direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nieuw-Amsterdam, Zijtak OZ 56
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.Zaak277073-V701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Initiatiefnemer heeft het voornemen bij de gemeente Emmen kenbaar gemaakt voor het realiseren van een bedrijfswoning op het perceel Zijtak Oostzijde 56 te Nieuw-Amsterdam (zie Bijlage 1). Op dit perceel vigeert nu de bestemming Wonen – Vrijstaand.

Deze bedrijfswoning zal onderdeel uitmaken van het belendende agrarisch akkerbouwbedrijf aan de Zijtak Oostzijde 52. Dit akkerbouwbedrijf is in eigendom van maatschap G. Winkelman en R.H.R. Winkelman. De dagelijkse agrarische werkzaamheden zijn sinds 2012 in handen van R.H.R. Winkelman. Hij oefent ook het toezicht uit op het goed ventileren van de bewaaraardappelen voor de zetmeelindustrie en voor de bewaring van de pootaardappelen voor het komende bouwjaar. Dit is de reden dat hij graag bij het bedrijf wil wonen. In het kader van een efficiënte bedrijfsvoering geeft het wonen in de nabijheid van het eigen akkerbouwbedrijf grote voordelen gelet de diverse werkzaamheden die daarbij horen.

De transitie van een burgerwoning naar een bedrijfswoning is volgens het vigerende bestemmingsplan niet toegestaan. Op grond van artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning het project uit te voeren. De omgevingsvergunning kan op grond van artikel 2.12 lid sub a onder 3 slechts worden verleend indien het bouwplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en indien het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.

Dit betekent dat op grond van artikel 3.10 lid 1 sub a van de Wabo de afdeling 3.4 de zogenaamde uitgebreide procedure moet worden gevolgd.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Zijtak Oostzijde in Nieuw-Amsterdam. Zowel aan de zuid- als westzijde van het plangebied bevinden zich burgerwoningen. Ten noorden van het plangebied bevindt zich het agrarisch bedrijf Zijtak Oostzijde 52 van de initiatiefnemer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak277073-V701_0001.png"

1.3 Huidige planologische regeling

Het perceel Zijtak Oostzijde 56 is gelegen in het bestemmingsplan ‘Nieuw-Amsterdam Zijtak OZ 56’ dat op 24 mei 2007 onherroepelijk is geworden. Op het plangebied rust momenteel de bestemming ‘Wonen - Vrijstaand’ en ‘tuin’.

1.3.1. Bestemming ‘Wonen - Vrijstaand’.

De als zodanig op de plankaart aangegeven gronden voor ‘Wonen – Vrijstaand’ zijn bestemd voor woningen, bijbehorende bouwwerken, tuin en erven, ander bouwwerken, toegangswegen in- en uitritten en parkeervoorzieningen.


Voor het bouwen van gebouwen geldt de bepaling:

a. Als hoofdgebouw mag uitsluitend één vrijstaande woning worden gebouwd.

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. het hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

b. het bouwvlak mag volledig bebouwd worden;

c. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te

bedragen;

d. de voorgevel van het hoofdgebouw deint in de gevellijn te worden opgericht;

e. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 10 meter;

f. de goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag buiten het bouwvlak maximaal 75m² bedragen, met in achtneming dat:

1. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;

2. de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw;

b. de voorgevel van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag maximaal 30 meter achter de achtergevel van het hoofdgebouw worden opgericht;

c. bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn van de woning te worden opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;

d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5 meter bedragen;

e. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen;

f. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 6 meter bedragen.

1.3.2. Bestemming ‘Tuin’.

De als zodanig op de plankaart aangegeven gronden voor ‘Tuin’ zijn bestemd voor tuin met bijbehorende andere bouwwerken;

Voor het bouwen van gebouwen geldt de bepaling dat op of in deze gronden geen gebouwen mogen worden gebouwd. Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

a. binnen de bestemming ‘Tuin’ mogen geen overkapping worden gerealiseerd;

b. de bouwhoogte van een ander bouwwerk, anders dan een overkapping, mag voor de gevellijn maximaal 1 meter en achter de voorgevel maximaal 3 meter bedragen met dien verstande dat:

1. de maximale bouwhoogte van een erf- en terreinafscheiding voor de gevellijn maximaal 1 meter bedraagt en achter de gevellijn maximaal 2 meter;

2. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten maximaal 5 meter mag bedragen;

3. een luifel aan het hoofdgebouw maximaal 1,5 meter voor de gevellijn uit mag steken.

