direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Weerdinge, Weerdingerstraat ten noorden van 166
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2019016-W701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot wijzigingsplan

Er is een verzoek ingediend om het bestemmingsplan te wijzigen voor het perceel kadastraal bekend gemeente Emmen, sectie s, nummer 403. Het perceel is gelegen ten noorden van Weerdingerstraat 166 te Emmen (Weerdinge).

Op het perceel is op dit moment beplanting aanwezig. Verzocht wordt om het bestemmingsplan te wijzigen naar wonen ten behoeve van de realisatie van een vrijstaande woning.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen aan de zuidkant van het oude esdorp Weerdinge. Ten noorden (langs de Dorpsstraat/Viaductstraat en de Holtstraat) en ten zuiden (langs de Weerdingerstraat) van het oude esdorp zijn in de loop der jaren woongebieden ontstaan. Het perceel ten noorden van Weerdingerstraat 166 is gelegen aansluitend aan het woongebied dat langs de Weerdingerstraat, richting Emmen, is ontstaan.

Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de Weerdingerstraat. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door het woonperceel Weerdingerstraat 166. Aan de oost- en noordzijde wordt het perceel begrensd door agrarische gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2019016-W701_0001.png"

Afbeelding 1: Ligging plangebied in omgeving (indicatief rood omcirkeld het plangebied).

1.3 Huidige planologische regeling

1.3.1 Bestemming

Op 29 juni 2017 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan 'Weerdinge' vastgesteld. In dat bestemmingsplan is het perceel bestemd als 'Agrarisch met waarden – Esdorpenlandschap' (artikel 5). Het perceel is daarnaast aangeduid met 'wetgevingzone – wijzigingsgebied – Weerdingerstraat 1' en is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2019016-W701_0002.png"

Afbeelding 2: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Weerdinge' voor het plangebied (rood omlijnd).

1.3.2 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsplan

Artikel 5.7.1 lid b van de regels van het bestemmingsplan 'Weerdinge' bepaalt dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in de zin dat er een vrijstaande woning, conform de bestemming 'Wonen – Vrijstaand 3', wordt gerealiseerd binnen de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied – Weerdingerstraat 1'. Daarbij gelden de volgende bepalingen:

  • 1. de voorgevel van de vrijstaande woning dient in de gevellijn van de naastgelegen woning te worden gebouwd;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - Weerdingerstraat 1' dient te worden voldaan aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging omtrent toepassing van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: de woonsituatie, de stedenbouwkundige structuur, het landschap, archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, natuur, het functioneren van het watersysteem en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in de bijlagen 1 en 2 van de planregels van het bestemmingsplan 'Weerdinge'. Deze bijlagen worden betrokken bij de afweging voor wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.

In Hoofdstuk 3 Planbeschrijving en Hoofdstuk 4 Onderzoeken en milieubeoordeling wordt op bovengenoemde aspecten ingegaan wanneer deze relevant zijn voor het plan.

1.4 Opzet wijzigingsplan

Dit wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. In de toelichting wordt een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes. Op de verbeelding worden de percelen in het plangebied aangegeven met een bestemming. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het plangebied geregeld.

1.5 Overzicht verricht onderzoek

Ter voorbereiding van het wijzigingsplan 'Weerdinge, Weerdingerstraat ten noorden van 166' zijn onderzoeken verricht en adviezen gegeven. De conclusies uit de onderzoeken en adviezen zijn verwerkt in de toelichting.

Ter voorbereiding van het wijzigingsplan zijn de volgende onderzoeken verricht en adviezen gegeven:

  • Ecologische Quickscan.
  • Verkennend milieukundig bodemonderzoek.
  • Akoestisch onderzoek verkeerslawaai.
  • Watertoets.

In Hoofdstuk 4 Onderzoeken en milieubeoordeling wordt ingegaan op de resultaten uit de onderzoeken en adviezen.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

De Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020 (vastgesteld september 2001). De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor het wijzigingsplan Weerdinge, Weerdingerstraat ten noorden van 166 is vooral het thema wonen van belang.

De Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef richt zich op een accentverschuiving van kwantiteit naar kwaliteit en differentiatie van woonmilieus: De opgave ligt er om de woningvoorraad in lijn te brengen en te houden met de woonwensen van huidige én toekomstige inwoners. Dit betekent meer levensloopbestendige woningen en meer ruimte voor bouwkavels. Om ervoor te zorgen dat de woningmarkt op orde blijft, is een continue aanpassing aan de veranderende vraag geboden. Dit geldt niet alleen voor de kern van Emmen, maar ook voor de dorpen. Zo ontstaat op termijn een cyclische vernieuwing van de bestaande woongebieden.

2.1.2 Woonvisie 2018-2023

De Woonvisie 2018-2023 richt zich op een nieuwbouwopgave passend bij de kwalitatieve behoefte en aanvullend op de bestaande voorraad. Daarbij moet de bestaande woningvoorraad beter benut worden. In de Woonvisie is een strategie opgenomen voor woningbouw:

  • 1. Woningbouwinitiatieven worden niet individueel, maar in samenhang bekeken.
  • 2. Prioriteit wordt gegeven aan plannen voor herstructurering en transformatie.
  • 3. Bij het maken van de woon- en leefbaarheidsvisies voor dorpen en wijken komen plekken naar voren waar inbreiding (verdichting) mogelijk en gewenst is.
  • 4. Bestaande uitbreidingslocaties worden afgerond.
  • 5. Woningbouwplannen dragen bij aan een gevarieerd woonmilieu (ruimte bieden aan plannen die een nichemarkt bedienen en aan kleinschalige experimentele, innovatieve en duurzame woonvormen).
  • 6. Woningbouwplannen dragen bij aan ruimtelijke kwaliteit.

