direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Emmen, Nieuw-Schoonebeek, Europaweg 89
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2017014-W701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot wijzigingsplan

Maatschap Dirkes heeft burgemeester en wethouders van Emmen verzocht medewerking te verlenen aan het wijzigen van het bestemmingsplan voor het perceel Europaweg 89 te Nieuw-Schoonebeek. Het perceel is kadastraal bekend als Gemeente Schoonebeek, sectie F, nummers 854 en 943.

Het wijzigingsplan voorziet in de functiewijziging van een pluimveehouderij (intensieve veehouderij) naar een melkrundveehouderij (grondgebonden agrarisch bedrijf) en het bouwvlak van 1 hectare wordt aangepast op het gewenste bouwplan. Het wijzigingsplan maakt de verplaatsing mogelijk van de bestaande melkrundveehouderij op het perceel Europaweg 327 te Nieuw-Schoonebeek naar het perceel Europaweg 89 te Nieuw-Schoonebeek. De bedrijfsverplaatsing is enerzijds benodigd in verband met het vrijmaken van gronden voor de realisatie van de bufferzone Zuid bij het Bargerveen, anderzijds wordt door de ruiling van gronden verbetering van de landbouwstructuur nagestreefd.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied aan de Europaweg ligt ten westen van de kern Nieuw-Schoonebeek. Ten zuiden van het plangebied is het open beekdal van het Schoonebeekerdiep en de Wilms Boo. Ten noorden is het Bargerveen gelegen op circa 1100 meter. In de directe omgeving van het plangebied zijn voornamelijk agrarische bedrijven aanwezig afgewisseld door enkele woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017014-W701_0001.png"

Afbeelding 1: Ligging plangebied in omgeving (indicatief rood aangegeven het plangebied).

1.3 Huidige planologische regeling

1.3.1 Bestemmingsplan

Het perceel Europaweg 89 te Nieuw-Schoonebeek heeft in het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Emmen' de bestemmingen:

  • Agrarisch - Niet grondgebonden 1 (uitoefening van een niet grondgebonden agrarisch bedrijf (intensieve veehouderij)). Het bestaande bouwvlak is 1,0 hectare groot.
  • Agrarisch met waarden - Kleinschalige Veenontginningen.

Voor het plangebied is de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' van toepassing. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de aanleg van NAM-leidingen in het gebied Schoonebeek / Nieuw-Schoonebeek.

Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinschalige Veenontginningen' geldt daarnaast de gebiedsaanduiding 'milieuzone - hydrologish aandachtsgebied'. Hiervoor geldt dat gronden mede bestemd zijn voor de bescherming van de waterhuishouding van het natuurgebied Bargerveen. Bepaalde aanlegactiviteiten (zoals het graven en/of dempen van sloten) zijn omgevingsvergunningplichtig.

De twee gebiedsaanduidingen hebben geen gevolg voor dit wijzigingsplan en worden binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinschalige Veenontginningen' overgenomen, aansluitend op dezelfde aanliggende bestemming.

Verder geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Gronden zijn medebestemd voor terreinen van middelhoge of hoge archeologische verwachtingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017014-W701_0002.png"

Afbeelding 2: Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan.

1.3.2 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsplan

Functiewijziging

Binnen de bestemming 'Agrarisch - Niet grondgebonden 1' (artikel 8.7.1 onder c) is een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen voor het wijzigen van de bestemming naar 'Agrarisch - Grondgebonden 1' (grondgebonden agrarisch bedrijf), waarbij de volgende bepalingen gelden:

  • 1. de activiteit wordt uitgevoerd in combinatie met een woonfunctie (bedrijfswoning);
  • 2. er mag geen onevenredige verkeers- of parkeerdruk optreden voor de omgeving;
  • 3. de functiewijziging is passend binnen de landschappelijke structuur;
  • 4. voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
  • 5. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

De aanpassing van het bestaande bouwvlak van 1,0 hectare op het gewenste bouwplan is in dit wijzigingsplan meegenomen. In de afweging omtrent toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is tevens de bedrijfseconomische noodzaak meegenomen.

Afweging omtrent toepassing wijzigingsbevoegdheid

In de afweging omtrent toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: de woonsituatie, de stedenbouwkundige structuur, het landschap, archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, natuur, het functioneren van het watersysteem en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

In de volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op bovenstaande aspecten.

1.4 Opzet wijzigingsplan

Het wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het plangebied aangegeven met de bestemming. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Emmen' zijn van toepassing voor dit wijzigingsplan. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

De Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid troef, is 24 september 2009 vastgesteld. De structuurvisie is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020 (vastgesteld 2001). De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid.

De koers voor de landbouw is gericht op een mogelijke schaalvergroting dat plaats dient te vinden binnen de structuur van het huidige landschap. In de structuurvisie wordt landbouw aangewezen als drager van het landschap. Het grondgebied van Emmen is daarbij onderverdeeld in 4 deelgebieden waarvoor een aantal koersen waar het gaat om landbouwontwikkeling is weergegeven. Het plangebied bevindt zich binnen deelgebied D. De zuidrand van de gemeente kenmerkt zich door kleinschalig landschap, met veel grasland en de aanwezigheid van natuurwaarden (Bargerveen, Schoonebeekerdiep). Landbouw gaat hier samen op met recreatie, natuur en landelijk wonen. Voor het Bargerveen wordt ingezet op een overgangszone tussen de natuur van het Bargerveen en de omliggende agrarische functie.