1.4 Strijdigheid bestemmingsplan

Het bouwplan is strijdig met het vigerende bestemmingsplan omdat er sprake is van een bedrijfswoning i.p.v. een burgerwoning. Ook zal het bouwvlak iets verschuiven zodat dit uit stedenbouwkundig oogpunt beter aansluit op het perceel Zijtak Oostzijde 57. Dit betekent in feite dat de bestemmingen ‘Tuin’ en ‘Wonen – Vrijstaand’ en het bouwvlak ook zullen wijzigen. Er is hierbij sprake van een strijdigheid ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak277073-V701_0002.png"

Hoofdstuk 2 Beschrijving van ontwikkeling

2.1 Huidige situatie

De huidige situatie is dat er geen woning aanwezig is op het perceel Zijtak Oostzijde 56 te Nieuw Amsterdam. Er is dus sprake van een nog onbebouwd bouwperceel waarop één burgerwoning mag worden gerealiseerd. Feitelijk is er sprake van een perceel braakliggend land (zie figuur 3). In figuur 4 is het huidige bouwvlak rood omlijnd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak277073-V701_0003.png"

2.2 Toekomstige situatie

Het planvoornemen is het realiseren van een vrijstaande bedrijfswoning op het perceel Zijtak Oostzijde 56 te Nieuw-Amsterdam.

De voorgenomen bouwlocatie van de vrijstaande bedrijfswoning is op het perceel met een breedte van ca 25 meter en een diepte van ca. 80 meter. Er is sprake van een bestaande kavel die aangesloten is op de bestaande verkavelingsstructuur voor woningen aan de Zijtak Oostzijde. Het huidige bouwvlak zal iets kantelen, zodat de voorgevel beter aansluit bij de woning Zijtak Oostzijde 57 (zie figuur 7). De nieuw te realiseren woning zal 1 meter achter de voorgevelrooilijn van de woning Zijtak Oostzijde 57 worden gesitueerd. Deze situering van deze woning is centraal op het perceel met een afstand van minimaal 3 meter tot de perceelsgrenzen.

De goot- en bouwhoogte blijven binnen de marges van het vigerende bestemmingsplan. Deze zijn respectievelijk 2,96 meter en 8,570 meter. Er sprake van één bouwlaag met een duidelijk kap (zie figuur 4). De woning is 10,99 meter lang en 8,240 meter breed (zie figuur 5).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak277073-V701_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak277073-V701_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak277073-V701_0006.png"

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 De Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef De Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In deze structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor dit planvoornemen is vooral het thema wonen van belang. De Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid troef richt zich op een accentverschuiving van kwantiteit naar kwaliteit en differentiatie van woonmilieus: De opgave ligt er om de woningvoorraad in lijn te brengen en te houden met de woonwensen van huidige én toekomstige inwoners. Naast een kwaliteitsimpuls van de bestaande woningen wordt ingezet op wervende woonmilieus. Om ervoor te zorgen dat de woningmarkt op orde blijft, is een continue aanpassing aan de veranderende vraag geboden. Dit geldt niet alleen voor de kern van Emmen, maar ook voor de dorpen. Zo ontstaat op termijn een cyclische vernieuwing van de bestaande woongebieden.

2.1.2 Woonvisie 2018-2023

De Woonvisie 2019-2023 richt zich op een nieuwbouwopgave passend bij de kwalitatieve behoefte en aanvullend op de bestaande voorraad. Daarbij moet de bestaande woningvoorraad beter benut worden. In de Woonvisie is een strategie opgenomen voor woningbouw:

1. Woningbouwinitiatieven worden niet individueel, maar in samenhang bekeken;

2. Prioriteit wordt gegeven aan plannen voor herstructurering en transformatie;

3. Bij het maken van de woon- en leefbaarheidsvisies voor dorpen en wijken komen plekken;

4. naar voren waar inbreiding (verdichting) mogelijk en gewenst is;

5. Bestaande uitbreidingslocaties worden afgerond;

6. Woningbouwplannen dragen bij aan een gevarieerd woonmilieu (ruimte bieden aan plannen die een nichemarkt bedienen en aan kleinschalige experimentele, innovatieve en duurzame woonvormen);

7. Woningbouwplannen dragen bij aan ruimtelijke kwaliteit.

De Woonvisie geeft voor het deelgebied De Velden (waar Nieuw-Amsterdam toe behoort) tussen 2016 en 2021 een nette groei met 55-95 woningen op de woningvoorraad.

