direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Veenoord, uitbreiden zorgvilla Landschapsweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2017019-B701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot nieuw bestemmingsplan

De reden voor het opstellen van het Veenoord, uitbreiden zorgvilla Landschapsweg is de wens om de bestaande zorgvilla uit te breiden.

Het is de bedoeling van de initiatiefnemer om ten westen van de huidige zorgvilla een nieuw gebouw te realiseren met daarin 14 woonzorgeenheden, een gezamenlijke eetruimte (inclusief keuken) en een zitruimte. Zorgvilla 1 heeft momenteel 22 woonzorgeenheden verspreid over een aantal gebouwen. Dit aantal is meer dan het aantal waar enkele jaren geleden eveneens een bestemmingsplan is opgeteld (bestemmingsplan ‘Veenoord, Zorgvilla aan Landschapsweg’) die uit ging van van 17 woonzorgeenheden. In de loop der jaren zijn daar zonder toestemming van de gemeente een aantal extra woonzorgeenheden bij gekomen tot een aantal van 22. De gemeente heeft aangegeven deze extra woonzorgeenheden mee te gaan nemen in dit bestemmingsplan. De gehele zorgvilla (inclusief bestaande deel) bestaat dan na de uitbreiding in totaal uit 36 woonzorgeenheden. Naast het bieden van ruimte voor de doelgroep 65+ met zorgindicatie gaat ook ruimte geboden worden aan de doelgroep 18+ met zorgindicatie.

Dit bestemmingsplan Veenoord, uitbreiden zorgvilla Landschapsweg heeft in de eerste plaats als doel de bestaande planologische situatie opnieuw vast te leggen. Ten tweede moet het bestemmingsplan zowel de bestaande als nieuwe situatie voorzien van een adequaat en actueel ruimtelijk- en juridisch kader. Een derde doelstelling van het bestemmingsplan is dat het plan eenvoudiger en beter handhaafbaar moet zijn.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt aan de Landschapsweg 29 in Veenoord. Het wordt globaal begrensd door de begraafplaats in het westen (afstand circa 150 meter), de Landschapsweg in het noorden, de Middenweg in het oosten en woningen aan de Middenweg in het zuiden (zie figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0001.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0002.jpg"

1.3 Huidige planologische regelingen

Het voorliggende bestemmingsplan ‘Veenoord, uitbreiden zorgvilla Landschapsweg’ vervangt het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2011’ met identificatienummer NL.IMRO.0114.2009072-0710 gedeeltelijk en het bestemmingsplan ‘Veenoord, Zorgvilla aan Landschapsweg’ met identificatienummer NL.IMRO.0114.2012011-0701 volledig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0003.jpg"

Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan ‘Veenoord, uitbreiden zorgvilla Landschapsweg’ verliezen de genoemde bestemmingsplannen, voor zover zij vallen binnen het plangebied, rechtskracht en vervangt het bestemmingsplan ‘Veenoord, uitbreiden zorgvilla Landschapsweg’ deze genoemde plannen.

1.4 Opzet bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

1.5 Overzicht verrichte onderzoeken

Ten behoeve van het opstellen van voorliggend bestemmingsplan zijn diverse onderzoeken verricht en adviezen gegeven. De conclusies uit de verschillende onderzoeken en adviezen zijn verwerkt in de toelichting. Ter voorbereiding van het bestemmingsplan zijn de volgende onderzoeken verricht:

  • Onderzoek Ladder voor duurzame verstedelijking;
  • Akoestisch onderzoek;
  • Archeologisch onderzoek;
  • Verkennend bodemonderzoek;
  • Quickscan flora- en fauna;
  • Update onderzoek flora- en fauna;
  • Watertoets;

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Structuurvisie Emmen 2010

Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor het bestemmingsplan Veenoord, uitbreiden zorgvilla Landschapsweg is vooral het thema over de zorg van belang.

In de Structuurvisie wordt het volgende, samengevat, specifiek genoemd ten aanzien van zorg.

  • De zorg is een groeisector, met het voortzetten van de verdergaande vergrijzing zal de zorgvraag en hieraan gelieerde arbeid toenemen;
  • Bijzondere aandacht gaat uit naar opleiding en scholing voor de arbeidsmarkt in de zorg vanwege de verwachte schaarste aan personeel;
  • Onderzoek heeft uitgewezen dat in de gemeente Emmen kansen liggen om te komen tot aantrekkelijke woonmilieus en voorzieningen van een kwalitatief hoogwaardig niveau;

Zorgvoorzieningen dragen ook bij aan de aantrekkelijkheid van Emmen als woonomgeving. Drentheniers komen voor de rust en ruimte; het is echter wel prettig om te weten dat de zorgvoorzieningen in de buurt goed geregeld zijn. Nieuwe doelgroepen van actieve ouderen van buiten Emmen zorgen voor meer draagvlak voor wonen en zorg, curatieve zorg en zorgvoorzieningen.

Kansen ontstaan ook door:

  • de deconcentratie van zorgvoorzieningen uit grootschalige centra;
  • de opkomst van multifunctionele voorzieningen op een lager schaalniveau;
  • de verschuiving van zorgtaken naar dienstverlenende taken.

Ruimtelijk kent de gemeente een evenredige verdeling van zorgvoorzieningen over het centrum, de wijken en de dorpen. Verwacht wordt dat de druk op ouderenvoorzieningen in het centrum afneemt en de bedrijvigheid en dynamiek in de dorpen toeneemt.

De uitbreiding van de zorgvilla speelt hier goed op in. Het concept van de zorgvilla heeft zich inmiddels voldoende bewezen gezien de vraag naar woonzorgeenheden in de afgelopen jaren en de nog steeds aanwezige vraag naar nieuwe woonzorgeenheden, hetgeen ook de aanleiding vormt voor dit bestemmingsplan. De zorgvilla werkt ook samen met het onderwijs en biedt ruimte voor opleiding en scholing binnen de zorgvilla. Er is daarnaast veel aandacht voor het welzijn van de bewoners en de voorziening wordt dan ook als aantrekkelijk beoordeeld door haar bewoners. Ook het voorzieningenniveau binnen deze voorziening is van hoog niveau. De gewenste uitbreidingsplannen zijn in overeenstemming met hetgeen staat verwoord in de structuurvisie.

2.1.2 Woonvisie 2018 - 2023

Op 28 september 2017 heeft de gemeente Emmen de nieuwe woonvisie vastgesteld. Over wonen en zorg is het volgende verwoord. De gemeente wil haar inwoners met een zorgvraag een goed thuis bieden. Als het kan in hun eigen woning en woonomgeving en wanneer dit niet (meer) mogelijk is in een andere woning of in een instelling. Daarom geeft de gemeente ruimte aan mantelzorg wonen, meergeneratiewoningen en andere woonvormen waarbij zorgvragers en hun mantelzorgers zelf de regie hebben over de te leveren zorg. Daarom vindt de gemeente het belangrijk dat bij renovatie en nieuwbouw voor (kwetsbare) ouderen aandacht is voor ontmoeting. Niet per definitie door het creëren van ontmoetingsruimten, maar vooral door anders te (ver)bouwen. Ontmoeting vindt dan vanzelf plaats. De ouderwetse hofjes zijn een mooi voorbeeld voor nieuwbouw. Bouwen voor ontmoeting stelt eisen aan het ontwerp van woningen en (openbare) ruimte rondom de woningen.

De wens om te verhuizen is het kleinst bij oudere huishoudens. Senioren willen het liefst oud worden in hun eigen woning en woonomgeving. Er is ook een categorie ouderen die meer zorg en ondersteuning nodig heeft. Deze ouderen hebben behoefte aan een geclusterde woonvorm in een veilige omgeving. Daar is voldoende draagvlak voor een zorgpost.

De zorgvilla fungeert als een kleinschalige, particuliere woonzorgvoorziening waar gecombineerde verpleeghuiszorg wordt gegeven aan mensen met een somatische en/of psychogeriatrische zorgvraag. Er wordt verzorgd wonen aangeboden in combinatie met persoonlijke aandacht. De bewoners kunnen zo oud worden in hun eigen woonomgeving met voldoende hulp en in een veilige omgeving. Het verzoek is in lijn met hetgeen is gesteld in de woonvisie.

2.1.3 Ruimtelijke waardenkaart

De Ruimtelijke Waardenkaart (Bosch & Slabbers, 2008) belicht de aardkundige, archeologische, ecologische, hydrologische, cultuurhistorische en de landschappelijke waarden, evenals de monumenten van het buitengebied van de gemeente Emmen. De kaart is opgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan buitengebied, hierdoor ligt het accent op de waarden in buitengebied, maar komen de onderliggende waarden in de kernen ook aan bod. Daarnaast reikt de ruimtelijke waardenkaart concrete handvatten voor de ontwikkeling van het landschap aan. Het rapport geeft aan met welke aspecten in de planvorming rekening dient te worden gehouden. De gemeente ziet de ruimtelijke waardenkaart als een aanzet tot een nader te bepalen ontwikkelingskader. De ruimtelijke waardenkaart is een intern beleidskader, welke richting geeft aan de inrichting van een gebied. De ruimtelijke waardenkaart hangt samen met regelingen op de gebieden als flora- en faunabescherming, archeologie, monumenten. Vastgestelde waarden binnen deze gebieden vinden hun juridische bescherming binnen de specifieke wettelijke kaders. In de RWK zijn de waarden op deze gebieden dan ook niet "opnieuw" vastgesteld maar in woord en beeld met elkaar in verband gebracht.

In het beleidsdocument "De Gemeente Emmen in het perspectief van het landschap - Analyse in het kader van het bestemmingsplan buitengebied" bevindt het plangebied zich in het gebied van de kleinschalige veenontginningen – deelgebied 19 ‘Nieuw Amsterdam’.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0004.jpg"

Figuur 2-1: Uitsnede "Gemeente Emmen in het perspectief van het landschap"

De historische ontwikkeling van het landschap en het dorp is sterk beïnvloed door de markeverdeling van het veengebied en de wijze waarop de verschillende markes het veen hebben ontgonnen c.q. verkocht. Deze verschillen manieren van ontginnen hangt samen met de verschillen in de aard- en bodemkundige ondergrond alsmede de verschillen in eigendom.

Het huidige Nieuw-Amsterdam – Veenoord lag oorspronkelijk op het grensvlak van vier markes; de marke van Erm aan de westkant van het dorp, de marke van Dalen ten zuidwesten, de marke van Schoonebeek ten zuiden en de marke van Noord- en Zuid-Barge ten oosten en noordoosten van het dorp. Vooral de ontwikkelingen van de marke van Erm en van Noord- en Zuid-Barge zijn van belang.