De Woonvisie geeft voor het deelgebied De Monden (waar Weerdinge toe behoort) tussen 2016 en 2021 een nette groei tot 25 woningen op de woningvoorraad. De Woonvisie sluit de bouw van een particuliere woning in Weerdinge niet uit. Hiertoe is in het bestemmingsplan 'Weerdinge' reeds een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Met het ingediende verzoek tot wijziging van het bestemmingsplan is er sprake van een voornemen om een vrijstaande woning te realiseren.

2.1.3 Ruimtelijke waardenkaart

De Ruimtelijke waardenkaart (RWK) is een eind september 2011 vastgestelde uitwerking van de Structuurvisie Emmen 2020. De Ruimtelijke waardenkaart belicht de cultuurhistorische en de landschappelijke waarden van het grondgebied van de gemeente Emmen. Het geeft een beschrijving van het ontstaan van het landschap en stelt de belangrijkste karakteristieken van het landschap vast, geeft de knelpunten aan met betrekking tot hedendaagse ruimtelijke ontwikkelingen en stelt een strategie op voor behoud, versterking en ontwikkeling van het landschap in relatie tot cultuurhistorie. Het document biedt concrete handvatten voor de ontwikkeling van het landschap in relatie tot cultuurhistorie en geeft aan met welke aspecten in de planvorming rekening dient te worden gehouden.

Deelgebieden en kenmerken per deelgebied
De RWK maakt een onderscheid in deelgebieden. Het plangebied ligt binnen het deelgebied 'Esdorpenlandschap'. Het esdorpenlandschap van de zandgronden vormt het oudste landschap van de gemeente Emmen. De bewoningsgeschiedenis voert terug tot ver voor de jaartelling. Al in het neolitihicum is dit gebied bewoond. Sindsdien heeft de mens het landschap van de zandgronden voortdurend aan de wensen en mogelijkheden van zijn tijd aangepast. Echter zonder het voorgaande geheel uit te wissen. Het resultaat is een uitzonderlijk gelaagd landschap, samengesteld uit een complex en intrigerend samenspel van elementen, patronen en structuren uit verschillende perioden.

Typerend voor het esdorpenlandschap zijn de gave brinkdorpen, rijkdom aan historische boerderijen, zand- en keienpaden, reliëf, archeologische sporen, lommerrijk (groen) en de kleinschalige afwisseling (het landschap is rijk aan kleine landschapselementen; wegbeplantingen, houtwallen en bosschages). Het beleid richt zich op behoud is van de typerende kenmerken van het esdorpnlandschap.

De Ruimtelijke waardenkaart omvat een drietal kaarten.

  • 1. Ruimtelijke aspecten, genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    • a. Escomplex
    • b. Brinkdorp (gaaf)
  • 2. Visuele aspecten, genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    • a. Geen
  • 3. Elementen, genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    • a. Geen

De kaart en het rapport 'Weerdinge, het landschap en dorp in historisch perspectief', die als bijlagen zijn opgenomen bij de regels van het bestemmingsplan 'Weerdinge', zijn een nadere uitwerking van de ruimtelijke karakteristieken van Weerdinge. Inzicht in de landschappelijke en dorpskarakteristieken biedt de gemeente en initiatiefnemers de mogelijkheid verantwoorde overwegingen te nemen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Dit rapport dient dan ook als beoordelingskader én inspiratiebron bij ruimtelijke ontwikkelingen. In Hoofdstuk 3 wordt nader op de ruimtelijke karakteristieken ingegaan.

2.1.4 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Een welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandscriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 30 juni 2016 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling past bij de omgeving.

Het bestemmingsplan en de Welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor het plangebied geldt het welstandsniveau 'welstand hoog'. De welstandscommissie dient te adviseren op het bouwplan voor een vrijstaande woning. Het bouwplan dient te voldoen aan redelijke eisen van welstand.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. Als in de tekst wordt gesproken over ‘lange termijn’, betreft het de periode na 2030.

De Omgevingsvisie heeft voor de provincie vooral een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is.

Missie

De missie van de provincie is het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten. Deze missie is ingegeven door wat inwoners, medeoverheden en maatschappelijke partners belangrijk vinden voor de toekomst van Drenthe. De kernkwaliteiten zijn samen met partners en de inwoners van Drenthe benoemd, te weten landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Kernkwaliteiten

De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Samen met vertegenwoordigers van overheden, belangengroepen, marktpartijen en inwoners heeft de provincie de volgende kernkwaliteiten van Drenthe benoemd :

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen);
  • noaberschap;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal);
  • menselijke maat;
  • veiligheid.

Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteiten. In hoofdstuk 4 van de Omgevingsvisie is voor alle kernkwaliteiten een uitwerking naar meer concrete indicatoren gemaakt, namelijk landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Zorgvuldig Ruimtegebruik

In Drenthe kunnen mensen nog ruimte beleven. Dat wil de provincie bewaken, ook wanneer er nieuwe ontwikkelingen zijn. Zorgvuldig ruimtegebruik is van provinciaal belang.

Milieu- en leefomgevingskwaliteit

De provincie streeft naar een gezonde en veilige leefomgeving voor mens, plant en dier. Het beschermen van de kwaliteit van milieu en leefomgeving is veelal op Europees en nationaal niveau geregeld. Daarbij zijn diverse taken en verantwoordelijkheden bij de provincies neergelegd. Deze taken, gericht op het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid, zijn daarmee van provinciaal belang.

Kaarten en doelstellingen

Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe zijn de kernkwaliteiten nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) is het plangebied als volgt aangeduid:

Kernkwaliteiten

Archeologie

De inhoudelijke kaart Archeologie geeft een overzicht van de archeologische waarden en verwachtingen die de provincie van provinciaal belang achten. In gebieden of terreinen met een archeologische verwachting op de archeologiekaarten, wordt gestuurd op een goede uitvoering van archeologisch onderzoek. Niet voor alle bodemingrepen is archeologisch onderzoek vereist. Dit hangt af van de omvang en aard van de ingreep, de waarde/verwachting van de locatie en het vrijstellingenbeleid zoals dat is uitgewerkt in de gemeentelijke archeologiekaarten (paragraaf 4.1 Archeologie).