2.1.3 Beleidsnotitie Bouwen in de linten

Vanuit het woonbeleid wordt het bouwen in de linten begrensd. Tussen 2018 en 2028 is er ruimte voor de bouw van maximaal 50 woningen. In de beleidsnotitie ‘Bouwen in de linten’ staat beschreven waar gebouwd mag worden. Echter de huidige situatie is wat het aantal woningen betreft niet veranderd en hoeft dus niet getoetst te worden aan deze beleidsnotitie. Bouwwerken moeten voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'.

2.1.4 Welstandsbeleid

Een welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandscriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 30 juni 2016 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling past bij de omgeving.

Deze ruimtelijke onderbouwing en de welstandsnota zorgen samen voor behoud en ontwikkeling van ruimtelijke kwaliteit. Het plangebied is gelegen in een gebied waarvoor het welstandsniveau 'hoog' geldt. Een bouwplan voor de woning zal door de welstandscommissie beoordeeld worden op redelijke eisen van welstand.

3.2 Provinciaal beleid

2.2.1 De Omgevingsvisie

De omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. Als in de tekst wordt gesproken over ‘lange termijn’, betreft het de periode na 2030. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie vooral een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is.

Missie

De missie van de provincie is het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten. Deze missie is ingegeven door wat inwoners, medeoverheden en maatschappelijke partners belangrijk vinden voor de toekomst van Drenthe. De kernkwaliteiten zijn samen met partners en de inwoners van Drenthe benoemd, te weten landschap,cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Kernkwaliteiten

De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Samen met vertegenwoordigers van overheden, belangengroepen, marktpartijen en inwoners heeft de provincie de volgende kernkwaliteiten van Drenthe benoemd:

• rust, ruimte, natuur en landschap;

• oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen);

• noaberschap;

• kleinschaligheid (Drentse schaal);

• menselijke maat;

• veiligheid.

Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteiten. In hoofdstuk 4 van de Omgevingsvisie is voor alle kernkwaliteiten een uitwerking naar meer concrete indicatoren gemaakt, namelijk landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Zorgvuldig Ruimtegebruik

In Drenthe kunnen mensen nog ruimte beleven. Dat wil de provincie bewaken, ook wanneer er nieuwe ontwikkelingen zijn. Zorgvuldig ruimtegebruik is van provinciaal belang.

Milieu- en leefomgevingskwaliteit

De provincie streeft naar een gezonde en veilige leefomgeving voor mens, plant en dier. Het beschermen van de kwaliteit van milieu en leefomgeving is veelal op Europees en nationaal niveau geregeld. Daarbij zijn diverse taken en verantwoordelijkheden bij de provincies neergelegd. Deze taken, gericht op het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid, zijn daarmee van provinciaal belang.

Kaarten en doelstellingen

Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe zijn de kernkwaliteiten nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) is het plangebied als volgt aangeduid:

Landschap

Het plangebied is gelegen binnen het landschap van de veenkoloniën. Van provinciaal belang is de orthogonale samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen.

Cultuurhistorie

Het beleid van de provincie Drenthe ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in de beleidsnota Cultuurhistorisch Kompas Drenthe. Het plangebied is gelegen binnen het gebied Emmen en haar venen. Het generieke beleid 'respecteren' is van toepassing. Het is bedoeld om de cultuurhistorische samenhang, zoals die is vastgelegd in de hoofdstructuur, te borgen. De ambitie voor de Veenkoloniën richt zich specifiek op het zichtbaar houden van de machinale veenwinning en veenverwerking op het Amsterdamscheveld en het Bargerveen, zowel in het landschap als in de bebouwing.

Archeologie

De inhoudelijke kaart Archeologie geeft een overzicht van de archeologische waarden en verwachtingen die de provincie van provinciaal belang achten. In gebieden of terreinen met een archeologische verwachting op de archeologiekaarten, wordt gestuurd op een goede uitvoering van archeologisch onderzoek. Niet voor alle bodemingrepen is archeologisch onderzoek vereist. Dit hangt af van de omvang en aard van de ingreep, de waarde/verwachting van de locatie en het vrijstellingenbeleid zoals dat is uitgewerkt in de gemeentelijke archeologiekaarten.