2.1.2 Ruimtelijke waardenkaart

De Ruimtelijke waardenkaart (RWK) is een eind september 2011 vastgestelde uitwerking van de Structuurvisie Emmen 2020. De Ruimtelijke waardenkaart belicht de cultuurhistorische en de landschappelijke waarden van het grondgebied van de gemeente Emmen. Het geeft een beschrijving van het ontstaan van het landschap en stelt de belangrijkste karakteristieken van het landschap vast, geeft de knelpunten aan met betrekking tot hedendaagse ruimtelijke ontwikkelingen en stelt een strategie op voor behoud, versterking en ontwikkeling van het landschap in relatie tot cultuurhistorie. Het document biedt concrete handvatten voor de ontwikkeling van het landschap in relatie tot cultuurhistorie en geeft aan met welke aspecten in de planvorming rekening dient te worden gehouden.

Deelgebieden en kenmerken per deelgebied
De RWK maakt een onderscheid in deelgebieden. Het plangebied ligt binnen het deelgebied 'Randveenontginning Schoonebeek' (kleinschalige veenontginningen). Het landschap van de hoogveenontginningen gaat naar het zuiden over in het Bargerveen, één van de laatste levende hoogveengebieden van het land. Aan de zuidzijde ligt het Schoonebeekerdiep, met daarin de Wilms Boo, en op de overgang naar het (voormalig) veencomplex uitzonderlijk gaaf bewaarde middeleeuwse dorpen als Westerse Bos, Middendorp en Oosterse Bos.

Het landschap van Schoonebeek bestaat uit een reeks van zeer smalle oost-west gerichte dekzandruggen/dekzandkopjes welke langs het beekdal liggen. Op deze ruggen / koppen zijn de buurtschappen tot ontwikkeling gekomen. Daarmee weerspiegelt de bebouwing de opbouw in de ondergrond. Kenmerkend is de lichte waaiervorm van de percelering. Hierin is te herkennen hoe de landmeters bij de uitgifte van het blok zich hebben gericht op één punt, oostelijk van Ter Apel. In contrast tot de beslotenheid van de dorpen en buurtschappen staat de openheid van het beekdal van het Schoonebeekerdiep.

De Ruimtelijke waardenkaart omvat een drietal kaarten.

  • 1. Ruimtelijke aspecten, genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    • a. Lintdorp/veendorp/nederzetting op zandopduiking;
  • 2. Visuele aspecten, genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    • a. Robuuste ruimte veenontginning
  • 3. Elementen, genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    • a. Geen

De RWK geeft accenten voor behoud, versterking en ontwikkeling van nieuwe waarden. Voor de randvervening Schoonebeek is behoud en ontwikkeling onder andere gericht op het microreliëf van de zandkoppen, boerenerven en erfbeplanting, opstrekkende verkaveling en in samenhang daarmee een opstrekkend sloten- en houtwallenpatroon.

In de volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op bovengenoemde aspecten.

2.1.3 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Een welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandscriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 30 juni 2016 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.

Het bestemmingsplan en de Welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving. Het nieuwe welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden, grotendeels ook voor het buitengebied, geldt het welstandsniveau 'welstandsluw'. Voor de wegdorpen waar vroeger de randveenontginningen hebben plaatsgevonden geldt het welstandsniveau 'hoog'.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

In 2014 is de geactualiseerde Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie vooral een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is.

De missie van de provincie is het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is. De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang ligt in het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten.

De kernkwaliteiten van Drenthe zijn uitgewerkt naar meer concrete indicatoren:

Kernkwaliteiten   Indicatoren  
Rust Stilte   Duisternis  
Ruimte   Openheid van het landschap  
Natuur   Biodiversiteit  
Landschap   Diversiteit
Gaafheid van landschappen  
Oorspronkelijkheid   Cultuurhistorische waarden
Archeologische waarden
Aardkundige waarden  
Veiligheid   Sociale veiligheid
Externe veiligheid
Verkeersveiligheid  
Noaberschap, Menselijke maat,
Kleinschaligheid (Drentse schaal)  
Leefbaarheid
Passend bij Drenthe  

Naast de kernkwaliteiten van Drenthe is er de dynamiek van bedrijvigheid. Bedrijvigheid in Drenthe is van grote maatschappelijke en economische betekenis vanwege de werkgelegenheid en de vitaliteit van het platteland en de steden. De provincie acht bedrijvigheid van provinciaal belang en benoemt dit tot een kernwaarde.

Specifiek voor het landelijk gebied wil de provincie voldoende ontwikkelingsmogelijkheden bieden voor landbouw, recreatie en toerisme en andere niet-agrarische bedrijvigheid. Het regionale economische vestigingsklimaat is van provinciaal belang.

Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe is bovenstaande nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) is het plangebied als volgt aangeduid:

Visiekaart en doelstellingen
Het plangebied ligt binnen het gebied dat op de visiekaart is aangeduid als 'Landbouwgebied'. De provincie Drenthe biedt de landbouw maximale speelruimte in deze gebieden. Bij de te nemen inrichtingsmaatregelen voor de landbouw wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de kernkwaliteiten.

Landbouw
Agrarische bedrijven die zich verder willen ontwikkelen, hebben vaak behoefte aan uitbreiding of nieuwbouw van bedrijfsgebouwen. Uitbreiding van het bouwvlak moet ruimtelijk worden ingepast. Hierbij moeten de kernkwaliteiten in acht worden genomen.

Voor de gebieden met de aanduiding 'Landbouwgebied' zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het vaststellen van de maximale oppervlaktemaat van het bouwvlak.

Kernkwaliteiten
Natuur

Ten noorden van het plangebied ligt het Bargerveen. Voor het Bargerveen is de kernkwaliteit 'Natuur' van toepassing. Voor het Bargerveen worden de Natura 2000-taken uitgevoerd. Het beleid richt zich op het bereiken van de instandhoudingsdoelen van Natura 2000 en het herstel van de hydrologische situatie gericht op de instandhoudingsdoelen.