Aardkundige waarden

Aardkundige waarden zijn natuurlijke variaties in het aardoppervlak van geomorfologische, geologische, bodemkundige verschijnselen en/of processen die onder andere onder invloed van wind en water gebeuren. Onder aardkundige waarden vallen bijvoorbeeld veentjes, pingoruïnes, stuwwallen, zandkoppen en (micro en macro)reliëf.

Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie Drenthe behouden en waar mogelijk herstellen zonder daarbij het normale landbouwkundig gebruik te belemmeren. Voor de aardkundige waarden onderscheiden worden drie beschermingsniveaus onderscheiden die verschillen in de mate van inzet van de provincie. De hoge en het gemiddelde beschermingsniveau zijn van provinciaal belang.

Het plangebied is gelegen binnen een gebied met een hoog beschermingsniveau. In deze gebieden wil de provincie Drenthe ontwikkelingen toestaan als aardkundige kwaliteiten en kenmerken worden behouden.

Cultuurhistorie

Het beleid van de provincie Drenthe ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas Drenthe. Twee doelstellingen staan hierin centraal. Ten eerste wil de provincie cultuurhistorie herkenbaar houden. Het provinciaal belang is vastgelegd in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (Informatiekaart Cultuurhistorie). Ten tweede wil de provincie de ruimtelijke identiteit versterken. De provincie doet dit door ruimtelijke ontwikkelingen te sturen vanuit samenhangende cultuurhistorische kwaliteiten, met respect en durf. Daarin is ruimte voor inspiratie en eigen afwegingen van de partners van de provincie.

Het plangebied is gelegen binnen het gebied De Hondsrug. De ambitie in dit gebied is gericht op:

  • Het behouden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp en es, waarbij de esdorpen en essen als een keten op de Hondsrug liggen, afgewisseld met scherp begrensde boswachterijen. Bovendien kent het esdorpenlandschap een grote tijdsdiepte, wat blijkt uit vele zichtbare en onzichtbare (pre)historische bewoningssporen als nederzettingen, grafmonumenten en celtic fields.
  • Het benadrukken van het lineair patroon van hunebedden, grafheuvels en andere zichtbare en onzichtbare prehistorische relicten die getuigen van de prehistorische route over de Hondsrug.
  • Het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. Deze opzet wordt getypeerd door een vrije ordening van bebouwing en boerderijen, afwisseling tussen bebouwde plekken en open ruimtes (in het bijzonder de brinken) en doorzichten naar het omliggende buitengebied.

De provincie maakt onderscheid tussen drie sturingsniveaus ten aanzien van cultuurhistorie: respecteren, voorwaarden stellen en eisen stellen.

Als sturingsniveau binnen het gebied De Hondsrug geldt de categorie 'eisen stellen': de provincie stuurt de ontwikkelingen in de (vanuit de cultuurhistorie bezien) gewenste richting. Van de initiatiefnemer wordt verwacht dat de cultuurhistorische samenhang als dé drager voor nieuwe plannen wordt gebruikt. Ontwikkelingen bouwen op deze samenhang voort. Vanaf het begin wil de provincie hiervoor een plek bedingen in het planvormingsproces.

Landschap

Het plangebied is gelegen binnen het landschapstype Esdorpenlandschap. Het Drents plateau bestaat voornamelijk uit esdorpenlandschap. Dit landschapstype bevat enkele telkens terugkerende onderdelen, namelijk het dorp, de es, het beekdal en de velden/bossen/heide.

Het esdorpenlandschap is een agrarisch cultuurlandschap ten voeten uit. Elk onderdeel van het landschap komt voort uit het agrarisch gebruik en is gerelateerd aan het functioneren van de lokale agrarische dorpsgemeenschap, met de boermarken als het oorspronkelijke gezag. De esdorpen vormen vanouds de ontginningsbasis van het landschap. Ze liggen veelal op landschappelijke overgangen van nat (beekdal) naar droog (es/heide/bos).

Kenmerken van de nederzetting is dat het landelijke gebied doordringt tot diep in de dorpsstructuur. De brink vormt nu vaak het centrum van het dorp. De brinken waren (zijn) beplant met opgaande bomen, veelal eiken. Rond de brink werden de boerderijen gegroepeerd. Brinken lagen van oorsprong aan de rand van het dorp. De open ruimten worden gevormd door één of meer brinken, erven, kleine akkers en weilanden tussen de bebouwing. Van oudsher is er een functionele samenhang tussen deze ruimten en de bebouwing. Het wegenpatroon is een vervlechting van bochtige wegen, bestaande uit één of enkele doorgaande wegen en enkele minder belangrijke wegen die daarop aansluiten. De nu nog zichtbare klinkerbestrating is hiervoor kenmerkend. Waar het nog gaaf is, maakt het dorpssilhouet de indruk van een hoogstaand bos met daartussen en aan de randen lage dorpsbebouwing. De bebouwing is landelijk van karakter en bestaat vooral uit typische boerderijen die schijnbaar willekeurig geplaatst zijn. Soms steekt een kerktoren of molen boven het silhouet uit.

Van provinciaal belang voor (de omgeving van) het plangebied zijn de essen: deze voor het esdorpenlandschap kenmerkende open ruimtes zijn veelal omgeven met esrandbeplanting. Het provinciaal beleid is gericht op behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting.

Conclusie ten aanzien van kernkwaliteiten

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op de realisatie van een vrijstaande woning. De realisatie van een vrijstaande woning op het perceel ten noorden van Weerdingerstraat 166 in Emmen (Weerdinge) leidt niet tot een aantasting van de beschreven kernkwaliteiten. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie zijn nader beschreven op de kaart en in het rapport 'Weerdinge, het landschap en dorp in historisch perspectief', die als bijlagen zijn opgenomen bij de regels van het bestemmingsplan 'Weerdinge'.