De boeren van Erm hebben het Ermerveen vergraven door middel van natte vervening (baggeren), waarbij langgerekte veenputten, petgaten, ontstonden. Het uitgebaggerde veen werd te drogen gelegd op legakkers, smalle stroken land tussen de petgaten.

De gegraven gaten liepen vervolgens vol water, groeiden dicht met waterplanten waardoor opnieuw veenvorming kon plaatsvinden. Het Ermerveen is op deze wijze tot aan de grens met de marke van Dalen verveend. Al in 1910 was de vervening vrijwel voltooid. Na de vervening is een gedeelte bebost. Hoewel niet meer zo smal als voorheen, is tot op de dag van vandaag de relatief smalle noordwest – zuidoost gerichte strookverkaveling hier nog zichtbaar. Door verdere bebossing is landschap in de loop van de vorige eeuw wat meer verdicht. Karakteristiek is ook het relatief grote aandeel van weidegronden, een landgebruik dat kenmerkend is voor (zeer) natte omstandigheden.

Vooral de huidige verkaveling van Gebied 19 heeft nog dezelfde structuur uit de begintijd van het dorp. Hier is dus sprake van een kleinschalig landschap met lintbebouwing.

In 1998 is Veenoord naar aanleiding van de gemeentelijke herinrichting tot de gemeente Emmen gaan behoren en zijn beide dorpen officieel één dorp. Tot op de dag van vandaag is de bebouwingstructuur in het gebied nog goed herkenbaar. De bebouwing staat nog steeds langs historische wegen en kavelgrenzen. Wel zijn er in de 2e helft van de vorige gebouwen (schuren) geplaatst waarvan de schaal en omvang aanzienlijk groter was dan historische karakteristieke bebouwing van kleinere omvang.

De groenstructuur van het gebied bestaat uit bomenrijen langs historische ontginningswegen en kavelgrenzen. In het dorp zelf zijn ook andere groenstructuren te vinden. In visueel opzicht is nog steeds sprake van een kleinschalig landschap met korte zichtlijnen en relatief smalle verkaveling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0005.jpg"

Figuur 2-2: Bomenrijen langs historische wegen

Ten aanzien van het plan geldt dat er geen inbreuk is gepleegd op de historische bomenrij, deze blijft behouden. Verder is initiatiefnemer voornemens om aan de oostkant van het plangebied een groensingel aan te leggen die vanaf de Landschapsweg naar het zuiden toe loopt om zodoende het landschapsbeeld te versterken en ook om zo een natuurlijke erfafscheiding te realiseren. Op onderstaande beeld is deze groensingel weergegeven. Op deze wijze blijft de kleinschaligheid van het landschap intact en wordt deze versterkt. Anderzijds wordt ook het beeld op de uitbreiding ‘verzacht’ hierdoor als richting het plangebied gekeken wordt vanaf de zijde van de begraafplaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0006.jpg"

Figuur 2-3: Locatie groensingel

2.1.4 Welstandsbeleid

De welstandsnota 2016, gemeente Emmen is opgesteld uitgaande van het motto: "Loslaten van kan, regelen wat ertoe doet".

De gemeente hecht waarde aan de omgevingskwaliteit, en ziet daarbij onderscheid tussen de verschillende gebieden die de gemeente rijk is. Niet ieder gebied vraagt om dezelfde benadering. De welstandsnota 2016 kent drie welstandsniveaus: welstandsvrij, welstandsluw en welstandsniveau hoog. Voor een aantal gebieden is de ambitie naar beneden bijgesteld ,waardoor welstandsvrije gebieden zijn toegenomen. Het niveau welstandsluw is geïntroduceerd. In de luwe gebieden wordt op een aantal basale aspecten van welstand gestuurd en wordt afstand genomen van gedetailleerde beoordelingen. Daarnaast moeten gebieden die van meer waarde zijn - niveau hoog – goed beschermd blijven. Deze gebieden leveren een belangrijke bijdrage aan de identiteit van Emmen. Voornamelijk zijn dit de centra van dorpen, wijken en de beschermde dorpsgezichten. Voor deze gebieden geldt een hoog ambitieniveau. Het gemeentebestuur beoogt met deze nota een dynamische welstand in Emmen, waarbinnen ruimte is voor dialoog en "kwalitatief herstel" met de samenleving.

Het bestemmingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving.

Het plangebied is gelegen in een gebied dat op basis van de welstandsnota is aangeduid als ‘Welstandsluw’. Met de criteria voor Welstandsluw zal rekening moeten worden gehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0007.jpg"

Figuur 2-4: Plangebied binnen Welstandsbeleid

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2014

De Omgevingsvisie is hét kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. De missie van de provincie is het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is. De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang ligt in het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten. Omdat niet alle kernkwaliteiten goed te duiden zijn in het fysiek-ruimtelijk domein zijn deze vertaald naar indicatoren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0008.jpg"

Met een deel van de kernkwaliteiten heeft de provincie speciale ambities. Inzet is de kernkwaliteiten te behouden en waar mogelijk te ontwikkelen. Naast de kernkwaliteiten van Drenthe is er de dynamiek van de bedrijvigheid. In het bijzonder wanneer sprake is van ontwikkelingen met positieve aspecten voor de werkgelegenheid en de vestiging van bedrijven. Deze aspecten vormen daarom de kernwaarde bedrijvigheid. Aspecten van de kernwaarde bedrijvigheid zijn vooral terug te vinden in het sociaaleconomische systeem en in het landbouwsysteem, maar ook bij natuur als het om de vrijetijdseconomie gaat. Kernkwaliteiten en kernwaarde wegen als uitgangspunt even zwaar.

Vanuit de doelstelling om zorgvuldig en doelmatig om te gaan met de ruimte in Drenthe, hanteert de provincie het uitgangspunt ‘inbreiding gaat voor uitbreiding’. Dit houdt in dat de provincie Drenthe prioriteit geeft aan herstructurering (inclusief verduurzaming) van de woningvoorraad en aan het herontwikkelen en herbestemmen van gronden en panden. Daarnaast ligt er een beperkte opgave om de woningvoorraad uit te breiden.

Voor dit bestemmingsplan geldt echter wel dat er geen sprake is voor ‘inbreiding’ voor ‘uitbreiding’. In de paragraaf over de ladder voor duurzame verstedelijking (paragraaf 2.3.2) is uitvoerig stilgestaan of de uitbreiding niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden ontwikkeld. Vanuit dit onderzoek is gebleken dat er afgezien van de locatie De Werkhorst geen locaties beschikbaar zijn voor een uitbreiding van de woonzorgvoorziening van De ZorgVilla binnen bestaand stedelijk gebied. Nader onderbouwd is vervolgens dat het plan, hoewel niet gelegen binnen bestaand stedelijk gebied, toch inpasbaar is binnen de systematiek van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Dus hoewel het beleid er op is gericht geen nieuwe ontwikkelingen toe te staan in landelijk gebied is in dit specifieke geval het toch te verantwoorden om wel te bouwen in het landelijk gebied.

Voor dit plan is verder nog beoordeeld of er sprake is van zogeheten kernkwaliteiten, waarmee rekening dient te worden gehouden bij de uitvoering van dit plan. Er zijn in totaal 6 verschillende kernkwaliteiten, te weten: ‘aardkundige waarden, rust, natuur, landschap, cultuurhistorie en archeologie’. De kernkwaliteiten die gelden voor het plangebied zijn van een dusdanig lage waarde, dat ze geen directe doorwerking kennen voor de realisatie van de uitbreiding van de zorgvilla aan de Landschapsweg 29 te Veenoord.

2.2.2 Provinciale omgevingsverordening

In de Provinciale Omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie (deels) door naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De provincie is verplicht vanuit de AMVB Ruimte een verordening voor erin opgesomde thema's te hanteren. De AMVB Ruimte bevat geen nieuw rijksbeleid, het is een 'beleidsneutrale' vertaling van de Nota Ruimte. Naast de vertaling van het rijks belang beschrijft de POV de provinciale belangen waarover de provincie duidelijkheid wil geven en of wil verankeren in op gemeentelijk niveau, middels overleg of anderszins.

De ruimtelijke kwaliteit van Drenthe wordt in de verordening op drie manieren gefundeerd: kernkwaliteiten, SER ladder en milieu- en leefomgeving. Elk van de drie elementen is terug te vinden in de bepalingen van de verordening. Waarbij deze elementen een rol spelen voor het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit (Bruisend Drenthe). Gemeenten zullen binnen de kaders van de Omgevingsvisie de kernkwaliteiten ook moeten uitwerken naar hun ruimtelijke plannen. Ze zijn daarbij gebonden aan de kaders van het provinciaal beleid welke is neergelegd in de Omgevingsvisie en uitwerkingen zoals het Cultuurhistorisch Kompas en de beleidsnota Aardkundige waarden. Bij het opstellen van de cultuurhistorische hoofdstructuur beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas is gezocht naar een samenhangende relatie van elementen, structuren en gebieden. Aan de hand van deze structuren is de provincie opgedeeld in 10 deelgebieden. Emmen behoord tot deelgebied Emmen en haar Venen. De ambities behorende bij dit deelgebied richten zich op het behouden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp en es, waarbij de esdorpen en essen als een keten op de Hondsrug liggen, afgewisseld met scherp begrensde boswachterijen. Het benadrukken van het lineair patroon van hunebedden, grafheuvels en andere zichtbare en onzichtbare prehistorische relicten die samenhangen met de prehistorische route over de Hondsrug. Het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. De belangrijkste opgave voor de Hondsrug is het ontwikkelen van een integraal gebiedsperspectief om de aantrekkelijkheid van het gebied als woon- en werkplek en toeristische trekker te waarborgen voor de toekomst.

2.3 Rijksbeleid

2.3.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Voor Veenoord zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

2.3.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is ‘de ladder voor duurzame verstedelijking’ daaraan toegevoegd. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft een handreiking beschikbaar gesteld als hulpmiddel bij de toepassing van de ladder.

Doel

De ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen.

De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Motiveringsplicht en resultaat

Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkeling te motiveren met de drie opeenvolgende stappen. De stappen bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor (1) de ruimtevraag, (2) de beschikbare ruimte en (3) de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.

De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent. Dit gezag draagt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke afweging over die ontwikkeling.

Wettelijk kader

De ladder voor duurzame verstedelijking is het kader voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden.