Aardkundige waarden

Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie behouden en, waar mogelijk, herstellen. Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteit aardkundige waarden. De provincie wil inhoud geven aan ruimtelijke kwaliteit, om de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe te behouden en te versterken. Het doel is de archiefwaarde van de bodem te behouden en de landvormen, die karakteristiek zijn voor het Drentse landschap, te behouden en te versterken, als onderdeel van de kernkwaliteit oorspronkelijkheid.

Conclusie ten aanzien van kernkwaliteiten

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de realisatie van een vrijstaande bedrijfswoning die in plaats komt van een burgerwoning. De realisatie van een bedrijfswoning ter plaatse van de Zijtak Oostzijde 56 te Nieuw-Amsterdam leidt niet tot een aantasting van de beschreven kernkwaliteiten.

2.2.2 Provinciale omgevingsverordening Drenthe

Provinciale Staten van Drenthe hebben de Provinciale omgevingsverordening Drenthe vastgesteld. In de omgevingsverordening is het perceel gelegen binnen een gebied aangeduid als 'Bestaand Stedelijk Gebied'. Binnen Bestaand Stedelijk Gebied ligt de verantwoordelijkheid ten aanzien van woningbouw primair bij de gemeente. De verordening geeft verder geen specifieke bepalingen voor percelen met deze aanduiding.

3.3 Rijksbeleid

2.3.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze visie vormt het (integrale) kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau in Nederland. In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:

• het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland (concurrerend);

• het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat (bereikbaar);

• het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke cultuurhistorische waarden behouden zijn (leefbaar en veilig).

Met deze structuurvisie brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat en laat het meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts dertien nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken.

2.3.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken.

In het Barro staan die regels, die als nationaal belang in de SVIR worden herbevestigd en die instemming van de Tweede Kamer heeft gekregen. De overige in de SVIR opgenomen nationale belangen die juridische borging vragen, zijn neergelegd in een aanvulling van het Barro.

2.3.3 De ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. In artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) staat dat als een ruimtelijk plan een stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldaan moet worden aan een aantal extra voorwaarden. Een stedelijke ontwikkeling is een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, een zeehaventerrein, kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Voor stedelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst aan de zogenaamde ‘ladder voor duurzame verstedelijking’. Deze ladder stimuleert zorgvuldig ruimtegebruik. De volgende drie stappen moeten hiervoor doorlopen worden:

1. Beschrijf of er een actuele, regionale behoefte bestaat aan de nieuwe stedelijke ontwikkeling;

2. Beoordeel of de stedelijke ontwikkeling gerealiseerd kan worden binnen het bestaande stedelijke gebied van de betreffende regio;

3. Beschrijf in hoeverre de ontwikkeling mogelijk is op locaties buiten het bestaand stedelijk gebied die multimodaal zijn ontsloten.

Of de Ladder Duurzame Verstedelijking van toepassing is op de planlocatie is afhankelijk van de aard en de omvang van de ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. De Ladder zegt hierover het volgende: Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is. Er is in het onderhavige geval geen sprake van een toename aantal woningen en dus is het planvoornemen niet Ladderplichtig.

3.4 conclusie

Het rijksbeleid werkt niet rechtstreeks door in het plangebied. Voor het voorliggendebestemmingsplan wordt geconcludeerd dat het plan niet in strijd is met het geldende gemeentelijk een provinciale beleid, wanneer rekening wordt gehouden met de stedenbouwkundige enmilieutechnische inpassing. Hierop wordt nader ingegaan in de volgende hoofdstukken.

 

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

4.1 Archeologie

3.1.1 Algemeen

De gemeente Emmen heeft archeologie beleid vastgesteld, d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologie beleid en waar de beleidskeuzes zijn gemaakt. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën ‘Waarde – Archeologie’ in het bestemmingsplan.

3.1.2 Archeologische waarden in het plangebied

Het plangebied Zijtak Oostzijde 56 Nieuw-Amsterdam is volgens de beleidskaart gelegen in een gebied zonder archeologische verwachting. Er is dan ook geen waarde aan toegekend. Er hoeft dan ook geen dubbelbestemming voor archeologie opgenomen te worden in het voorliggende bestemmingsplan.

Gebieden zonder archeologische verwachting zijn gebieden waar de kans op het aantreffen van archeologische sporen zeer klein wordt geacht. Dit kan zijn vanwege de bodemkundige opbouw of vanwege bodemverstorende activiteiten naderhand zoals ontgrondingen, saneringen, zware funderingen etc. In dit geval is de verstoring met zekerheid bekend door reeds uitgevoerd archeologisch onderzoek. Deze gebieden zijn daarom niet in bestemmingsplannen weergegeven.