Landschap

Het plangebied is gelegen binnen het gebied Wegdorpen van de randveenontginningen. Behoud en versterking van de kavelstructuur en de openheid is als doel benoemd. Kenmerkend voor de randveenontginningen is het ontstaan langs de randen van de Veenkoloniën door het ontginnen van de randen van het toenmalige immense hoogveenpakket. Het kleinschalige, meer onregelmatige beeld van dit landschapstype wordt bepaald door de dorpen: langgerekte bebouwingslinten met dwars daarop een smalle, onregelmatig opstrekkende verkaveling.

Het omringende landelijke gebied dringt door in het wegdorp. Vanaf de hoofdweg is tussen de bebouwing door het landelijke gebied waarneembaar. Het dorpssilhouet is een langgerekte, smalle, slingerende strook, waarvan de massa wordt gevormd door een onregelmatige aaneenschakeling van forse boerderijen, kleinere boerderijen en woningen met erfbeplantingen. Dominerend is de beplanting van opgaande bomen langs de weg, in een overigens open landschap. Typisch is de ligging op de lichtglooiende rand van een hoogveenontginning en veelal een stroomdal.

Van provinciaal belang is de typische langgerekte en slingerende ontsluitingsstructuur. Veelal is deze aan weerszijden beplant. Het is de hierop dwarsliggende, onregelmatige verkavelingsstructuur die de maat en schaal van de omliggende openheid bepaalt.

Cultuurhistorie

Het beleid van de provincie Drenthe ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in het Cultuurhistorisch kompas. Het plangebied is gelegen binnen het gebied Emmen en haar venen. Het generieke beleid 'respecteren' is van toepassing. Het is bedoeld om de cultuurhistorische samenhang, zoals die is vastgelegd in de hoofdstructuur, te borgen.

Rond het Amsterdamscheveld en het Bargerveen zijn verschillende fasen van veenontginning zichtbaar door strakke interne ontginningslijnen, aan de randen rafelige grenzen tussen wel en niet afgegraven en in cultuur gebracht hoogveen.

Voor de randveenontginningen zijn kenmerkend:

  • Licht slingerend verloop van de weg als ontginningsas parallel aan het Schoonebekerdiep;
  • Een onderscheid tussen oost en west in lintdorpen en esgehuchten;
  • Een opstrekkende verkaveling vanuit het lint.

Aardkundige waarden

Aardkundige waarden zijn natuurlijke variaties in het aardoppervlak van geomorfologische, geologische, bodemkundige verschijnselen en/of processen die onder andere onder invloed van wind en water gebeuren. Onder aardkundige waarden vallen bijvoorbeeld veentjes, pingoruïnes, stuwwallen, zandkoppen en (micro en macro)reliëf.

Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie Drenthe behouden en waar mogelijk herstellen zonder daarbij het normale landbouwkundig gebruik te belemmeren. Voor de aardkundige waarden onderscheiden worden drie beschermingsniveaus onderscheiden die verschillen in de mate van inzet van de provincie. De hoge en het gemiddelde beschermingsniveau zijn van provinciaal belang.

Het plangebied is gelegen binnen een gebied met een generiek beschermingsniveau. In deze gebieden wil de provincie Drenthe lokale aardkundige waarden voor de toekomst bewaren.

2.2.2 Provinciale omgevingsverordening

Provinciale Staten van Drenthe hebben de Provinciale omgevingsverordening Drenthe vastgesteld. Ten aanzien van de ontwikkelingsmogelijkheden van grondgebonden agrarische bedrijven wordt met betrekking tot het plangebied niks specifieks geregeld.

2.3 Rijksbeleid

Het ruimtelijke rijksbeleid heeft geen directe invloed op het plangebied.

2.4 Conclusie

Het rijksbeleid werkt niet rechtstreeks door in het plangebied. Voor het voorliggende wijzigingsplan kan geconcludeerd worden dat het plan niet in strijd is met het geldende gemeentelijke- en provinciale beleid, wanneer rekening wordt gehouden met bepaalde aspecten zoals de ruimtelijke, landschappelijke en milieutechnische inpassing. Hierop wordt nader ingegaan in de volgende hoofdstukken.

Hoofdstuk 3 Huidige situatie en beschrijving ontwikkeling

3.1 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied is gelegen binnen het landschap van de kleinschalige veenontginningen. Het wordt gerekend tot het gebied Schoonebeek en omgeving.

Dankzij kadastrale kaarten is duidelijkheid over het grondgebruik en de ontginningswijze vanaf de 17e eeuw. De boerderijen van de oude bewoningslinten lagen toen op langgerekte kavelstroken, ‘opstrekk’nde ploats’n’ genoemd, die noordwaarts het veen in liepen en zuidwaarts tot het Schoonebeekerdiep. Door het recht van opstrek, het recht van de grondeigenaar op de onontgonnen gronden voor en achter zijn in cultuur gebrachte grond, is deze bijzondere strokenverkaveling ontstaan.