Een woonzorgvoorziening is aan te merken als een accommodatie voor zorg en moet derhalve worden beschouwd als een overige stedelijke voorziening. Onderhavig project heeft betrekking op de uitbreiding van de bestaande woonzorgvoorziening De ZorgVilla met in totaliteit 14 woonzorgeenheden ten opzichte van de bestaande situatie (22 woonzorgheenheden). De uitbreiding heeft een oppervlakte van ruim 1.100 m2 en ziet toe op 14 woonzorgeenheden.

Gelet op deze omvang is het project aan te merken als een nieuwe stedelijke ontwikkeling en dient deze te worden getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Door onderzoeksbureau Bügel Hajema Adviseurs uit Assen is voor dit project onderzoek uitgevoerd naar de Ladder voor duurzame verstedelijking. Hierna is het onderzoek in zijn geheel overgenomen. Voor de volledigheid is het onderzoek van Bugel Hajema ook opgenomen als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan.

Bij de bepaling van de marktvraag en daarvan afgeleid de actuele, regionale behoefte is het noodzakelijk om nader in te zoomen op de afbakening van die marktregio. Het gaat bij de Ladder voor duurzame verstedelijking om het zoveel mogelijk voorkomen van over- en ondercapaciteit.

Het nationale beleid rond extramuralisering en participatie is erop gericht mensen met beperkingen zoveel mogelijk onderdeel te laten worden, zijn en blijven van de maatschappij. Voor het wonen betekent dit dat mensen met beperkingen steeds minder in instellingen en meer in de reguliere woningvoorraad zullen (blijven) wonen. Dat brengt een nieuwe, meer diverse en grotere vraag op de woningmarkt met zich mee van mensen met beperkingen. Die vraag is niet alleen gericht op het wonen zelf, maar breder, op woonarrangementen waar wonen, zorg, ondersteuning, voorzieningen en woonomgeving deel van uitmaken. Alleen als het echt niet anders kan – als er permanent toezicht of zorg nodig is – is verblijf in een instelling aan de orde, zo stelt de Wet langdurige zorg (Wlz).

Extramuralisering heeft ook betrekking op de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en de zorg voor verstandelijk gehandicapten (VG). Essentieel verschil is dat bij ouderenzorg intramuraal verblijf vaak het eindstation is. De nadruk ligt op het zo lang mogelijk uitstellen en preventie. Binnen de GGZ en (in mindere mate) de VG is de instelling vaak een tussenstation en is behandeling en begeleiding gericht op re-integratie in de maatschappij en dus op zelfstandig wonen.

Met behulp de WoonZorgWeter heeft onderzoeksbureau Companen de behoefte aan wonen met zorg bepaald voor ouderen. De toename van de behoefte aan extramurale woonzorgvormen in de regio Zuidoost-Drenthe ten opzichte van de bevolking bedraagt meer dan 70% in de periode 2013 - 2023. In de periode 2013 - 2023 neemt de vraag naar complexgewijs verzorgd wonen toe van circa 1300 naar circa 2200 woonzorgeenheden. In de volgende afbeelding is de behoefte weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0009.jpg"

Figuur 2-5: Toename behoefte extramurale woonzorgvormen per COROP-gebied

De regio voor De Zorgvilla is beperkt tot de gemeente Emmen. Het gros van de verhuisbewegingen vindt namelijk binnen de gemeentegrenzen plaats. Uit CBS-cijfers blijkt dat Emmenaren sterk zijn georiënteerd op de eigen gemeente. Een vergelijking tussen de drie gemeenten in de regio Zuidoost-Drenthe laat het volgende zien; in 2014 verhuisden binnen de gemeente Emmen 7200 personen.

Daartegen over stonden 163 personen die van Emmen naar Borger-Odoorn verhuisden en 311 personen die van Emmen naar Coevorden verhuisden. Van Borger-Odoorn en Coevorden verhuisden respectievelijk 196 en 366 personen naar Emmen. De jaren 2011-2013 laten een zelfde verhouding zien.

Het recente Woningmarktonderzoek Emmen (RIGO, 30 september 2016) bevestigt de door Companen berekende behoefte voor de gemeente Emmen als gevolg van extramuralisatie. Onderbouwd wordt dat de komende jaren de behoefte aan intramurale woonvormen van mensen met zwaardere beperkingen langzaam toeneemt. Circa 120 personen zijn nog intramuraal terwijl zij geen recht meer hebben op intramuraal verblijf. In de toekomst komen zij te overlijden waardoor er intramuraal aanbod vrijkomt.

Uit het onderzoek blijkt voorts dat de extramuralisering van personen met een intensieve somatische zorgvraag naar verwachting al gezorgd heeft tot een behoefte aan ongeveer 50 geclusterde woonvormen. Tot 2021 zal een extra behoefte ontstaan van nog eens 100 geclusterde woonvormen. Vrijkomend bestaand vastgoed kan deze behoefte maar deels opvangen. De extramuralisatie van GGZ- en VG-cliënten heeft overigens tot gevolg dat circa 515 personen behoefte hebben aan een zelfstandige (betaalbare) woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0010.jpg"

Figuur 2-6: Ontwikkeling van de behoefte aan intensieve zorg

Uit bovenstaande figuur blijkt dat er een groeiende behoefte is aan extramurale zorg. De groei tussen 2017 en 2030 bedraagt circa 1000 personen.

De ZorgVilla is een particuliere woonzorgvoorziening waar extramurale zorg wordt gegeven aan mensen met een somatische en/of psychogeriatrische zorgvraag. Als zelfstandig wonen niet meer mogelijk is, biedt de ZorgVilla de begeleiding, verzorging en verpleging. Dit kan ook plaats vinden op basis van afroep.

De onderhavige uitbreiding van De ZorgVilla voorziet in de hiervoor geschetste regionale behoefte aan verzorgd wonen. Er wordt aldus voldaan trede 1 van de ladder.

In trede 2 dient beantwoord te worden of de beoogde ontwikkeling kan plaatsvinden binnen het bestaand stedelijk gebied. In artikel 1.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is bestaand stedelijk gebied gedefinieerd als "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’.

De provincie Drenthe heeft in haar Omgevingsverordening het bestaand stedelijk gebied vastgelegd. Het plangebied maakt daar geen deel van uit. Het plangebied is daarnaast onderdeel van het bestemmingsplan Buitengebied Emmen.

Feitelijk ligt het plangebied op de overgang van bestaand stedelijk gebied en het buitengebied. Direct ten noorden en oosten van de locatie ligt een woonwijk. Ten westen en ten zuiden van de locatie liggen agrarische gronden.

Conform de systematiek van de Ladder van duurzame verstedelijking is onderzocht of de woonzorgvoorziening in bestaand stedelijk gebied van Veenoord/Nieuw-Amsterdam gerealiseerd kan worden.

Als gevolg van de extramuralisatie vinden er diverse ontwikkelingen plaats in het bestaande zorgvastgoed. De locatie Truman van Woonservice met zelfstandige ouderenwoningen komt op termijn vrij vanwege een verplaatsing naar de locatie De Werkhorst. Op de locatie De Werkhorst staat thans een leegstaand schoolgebouw. De toekomstige invulling van de locatie Truman is nog niet bekend. Het verzorgingshuis Oldersheem (zorgappartementen en aanleunwoningen) gaat terug in capaciteit en transformeert van extramuraal naar intramuraal. Dit vastgoed blijft gehandhaafd in de bestaande vorm. Er wordt voorts geen geschikt bestaand vastgoed aangeboden op Funda Business en de websites Zogo Zorgvastgoed en Maatschappelijk vastgoed.

Nu er afgezien van de locatie De Werkhorst, waar al een invulling is voor bedacht, geen locaties beschikbaar zijn voor een uitbreiding van de woonzorgvoorziening van De ZorgVilla, is een locatie buiten bestaand stedelijk gebied verantwoord.

Het plangebied is via de bestaande wegenstructuur goed is te bereiken. Veenoord /Nieuw - Amsterdam is ook met het openbaar vervoer (trein en bus) goed te bereiken.

Geconcludeerd kan worden dat de uitbreiding van de woonzorgvoorziening voldoet aan de Ladder van duurzame verstedelijking. Het plan voorziet in een regionale behoefte en sluit aan op de actuele behoefte in kwalitatieve en kwantitatieve zin. Deze behoefte kan niet worden opgevangen in bestaand stedelijk gebied. De locatie is multimodaal ontsloten.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie en monumenten

3.1.1 Algemeen

De gemeente Emmen heeft archeologie beleid vastgesteld, d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologie beleid en waar de beleidskeuzes zijn gemaakt. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie" in het bestemmingsplan.

Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan, tabel 1 geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0011.jpg"

Deze beleidskeuzes zijn vertaald in een dubbelbestemmingen. Per archeologische kwaliteit zijn planregels opgenomen voor de te bebouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor afwijking is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en de uitkomsten van archeologisch onderzoek.

3.1.2 Archeologische waarden in het plangebied

Het plangebied Veenoord, uitbreiden zorgvilla Landschapsweg is volgens de beleidskaart gelegen in een gebied met archeologische waarde 4. Onderstaande figuur 3.1 is de uitsnede uit de beleidskaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0012.jpg"

Gebieden gecategoriseerd als waarde- 4 zijn gebieden waar op basis van de geologische en bodemkundige opbouw, landschappelijke kenmerken en reeds aangetroffen archeologische resten een (middel)hoge kans op het aantreffen van (intacte) archeologische vindplaatsen bestaat. Deze zones worden gekenmerkt door een - al dan niet verscholen onder het huidige maaiveld - redelijk gaaf landschap met dekzandruggen en dekzandkoppen. Delen van dit landschap kunnen bovendien zijn afgedekt door esdekken. Van concrete vindplaatsen is hier echter vooralsnog geen sprake. In hoofdzaak geldt een grote trefkans op nederzettingen, grafvelden, losse boerderijen, wegen, dijken, linies, kleine jachtkampen en losse vondsten uit alle perioden

Voor gebieden aangeduid met Waarde - archeologie 4 is algemeen aanvaard dat een minimumoppervlak voor bodemverstoringen geldt van 1000 m2 en een bouwvoordiepte van 30 cm (30 cm +10 cm principe). De Waarde - Archeologie 4 is apart opgenomen omdat dit terreinen zijn waar naast bovenstaande bepalingen geen drainageverbod geldt.

De werkzaamheden die gaan plaatsvinden in het plangebied houden onder meer in de bouw van een gebouw met een oppervlakte van meer dan 1000 m2, waarbij de fundering ook dieper zal liggen dan 30 centimeter. Om die reden is een nader onderzoek van de omgeving noodzakelijk geacht voor wat betreft archeologie voor het perceel waarop de uitbreiding plaatsvindt.