In Hoofdstuk 3 Planbeschrijving en Hoofdstuk 4 Onderzoeken en milieubeoordeling wordt nader ingegaan op de ruimtelijke en milieutechnische inpassing van de vrijstaande woning.

2.2.2 Provinciale omgevingsverordening Drenthe

Provinciale Staten van Drenthe hebben de Provinciale omgevingsverordening (POV) Drenthe vastgesteld.

Bestaand stedelijk gebied

Het plangebied is aangewezen als 'Bestaand Stedelijk Gebied'. De provincie moet algemene regels formuleren gericht op zorgvuldig ruimtegebruik. Deze algemene regels richten zich op de inhoud van of toelichting bij bestemmingsplannen die bewerkstelligen dat een bestemmingsplan alleen nieuwe bebouwing kan toestaan binnen het bestaand stedelijk gebied, aansluitend op het bestaand stedelijk gebied, of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De in dit artikel vastgelegde begrenzing dient primair als geografische referentie voor de uitvoering van regels met betrekking tot bouwen in landelijk gebied. Daarnaast ligt binnen bestaand stedelijk gebied de verantwoordelijkheid voor kernkwaliteiten in principe bij de gemeente. Het provinciaal belang voor archeologie, aardkundige waarden en cultuurhistorie kent hierop een uitzondering: het provinciaal belang is ook van toepassing binnen bestaand stedelijk gebied als deze opgenomen zijn op de desbetreffende kaarten van de POV.

2.3 Rijksbeleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Voor Emmen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied. In het Rijksbeleid zijn geen specifieke bepalingen opgenomen voor de realisatie van een vrijstaande woning.

2.4 Conclusie

De conclusie van de in dit wijzigingsplan Weerdinge, Weerdingerstraat ten noorden van 166 beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct door werkt in het plangebied. Hierdoor is het wijzigingsplan niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende wijzigingsplan kan eveneens geconcludeerd worden dat het plan passend is in het gemeentelijke en provinciale beleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied is gelegen aan de Weerdingerstraat in Emmen (Weerdinge). Weerdinge is gelegen in het esdorpenlandschap. Het esdorpenlandschap van de zandgronden vormt het oudste landschap van de gemeente Emmen.

Vanaf de vroege Middeleeuwen gingen mensen zich permanent vestigen en zijn dorpen als Weerdinge op hun huidige plaats komen te liggen. Waar deze boerderijen precies hebben gestaan is niet bekend. De veldnamen 'hof' (=huis en erf) en 'woert' (=huiskamp) kunnen duiden op de oudste bewoningsplekken in een dorp. Weerdinge heeft als nederzetting met een kleinschalig karakter nog veel historische kenmerken van een esdorp.

Op pagina 20 van het rapport 'Weerdinge, het landschap en dorp in historisch perspectief' is schematisch de ontwikkeling van de bebouwingsstructuur in beeld gebracht.

Het dorp bestond oorspronkelijk uit boerderijen met open erven, in wisselende richting ten opzichte van elkaar. Na 1880 is het dorp vooral gegroeid langs en tussen paden en (hoofd)wegen die al in 1880 – 1900 bestonden. Zo ontstond tussen 1908 en 1930 bebouwing langs de huidige Holtstraat. De bebouwing ten westen van deze straat ontstond tussen de Holtstraat en een voormalig pad. De bebouwing ten oosten van deze straat lag ingeklemd tussen de Holtstraat en een houtwal en na 1908 de spoorlijn. Dit verklaart ook de huidige grote variatie in de diepte van de percelen langs deze weg. Ook richting Emmen, langs de Weerdingerstraat breidde het dorp zich tussen 1900 en 1930 uit. Bijzonder detail is dat de oude markegrens ook tot de jaren vijftig de grens van de bebouwing is geweest. Ook nu nog zijn er slechts twee percelen ten zuiden van deze oude grens.

Na WOII heeft er enkele decennia een rijtje woningen ten oosten van de Weerdingerstraat, langs een zijstraat van de Paasweg, gestaan. Dit rijtje, het ‘rooie dorp’ genoemd vanwege de gebruikte rode steen, is in de jaren zeventig weer afgebroken.

Tenslotte is de bebouwing in het (driehoekig) gebiedje rondom de Nolsstraat en Buiskoolstraat/Nieuwstraat vanaf 1900 toegenomen. De bebouwing langs de Emmerhoutstraat is van latere datum, nl. na 1965.

Al met al is in de loop der tijd de grootste bewoningsconcentratie wat noordelijker komen te liggen in vergelijking met 1832. De uitbreidingen langs de wegen hebben ook meer het karakter van een wegdorp met huizen op min of meer dezelfde rooilijn en nokrichting dan van een esdorp. De karakteristieke losse esdorpbebouwingstructuur is alleen nog langs de Dorpsstraat te vinden en wel het gedeelte waar de oudste bebouwing en beschermde monumenten staan.

Het plangebied is gelegen aansluitend aan het woongebied dat langs de Weerdingerstraat, richting Emmen, is ontstaan. Ten noorden van het plangebied is het oude esdorp Weerdinge gelegen, met de karakteristieke losse esdorpbebouwingsstructuur. Dat is het gedeelte van Weerdinge waar de oudste bebouwing en beschermde monumenten staan. Op het perceel ten noorden van Weerdingerstraat 166 heeft in de 20e eeuw bebouwing gestaan, zoals te zien is op het kaartbeeld van 1960. Op het perceel is op dit moment beplanting aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2019016-W701_0003.png"

Afbeelding 3: Kaartbeeld Weerdinge 1960.

3.2 Beschrijving ontwikkeling

Er is een verzoek ingediend om het bestemmingsplan te wijzigen voor het perceel kadastraal bekend gemeente Emmen, sectie s, nummer 403. Het perceel is gelegen ten noorden van Weerdingerstraat 166 te Emmen (Weerdinge). Verzocht wordt om het bestemmingsplan te wijzigen naar wonen ten behoeve van de realisatie van een vrijstaande woning.