In de loop van de 18e eeuw, begin 19e eeuw vestigden steeds meer boeren uit Duitsland zich in dit gebied. In 1805 ontstond dan ook Nieuw-Schoonebeek door de verkoop van gronden aldaar aan Duitse boeren. In Nieuw-Schoonebeek bestond het recht van opstrek alleen richting veen waardoor richting het Schoonebeeker diep sprake is van een onregelmatige verkaveling. Dat is tot op de dag van vandaag nog steeds het geval. Bijzonder is de waaiervormige percelering die volgens W. Visscher wijst op een in de Middeleeuwen gebruikelijke wijze van landmeting. (Bron: W. Visscher; Uitwaaieren langs het diep). Deze waaiervormige Schoonebeeker percelen komen samen in een punt, een zandhoogte Ubbenbergh genaamd, op de Nederlands-Duitse grens even ten oosten van Emmer-Compascuum. Overigens liepen de percelen niet door tot de punt. Dat zou niet praktisch zijn. Aan de basis waren de percelen circa 90m breed.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017014-W701_0003.png"

Afbeelding 3: Waaiervormige percelering van Schoonebeek en omgeving.

Het gebied is grotendeels kleinschalig en gedeeltelijk niet of deels ontgonnen. Dit betekent dat er her en der nog veenlagen aanwezig die in hoogte verschillen door inklinking, mest en het afsteken van turf(strooisel) voor eigen gebruik. Dit gecombineerd met de bos(stroken) en elzensingels zorgt voor het unieke kleinschalige coulissen landschap.

De uitzonderlijk gaaf gebleven oorspronkelijke buurtschappen, Westeinde, Middendorp en Oosteinde, met hun specifieke boerderijen en erfbeplanting, de paden richting de boerderijen, de nog steeds herkenbare smalle strokenverkaveling ten noorden van het lint, het aanwezige reliëf en de opgaande bosjes en singels zorgen voor een kleinschalig coulisselandschap. In dit gebied liggen de oudste (bij Schoonebeek), jongere (bij Nieuw Schoonebeek) en jongste (bij Weiteveen) kleinschalige veenontginningen dicht bij elkaar. Het is vooral de optelsom van de nog herkenbare cultuurhistorische karakteristieken die dit gebied zo bijzonder maakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017014-W701_0004.png" Afbeelding 4: Kaartblad 1935 van het plangebied en omgeving (bron: www.topotijdreis.nl).

3.2 Huidige situatie

Het plangebied aan de Europaweg ligt ten westen van de kern Nieuw-Schoonebeek. Ten zuiden van het plangebied is het open beekdal van het Schoonebeekerdiep en de Wilms Boo. Ten noorden is het Bargerveen gelegen op circa 1100 meter. In de directe omgeving van het plangebied zijn voornamelijk agrarische bedrijven aanwezig afgewisseld door enkele woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017014-W701_0005.png"

Afbeelding 5: Bestaand erf aan Europaweg 89 te Nieuw-Schoonebeek.

Op het bestaande erf aan Europaweg 89 te Nieuw-Schoonebeek staat een aantal verouderde pluimveestallen, werktuigenbergingen, mestsilo en een bedrijfswoning. In de huidige situatie is de draaing van het hart van het bedrijf ten opzichte van de kavelrichting noordwaarts opvallend. Het deel het dichtst bij de weg (bij de bedrijfswoning) had dit kenmerk vroeger al. De verouderde pluimveestallen zijn evenwijdig situeerd aan de weg terwijl de werktuigenbergingen qua nokrichting gelijk aan de bedrijfswoning gesitueerd zijn.

3.3 Beschrijving van de ontwikkeling

3.3.1 Onderbouwing

Maatschap Dirkes heeft burgemeester en wethouders van Emmen verzocht medewerking te verlenen aan het wijzigen van het bestemmingsplan voor het perceel Europaweg 89 te Nieuw-Schoonebeek.

Het wijzigingsplan voorziet in de functiewijziging van een pluimveehouderij (intensieve veehouderij) naar een melkrundveehouderij (grondgebonden agrarisch bedrijf) en het bouwvlak van 1 hectare wordt aangepast op het gewenste bouwplan. Het wijzigingsplan maakt de verplaatsing mogelijk van de bestaande melkrundveehouderij op het perceel Europaweg 327 te Nieuw-Schoonebeek naar het perceel Europaweg 89 te Nieuw-Schoonebeek. De bedrijfsverplaatsing is enerzijds benodigd in verband met het vrijmaken van gronden voor de realisatie van de bufferzone Zuid bij het Bargerveen, anderzijds wordt door de ruiling van gronden verbetering van de landbouwstructuur nagestreefd.

Op het perceel Europaweg 89 te Nieuw-Schoonebeek wordt met een bouwvlak van 1,0 hectare een melkrundveehouderij gevestigd voor 140 melkkoeien en 90 stuks jongvee, te houden op circa 80 hectare landbouwgrond. Door LTM Vastgoed Meulenberg is een onderbouwing opgesteld voor het wijzigingsplan (Bijlage 2).

Voor de locatie Europaweg 327 te Nieuw-Schoonebeek wordt in het kader van het gebiedsproces project Bargerveen-Schoonebeek gezocht naar een geschikte herinvulling passend bij het karakter van het buitengebied en de omgeving.

3.3.2 Bouwplan

Door Agrifirm Exlan is een schetsontwerp (bouwplan) gemaakt van de te vestigen melkrundveehouderij. Het bouwplan voorziet in een her te bouwen bedrijfswoning (ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning), een ligboxenstal, een wektuigenberging, een vaste mestsopslag en sleufsilo's.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017014-W701_0006.png"

Afbeelding 6: Situatietekening bouwplan.

De bestaande opstallen op het perceel worden gesloopt. Ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning wordt een bedrijfswoning herbouwd. Met dezelfde situering van de bedrijfswoning wordt het oorspronkelijke ontstaan van het erf benadrukt. De nieuw te realiseren melkrundveehouderij biedt de mogelijkheid om de bedrijfsgebouwen in de kenmerkende opstrekkende kavelstructuur te positioneren. Met de situering wordt tevens rekening gehouden met het vrijhouden van het direct oostelijk gelegen perceel waardoor het achterliggende landelijke gebied waarneembaar is. De aanpassing van het bestaande bouwvlak van 1 hectare is op het gewenste bouwplan afgestemd. Ten behoeve van het plan is een landschappelijke inpassing opgesteld. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 3.3.3.