Dit onderzoek is uitgevoerd door onderzoeksbureau ArGeoBoor. De gehele rapportage, bekend onder de gegevens ‘Nieuw-Amsterdam, Landschapsweg 29 (Gemeente Emmen) - Een bureau- en verkennend booronderzoek’, rapportnummer 1423, d.d. 3 juni 2016 is als bijlage 2 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

De verwachte oorspronkelijke bodemhorizonten kenmerkend voor een podzolgrond zijn niet meer aanwezig. Het ontbreken van een zogeheten BC-horizont is een aanwijzing dat de top van het plangebied mogelijk in het verleden is afgegraven. In het plangebied worden op basis daarvan geen archeologische resten meer verwacht. De bodem is geroerd tot in de C-horizont, die is aangetroffen op een diepte tussen 45 en 70 cm –mv. Het wordt dan ook aanbevolen om geen archeologische vervolgonderzoek in het plangebied uit te voeren.

De gemeente onderschrijft de conclusie van het uitgevoerde onderzoek dat binnen het plangebied waar de uitbreiding plaatsvindt geen vervolgonderzoek uitgevoerd hoeft te worden.

3.1.2.1 Archeologische monumenten

Binnen het plangebied liggen geen archeologisch monumenten

3.1.3 Conclusie

Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht. Voor het deel van het plangebied waar de uitbreiding plaatsvindt is de dubbelbestemming Waarde- Archeologie 4 niet meer nodig, omdat de gronden in voldoende mate zijn onderzocht. Op onderstaande weergave is zichtbaar waar geen archeologische dubbelbestemming meer aanwezig is, namelijk het gebied van de uitbreiding (hier zijn geen + tekens in zichtbaar). De gronden van Zorgvilla I behouden wel de archeologische dubbelbestemming omdat deze niet zijn onderzocht en er destijds bij het bestemmingsplan ook geen reden was de gronden te onderzoeken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0013.jpg"

Figuur 3-2: Locatie dubbelbestemming Waarde-Archeologie 4

3.2 Ecologie

De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden). De provincie is bij de Wnb het bevoegd gezag voor de toetsing van werkzaamheden en handelingen bij Natura 2000-gebieden en dier- en plantensoorten. Het Rijk blijft bevoegd gezag bij ruimtelijke ingrepen met grote nationale belangen. Voor gemeenten geldt dat zij het bevoegd gezag zijn voor omgevingsvergunningen.

Gebiedsbescherming

In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) -voorheen Ecologische Hoofdstructuur- is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.

Soortenbescherming

Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten.

Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:

  • uit gegevens of onderzoek blijkt dat er sprake is van verstoring of doden van (een) beschermde soort(en);
  • het bouwwerk en/of de activiteit veroorzaakt beschadiging of vernieling van voortplanting- of rustplaatsen van dieren, danwel ontworteling of vernieling van plantensoorten;
  • er kan geen gebruik gemaakt worden van een vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming;
  • er kan niet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode.

Houtopstanden

In de Wnb is de bescherming van houtopstanden buiten de, door de gemeenteraad vastgestelde, bebouwde kom geregeld. Doel is de instandhouding van het bosareaal. In de Provinciale Omgevingsverordening van de provincie Drenthe is geregeld hoe een kapmelding moet worden ingediend, waaraan herbeplanting moet voldoen en wanneer ontheffing van de herbeplantingsplicht kan worden verleend. Voor houtopstanden binnen de bebouwde kom geldt de Bomenverordening gemeente Emmen 2011. In het bijbehorende bomenregister zijn de monumentale en waardevolle bomen en waardevolle houtopstanden vastgelegd. Zonder ontheffing is het verboden deze te kappen.

3.2.1 Natuurwaarden in het plangebied

Zowel binnen als in nabijheid van het plangebied bevinden zich geen waardevolle natuurgebieden. Het plangebied bevindt zich ver buiten de begrenzing van de NNN (voorheen EHS). De geplande ingreep op zich zelf heeft een geen effect op het NNN. De verstoring door de werkzaamheden is zeer gering en heeft op deze afstand geen effect op de kernkwaliteiten van de NNN-gebieden. Het plangebied bevindt zich niet nabij de Natura 2000 gebieden. Het dichtstbij ligt het Bargerveen, ten zuidoosten van Nieuw-Amsterdam. Effecten op Natura 2000 gebieden zijn derhalve uitgesloten.

3.2.2 Conclusie

Omdat het bestemmingsplan voorziet in de bouw van een nieuw gebouw voor zorgvilla’s op momenteel braakliggend terrein en een vergroting van het parkeerterrein op huidig gazon (de haag blijft bestaan) is het uitvoeren van een flora- en faunaonderzoek noodzakelijk geacht. Ten behoeve van de uitvoering van het plan is door het bureau Fopma Natuur Advies een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek, dat als bijlagen 4 en 5 zijn bijgevoegd bij dit bestemmingsplan, blijkt dat als de werkzaamheden buiten het broedseizoen aanvangen en de aanbevelingen genoemd in de rapportage worden uitgevoerd, dat dan effecten op vogels en vleermuizen voorkomen worden en er voor vogels geen ontheffing op grond van de Wnb noodzakelijk is. Er is ook voor de overige natuurwaarden geen ontheffing noodzakelijk en daarmee geen consequenties voor het bestemmingsplan.

Initiatiefnemer is zich er van bewust om de activiteiten buiten het broedseizoen uit te gaan voeren en zal hier met de uitvoering van werkzaamheden rekening mee houden. De zorgplicht hiertoe ligt bij initiatiefnemer.

Ten slotte is op basis van de Wnb altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Daarbij geldt voor alle bouwactiviteiten dat er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden, waardoor:

  • de aanvang van de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot beginaugustus) dient plaats te vinden;
  • een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

3.3 Fysieke veiligheid

De Rijksoverheid stelt risiconormen op het gebied van veiligheid aan inrichtingen, ter bescherming van de omgeving. Naast de wet- en regelgeving mogen gemeenten invulling geven aan een eigen veiligheidsvisie. In de Beleidsnota externe veiligheid gemeente Emmen (april 2013) geeft de gemeente Emmen invulling aan deze beleidsruimte. In de gemeentelijke beleidsnota Externe Veiligheid zijn de ruimtelijke uitgangspunten van de structuurvisie verder uitgewerkt. In de Beleidsnota externe veiligheid heeft de gemeente Emmen gekozen voor een gebiedsgerichte benadering voor de vestiging van risicovolle activiteiten. Tevens is in het beleid een afwegingskader bij concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten om de kwetsbaarheid van een object of activiteit die niet rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Bevi valt bepaald te beoordelen.Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met deze nota externe veiligheid. Vanuit de Veiligheidsregio Drenthe en RUD Drenthe is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van de gebouwen in en rondom het plangebied van het bestemmingsplan Veenoord, uitbreiden zorgvilla Landschapsweg. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.

3.3.1 Externe veiligheid
3.3.1.1 Bevi-inrichtingen binnen het plangebied

Het plangebied is geïnventariseerd op de zogenoemde Bevi-bedrijven (vergunde situatie en feitelijke situatie). Hieruit blijkt dat in het plangebied geen Bevi-bedrijven gelegen zijn. Op de kaart hierna is dit visueel verduidelijkt. Het plangebied bevindt zich bij de oranje ster.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0014.jpg"

3.3.1.2 Bevi-inrichtingen buiten het plangebied

Nabij het plangebied bevinden zich geen Bevi-bedrijven die invloed hebben op de planlocatie.

3.3.1.3 Buisleidingen

Er bevinden zich geen buisleidingen in de nabijheid van het plangebied.

3.3.1.4 Route gevaarlijke stoffen

Er bevinden zich geen wegen in de directe nabijheid waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Ook de A37 en de N862, waarover wel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, liggen op een te grote afstand om van invloed te zijn.

3.3.1.5 Hoogspanningsleidingen

Er bevinden zich geen hoogspanningsmasten in de nabijheid van het plangebied.

3.3.1.6 Advies Brandweer

Door de brandweer is een advies afgegeven. Het advies van de brandweer betreffen zaken waarmee initiatiefnemer rekening dient te houden met de uitvoering en exploitatie van de zorgvilla, gevolgd door een uiteenzetting van hoe daar door de initiatiefnemer mee on is gegaan.

  • Informeren van initiatiefnemer/ster en AOVér fysiek en sociaal domein over de alarmeringssituatie gezien de locatie buiten de dekking van het WAS-stelsel is gelegen;
  • Advies dat de initiafnemer/ster aanvullende brandveiligheidsmaatregelen treft, bovenop de bouwregelgeving.
  • Uitgebreide aanwezigheid 24/7 van BHV personeel.

Ten tijde van de realisatie van zorgvilla fase 1 heeft initiatiefnemer diverse gesprekken gevoerd met de brandweer. Er is toen uitvoerig gesproken over de aanrijtijden. Omdat deze aanrijtijden net boven de 15 minuten liggen heeft initiatiefnemer ten tijde van zorgvilla 1 diverse aanvullende maatregelen genomen, zoals compartimentering, brandvertraging, brandhaspels, deurdrangers etc.

Nadat zorgvilla fase 1 in gebruik is genomen is de voorziening ook meerdere keren bezocht vanuit brandveiligheid en toezicht en handhaving. De brandveiligheid is daarbij in orde bevonden.

Op 17 april 2018 heeft initiatiefnemer de aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor de uitbreiding van de zorgvilla waartoe ook voorliggend bestemmingsplan is geschreven. In het kader van die aanvraag is het Programma van Eisen inzake de brandveiligheid ook bij de aanvraag gevoegd, waarbij initiatiefnemer rekening heeft gehouden met alle adviezen en aanbevelingen vanuit zorgvilla fase 1. Ook bij de uitbreiding van de zorgvilla zullen diverse aanvullende maatregelen genomen worden. Deze PvE zal worden beoordeeld vanuit het aspect brandveiligheid ten tijde van de omgevingsvergunning voor bouwen en met eventuele op- en aanmerkingen en aanbevelingen zal rekening worden gehouden bij de uitvoering.

3.3.2 Conclusie

Ter plaatse van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen met een risicocontour waartoe een nadere verantwoording van het plaatsgebonden dan wel groepsrisico dient plaats te vinden. Een nader onderzoek of berekening naar het groepsrisico is dan ook niet nodig.