In het bestemmingsplan 'Weerdinge' is het perceel bestemd als 'Agrarisch met waarden – Esdorpenlandschap' (artikel 5). Het perceel is daarnaast aangeduid met 'wetgevingzone – wijzigingsgebied – Weerdingerstraat 1'.

Artikel 5.7.1 lid b van de regels van het bestemmingsplan 'Weerdinge' bepaalt dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in de zin dat er een vrijstaande woning, conform de bestemming 'Wonen – Vrijstaand 3', wordt gerealiseerd binnen de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied – Weerdingerstraat 1'. Daarbij gelden de volgende bepalingen:

  • 1. de voorgevel van de vrijstaande woning dient in de gevellijn van de naastgelegen woning te worden gebouwd;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - Weerdingerstraat 1' dient te worden voldaan aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.

Op de kaart 'Weerdinge, het landschap en dorp in historisch perspectief', dat als bijlage opgenomen is bij de regels van het bestemmingsplan 'Weerdinge', zijn de ruimtelijke karakteristieken van Weerdinge uitgewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2019016-W701_0004.png"

Afbeelding 4: Uitsnede kaart 'Weerdinge, het landschap en dorp in historisch perspectief'.

Op het perceel ten noorden van Weerdingerstraat 166 is op de kaart een solitaire boom aangeduid. In het door aanvrager opgestelde tuinontwerp is deze boom (een monumentale paardenkastanje) meegenomen. Het plan leidt niet tot aantasting van de ruimtelijke karakeristieken. Zo blijven essentiële zichtlijnen gehandhaafd. Met de situering van de woning op het perceel is voor het toekomstig woon- en leefgenot rekening gehouden met het vrije zicht over de agrarische gronden aan de oost- en noordzijde. Het tuinontwerp is hieronder weergegeven en toegevoegd als Bijlage 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2019016-W701_0005.png"

Afbeelding 5: Tuinontwerp.

Met het wijzigen van de bestemming naar 'Wonen - Vrijstaand 3' wordt de realisatie van een vrijstaande woning mogelijk gemaakt binnen het plangebied. Binnen de bestemming 'Wonen - Vrijstaand 3' gelden samengevat de volgende bouwregels voor het realiseren van een vrijstaande woning.

  • de oppervlakte van gebouwen mag ten hoogste 250 m2 bedragen;
  • de voorgevel van de woning dient in de gevellijn te worden opgericht;
  • de afstand van de woning tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 meter te bedragen;
  • de bouwhoogte van de woning mag maximaal 9 meter bedragen;
  • de goothoogte van de woning mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • de dakhelling mag niet minder dan 35 graden bedragen.

Door initiatiefnemer is een concept bouwplan gemaakt voor de woning (Bijlage 3). De woning wordt centraal gesitueerd op het perceel. De voorgevel van de woning wordt in de gevellijn van de naastgelegen woning (Weerdingerstraat 166) gebouwd. Het perceel wordt met een uitrit rechtstreeks ontsloten op de Weerdingerstraat. Een bijgebouw wordt gerealiseerd aan de binnenzijde van het terrein, waarmee rekening wordt gehouden met zichtlijnen naar het open aangrenzende agrarische gebied aan de noordzijde van het perceel. Met het wijzigen van de bestemming wordt het functioneren van omliggende bestemmingen niet aangetast.

Het concept bouwplan voor de woning voldoet aan de bouwregels uit het bestemmingsplan. Een definitief bouwplan dient verder te voldoen aan redelijke eisen van welstand. Hierover dient de welstandscommissie te adviseren.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken en milieubeoordeling

4.1 Archeologie

4.1.1 Algemeen

De gemeente Emmen heeft archeologiebeleid vastgesteld, d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport. Dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologiebeleid en waarop de beleidskeuzes zijn gebaseerd. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën 'Waarde - Archeologie'. Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Onderstaande tabel geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2019016-W701_0006.png"

4.1.2 Archeologische waarden in het plangebied

Het plangebied Weerdinge, Weerdingerstraat ten noorden van 166 is volgens de beleidskaart gelegen in een gebied aangeduid als 'Waarde - Archeologie 4'. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' is opgenomen op de verbeelding en in de planregels.

De werkzaamheden die gaan plaatsvinden in het plangebied betreffen het bouwen van een woning met bijbehorende bouwwerken tot een oppervlakte van maximaal 250 m2 (kleiner dan 1000 m2). Om die reden is nader archeologisch onderzoek op voorhand niet nodig.

4.2 Ecologie

4.2.1 Algemeen

De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden).

Gebiedsbescherming

In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) -voorheen Ecologische Hoofdstructuur- is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.

Het plangebied ligt niet binnen de aangewezen natuurgebieden van het Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000.

Soortenbescherming

Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten. Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:

  • uit gegevens of onderzoek blijkt dat er sprake is van verstoring of doden van (een) beschermde soort(en);
  • het bouwwerk en/of de activiteit veroorzaakt beschadiging of vernieling van voortplanting- of rustplaatsen van dieren, danwel ontworteling of vernieling van plantensoorten;
  • er kan geen gebruik gemaakt worden van een vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming;
  • er kan niet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode.
4.2.2 Natuurwaarden in het plangebied

Ten behoeve van de uitvoering van het plan is door Alcedo een Ecologische Quickscan uitgevoerd. Het onderzoek is toegevoegd als Bijlage 4.

