat 170) tegenover de inrit, waarmee afschermende maatregelen geen oplossing bieden.

De verschillende incidentele bedrijfssituaties (inkuilen gras, maïs en de afvoer van grote hoeveelheden mest) komen maximaal 12 dagen per jaar voor en alleen in de dagperiode. De situatie is inpasbaar.

Maximaal geluidsniveau

De inrichting veroorzaakt in de representatieve bedrijfssituatie in de dag- en avondperiode maximale geluidsniveaus. De maximale geluidsniveaus tijdens de incidentele zijn identiek aan de representatieve bedrijfssituatie. De maximale geluidsniveaus in de dagperiode bedragen ten hoogste 66 dB(A) in de dagperiode en 60 dB(A) in de avondperiode. In de dagperiode wordt net niet voldaan aan de streefwaarde van de ruimtelijke inpassing van 65 dB(A). Deze geluidsbelasting wordt veroorzaakt door het rijden met tractoren. Maatregelen aan de bron en/of overdracht zijn niet wenselijk vanuit financieel oogpunt. De tractoren voldoen daarnaast aan de stand der techniek. De situatie is inpasbaar.

5.4.4.3 Activiteitenbesluit

Representatieve bedrijfssituatie en incidentele bedrijfssituatie

Voor de toetsing aan het Activiteitenbesluit dienen uitsluitend de vast opgestelde installaties en toestellen te worden beoordeeld. Binnen de inrichting is in geen van de bedrijfssituaties sprake van vast opgestelde installaties en toestellen. De inrichting voldoet daarmee aan de aan de normstelling voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau conform het Activiteitenbesluit.

Maximaal geluidsniveau

Uit de rekenresultaten blijkt dat het bedrijf in alle voorkomende bedrijfssituaties op alle omliggende woningen voldoet aan de normstelling conform het Activiteitenbesluit voor het optredend maximaal geluidsniveau (LAmax).

Indirecte hinder

In het akoestisch onderzoek is de geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer naar en van de inrichting (indirecte hinder) bepaald. De indirecte hinder bedraagt in de representatieve bedrijfssituatie maximaal 40 dB(A) in de dagperiode. In de avond- en nachtperiode vinden geen aan- en afvoerbewegingen plaats. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeurswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde voor indirecte hinder conform de Circulaire 'geluidhinder wegverkeer van en naar de inrichting' van 29 februari 1996.

De indirecte hinder in de incidentele bedrijfssituaties (inkuilen gras en afvoer mest) bedraagt maximaal 52 dB(A) in de dagperiode op de woning Oosterveldsestraat 170. Hiermee wordt de voorkeurswaarde met 2 dB overschreden. Er wordt wel ruimschoots voldaan aan de grenswaarde van 65 dB(A) etmaalwaarde. Deze situatie vindt maximaal 12 dagen per jaar plaats.

5.4.4.4 Conclusie

Het akoestisch onderzoek is beoordeeld en akkoord bevonden. De verschillende bedrijfssituaties zijn inpasbaar. Daarnaast wordt voldaan aan het Activiteitenbesluit.

5.4.5 Luchtkwaliteit

Uitstoot van fijn stof (PM10)

Voor de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit is per 15 november 2007 hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer gewijzigd (Staatblad 2007, nr. 434). De wijze van berekening van de concentraties luchtverontreinigende stoffen is vastgelegd in de 'Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007', welke inwerking is getreden op 8 november 2007. De Regeling is laatstelijk gewijzigd op 20 maart 2013. Voor de veehouderij zijn thans voor een aantal diersoorten en stalsystemen emissiefactoren beschikbaar. Deze zijn gekoppeld aan de diercodes zoals vermeld in de Regeling ammoniak en veehouderij. In bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn grenswaarden opgenomen zoals bedoeld in artikel 4.9 en 5.2 van deze wet. Voor veehouderijen is vooral de emissie van fijn stof (PM10) relevant. Voor zwevende deeltjes (PM10) zijn in paragraaf 4 van deze bijlage de volgende normen opgenomen; een jaargemiddelde achtergrondconcentratie van maximaal 40 ìg per m3 en een 24-uursconcentratie van 50 ìg per m3 welke maximaal 35 keer per jaar mag worden overschreden.

Uit de grootschalige concentratiekaart van het Milieu en natuurplanbureau (MNP) uitgave 2014 blijkt, dat de achtergrondconcentratie van fijn stof in de directe omgeving van het bedrijf circa 18 ìg per m3 bedraagt. In bijlage 5 van de herziene Regeling Luchtkwaliteit 2007 zoals deze op 21 november 2012 is gepubliceerd, wordt een correctiefactor vermeld voor zeezout. Voor de gemeente Emmen bedraagt deze 2 ìg per m3 voor het jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10). De correctiefactor voor de 24-uurgemiddelde waarde, omvat voor de provincie Drenthe 2 dagen.

Besluit NIBM (Niet in betekende mate bijdragen)

Als sprake is van een beperkte toename van de luchtverontreiniging die niet in betekende mate bijdraagt aan de concentratie PM10 in de buitenlucht, dan hoeft een project niet langer meer getoetst te worden.

Een project is NIBM als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) komen overeen met 1,2 ìg/m3 fijn stof.