Het bouwplan voldoet aan de bouwregels zoals deze van toepassing van grondgebonden agrarische bedrijven in het bestemmingsplan 'Buitengebied Emmen'. Het bouwplan is opgenomen als Bijlage 3.

3.3.3 Landschappelijke inpassing
3.3.3.1 Uitgangspunten

Bij het opstellen van het landschappelijk inpassingsplan is gebruikt gemaakt van de door Prolander opgestelde aanknopingspunten voor nieuwe erven Nieuw-Schoonebeek (Bijlage 4). In het door Borgo, Tuin- en landschapsarchitectuur opgestelde landschappelijk inpassingsplan zijn deze aanknopingspunten verwerkt. Het landschappelijk inpassingsplan is toegevoegd als Bijlage 1 van de regels.

Uitgangspunten voor het landschappelijk inpassingsplan zijn:

  • Doorzichten over de onbebouwde slagen behouden.
  • Aankleding van het erf met karakteristieke beplanting.
  • Houtsingels gelijk met de kavelgrenzen.
  • Bomenrij langs de toegangsweg.
  • Boomgroep op het voorerf (hoogstamfruitboomgaard).
  • Soortenkeus afstemmen op het gebied (o.a. berk, lijsterbes, beuk, els).
  • De beplanting mag de bedrijfsvoering niet in de weg staan.
  • Zicht op het bedrijf doorbreken.
3.3.3.2 Landschappelijk inpassingsplan

De toegangsweg krijgt een laanbeplanting bestaande uit Beuk. Het is een enkele rij, waarbij de schaduw voor het grootste deel van de dag op het verhardingsoppervlak zal vallen. Dit verzacht de aanblik op de erfverharding. De combinatie met beukenhaag vermindert de opkijk en de inkijk vanaf de weg. Ook de beide houtsingels doorbreken het zicht op de lange voerplaten en de open schuur. De beukenhaag wordt toegepast rond de tuin ten behoeve van privacy en beschutting. De haag krijgt een beëindiging in een boomgroep bestaande uit drie stuks Esdoorn, een Plataan en een Noot. De boomgroep zorgt ervoor dat het zicht op het bedrijf ook aan deze zijde wordt gebroken. Aan de zijde van de werktuigenberging komt een bosplantsoen in de vorm van een houtsingel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017014-W701_0007.png"

Afbeelding 7: Landschappelijk inpassingsplan.

In het landschappelijk inpassingsplan is een onderhoudsplan opgenomen. De uitvoering en de instandhouding van de landschappelijke inpassing is als voorwaardelijke bepaling opgenomen aan de regels van dit wijzigingsplan.

3.4 Verkeer

Het bedrijf is gelegen aan de Europaweg. Dit is de doorgaande weg tussen Schoonebeek en Nieuw-Schoonebeek. Het bestaande bedrijf heeft op dit moment ook een ontsluiting op de Europaweg. Met de functiewijziging van een pluimveehouderij naar een melkrundveehouderij wordt geen oneverendige toename van verkeersbewegingen verwacht. De Europaweg is ingericht voor de ontsluiting van landbouwverkeer.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken en milieubeoordeling

4.1 Archeologie

De aanleiding voor het opnemen van de archeologische waarden en verwachtingen in ruimtelijke plannen vloeit voort uit het Verdrag van Valletta, de Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2010. In de Monumentenwet is vastgelegd dat bij het opstellen van een ruimtelijke plan rekening gehouden moet worden met de archeologische waarden in de bodem en dat deze beschermd moeten worden. Daarbij gaat het zowel om aanwezige als mogelijk te verwachten archeologische waarden.

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' is van toepassing. Gronden zijn medebestemd voor terreinen van middelhoge of hoge archeologische verwachtingen. Deze dubbelbestemming is opgenomen op de verbeelding van dit wijzigingsplan. Voor bouwplannen waarbij het te verstoren bodemoppervlak binnen het plangebied kleiner is dan 1000 m2 geldt vrijstelling van archeologisch onderzoek.

Door de gemeentelijk archeoloog is de noodzaak tot uitvoering archeologisch onderzoek beoordeeld. Voor de sleufsilo's wordt het land opgehoogd met zand. Die grond wordt niet geroerd. De realisatie van de bedrijfsbebouwing is maar beperkt buiten de bestaande bouw. Er worden geen vrijstellingsnormen overschreden. Een archeologisch onderzoek wordt derhalve niet nodig geacht.

4.2 Natuurbescherming

De Wet natuurbescherming (Wnb) is op 1 januari 2017 in werking getreden en betreft zowel soortenbescherming als bescherming van natuurgebieden.

4.2.1 Gebiedsbescherming

In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor provincie Drenthe uitgewerkt in de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening.

4.2.1.1 Besluit Wet natuurbescherming

Door de provincie Drenthe is op 23 mei 2017 een ontwerpbesluit Wet natuurbescherming voor het onderdeel gebiedsbescherming gepubliceerd voor het oprichten en in werking hebben van de melkrundveehouderij op Europaweg 89 te Nieuw-Schoonebeek.