4.2 Ecologie

3.2.1 Natuurwaarden in het plangebied

Natuurwaarden in het plangebied De Wnb (Wet Natuurbescherming) is op 1 januari 2017 in werking getreden en betreft zowel soortenbescherming als bescherming van (Europese) natuurgebieden. In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000- gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor provincie Drenthe uitgewerkt in de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening. Wanneer er toch plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is daarvoor zelf verantwoordelijk. Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden na verlening van een vergunning.

Het plangebied ligt op ruime afstand van het NNN. Gelet op de ligging van het plangebied en de te treffen ingreep valt niet te verwachten dat er nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten ontstaan. Een ecologisch onderzoek is derhalve niet nodig. Het perceel is sinds 2005, na de sloop van de oorspronkelijke woning, ingericht als grasveld en is ook zodanig onderhouden.

4.3 Fysieke veiligheid

3.3.1 Algemeen

Fysieke veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de woon- en leefomgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is erop gericht te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit is verankerd in diverse wet- en regelgeving, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).

3.3.2 Risicobronnen inrichtingen

In de directe nabijheid omgeving van het plangebied Zijtak Oostzijde 56 zijn geen risicovolle bedrijven gesitueerd. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich weliswaar een gasdrooginstallatie en een hogedrukaardgastransportleiding, beide van de NAM. De invloedsgebieden van beide risicobronnen vallen niet over het geprojecteerde bouwvlak.

3.3.3 Vervoer van gevaarlijke stoffen

Ten aanzien van weg, spoor, water en buisleidingen is, gegeven de afstanden van het plangebied tot transportroutes van gevaarlijke stoffen, geen sprake van een relevante invloed op het plangebied.

3.3.4 Aanvaarding groepsrisico

Binnen het plangebied liggen geen PR10-6 risicocontouren waardoor het plaatsgebonden risico niet vastgesteld hoeft te worden. De ontwikkelingen binnen het plangebied Zijtak, Oostzijde 56 te Nieuw Amsterdam leiden niet tot een verandering of toename van het groepsrisico. Daarbij kan geconcludeerd worden dat de hulpdiensten voldoende zijn toegerust om veilig en voldoende handelend op te treden. De situatie wordt dan ook als aanvaardbaar geacht.

4.4 Milieu

3.4.1 Bodem

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 5 maart 2013 de Beleidsregel Bodemkwaliteit vastgesteld. Om de kwaliteit te waarborgen, moet grondverzet worden gemeld bij het landelijke meldpunt: Om het verplaatsen van grond te vereenvoudigen, heeft de gemeente Emmen een aantal kaarten ontwikkeld. Deze bodemkwaliteitskaarten zijn als bijlage in de Nota Bodembeheer opgenomen. Aan de hand van deze kaarten is het mogelijk om zonder voorgaand onderzoek grond te ontgraven en toe te passen. Partijen grond en baggerspecie die niet voldoen aan de bodemkwaliteitskaart en de Nota Bodembeheer van de gemeente Emmen mogen alleen worden toegepast als er sprake is van een nuttige toepassing. Is het werk niet 'nuttig', dan is er sprake van het zich ontdoen van afvalstoffen. Tijdelijke opslag en grootschalige toepassingen van grond en bagger zijn vormen van 'nuttig' gebruik. Tijdelijke uitname zijn werkzaamheden waarbij de grond na korte tijd weer teruggebracht wordt. Een voorbeeld is het graven van een sleuf voor kabels en leidingen. In dat geval hoeft de kwaliteit van de te ontgraven bodem niet onderzocht te worden, tenzij er sprake is van (een verdenking van) bodemverontreiniging.

Voor de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Met deze regelgeving streeft men naar een duurzaam gebruik van de bodem. Uit de regelgeving vloeit voort dat indien het gaat om het realiseren van bouwwerken waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend (langer dan twee uur per dag) mensen zullen verblijven, bodemonderzoek nodig kan zijn. Omdat in onderhavig geval sprake is van een transitie van een burgerwoning in een bedrijfswoning waar voorheen op de betreffende gronden mensen ook al langer dan twee uur per dag konden verblijven, kan een bodemonderzoek achterwege blijven. Daarnaast is in 2007 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ten tijde van de aankoop van het pand door de initiatiefnemer een zogenaamd verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Op basis van dat onderzoek, de zintuigelijke beoordeling van de grond- en grondwatermonsters en de resultaten van het chemisch-analytisch onderzoek waren er destijds vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren tegen de geplande nieuwbouw op dit terrein. De grond is sinds de uitvoering van het bodemonderzoek in gebruik als grasveld en redelijk afgeschermd van de openbare weg. Er is geen reden om aan te nemen dat de grond sindsdien de uitkomst van het bodemonderzoek heeft benadeeld.