3.4 Milieu

3.4.1 Vormvrije m.e.r.

De milieueffectrapportage is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. De m.e.r.-procedure is gekoppeld aan de 'moederprocedure'. Dit is de procedure op grond waarvan de besluitvorming plaatsvindt, bijvoorbeeld de bestemmingsplanprocedure (wijzigingsplanprocedure), of een milieuvergunningsprocedure.

In het Besluit m.e.r., bijlage D, onder artikel 11 (Woningbouw, Stedelijke ontwikkeling, Industrieterreinen) staat onder artikel 11.3 genoemd dat een m.e.r-beoordeling moet plaatsvinden in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject (met inbegrip van winkelcentra of parkeerterreinen): indien:

  • De oppervlakte een aaneengesloten gebied betreft van 100 hectare en groter dan 2000 woningen betreft.

Qua aard, omvang en ligging is voorliggend ruimtelijk plan niet gelijk te stellen aan de betreffende en omschreven activiteit zoals bedoeld in het Besluit m.e.r., immers hier is sprake van de bouw van een woonzorgcomplex waarin minder dan 2000 woonzorgeenheden worden gerealiseerd.

Echter, op 1 juli 2017 heeft een wijziging in de wet- en regelgeving plaatsgevonden. Een belangrijk nieuw element in het Besluit m.e.r.. is nu het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud (dat wil zeggen: op basis van dezelfde criteria) aansluit bij m.e.r.-beoordeling, de diepgang kan echter anders zijn en er zijn geen vormvereisten.

Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee uitkomsten leiden:

  • Belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.-beoordeling noodzakelijk;
  • Belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor een m.e.r.

In bijlage III van de EU-richtlijn m.e.r staan de criteria genoemd waarnaar moet worden gekeken bij de beoordeling. Het algemene uitgangspunt bij een dergelijke beoordeling is dat er geen MER hoeft worden opgesteld, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze bijzondere omstandigheden kunnen betrekking hebben op:

  • 1. de kenmerken van het project;
  • 2. de plaats van het project;
  • 3. de kenmerken van het potentiële effect.

In de volgende tabel is opgesomd of er sprake is van significante nadelige invloed op het milieu als gevolg van de realisatie van de uitbreiding van de zorgvilla.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0015.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0016.jpg"

Op basis van de uitkomsten in dit hoofdstuk 3 – Omgevingsfactoren – is inzichtelijk gemaakt dat er geen belangrijk nadelige gevolgen zijn voor de omgeving en het milieu. Verder hebben de locatie en de omgeving verder geen bijzondere kenmerken die geschaad worden door het initiatief. Gezien de aard van de ingrepen zijn verder geen negatieve effecten te verwachten, zodat op basis hiervan verder kan worden afgezien van het verrichten van een verdergaande (vorm)vrije m.e.r.-beoordeling.

3.4.2 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt de bedrijvigheid in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is in en nabij het plangebied een inventarisatie geweest van de aanwezige bedrijven en nagedacht over de bedrijfsactiviteiten die toelaatbaar zijn in het plangebied. Op basis van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan is onderzocht welke bedrijven of functies zich rondom het plangebied bevinden die gehinderd zouden kunnen worden door voorliggende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0017.jpg"

Rondom het plangebied bevinden zich voornamelijk woningen. Vanuit de VNG-Reeks ‘Bedrijven en Milieuzonering’ zijn voor woningen geen normafstanden opgenomen voor hinderaspecten vanuit geur, stof, geluid en gevaar, zodat deze geen hinder veroorzaken voor de bedrijfsvoering binnen het plangebied. Op een afstand van circa 130 meter naar het westen bevindt zich een begraafplaats. Voor een begraafplaats geldt op basis van de genoemde VNG-Reeks een grootste normafstand van de begraafplaats tot aan woningen van derden van 10 meter voor het aspect geluid. Er wordt ruim voldaan aan deze afstand, zodat er geen hinder is vanuit de begraafplaats op de woonfuncties binnen het plangebied. Op ruim 250 meter afstand richting het zuidwesten en zuidoosten bevinden zich nog een tweetal agrarische bestemmingen (een grondgebonden agrarisch bedrijf en een paardenhouderij). De maximale normafstand voor deze vormen van bedrijvigheid is 100 meter (paardenhouderij). Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan. Er gaat geen hinder uit van deze bedrijven naar het plangebied.

Wordt de zorgvilla aangeduid als een verpleeghuis dan geldt een grootste normafstand van 30 meter voor het aspect geluid. In de paragraaf over geluid is reeds verwoord dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor omringende woningen. De aspecten geur, stof en gevaar kennen een grootste normafstand van 10 meter tot aan woningen van derden. Hier wordt eveneens aan voldaan.

3.4.3 Bodem

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 5 maart 2013 de Beleidsregel Bodemkwaliteit vastgesteld. Om de kwaliteit te waarborgen, moet grondverzet worden gemeld bij het landelijke meldpunt:. Om het verplaatsen van grond te vereenvoudigen, heeft de gemeente Emmen een aantal kaarten ontwikkeld. Deze bodemkwaliteitskaarten zijn als bijlage in de Nota Bodembeheer opgenomen. Aan de hand van deze kaarten is het mogelijk om zonder voorgaand onderzoek grond te ontgraven en toe te passen. Partijen grond en baggerspecie die niet voldoen aan de bodemkwaliteitskaart en de Nota Bodembeheer van de gemeente Emmen mogen alleen worden toegepast als er sprake is van een nuttige toepassing. Is het werk niet 'nuttig', dan is er sprake van het zich ontdoen van afvalstoffen. Tijdelijke opslag en grootschalige toepassingen van grond en bagger zijn vormen van 'nuttig' gebruik.

Tijdelijke uitname zijn werkzaamheden waarbij de grond na korte tijd weer teruggebracht wordt. Een voorbeeld is het graven van een sleuf voor kabels en leidingen. In dat geval hoeft de kwaliteit van de te ontgraven bodem niet onderzocht te worden, tenzij er sprake is van (een verdenking van) bodemverontreiniging.

3.4.3.1 Bodemonderzoek

Voor dit bestemmingsplan is door het bureau Kruse Groep een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek, dat als bijlage 6 is bijgevoegd bij dit bestemmingsplan, blijkt dat in de bovengrond en in het grondwater enkele verhoogde gehaltes aangetoond zijn van lichte verontreinigingen. Voor een beschrijving en mogelijke verklaringen wordt verwezen naar de paragraaf 4.4 van de onderzoekrapportage.

Nader onderzoek is niet nodig. De ondergrond is niet verontreinigd. Op basis van het historisch vooronderzoek kan gesteld worden dat de onderzoekslocatie niet asbestverdacht is. Door de veldwerker zijn visueel geen asbestverdachte materialen waargenomen op het maaiveld of in de bodem.

Uit milieukundig oogpunt is er naar de mening van het onderzoeksbureau geen bezwaar tegen de voorgenomen nieuwbouw, aangezien de vastgestelde (zeer) lichte verontreinigingen in de bovengrond en in het grondwater geen risico’s voor de volksgezondheid opleveren.

Geconcludeerd wordt dat er op basis van dit bodemonderzoek geen belemmering voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en de aanvraag voor een omgevingsvergunning zijn.

Uit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en nieuwbouw, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik.

Door de RUD Drenthe is het onderzoeksrapport beoordeeld. De RUD komt met de volgende aandachtspunten.

Constarering

Op het perceel liggen verschillende depots met puin, herkomst is onbekend. De depots zijn in dit onderzoek niet onderzocht.

Aanbeveling

Vanuit de RUD wordt aanbevolen er rekening mee te houden dat de aangetroffen depots met puin niet zijn onderzocht en dat daardoor ook nu geen uitspraak kan worden gedaan over de kwaliteit. De afvoer van grond kan op basis van dit onderzoek niet volgens de Nota bodembeheer worden toepast binnen de gemeente Emmen. De vrijkomende grond dient te worden afgevoerd naar een erkende verwerker.

Indien dat aan de orde is zal initiatiefnemer daar rekening mee houden en naar handelen door deze vrijkomende grond af te voeren naar een erkende verwerker.

3.4.4 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

3.4.4.1 Geluidsbronnen in en nabij het plangebied

Voor het plangebied Veenoord, uitbreiden zorgvilla Landschapsweg geldt dat het plangebied niet gelegen is binnen de van rechtswege aanwezige geluidszones van wegen. Dit komt omdat de wegen rondom zijn ingericht als wegen met een snelheidsregiem van 30 km/uur en deze hebben geen wettelijke geluidszone.

Gelet op de goede ruimtelijke onderbouwing bij ontwikkelingen moet ook langs de 30km/uur wegen worden aangeven hoe met uitbreidingsmogelijkheden van met name geluidgevoelige ruimten als bedoeld in de Wet geluidhinder wordt omgegaan (algemene afwijking hogere waarden of alleen uitbreiden met Wro-afwijking en dan voor iedere situatie apart hogere waarde vaststellen)en of daadwerkelijk voldaan wordt aan de wettelijke geluidsnormen ongeacht wat art. 74 lid 2 Wgh hierover aangeeft. Rondom het plangebied van het bestemmingsplan liggen diverse 30 km/uur wegen. Deze wegen hebben van rechtswege geen zone. In het kader van goede ruimtelijke ordening zijn in dit onderzoek alleen de 30 km/h wegen met een hoge verkeersintensiteit beschouwd. De wegen rondom het plangebied zijn geen wegen met een hoge verkeersintensiteit.

3.4.4.2 Geluid vanuit de zorgvilla naar de omgeving

Om aan te tonen dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat voor de aanwezige woningen rondom de Zorgvilla is door RA Kompas een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het volledige onderzoeksrapport, bekend onder de titel ‘Akoestisch onderzoek uitbreiding Zorgvilla Veenoord’, d.d. 15 september 2017 is als bijlage 7 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

De belangrijkste geluidbronnen en geluidproducerende activiteiten zijn de verkeersbewegingen op het terrein en het stemgeluid van de bewoners en bezoekers. Indien aan de grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau uit het Activiteitenbesluit wordt getoetst, dan wordt ruimschoots voldaan. Zelfs indien stemgeluid hierbij wordt meegenomen. Normaliter blijft bij de beoordeling van de geluidbelasting in het kader van het Activiteitenbesluit het stemgeluid op het buitenterrein buiten beschouwing.

Ook vanuit het aspect van de indirecte hinder is inzichtelijk gemaakt in het onderzoek dat de verkeersbewegingen behorende bij de representatieve bedrijfssituatie niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde.

Geconcludeerd kan worden dat op basis van het uitgevoerde onderzoek de uitbreiding van de Zorgvilla niet tot geluidhinder zal leiden in de omgeving. Er is en blijft sprake van een goed woon- en leefklimaat.