Ten aanzien van gebiedsbescherming is in het ontwerpbesluit het volgende overwogen:

De oprichting van het bedrijf aan Europaweg 89 gebeurt in het kader van een kwaliteitsimpuls voor het Natura 2000-gebied Bargerveen. Specifiek gaat het dan om de inrichting van de Bufferzone Zuid. Het beheerplan beschrijft de doelen van deze bufferzone als volgt:

  • Maximale benutting van het grondwater (conform afspraken in GGOR-verband) en het opzetten grondwaterpeil om daarmee in het Natura 2000-gebied over een zo groot mogelijk oppervlak gebufferd grondwater in de veenbasis te krijgen;
  • Opbouwen van voldoende water in de bodem (tegendruk) opdat de waterstanden in het Natura 2000 ook in zeer droge perioden, met een grote beregeningsbehoefte bij de landbouw, stabiel kunnen worden gehouden;
  • Beplanting langs de randen opdat inwaaien van zand met meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen vanuit de omgeving zoveel mogelijk wordt voorkomen;
  • Een beplantingsstructuur die goed aansluit op die van de randen van het Natura 2000-gebied en die ten goede komt aan de vogels met een instandhoudingsdoel.

Om ruimte te maken voor de buffer vindt er een gebiedsproces plaats met herverkaveling. De verplaatsing van het bedrijf van Dirkes is noodzakelijk om de bufferzone in te kunnen richten en staat daarmee ten dienste aan de kwaliteitsimpuls voor de natuur. Daarom is de bedrijfsverplaatsing aangemerkt als een prioritair project in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).

Het ontwerpbesluit van de provincie Drenthe is opgenomen als Bijlage 5.

4.2.2 Wet ammoniak en veehouderij

De Wet ammoniak en veehouderij (Wav) bevat bijzondere regels voor de gevolgen van ammoniakemissie bij veehouderijen behorende dierenverblijven. Bij de beoordeling is de ligging ten opzichte van zeer kwestbare gebieden van belang. Als zeer kwetsbare gebieden worden gebieden aangemerkt die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur). Binnen een zeer kwetsbaar gebied, dan wel binnen een zone van 250 rond een zodanig gebied, mogen geen dierenverblijven bij veehouderijen worden opgericht. Vanwege de ligging van het bedrijf buiten de 250 meter zone van een zeer kwetsbaar gebied wordt voldaan aan het gestelde in de Wav.

4.2.3 Soortenbescherming

Door Eco Reest is een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd. De quickscan is toegevoegd als Bijlage 6. Doel van de quickscan is een beeld te krijgen van de aanwezige habitats en de voorkomende beschermde dier- en plantensoorten ter plaatse van het onderzoeksterrein.

Binnen het plangebied zijn mogelijk nestlocaties van huismussen aanwezig onder de dakpannen van de woning. Nesten van huismus zijn jaarrond beschermd. Daarom wordt geadviseerd nader onderzoek naar huismus uit te laten voeren. Wanneer deze soort daadwerkelijk nestelt binnen de onderzoekslocatie is een ontheffing van de Wet natuurbescherming noodzakelijk.

Opgemerkt wordt dat de locatie in het broedseizoen geschikt is als broedlocatie voor diverse (niet jaarrond beschermde) vogelsoorten. Indien er geen kapwerkzaamheden plaats vinden binnen het broedseizoen (globaal 1 maart t/m 1 september) wordt er geen overtreding van de Wet natuurbescherming verwacht wat betreft nestlocaties voor vogels. Indien binnen deze periode ontwikkelingen plaats vinden moet voorafgaand hieraan de locatie worden vrijgegeven door een ervaren ecoloog. Indien bij de controle nesten van vogels, of in aanbouw zijnde nesten worden aangetroffen moeten de werkzaamheden worden uitgesteld tot het nest niet meer in gebruik is.

Vanwege de mogelijke aanwezigheid van huismus wordt aangeraden de beplanting in de tuin (met name de coniferen) niet te rooien voordat onderzoek naar huismus heeft plaatsgevonden.

De overige te verwachte diersoorten zijn aangemerkt als vrijgestelde soorten of soorten die alleen onder de zorgplicht vallen waarvoor in het kader van bestendig beheer, bestendig gebruik, onderhoud aan infrastructuur of ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling geldt. Dit houdt in dat in het kader van de Wet natuurbescherming geen ontheffing noodzakelijk is voor het uitvoeren van de voorgenomen werkzaamheden. Daarnaast worden populaties van bovengenoemde soorten niet in gevaar gebracht. Het zal voornamelijk gaan om verstoring van individuen.

Nader onderzoek huismus

Door Eco Reest is nader onderzoek uitgevoerd naar huismussen. Dit nader onderzoek is toegevoegd als Bijlage 7. Doel van het nader onderzoek is tweeledig:

  • Er wordt vastgesteld of en hoe panden binnen het onderzoeksgebied worden gebruikt door huismussen. Daarnaast wordt vastgesteld of er essentiële foerageergebieden aanwezig zijn.
  • Er wordt bepaald of er sprake is van een overtreding van de Wet natuurbescherming als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden.

Uit het mussenonderzoek is gebleken dat er geen broedgevallen van huismussen aanwezig zijn. Tevens vormt de locatie geen essentieel foerageergebied. Er zijn geen foeragerende huismussen waargenomen.

Overigens geldt te allen tijde de zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet.

4.3 Milieu

4.3.1 Besluit m.e.r.

In het Besluit m.e.r. zijn drempelwaarden opgenomen voor wanneer er een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Sinds de wijziging van het Besluit op 1 april 2011 is een beoordeling van een activiteit die op de D-lijst van het Besluit m.e.r. voorkomt noodzakelijk, ook al ligt de omvang van de activiteit (ver) onder de drempelwaarde.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

In dit wijzigingsplan komt een activiteit voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r. (<200 stuks melkkoeien en bijbehorend jongvee). Vanwege deze activiteit dient met een vormvrije m.e.r.-beoordeling beoordeeld te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu.