Naast Weerdingerstraat 166 te Emmen bevindt zich een onbebouwde kavel bestaand uit een boom- en struikrijk stuk grond dat enigszins verwilderd is. Het voornemen is om deze locatie te herontwikkelen. Daartoe zal een groot deel van de bomen en heesters ter plaatse worden gerooid. Hiervoor in de plaats zal een woning gebouwd. De te kappen bomen en de natuurlijke omgeving kunnen huisvesting bieden aan middels de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde diersoorten. Onderzoek zal moeten uitwijzen of dit ook daadwerkelijk het geval is. Daartoe is in eerste instantie het uitvoeren van een ecologische quickscan binnen de kaders van de Wnb noodzakelijk. De resultaten van de quickscan zijn bepalend voor eventueel vervolgonderzoek.

Veldbezoek

Tijdens het veldbezoek is voor zover mogelijk een inventarisatie uitgevoerd van de beschermde soorten binnen de Wnb met de nadruk op de niet vrijgestelde beschermde soorten.

Flora

Tijdens dit veldonderzoek is het totale perceel (ook het deel buiten de geplande bouwlocatie) onderzocht op het voorkomen van beschermde plantensoorten. Naast een groot aantal ruigtekruiden zoals grote brandnetel en schapenzuring welke duiden op een sterk bemeste of deels verzuurde bodem zijn er geen bijzondere plantensoorten aangetroffen.

Grondgebonden zoogdieren

Tijdens dit onderzoek zijn op de onderzochte locatie geen vaste rust- of verblijfplaatsen van grondgebonden zoogdieren aangetroffen. Ook zijn er geen sporen aangetroffen die duiden op vaste bewoning of verblijfplaatsen. Dus geen burchten van das of holen van vos. Ook geen nesten van eekhoorns of sporen van kleine marterachtigen. Er zijn wel sporen aangetroffen van bosmuis, veldmuis of aardmuis en mol. In de directe omgeving van de locatie komen zeker diverse soorten muizen voor alsmede boommarter, steenmarter, bunzing, hermelijn, wezel, egel, konijn, haas, ree, das en vos. (Bron. NDFF).

Vleermuizen

Er is geen gericht onderzoek verricht naar het voorkomen van vleermuizen. Wel is er algemeen gekeken naar verblijfplaatsen van vleermuizen en functies die het gebied kan vervullen voor vleermuizen. In de directe omgeving van de onderzochte locatie (minder dan 1 km) komen de volgende vleermuissoorten voor: gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, laatvlieger en rosse vleermuis (Bron: NDFF). Daarvan is onder meer de rosse vleermuis een boom-bewonende soort. Op het terrein staat een monumentale paardenkastanje. Op basis van deze scan is geconstateerd dat er zich in deze boom geen geschikte verblijfplaatsen bevinden voor boom-bewonende vleermuissoorten. In de bebouwing in de omgeving zullen mogelijk soorten als gewone dwergvleermuis en laatvlieger voorkomen. Deze soorten zullen de onderzochte locatie zonder twijfel benutten als foerageerplaats. Ook de lintvormige boomstructuur van de Weerdingerstraat zal fungeren als migratiecorridor waarlangs vleermuizen vliegen op hun tochten van slaapplaats in stedelijk gebied naar foerageergebieden in het buitengebied. Het voornemen is om niet alle bomen op de onderzochte locatie te kappen. Er zal dus voldoende foerageergebied gespaard blijven.

Vogels

Tijdens deze scan zijn de volgende vogelsoorten aangetroffen: houtduif, koolmees, pimpelmees, roodborst, vink, merel, winterkoning. In een van de prunussen werd een nest van een houtduif aangetroffen. Overige nesten werden niet gevonden. Speciale aandacht ging uit naar de dichte coniferenhagen en dichte sparren. Dat zijn in de winterperiode vaak slaapplaatsen voor (rans)uilen. Deze verraden hun aanwezigheid door uitwerpselen en braakballen op de grond onder de slaapplaatsen. Er werden geen slaapplaatsen van uilen gevonden.

Amfibieën, reptielen en vissen

Er is geen gericht onderzoek naar het voorkomen van deze soorten en/of soortgroepen verricht. De reden hiervoor is dat op basis van een visuele inspectie kon worden volstaan met de constatering dat er geen belangrijk biotoop voor deze soortgroepen zal worden aangetast.

Dagvlinders, libellen en overige ongewervelden

Ook naar deze soortgroepen is geen gericht onderzoek verricht. Dat heeft te maken met het feit dat bij de voorgenomen werkzaamheden er geen schade kan en zal worden toegebracht aan deze soortgroepen. Afgaand op de aard van het terrein en afgaand op de geraadpleegde bronnen zijn er ook geen middels de Wnb beschermde insectensoorten te verwachten.

4.2.3 Conclusie

Op basis van de Quickscan kan het volgende worden geconcludeerd:

  • Op de onderzochte locatie is het voorkomen van middels de Wnb beschermde plant- of diersoorten niet aangetoond;
  • Er zijn geen jaarrond beschermde nesten van vogels aangetroffen;
  • Ten aanzien van de voorgenomen plannen is het niet noodzakelijk vervolgonderzoek uit te voeren volgens vleermuisprotocol;
  • Ten aanzien van de voorgenomen plannen is het niet noodzakelijk vervolgonderzoek uit te voeren volgens kennisdocumenten.

Op basis van de Quickscan wordt het volgende geadviseerd:

  • Richt de nieuw te bouwen woning en de daar omheen aan te leggen tuin in op een natuurinclusieve wijze. Dat wil zeggen: integreer in de bouw huismussenkasten, vleermuiskasten en beplant de omgeving met inheems plantgoed en kruidenrijke randen. Meer informatie hierover is te vinden op www.vivarapro.com en www.cruydthoeck.nl;
  • Indien mogelijk is het aan te bevelen de monumentale paardenkastanje te behouden. Deze heeft wel een opknapbeurt nodig (snoei). Deze boom fungeert zondermeer als goede foerageerplaats voor vleermuizen en veel vogelsoorten.

NB: De monumentale kastanje blijft gehandhaafd. In het opgestelde tuinontwerp (Bijlage 2) is deze meegenomen.