3.4.5 Lucht

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
3.4.5.1 Algemeen beeld luchtkwaliteit plangebied

Projecten die ‘niet in betekende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. In de AMvB-nibm zijn de criteria vastgelegd om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm. Zo is een project waarbij in totaal 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg worden gebouwd nog aangemerkt als een Nibm-project. De realisatie van de uitbreiding van de zorgvilla blijft ruimschoots onder de drempelnorm. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit is niet nodig.

Omdat ook verder geen significante ontwikkelingen rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOX en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

3.5 Waterparagraaf

3.5.1 Nationaal bestuursakkoord Water

In 2003 is het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) gesloten tussen het Rijk, de provincies, de Unie van Waterschappen, het interprovinciaal overleg en de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Met dit akkoord hebben de overheden vastgelegd op welke wijze, met welke middelen en langs welk tijdpad zij gezamenlijk de grote wateropgave voor Nederland in de 21e eeuw willen aanpakken.

De uitgangspunten van het Nationaal bestuursakkoord Water zijn door het Waterschap Vechtstromen en de gemeente Emmen bekrachtigd in het Lokaal bestuursakkoord Water. In dit akkoord is vastgelegd op welke wijze de wateropgave van het Waterschap Vechtstromen zal worden opgelost en worden verdeeld over de gemeenten.

De wateropgave voor het Waterschap Vechtstromen is bepaald op 12.000.000 m3 water. Ongeveer 1.000.000 m3 van deze opgave is de stedelijke wateropgave, voor het overige deel moeten bergingsmogelijkheden worden gevonden in het landelijk gebied.

In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem voor het plangebied van het bestemmingsplan Veenoord, uitbreiden zorgvilla Landschapsweg is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden.

Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen. Voor een volledige weergave van de watertoets wordt verwezen naar de watertoets die als bijlage 8 aan dit bestemmingsplan is toegevoegd.

3.5.2 Gebiedsspecifieke kenmerken

Het bestemmingsplan Veenoord, uitbreiden zorgvilla Landschapsweg ligt in het stroomgebied Rijn- Oost en valt onder het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Waterbeheerplan van waterschap Vechtstromen en in het waterplan van de gemeente Emmen.

3.5.2.1 Grondgebruik

Het grondgebruik voor het perceel Landschaspweg 29 te Veenoord is op basis van de kaart Normering Wateroverlast aangemerkt als grondgebruik ‘grasland’.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0018.jpg"

3.5.2.2 Grondwater

De gemiddeld hoogste grondwaterstand op het perceel varieert van circa 2,4 meter tot 2,0 meter onder maaiveld.

In figuur 3.5 is de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) in het gebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0019.jpg"

3.5.3 Waterhuishouding

3.5.3.1 Riolering

Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied. In een gemengd rioolstelsel worden afvalwater en regenwater 'gemengd' en vervolgens gezamenlijk afgevoerd naar de rioolwaterzuivering.

Tijdens perioden met meer neerslag kan het voorkomen dat de rioolberging geheel gevuld raakt en zal rioolwater via de riooloverstorten naar het oppervlaktewater stromen. Een gescheiden rioolstelsel houdt afvalwater en regenwater gescheiden. Afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering, regenwater wordt rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd.

Het rioolstelsel in het plangebied is uitgevoerd als gemengd stelsel. De 14 extra woonzorgeenheden worden aangesloten op het bestaande gemengd stelsel. Hemelwater vanuit de uitbreiding zal worden afgevoerd richting infiltratiekratten. Initiatiefnemer gaat onder het bestaande parkeerterrein voor in totaliteit 120 m3 aan infiltratiekratten aanbrengen om het schone water vertraagd te infiltreren in de bodem. Om dit te borgen is in de regels een voorwaardelijke verplichting opgenomen die strekt tot de aanleg van voldoende watercompenserend vermogen in de vorm van infiltratiekratten alvorens de gronden gebruikt mogen worden voor het beoogde doel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0020.jpg"

Figuur 3-6: Locatie infiltratiekratten (blauwe kader)

Het rioolstelsel voldoet hiermee aan de eisen. Er zijn geen hydraulische knelpunten aanwezig.

3.5.3.2 Waterbeheer, (grond) waterkwantiteit - en kwaliteit

Het plangebied maakt geen deel uit van een door de provincie aangewezen grondwaterbeschermingsgebied. Er zijn daarom geen beperkende eisen aan het grondgebruik gesteld. Het gebied heeft als hoofdfunctie wonen. Voor deze functie is de drooglegging van belang. Minimaal is het nodig dat 1,20 m drooglegging aanwezig is (de drooglegging is de afstand tussen het oppervlaktewaterpeil en het bouwpeil). Bij deze drooglegging kan een goede grondwaterstand voor de functie in het gebied worden bereikt.

Het moet voorkomen worden dat er tijdens perioden van neerslag overlast, schade of gevaar ontstaat. Bij nieuwe ontwikkelingen zal dan ook goed moeten worden nagedacht over hoe er moet worden omgegaan met afvoer en berging van regenwater. Afgewogen moet worden of het verstandig is het regenwater in het eigen gebied te bergen of dat het juist beter is het water af te voeren naar een andere locatie. Afhankelijk van de locatie binnen het plangebied of functie van het gebied kan de keuze anders uitvallen. Verder is het van belang om bij de afweging te laten meewegen of het gaat om maatregelen die nodig zijn om water dat vrijkomt tijdens een kortdurende hevige hoosbui te verwerken, of dat het gaat om maatregelen om water dat vrijkomt tijdens een langdurige natte periode te verwerken.

Als gekozen wordt om (een deel van) het regenwater tijdelijk in het gebied te bergen, dan moet dit op zo'n manier worden gedaan dat hiervoor een robuuste, goed te onderhouden voorziening wordt aangelegd, die past binnen de gebruiksfunctie van het gebied en deel uit maakt van het bestaande waterhuishoudkundige systeem.

Voorkomen moet worden dat overgegaan wordt tot de aanleg van solitaire vijvers, zeer diepe watergangen of waterpartijen met een kwetsbaar, instabiel ecosysteem. Raakt de bergingsvoorziening vol, dan moet een zodanige escape worden aangelegd dat vervolgens het water snel en doelmatig kan worden afgevoerd naar een locatie waar het geen overlast veroorzaakt.

Voor het bestemmingsplan Veenoord, uitbreiden zorgvilla Landschapsweg is er voor gekozen om het vuile afvalwater af te voeren via het bestaande gemengd stelsel. Het schone hemelwater wordt opgevangen/geïnfiltreerd door middel van infiltratiekratten. Daartoe wordt onder de bestaande parkeervoorziening voor in totaliteit 120 m3 aan infiltratiekratten aangelegd. Deze zal tevens worden voorzien van een overstort naar het gemengd rioolstelsel mocht het ooit voorkomen dat deze vol dreigt te raken bij extreme regenval.

3.5.4 Wateradvies waterschap

De gemeente Emmen heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.

Het concept - ontwerpbestemmingsplan is voor overleg aan het waterschap voorgelegd. Gelet op het advies van het waterschap, worden gebieden die kansrijk zijn voor infiltratie van hemelwater, zoals parkeerplaatsen en groenvoorzieningen, mede bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen.

Tevens heeft het waterschap per mail van 12 oktober 2017 (zie bijlage 8) aangegeven zich te kunnen vinden in de vorm van watercompensatie door middel van het aanleggen van infiltratiekratten.

Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige structuur

4.1 Huidige situatie plangebied en omgeving

Sinds medio 2013 is aan de Landschapsweg 29 te Veenoord de Zorgvilla aanwezig. De Zorgvilla is een riante villa die in het recente verleden is omgebouwd tot een kleinschalige particuliere woonzorgvoorziening waar gecombineerde verpleeghuiszorg wordt gegeven aan mensen met een somatische en/of psychogeriatrische zorgvraag. In de Zorgvilla kan een cliënt verzorgd wonen in combinatie met persoonlijke aandacht. Momenteel bestaat de zorgvilla uit 22 woonzorgeenheden verspreid over een drietal gebouwen. Dit aantal is meer dan het aantal woonzorgeenheden waar enkele jaren geleden eveneens een bestemmingsplan is opgeteld bestemmingsplan ‘Veenoord, Zorgvilla aan Landschapsweg’) die uit ging van 17 woonzorgeenheden. In de loop der jaren zijn daar zonder toestemming van de gemeente een aantal extra woonzorgeenheden bij gekomen tot een aantal van 22 anno 2017 verspreidt over een drietal gebouwen. De gemeente heeft aangegeven deze extra woonzorgeenheden mee te gaan nemen in dit bestemmingsplan. Zelfstandige bewoning is niet toegestaan.

De zorgvilla is verbouwd, aangepast en ingericht om zowel ouderen als jongeren een comfortabele en stijlvolle woongelegenheid te bieden met 24/7 uur zorggarantie, waarbij de zorg plaatsvindt op basis van afroep (extramurale zorg). Wanneer de lichamelijke of geestelijke conditie achteruit gaat, de mantelzorg of thuiszorg niet meer toereikend is en de cliënt niet langer zelfstandig thuis kan blijven wonen, biedt de Zorgvilla de begeleiding, verzorging en verpleging die nodig is. De Zorgvilla levert zorg op maat, dat wil zeggen dat zij samen met de cliënt een zorgplan opstellen rekening houdend met de persoonlijke zorgvraag en voorkeur. Naar behoefte kan er ook een logopediste, ergotherapeut of fysiotherapeut worden ingeschakeld.

In de zorgvisie van de Zorgvilla staat de mens centraal. Niet langer zijn de medewerkers bepalend voor wat er gebeurt, maar volgen zij de cliënt in zijn/haar ritme, wensen en behoeftes. De verzorging is erop gericht de cliënt in de gelegenheid te stellen een eigen te leiden en hierin keuzes te maken. Gestreefd wordt naar behoud van eigenwaarde, bewegingsvrijheid en bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Zo is er onder andere de mogelijkheid om in de op het perceel gelegen boomgaard te wandelen en te zwemmen in het zwembad.

Hieronder een weergave van de ligging van Zorgvilla 1 in haar directe omgeving, waarbij het perceel van de bestaande zorgvilla zich bevindt binnen het oranje kader.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0021.jpg"

De locatie van de bestaande zorgvilla bevindt zich op de duidelijk waarneembare overgang van het dorp naar het buitengebied toe. Aan de noordzijde van de Landschapsweg is de bebouwing particulier en projectmatig van opzet. In de bestaande situatie is langs de Landschapsweg sprake van een volwaardige groene overgang naar het buitengebied. Het gebied ten westen van de zorgvilla is te beschouwen als de groene long van Veenoord / Nieuw Amsterdam. Uitgangspunt voor de realisatie van de bestaande zorgvilla was dat de bestaande bomen als overgang naar het buitengebied in stand moesten blijven. De bestaande bomen zijn dan ook blijven bestaan.