De conclusie van de beoordeling van de activiteit is dat uit de uitgevoerde onderzoeken en de milieubeoordeling blijkt dat de activiteit geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft.

4.3.2 Activiteitenbesluit milieubeheer

Het bedrijf valt binnen de reikwijdte van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Dat betekent dat voldaan dient te worden aan de algemene voorschriften die zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit. Voor de beoogde bedrijfsuitvoering dient bij de aanvraag om een omgevingsvergunning een melding te worden gedaan in het kader van het Activiteitenbesluit.

4.3.3 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is het toetsingskader voor de bepaling van de maximale geurbelasting op een geurgevoelig object. De Wvg maakt onderscheid tussen dieren met en zonder een geuremissiefactor. Voor dieren zonder een emissiefactor geldt een vaste afstandsnorm tussen de stal en het geurgevoelig object. Voor een melkrundveehouderij geldt alleen een vaste afstand, ongeacht het aantal dieren. De afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, en een geurgevoelig object bedraagt:

  • ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen;
  • ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.

Het plangebied en de omgeving wordt gerekend tot buiten de bebouwde kom. De dichtsbijzijnde woningen van derden zijn gelegen op meer dan 50 meter. Er wordt voldaan aan de wettelijke afstandsnormen.

4.3.4 Bodem

De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen.

Op de locatie zijn enkele bodemonderzoeken verricht:

  • Verkennend bodemonderzoek door Eco Reest (d.d. 26 maart 2010) (Bijlage 8);
  • Indicatief asbestonderzoek door Eco Reest (d.d. 26 maart 2010) (Bijlage 9);
  • Nader asbestonderzoek puinpad en puinhoudend pad door Eco Reest (d.d. 23 maart 2010) (Bijlage 10);
  • Asbestinventarisatie Type-A door Gebouweninspectie Nederland (d.d. 30 januari 2014) (Bijlage 11);

In het verkennend bodemonderzoek zijn uitsluitend lichte verontreinigingen aangetoond. De resultaten vormen geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader onderzoek of het uitvoeren van een sanering.

Bij de asbestinventarisatie zijn op enkele terreindelen stukjes asbestverdacht materiaal aangetroffen. Niet al deze terreindelen zijn onderzocht bij het indicatief asbestonderzoek. Daarom is door Sweco een verkennend asbestonderzoek (NEN5707) uitgevoerd (d.d. 9 september 2016) (Bijlage 12).

De onderzoeken zijn beoordeeld en akkoord bevonden.

Conclusie:

De onderzoeken vormen geen aanleiding tot de uitvoering van een nader bodemonderzoek. De restconcentratienorm / interventiewaarde voor asbest (100 mg/kg) wordt op geen van de onderzochte deellocaties overschreden. Dit betekent dat er geen noodzaak tot saneren is op deze deellocaties.

Opgemerkt wordt dat bij eventueel herinrichting van de locatie wel rekening gehouden dient te worden met de aanwezigheid van puin en puinhoudende grond. Bij ontgraving en verwerking van (puinhoudende) grond dient men alert te zijn op de mogelijkheid van asbest(nesten). Bij het aantreffen van asbest tijdens grondwerk dienen veiligheidsmaatregelen getroffen te worden.

4.3.5 Geluid
4.3.5.1 Inleiding

Er is een akoestisch onderzoek verricht naar het geluid in de omgeving ten gevolge van de melkveehouderij Dirkes aan de Europaweg 89 in Nieuw-Schoonebeek. Het onderzoek dient voor de ruimtelijke onderbouwing van de wijziging van het bestemmingsplan in verband met de inpassing van een nieuw te realiseren melkveehouderij en kan tevens worden gebruikt voor de melding milieu/vergunningaanvraag. Het betreft het akoestisch onderzoek van Agrifirm Exlan met projectnummer 14.2209 versie 2 van 23 mei 2017. Het complete akoestisch onderzoek is toegevoegd als Bijlage 13.

4.3.5.2 Bevindingen

In het akoestisch onderzoek zijn één representatieve bedrijfssituatie en één incidentele bedrijfssituatie onderzocht. Uit de rekenresultaten blijkt dat tijdens de representatieve bedrijfssituatie het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) op alle omliggende woningen ten hoogste 39, 35 en 23 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode bedraagt en voldoet hiermee aan het toetsingskader van 40, 35 en 30 dB(A) in respectievelijk dag-, avond- en nachtperiode. De inrichting is hiermee inpasbaar op deze locatie.

Tijdens de incidentele bedrijfssituatie, vullen kuilsilo's in de dag- en avondperiode, blijkt dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau ten hoogste 44 en 45 dB(A) in respectievelijk de dag- en avondperiode bedraagt. Hiermee wordt het toetsingskader overschreden. Maatregelen zijn redelijkerwijs niet mogelijk. Het vullen van de kuilsilo's vindt hoogstens twaalf maal per jaar plaats. Gelet op het bovenstaande wordt dit acceptabel geacht.

De waarden voor het maximale geluidsniveau ('piekgeluidsniveau') (LAmax) worden voornamelijk veroorzaakt door: personenauto's, bestelauto's, tractoren, vrachtwagens, melktankwagens, overpompen melk, vullen voersilo's en veewagen. Deze activiteiten zijn inherent aan de bedrijfsvoering. Op de omliggende woningen bedraagt het maximale geluidsniveau tijdens de representatieve bedrijfssituatie en incidentele bedrijfssituatie ten hoogste 54, 55 en 47 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Hiermee wordt voldaan aan de grenswaarde van 70, 65 en 60 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.