Op basis van de Wet natuurbescherming is de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Daarbij geldt voor alle bouwactiviteiten dat er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden, waardoor:

  • de aanvang van de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
  • een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

4.3 Milieu

4.3.1 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt het inpassen van nieuwe functies in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Binnen het plangebied is sprake van een nieuw te realiseren woning. In de directe omgeving zijn geen bedrijven gelegen die door de realisatie van een woning in de bedrijfsexploitatie zouden kunnen worden beperkt.

4.3.2 Bodem
4.3.2.1 Verkennend en actualiserend bodemonderzoek

Er is door Sigma Bouw & Milieu verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. Het bodemonderzoek is toegevoegd als Bijlage 5.

Aanleiding

Aanleiding tot de uitvoering van het verkennend milieukundig bodemonderzoek vormt de geplande nieuwbouw van een woning op de locatie.

Doel

Het verkennend bodemonderzoek volgens NEN-5740+A1 heeft tot doel inzicht te verkrijgen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en vast te stellen of er sprake is van bodemverontreiniging. Aan de hand van dit onderzoek wordt inzicht verkregen in hoeverre het bodemgebruik van de locatie heeft geleid tot verontreiniging. Op basis van de onderzoeksresultaten kan een milieuhygiënische beoordeling worden gegeven ten aanzien van de beoogde c.q. de toekomstige gebruiksmogelijkheden van de locatie. Indien uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er sprake is van bodemverontreiniging zal worden beoordeeld of vervolgonderzoek noodzakelijk geacht wordt.

Het verkennend onderzoek asbest in bodem volgens NEN-5707+C2 heeft tot doel om na te gaan of de locatie al dan niet verdacht is op het voorkomen van asbesthoudende materialen op of in de bodem.

Conclusies verkennend milieukundig bodemonderzoek NEN-5740+A1

Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de locatie niet geheel vrij is van bodemverontreiniging. De boven- en ondergrond ter plaatse van de onderzoekslocatie bevatten enkele stoffen verhoogd t.o.v. de achtergrondwaarde. De plaatselijk verhoogd gemeten gehalte overschrijden de tussenwaarde en de bodemindex waarde (>0,5) niet en geven daardoor geen directe aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek. De onderzoeksresultaten stemmen niet geheel overeen met de gestelde hypothese, de vooraf gestelde hypothese "onverdacht" dient formeel verworpen te worden. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat er beïnvloeding van de bodemkwaliteit heeft plaatsgevonden.

Conclusies verkennend onderzoek asbest in grond NEN 5707+C1

Op basis van de vooraf gestelde hypothese is de onderzoekslocatie in eerste aanleg als verdacht voor asbest aangemerkt. Uit het onderzoek is gebleken dat de bovengrond t.p.v. de inspectiegaten G1 t/m G12 niet aantoonbaar verontreinigd is met asbest. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt de vooraf gestelde onderzoekshypothese "verdacht" voor de inspectiegaten G1 t/m G12 verworpen.

4.3.2.2 Conclusie

Op basis van het onderzoek zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen bouw van de woning.

4.3.3 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

4.3.3.1 Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder is alleen van toepassing binnen de van rechtswege aanwezige zone van een weg. Conform de Wet geluidhinder heeft elke weg een zone. Conform art. 74 lid 2 Wgh zijn de onderstaande wegen hiervan uitgezonderd:

  • 1. Wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • 2. Wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.

Het plangebied ligt binnen de geluidszone van wegverkeer van de Weerdingerstraat. Hiervoor is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het betreft het akoestisch onderzoek van Geluidmeesters dat toegevoegd is als Bijlage 6.

Aangezien de nieuw te bouwen woning is gelegen binnen de zone van de Weerdingerstraat is de geluidsbelasting op de woning onderzocht en getoetst aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder. De weg betreft een binnenstedelijke weg met twee rijstroken en een zone van 200 meter.

De gemeente Emmen heeft de verkeersgegevens voor het toekomstig maatgevend jaar (2030) aangeleverd. De wegdekverharding bestaat ter hoogte van de ontwikkelingslocatie uit een elementenverharding (W9a). Direct ten zuiden van het perceel wijzigt dit in een asfaltverharding dat gelijk is gesteld aan referentiewegdek (W0). De wettelijke rijsnelheid op de weg bedraagt 50 km/h.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de berekende geluidsbelasting vanwege de Weerdingerstraat op de woning ten hoogste 56 dB bedraagt. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB met ten hoogste 8 dB overschreden. Er wordt voldaan aan de grenswaarde van 63 dB.

4.3.3.2 Hogere grenswaarde

Gelet op het voorgaande dienen burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde van 56 dB ten gevolge van wegverkeer op de Weerdingerstraat vast te stellen. Hiertoe wordt tegelijkertijd met de procedure wijzigingsplan een procedure hogere grenswaarde Wet geluidhinder gevoerd (Bijlage 7).

4.3.3.3 Gevelmaatregelen

Na vaststelling van een hogere grenswaarde wordt bij de aanvraag van de omgevingsvergunning (onderdeel bouwen) de geluidwering van de gevels getoetst aan het Bouwbesluit. Hierbij dient de geluidsbelasting, excl. aftrek art. 110g Wet geluidhinder te worden gehanteerd. In de onderzochte situatie bedraagt deze geluidsbelasting 61 dB.

4.3.4 Lucht

De Wet luchtkwaliteit is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
4.3.4.1 Algemeen beeld luchtkwaliteit plangebied

De realisatie van één vrijstaande woning is een project dat 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Omdat er verder geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOx en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het vaststellen van het wijzigingsplan.

4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes.

Binnen en nabij het plangebied zijn geen bedrijven, transportroutes en buisleidingen gelegen waarbij rekening moet worden gehouden met het aspect externe veiligheid op het voorgenomen bouwplan.