Hieronder nog een weergave van de huidige situatie van het terrein van de bestaande zorgvilla.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0022.jpg"

Hoofdstuk 5 Beschrijving ontwikkeling

5.1 Uitbreiding zorgvilla

Het is de bedoeling van de initiatiefnemer om ten westen van de huidige zorgvilla een nieuw gebouw te realiseren met daarin 13 woonzorgeenheden, een gezamenlijke eetruimte (inclusief keuken) en een zitruimte. De gehele zorgvilla (inclusief bestaande deel) bestaat dan in totaal uit 36 woonzorgeenheden. In deze woonzorgeenheden mag niet zelfstandig worden gewoond. Op onderstaande weergave is het aantal woonzorgeenheden per gebouw zichtbaar zoals deze aantallen na uitvoering van het bestemmingsplan zijn voorzien. Deze aantallen per gebouw zoals bedoeld in de eindsituatie zijn ook de aantallen zoals weergegeven op de verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0023.jpg"

Figuur 5-1a: Plattegrond plangebied met aantal woonzorgeenheden

De uitbreiding vindt plaats op een perceel grond met een oppervlakte van circa 2080 m2. Het terrein is momenteel ingericht als moestuin. Onderstaand een weergave van de ligging van de gronden waar de uitbreiding is voorzien in het oranje kader en de gronden van de bestaande zorgvilla in het blauwe kader.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0024.jpg"

Het is de bedoeling dat hier een gebouw wordt gebouwd met een oppervlakte van circa 1100 m2 en een goot- en bouwhoogte van 3,40 meter en 5,40 meter met daaraan vastgebouwd voor circa 175 m2 aan overkappingen. Hierna volgen enkele gevelbeelden van het beoogde gebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0025.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0026.jpg"

Figuur 5-2a: Indicatieve en voorlopige plattegrond Zorgvilla 2

Het plangebied van het totale bestemmingsplan wordt globaal begrens door de begraafplaats in het westen (afstand circa 130 meter), de Landschapsweg in het noorden, de Middenweg in het oosten en 2 woningen aan de Middenweg in het zuiden. Het plangebied bevindt zich aan de rand van Veenoord, op de overgang naar het buitengebied toe. In de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich voornamelijk woningen en agrarische landerijen. Het perceel is direct gelegen aan de Landschapsweg. De Landschapsweg is een weg waar maximaal 30 km/uur mag worden gereden, en verbindt de Nieuweweg met de Schooldijk. Aan de oostzijde van het perceel is de Middenweg gelegen. Deze weg verbindt Veenoord met Zandpol. Daarnaast bevindt zich op een afstand van circa 500 meter naar het westen het treinspoor die Emmen met Zwolle verbindt.

Op de hierna weergegeven figuur is de oppervlakte van de uitbreiding zichtbaar als ook van de andere gebouwen van de bestaande Zorgvilla. In totaliteit zal er dan voor de gehele Zorgvilla sprake zijn van circa 2100 m2 aan bebouwing.

In gebouw 1 zijn na uitvoering van het bestemmingsplan 16 woonzorgeenheden aanwezig. In gebouw 2 zullen 3 woonzorgeenheden aanwezig zijn. Gebouw 3 biedt plek voor 4 woonzorgeenheden. Gebouw 4 biedt plaats aan 13 woonzorgeenheden. In totaliteit 36 woonzorgeenheden. Gebouw 5 komt op de plek van het huidige zwembad. Het zwembad verdwijnt daarmee, Gebouw 5 wordt aangewend als gebouw waar de dagrecreatie ondergebracht gaat worden en fungeert tevens als algemene verblijfsruimte. Dit gebouw krijgt een oppervlakte van circa 85 m2 en een goot- en bouwhoogte van 3 en 6 meter. De reden dat het zwembad verdwijnt is dat deze te weinig gebruik wordt en tevens voor ‘overlast’ zorgt voor de bewoners van de omliggende gebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0027.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0028.jpg"

Figuur 5-3: Indicatieve en voorlopige plattegrond verblijfsruimte

Op de gronden die zijn voorzien van de bestemming Groen staan nog enkele bestaande gebouwen, deze blijven (behoudens het meest zuidelijke gebouw) staan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0029.jpg"

Figuur 5-4: Luchtfoto met bestaande bijgebouwen

Het gaat om een kas van circa 13 m2, twee tuinhuisjes die aan elkaar staan (voor opslag tuingereedschap, grasmachines etc) van in gezamenlijkheid circa 23 m2 en 1 houten 'garage' van circa 32 m2. In totaliteit Deze staat op de nominatie te worden afgebroken. In totaal wordt via dit bestemmingsplan geregeld dat de bestaande gebouwen tot een oppervlakte van 68 m2 mogen blijven staan. Hier is op de verbeelding een bouwvlak omheen geprojecteerd.

Groenaanplant

Het perceel bevindt zich op de overgang van het dorp naar het landelijk gebied toe. Momenteel is de westkant van het perceel aan te merken als een harde overgang van bebouwing naar landelijk gebied. Gezien de toename van bebouwing zal het perceel aan de westkant worden voorzien van een groensingel bestaande uit inheemse soorten (dit zal een mix worden van de beuk, de ruwe berk en de esdoorn). Hierdoor wordt het plangebied meer onderdeel van het landschap en vormt zo een groen landschappelijk raamwerk wat de inpassing van het bouwplan ten goede komt en wordt aansluiting gezocht bij de bestaande groenstructuren in de omgeving (zoals ook zichtbaar op de kaart op bladzijde 10) bestaande uit groenstructuren van bomenrijen langs historische ontginningswegen en kavelgrenzen.

Door middel van het opnemen van een aanduiding op de verbeelding en het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in de regels is de aanleg van deze groensingel ook geborgd.

5.2 Verkeer en parkeren

Nieuwe functies betekenen meestal ook dat er sprake is of zal zijn van een toename van verkeersbewegingen, alsmede ontstaat er een parkeerbehoefte. Uitgangspunt is dat nieuwe functies geen onevenredige extra hinder veroorzaken voor reeds aanwezige functies in de omgeving.

Er komen 14 woonzorgeenheden bij ten opzichte van de inmiddels aanwezige 22. Ten aanzien van parkeren is geoordeeld aan de hand van de gemeentelijke beleidsnota parkeren. De woonzorgeenheden zijn daarbij gelijk gesteld aan een ‘verpleeghuis/verzorgingstehuis’ waarbij voor het omgevingstype ‘rest bebouwde kom’ een parkeernorm geldt van 0,6 parkeerplaats per wooneenheid. Voor 36 woonzorgeenheden zijn dan in totaal 36 x 0,6 pp = 22 parkeerplaatsen benodigd. Hieraan wordt ruimschoots voldaan, er is namelijk ruimte voor 43 parkeerplaatsen aanwezig. Er is zodoende voldoende mogelijkheid voor parkeren binnen het plangebied, zo ook voor stagiairs en bezoek van de bewoners. Op onderstaande figuur is de plek van de parkeerplaatsen zichtbaar. De reden dat er zoveel extra parkeerplaatsen zijn aangelegd heeft te maken met het feit dat minstens 1 x per maand met alle medewerkers worden vergaderd. Op dat moment is dit aantal parkeerplaatsen ook daadwerkelijk nodig, zodoende wordt voorkomen dat er parkeeroverlast optreedt in de straat zelf. Deze parkeergelegenheid is ook reeds aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0030.jpg"

Figuur 5-5: Locatie parkeerplaatsen

5.3 Watercompensatie

In totaliteit zal er circa 1200 m2 aan toename verhard oppervlakte te verwachten zijn, dat is inclusief de bestrating op het perceel waar de uitbreiding plaatsvindt. Om ook te kunnen voorzien in voldoende watercompensatie (10% van de toename verhard oppervlakte in m3 dient te worden gecompenseerd) zal onder een deel van het bestaande parkeerterrein voor circa 120 m3 aan infiltratiekratten aangebracht gaan worden. Hier kan afstromend hemelwater van het nieuwe gebouw dan geïnfiltreerd worden in de grond en zodoende vertraagd wegzijgen. Via een zogeheten voorwaardelijke verplichting in de bestemmingsplanregels is de aanleg van deze vorm van watercompensatie ook geborgd. Het waterschap heeft ook aangegeven zich te kunnen vinden in het toepassen van infiltratiekratten.

Hoofdstuk 6 Toelichting op de planregels en verbeelding

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.

Het bestemmingsplan Veenoord, uitbreiden zorgvilla Landschapsweg is in overwegende mate een beheersplan. Het doel van dit bestemmingsplan is het actualiseren van het geldende planologische regime, waarbij het vastleggen van de bestaande situatie het belangrijkste uitgangspunt is. Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.

Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op landelijk geldende standaarden, onder meer Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2012) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).

Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen niet in het plan worden meegenomen, tenzij deze concreet voorzienbaar zijn en benodigde onderzoeken al zijn uitgevoerd.

6.2 Toelichting op de verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn.

De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.

Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

6.3 Toelichting op de regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.

Gebruiksregels

Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld en of waarvoor en op welke wijze de gronden wel gebruikt kunnen worden.

Bouwregels

In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen. Met deze bouwregels worden de bouwmogelijkheden gereguleerd. Uitgangspunt bij het bouwen van hoofdgebouwen is dat hoofdgebouwen altijd binnen een bouwvlak worden gebouwd en voorgevels van deze hoofdgebouwen in de gevellijn. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Verder worden in de bouwregels onder anderen regels ten aanzien maximale bebouwing , bouwhoogtes, dakhelling opgenomen.

Flexibiliteit

Soms is het gewenst om af te wijken van de gestelde regels. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan flexibiliteitbepalingen opgenomen om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Het toepassen van deze regelingen is geen automatisme. Voordat wordt besloten dat van de geldende regels in het bestemmingsplan kan worden afgeweken zal eerst bekeken worden wat de consequenties zijn van de afwijking op de leefomgeving.

In het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:

  • Afwijken van de bouwregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Nadere eisen;
  • Algemene afwijkingsregels;
  • Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro;

De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de omgevingsvergunning, afwijkingen van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning.

Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.

Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden.

Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017019-B701_0031.jpg"

De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.