Regeling NIBM

In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. De veehouderijen zijn niet opgenomen in de Regeling NIBM. Wel is een vuistregel opgesteld voor veehouderijen in de “Handreiking fijn stof en veehouderij” van mei 2010, waarmee een uitbreiding of oprichting NIBM is (zie onderstaande tabel).

Tabel: toetsing NIBM conform Handreiking fijn stof en veehouderij.

Afstand tot te toetsen plan   70 m   80 m   90 m   100 m   120 m   140 m   160 m  
Totale emissie in g/jr. van uitbreiding/ oprichting   324000   387000   473000   581000   817000   1075000   1376000  

Indien bij een bepaalde afstand niet meer wordt geëmitteerd dan is opgenomen in de tabel dan is de oprichting/uitbreiding zeker NIBM.

In de gewenste bedrijfsopzet bedraagt de fijnstofbelasting op de omgeving 21.120 gram per jaar. Dit is gebaseerd op een bedrijfsomvang van ca 150 melkkoeien en 90 stuks jongvee.

De gevraagde bedrijfsopzet en de daarmee samenhangende fijnstofemissie kan als NIBM kan worden beschouwd. Er zijn vanuit luchtkwaliteit geen bezwaren tegen vaststelling van het wijzigingsplan.

De uitgevoerde berekening voor luchtkwaliteit is toegevoegd als Bijlage 8.

5.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes.

Binnen en nabij het plangebied zijn geen bedrijven of transportroutes gelegen waarbij rekening moet worden gehouden met het aspect externe veiligheid.

Voorschriften over het brandveilig gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen zijn vastgelegd in het Bouwbesluit 2012 en de brandbeveiligingsverordening (hierna BBV). In het besluit zijn onder andere voorschriften opgenomen over de aanwezigheid, de controle en het onderhoud van mobiele brandblustoestellen.

Ten aanzien van de opslag van brandbare niet-milieugevaarlijke stoffen is in het Bouwbesluit een algemene functionele eis opgenomen, die inhoudt dat die opslag zodanig moet geschieden dat geen onveilige situatie ontstaat voor percelen, die zijn gelegen naast het perceel waar de opslag plaatsvindt.

Bij het uiteindelijke definitieve bouwplan dient met bovenstaande rekening te worden gehouden.

5.6 Waterparagraaf

5.6.1 Inleiding

De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan en beschrijft de uitwerking hiervan op het watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het plan oplegt. De waterparagraaf is de plek waar, naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan of besluit, het wateradvies en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar een plaats krijgen.

Uitgangspunt is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat er grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.

5.6.2 Watertoets

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's. De watertoets is uitgevoerd. Het verharde oppervlak neemt door de realisatie van het plan toe. In de watertoets wordt uitgegaan van een toename van het verharde oppervlak van ca. 5.000 m2 (incl. erfverharding). De watertoets is toegevoegd als Bijlage 9.

5.6.3 Waterhuishouding

In de directe ondergrond komen slecht doorlatende lagen (keileem) voor binnen 1,2 m-mv, die de infiltratie van hemelwater beïnvloed. Er zijn geen belemmeringen in drooglegging en ontwateringsdiepte, al kunnen de slecht doorlatende lagen hogere grondwaterstanden (schijnwaterspiegels) tot gevolg hebben.

5.6.4 Afvoer van water

Huishoudelijk afvalwater
Voor het huishoudelijke afvalwater is een aansluiting op de riolering aanwezig.

Bedrijfsafvalwater
Bedrijfsafvalwater mag niet worden geloosd op de riolering. Hiervoor wordt een voorziening getroffen door het bedrijf.

Het percolaatwater van de voeropslag dient via een intern rioolsysteem te worden opgevangen en niet zonder zuivering op het open water (bodem) af te stromen.

Hemelwater
Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap is erop gericht het hemelwater af te koppelen van de riolering en te lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem.

Gelet op de toename van het verhard oppervlak wordt 10% daarvan gecompenseerd door het uitgraven van een bestaande sloot tot hemelwaterbergingssloot. Verder wordt in verband met de erfinrichting ter hoogte van de te realiseren voeropslagen een bosschage aangeplant. Deze bosschage wordt tevens gecombineerd met de opvang van hemelwater afkomstig van daken. Door de bosschage als wadi in te richten, ontstaat een berging en infiltratie van hemelwater voordat deze tot afstroming zal komen via de sloot (zie ook Bijlage 1).

5.6.5 Kwaliteit oppervlaktewater

Vermeden dient te worden dat hemelwater in aanraking komt met materialen die milieu belastende stoffen uitlogen. Om verontreiniging te voorkomen dient derhalve bij de bouw geen gebruik te worden gemaakt van uitlogende materialen.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke betrokkenheid

6.1 Ontwerp wijzigingsplan en zienswijzen

Het ontwerp wijzigingsplan heeft vanaf 18 maart 2016 gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tegen het ontwerp wijzigingsplan zijn wel zienswijzen ingediend. De zienswijzen hebben geen aanleiding gegeven tot het aanpassen van het ontwerp wijzigingsplan. De Nota van zienswijzen is bijgevoegd als Bijlage 11. De provincie Drenthe heeft aangegeven in te kunnen stemmen met het plan (Bijlage 12).

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Voor het opstellen van een wijzigingsplan is een bedrag opgenomen in de legesverordening. De plankosten komen geheel voor rekening van de aanvrager. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.