4.5 Waterparagraaf

4.5.1 Ligging plangebied

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's. In het kader van de ontwikkelingen van dit plan dient overleg gevoerd te worden met waterschap Hunze en Aa's. De wijze waarop de aanvrager het waterschap informeert over ruimtelijke plannen en om advies vraagt, hangt sterk af van de aard van het plan. In de waterparagraaf dienen de keuzes in ruimtelijke plannen ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd worden beschreven. Het wateradvies van het waterschap moet daarin zijn meegenomen.

4.5.2 Uitgangspunten

Uitgangspunt is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat er grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.

Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap is gericht op afkoppelen van hemelwater van de riolering en te lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem.

Om bodemvervuiling te voorkomen is het wenselijk om geen gebruik te maken van uitlogende materialen. Om wateroverlast in gebouwen te voorkomen wordt voorgeschreven dat een vloerpeil tenminste 30 centimeter boven de weg ligt.

Bij stedelijke uitbreidingen of herstructureringen mag een toename van het verhard oppervlak niet resulteren in een extra belasting van het watersysteem, er moet waterneutraal gebouwd worden. Dit houdt in dat de initiatiefnemer voldoende maatregelen neemt om de versnelde waterafvoer, te compenseren. De initiatiefnemers van de uitbreiding van het verhard oppervlak moeten ervoor zorgen dat ze voldoende compenserende maatregelen nemen.

Als vuistregel hanteert het waterschap dat per m2 toename verhard oppervlak 80 liter extra waterberging gerealiseerd moet worden in het plangebied. In het definitieve wateradvies van het waterschap wordt een maatwerkberekening opgenomen voor de benodigde extra berging.

4.5.3 Waterhuishouding

Het plangebied ligt in een peilgebied met een zomerpeil van +10,70 meter NAP en een winterpeil van +10,20 meter NAP. Er ligt geen oppervlaktewater direct aangrenzend aan het plangebied; de dichtstbijzijnde benedenstroomse watergangen (sloten) liggen op ruim 100 meter afstand (figuur 1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2019016-W701_0007.png"

Onder het bouwperceel komen sterk fluctuerende grondwaterstanden voor (figuur 2 en 3); tussen de 0,3 en 9,4 m-mv. Dit kan worden verklaard doordat de ondergrond van het plangebied bestaat uit een goed doorlatende podzolgrond (zand) waaronder op ca. 0,8 m-mv keileem voorkomt tot dikten van 2,5 meter (figuur 4). Hierdoor kan het voorkomen dat hemelwater niet of onvoldoende in de diepere ondergrond kan infiltreren, waardoor er in en juist onder het maaiveld schijngrondwaterspiegels kunnen voorkomen op het perceel. Om na te gaan of eventuele wateroverlast door hoge grondwaterstanden boven de keileem voorkomen, kan bijvoorbeeld bij naaste buren worden nagegaan of dit inderdaad aan de orde is. Voor het bouwperceel zal het vloerpeil eveneens afgestemd moeten worden op die van de omgeving. Dat betekent voor het bouwperceel een ophoging van het maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2019016-W701_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2019016-W701_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2019016-W701_0010.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2019016-W701_0011.png"

4.5.3.1 Hemelwater

Hemelwater lozen op het vuilwaterriool is de minst gewenste en minst duurzame manier om het hemelwater af te voeren. Hemelwater mag alleen op het vuilwaterriool worden geloosd als de lozer het hemelwater niet kan hergebruiken of kan afvoeren via de bodem, het openbaar regenwaterstelsel, een oppervlaktewaterlichaam zonder een specifieke functie of een kwetsbaar oppervlaktewaterlichaam. Lozingen op de riolering vallen onder de bevoegdheid van de gemeente.

Compenserende waterberging kan op meerdere manieren gerealiseerd worden. Naast een infiltratievoorziening (wadi) kan bijvoorbeeld worden overwogen vertraagde afvoer en infiltratie via groen daken of semi-verharding op het erf. Nader onderzoek naar de lokale diepteligging van de keileem is aan te bevelen en daarop de maatregelen af te stemmen. Afvoer van hemelwater naar het gemengde vrijvervalriool heeft niet de voorkeur en zou in dit landelijk gebied voorkomen kunnen worden.

4.5.3.2 Riolering

Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied. In een gemengd rioolstelsel worden afvalwater en regenwater 'gemengd' en vervolgens gezamenlijk afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Tijdens perioden met meer neerslag kan het voorkomen dat de rioolberging geheel gevuld raakt en zal rioolwater via de riooloverstorten naar het oppervlaktewater stromen. Een gescheiden rioolstelsel houdt afvalwater en regenwater gescheiden. Afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering, regenwater wordt rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd.

Het rioolstelsel aansluitend op het plangebied is uitgevoerd als een gemengd riool. Het rioolstelsel voldoet aan de eisen. Er zijn geen hydrologische knelpunten bekend. De woning kan worden aangesloten op het bestaande rioolstelsel.

4.5.4 Watertoets

Het waterschap is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de normale procedure van de watertoets moet worden doorlopen. Dit houdt in dat het waterschap een maatwerk wateradvies heeft gemaakt. De uitgangspuntennotitie watertoets is toegevoegd als Bijlage 8.

Voor de verdere procedurele afhandeling van de watertoets is het van belang om het waterschap te blijven betrekken en rekening te houden met de in de uitgangspuntennotitie aangegeven adviezen. Dit kan bij de verdere uitwerking van het bouwplan.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

5.1 Ontwerp wijzigingsplan en zienswijzen

Het ontwerp wijzigingingsplan heeft vanaf 12 juli 2019 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn zijn er geen inhoudelijke zienswijzen ingediend. Provincie Drenthe heeft aangegeven dat het provinciaal belang, in dit geval cultuurhistorie, voldoende in het plan is opgenomen (Bijlage 10).

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Voor het opstellen van een wijzigingsplan is een bedrag opgenomen in de legesverordening. De plankosten komen geheel voor rekening van de aanvrager. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.