Bescherming van waarden

Om bepaalde natuurlijke, landschappelijke en/ of cultuurhistorische/ archeologische waarden te beschermen is in de volgende regels een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen: 'Waarde – Archeologie 4’. Daardoor wordt de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet altijd en overal in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden gebonden. Het stelsel biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst.

Normale onderhoudswerkzaamheden kunnen zonder vergunning uitgevoerd worden. Daarom is bij alle Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningsplicht vallen. In de praktijk kan het lastig zijn om te bepalen of een bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden aangemerkt. In ieder geval zal het bij "normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden" moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Incidentele ingrepen zoals bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen niet als "normaal" beschouwd kunnen worden.

Opzet regels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

6.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.

Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

6.3.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 worden artikelsgewijs de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot gebruik of bouwen.

6.3.2.1 Groen

Artikel 3 Groen

De op de verbeelding voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor openbare groenvoorziening, bos, (erf)toegangswegen, fietsstroken, voetpaden, voorziening ten behoeve van de waterhuishouding en nutsvoorzieningen. Voorzieningen ten behoeve van sport- en speelgelegenheden en andere bouwwerken mogen binnen deze bestemming opgericht worden.

Binnen de bestemming groen is geen bouwmogelijkheid opgenomen, behoudens dat de bestaande gebouwen die reeds in de bestemming Groen aanwezig zijn tot een maximale oppervlakte van 68 m2 mogen blijven staan. Het is niet mogelijk om parkeergelegenheden in het groen te realiseren.

6.3.2.2 Maatschappelijk - Woonzorginstelling

Artikel 4 Maatschappelijk-Woonzorginstelling

Er is bewust gekozen om de aanwezige woonzorginstelling een specifieke bestemming te geven als ‘Maatschappelijk- Woonzorginstelling’. Dit heeft te maken met de omvang van de instelling en omdat de er sprake is van gebruikers/ bewoners die er dag en nacht verblijven. Dit in tegenstellingen tot andere maatschappelijke functies waar het verblijf / gebruik meestal overdag plaatsvindt. Binnen de begripsbepaling van deze bestemming is de mogelijkheid voor Horeca- 1 ten dienste van de bestemming opgenomen, Hierbij moet gedacht worden aan een kantine/ restaurant voor de zorginstelling. Een zelfstandige Horeca -1 functie voor bedrijfsmatige doeleinden is niet toegestaan. Verder geldt dat permanente bewoning van een woonzorgeenheid niet is toegestaan. Tevens is bepaald dat parkeren uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding ‘parkeerterrein’ en is geregeld dat er minimaal 22 parkeerplaatsen aanwezig moeten zijn ter plaatse van de genoemde aanduiding. Ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – dagrecreatie’ is het toegestaan een gebouw te realiseren waarin de dagbesteding zal plaatsvinden. In dit gebouw zijn geen woonzorgeenheden toegestaan. Ook is nog gereguleerd dat door middel van een omgevingsvergunning het is toegestaan een fietsenstalling te realiseren buiten het bouwvlak.

6.3.3 Dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen worden opgenomen als meerdere functies onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. In feite betreft het hier twee (of meer) afzonderlijke bestemmingen voor één (deel van een) gebied. Daar waar een dubbelbestemming is gelegen, geldt zowel de bepaling van de betreffende (hoofd)bestemming als de bepaling zoals gesteld in de dubbelbestemming. Aan een dubbelbestemming bestaat behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoelen die op de betrokken gronden toelaatbaar (moeten) zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd. Dubbelbestemmingen hebben voorrang op de hoofdbestemmingen. Dit betekent dat bepalingen van bestemmingen alleen van toepassing zijn als deze niet strijdig zijn met bepalingen die horen bij dubbelbestemmingen. Door deze dubbelbestemmingen worden beperkingen opgelegd aan onderliggende (hoofd) bestemmingen. In de bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming worden niet alle doeleinden opnieuw genoemd maar alleen die waarvoor de dubbelbestemming is opgenomen.

Het plangebied Veenoord, uitbreiden zorgvilla Landschapsweg kent voor een deel van het plangebied een dubbelbestemming, te weten:

Artikel 5 Waarde- Archeologie 4

Voor gronden binnen categorie 4 geldt dat archeologisch onderzoek nodig is om vast te stellen of er waarden aanwezig zijn en of deze behoudenswaardig zijn. Om de archeologische waarden te beschermen is in de regels een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen. Daardoor wordt de uitvoering van bepaalde activiteiten aan bepaalde voorwaarden gebonden. Het stelsel biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst. Voor terreinen binnen Waarde - Archeologie 4 is algemeen aanvaard dat een minimumoppervlak voor bodemverstoringen geldt van 1000 m2 en een bouwvoordiepte van 30 cm (30 cm +10 cm principe). De Waarde - Archeologie 4 is apart opgenomen omdat dit terreinen zijn waar naast bovenstaande bepalingen geen drainageverbod geldt.

Voor de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 4 geldt dat deze bestemming een wijzigingsbevoegdheid kent, waarin overeenkomstig artikel 3.6 van de Wro Burgemeester en Wethouders de dubbelbestemming kan laten vervallen of alsnog aan de gronden de dubbelbestemming kunnen toekennen.

6.3.4 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

Artikel 7 Algemene bouwregels

In artikel 7 zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.

Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

In dit artikel wordt aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval in strijd met dit bestemmingsplan zijn.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een omgevingsvergunning verlenen voor het 10 % vergroten van de bouwmogelijkheden voor goot- en nokhoogte, het bouwen van bijgebouwen in de voorgevel van het hoofdgebouw, het bouwen van het hoofdgebouw maximaal 5 meter achter de gevellijn en het bouwen met een minder steile dakhelling. Daarnaast kan afgeweken worden van het bestemmingsplan om op medische indicatie te bouwen op- of achter de gevellijn en specifiek voor het oprichten van 30m² bebouwing voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Daarnaast zijn ten aanzien van het gebruik afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten voor alle woningen of het uitoefenen van bed en breakfast. De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.

6.3.5 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels bestaat uit 2 artikelen, de eerste is het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de tweede de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

Artikel 10 overgangsrecht regelt het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.

Artikel 11 slotregel is de Slotregel van het bestemmingsplan. In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan Veenoord, uitbreiden zorgvilla Landschapsweg".

6.4 Handhaving

In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan voor gemeente als publiek beter toepasbaar geworden. Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.

Het college van de gemeente Emmen heeft het beleidsplan Vergunningverlening Toezicht en Handhaving (VTH) vastgesteld. Dit beleidsplan VTH beschrijft de visie en ambitie op het terrein van de gemeentelijke VTH-taken, waaronder ook valt het toepassen en naleven van de regels in het bestemmingsplan. Daarnaast geeft het beleidsplan VTH invulling aan de wettelijke plicht om vastgesteld VTH-beleid te hebben. Voor wat betreft handhaving kan de gemeente onmogelijk continu alles controleren. De gemeente vertrouwt erop dat inwoners en bedrijven de regels naleven en zij er alles aan doen om risico’s en nadelige effecten voor de maatschappij te voorkomen. Risico's bepalen de inzet van de beschikbare capaciteit. Op basis van kennis en ervaring is vastgesteld welke bedrijfscategorieën en activiteiten het grootste risico vormen voor fysieke veiligheid, leefbaarheid, volksgezondheid, milieu en imago. Deze uitgangspunten zijn gebruikt bij het opstellen van dit bestemmingsplan en worden ook toegepast bij de naleving van de regels van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke betrokkenheid

7.1 Overleg ex. artikel 3.1.1 Bro en zienswijzen

7.1.1 Overleg

Het college heeft het bestemmingsplan Veenoord, uitbreiden zorgvilla Landschapsweg vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro), Het concept- ontwerpbestemmingsplan is voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners.

De ontvangen adviezen en reacties zijn gebundeld in de Nota van Beantwoording behorende bij het bestemmingsplan Veenoord, uitbreiden zorgvilla Landschapsweg (zie Bijlage ).

In deze nota is tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de verschillende overlegreacties opgenomen. Waar de adviezen en reacties leidden tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn de aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt. Voor de inhoud van de overlegreacties en het standpunt van het college wordt verwezen naar voornoemde nota. De Nota van Beantwoording maakt deel uit van het bestemmingsplan Veenoord, uitbreiden zorgvilla Landschapsweg

7.2 Zienswijzen op het omtwerpbestemmingsplan

Het bestemmingsplan Veenoord, uitbreiden zorgvilla Landschapsweg heeft vanaf 2 maart 2018 gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen.Tegen het bestemmingsplan Veenoord, uitbreiden zorgvilla Landschapsweg is één zienswijze ingediend. De zienswijze heeft aanleiding gegeven tot het aanpassen van het ontwerpbestemmingsplan. Subparagraaf 3.3.1.6 omtrent de brandveiligheid van het gebouw is toegevoegd aan de toelichting.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd. De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.

De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval gedekt op grond van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2014, als vastgesteld door de raad op 19 december 2013. Voor dit plan zijn (vooralsnog) door de gemeente geen aanvullende kosten voor onderzoek begroot en gemaakt.

De vaststelling van een exploitatieplan is zodoende niet nodig, aangezien het kostenverhaal nu anderszins verzekerd is.

Verder kan nog het volgende worden aangegeven over de exploitatie en bemensing van de zorgvilla. De ZorgZaak (gevestigd in Hoogeveen) levert met een gespecialiseerd team de zorg binnen de ZorgVilla. Vanaf 2013 is de Zorgzaak de zorgaanbieder voor de bewoners in de ZorgVilla. De ZorgZaak is een grote thuiszorgaanbieder in Drenthe, Groningen en de kop van Overijssel. De Zorgzaak is ISO gekwalificeerd.

De Zorgzaak is als aanbieder gecontracteerd bij zo goed als alle zorgverzekeraars. Ook is er een contract met het zorgkantoor van Achmea, gevestigd te Zwolle.

Binnen de ZorgVilla levert de Zorgzaak zorg vanuit de:

  • Zorgverzekeringswet+
  • WMO
  • Wet langdurige zorg
  • cliënten ontvangen zorg in natura, maar ook met een pgb

Het aantal huidige arbeidsplaatsen is 23 medewerkers, 10 stagiars en 5 vakantiekrachten. Daarnaast wordt nauw samengewerkt met het Alfa College. De Zorgzaak vindt het van grote waarde dat er met diverse opleidingsinstituten en MBO wordt samengewerkt. De stagiairs ontvangen hun opleiding volledig intern in De ZorgVilla (theorie en praktijk ineen).