De optredende indirecte hinder bedraagt tijdens de representatieve bedrijfssituatie ten hoogste 50, 41 en 23 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode en voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde.

Tijdens de incidentele bedrijfssituatie, vullen silo's in de dag- en avondperiode, bedraagt het equivalente geluidsniveau (LAeq) 54 en 50 dB(A) in respectievelijk de dag- en avondperiode. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde overschreden, maar wordt voldaan aan de maximale grenswaarde van 65 dB(A) etmaalwaarde. De verkeersbewegingen zijn inherent aan de bedrijfsvoering, vinden in totaal maximaal 12 dagen per jaar plaats en geluidsreducerende maatregelen zijn niet realistisch. Gelet op het bovenstaande wordt dit acceptabel geacht.

4.3.5.3 Conclusie

Het akoestisch onderzoek is beoordeeld en akkoord bevonden. De inrichting is inpasbaar op de locatie Europaweg 89 in Nieuw-Schoonebeek.

4.3.6 Lucht

Voor de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit is per 15 november 2007 hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer gewijzigd (Staatsblad 2007, nr. 434). De wijze van berekening van de concentraties luchtverontreinigende stoffen is vastgelegd in de 'Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007', welke in werking is getreden op 8 november 2007. Eind 2008 is een aanpassing van genoemde Regeling van kracht geworden. Voor de veehouderij zijn thans voor een aantal diersoorten en stalsystemen emissiefactoren beschikbaar. Deze zijn gekoppeld aan de diercodes zoals vermeld in de Regeling ammoniak en veehouderij. In bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn grenswaarden opgenomen zoals bedoeld in artikel 4.9 en 5.2 van deze wet.

Voor fijnstof zijn de volgende grenswaarden opgenomen:

  • De jaargemiddelde concentratie van zwevende deeltjes is maximaal 40 microgram per m3;
  • De daggemiddelde concentratie van 50 microgram per m3, mag maximaal 35 maal per kalenderjaar worden overschreden.

Door Agrifirm Exlan is een rapport luchtkwaliteit opgesteld (Bijlage 14). Hieruit blijkt dat ruimschoots aan de gestelde grenswaarden wordt voldaan.

4.4 Fysieke veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes.

Binnen en nabij het plangebied zijn geen bedrijven of transportroutes gelegen waarbij rekening moet worden gehouden met het aspect externe veiligheid.

Voorschriften over het brandveilig gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen zijn vastgelegd in het Bouwbesluit 2012 en de brandbeveiligingsverordening (hierna BBV). In het besluit zijn onder andere voorschriften opgenomen over de aanwezigheid, de controle en het onderhoud van mobiele brandblustoestellen.

Ten aanzien van de opslag van brandbare niet-milieugevaarlijke stoffen is in het Bouwbesluit een algemene functionele eis opgenomen, die inhoudt dat die opslag zodanig moet geschieden dat geen onveilige situatie ontstaat voor percelen, die zijn gelegen naast het perceel waar de opslag plaatsvindt.

Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning dient met bovenstaande rekening te worden gehouden.

4.5 Waterparagraaf

4.5.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. Waterhuishoudkundige consequenties van een plan mogen niet op de omgeving afgewenteld worden. Uitgangspunt is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat er grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed. Voorkomen moet worden dat wateroverlast ontstaat in gebouwen.

In het kader van de ontwikkelingen van dit plan dient overleg gevoerd te worden met waterschap Vechtstromen. De wijze waarop de aanvrager het waterschap informeert over ruimtelijke plannen en om advies vraagt, hangt sterk af van de aard van het plan. In de waterparagraaf dienen de keuzes in ruimtelijke plannen ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd worden beschreven. Het wateradvies van het waterschap moet daarin zijn meegenomen.

4.5.2 Watertoets

De watertoets is aangevraagd bij het waterschap Vechtstromen. Op basis van deze toets is de korte procedure doorlopen. De watertoets is toegevoegd als Bijlage 15.

4.5.3 Waterhuishouding

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1500m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.

Hemelwater

Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap is erop gericht het hemelwater af te koppelen van de riolering en te lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem. Als regel wordt genomen dat 10% van de toename van het verharde oppervlak moet worden ingericht voor hemelwaterberging.

Het bestaande bouwvlak heeft een omvang van 1 hectare. Het aan te passen bouwvlak op het gewenste bouwplan heeft dezelfde omvang. Binnen of direct aansluitend aan het plangebied is ruimte voor de infiltratie van hemelwater dan wel dat bestaand oppervlaktewater aanwezig is voor berging van hemelwater.

Vermeden dient te worden dat hemelwater in aanraking komt met materialen die milieu belastende stoffen uitlogen. Om verontreiniging te voorkomen dient derhalve bij de bouw geen gebruik te worden gemaakt van uitlogende materialen.

Bedrijfsafvalwater

Bedrijfsafvalwater mag niet worden geloosd op de riolering. Hiervoor dient een voorziening te worden getroffen door het bedrijf.

Aanleghoogte van de bebouwing

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

5.1 Ontwerp wijzigingsplan en zienswijzen

Het ontwerp wijzigingsplan heeft vanaf 23 juni 2017 gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tegen het ontwerp wijzigingsplan zijn geen zienswijzen ingediend. Provincie Drenthe heeft aangegeven dat het plan geen reden geeft voor het maken van opmerkingen (Bijlage 17).

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Voor het opstellen van een wijzigingsplan is een bedrag opgenomen in de legesverordening. De planontwikkelingskosten zijn voor rekening van de aanvrager. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.