3.4.2 Geluid

Voor het plangebied Zijtak Oostzijde 56 te Nieuw-Amterdam geldt dat uitsluitend het aspect wegverkeerslawaai relevant is. In de nabijheid van het plangebied zijn geen industrieterreinen of spoorwegen aanwezig.

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt geluidsgevoelige bestemmingen bescherming tegen geluidhinder vanwege het wegverkeerslawaai door middel van zonering. Volgens de Wgh moet bij nieuwbouw van een geluidgevoelige bestemming, die gelegen is binnen de geluidszone van één of meerdere geluidbronnen, een akoestisch onderzoek naar de gevelbelasting plaatsvinden.

Met een geluidzone wordt het aandachtsgebied afgebakend waarbinnen de regels van de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht zijn.

De conclusie van het akoestisch onderzoek (zie Bijlage 2) zijn:

• De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt alleen vanwege het wegverkeer op de Zijtak Oostzijde op de voorgevel van de woning Zijtak Oostzijde 56 met 4dB overschreden. Voor deze woning (voorgevel) dient vanwege het wegverkeer op de Zijtak Oostzijde een hogere waarde van 52 dB te worden aangevraagd. Om de hogere waarde mogelijk te maken is het besluit (zie Bijlage 3) vastgesteld.

• De zij en achtergevels van de woning zijn geluidluw.

• De geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de Zijtak Westzijde hoeft niet getoetst te worden aan de wettelijke eisen. Echter, voor een goede ruimtelijke onderbouwing, dient bij het bepalen van de geluidwerende voorzieningen hiermee rekening worden gehouden. De gecumuleerde geluidbelasting bedraagt ten hoogste 58 dB. Bij het indienen van de omgevingsvergunning dient op basis van de gecumuleerde geluidbelasting aangetoond te worden dat de geluidwering van de gevels/daken voldoet aan de in het Bouwbesluit gestelde eisen.

3.4.3 Lucht

Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven op grond van de Wet milieubeheer (Wm) niet te worden getoetst aan de hiervoor gestelde grenswaarden. Een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) wordt als ‘niet in betekenende mate’ beschouwd. Het project is ‘in betekende mate’ als de toename voor één of beide stoffen hoger is. Van een dergelijke verslechtering van de luchtkwaliteit is sprake wanneer een ruimtelijk plan tot een toename van meer dan 1.853 voertuigbewegingen (van personenwagens) per weekdagetmaal leidt.

Op grond van dit projectplan wordt geen toename van verkeersstromen verwacht ten opzichte van oude situatie, namelijk een burgerwoning. Derhalve vindt geen verslechtering van de luchtkwaliteit plaats. Het plan moet worden beschouwd als ‘niet in betekende mate’ van invloed op de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit kan achterwege blijven.

Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zullen de concentraties stikstofdioxide en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

4.5 Waterparagraaf

3.5.1 Gebiedsspecifieke kenmerken

Het plangebied ligt in het stroomgebied Rijn- Oost en valt onder het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Waterbeheerplan van waterschap Vechtstromen en in het waterplan van de gemeente Emmen. In het kader van de ontwikkelingen van dit plan dient overleg gevoerd te worden met het waterschap. De wijze waarop de aanvrager het waterschap informeert over ruimtelijke plannen en om advies vraagt, hangt sterk af van de aard van het plan. In de waterparagraaf dienen de keuzes in ruimtelijke plannen ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd worden beschreven. Het wateradvies van het waterschap moet daarin zijn meegenomen.

3.5.2 Wateradvies waterschap

Uit de ingediende watertoets (zie Bijlage 4) is gebleken dat er ‘geen waterschapsbelang’ met het projectvoornemen is gemoeid.

Het plan betreft alleen een functieverandering van toegestane bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Met de voorgenomen ontwikkeling zijn geen waterbelangen gemoeid. De ontwikkeling heeft geen nieuwe lozingen op oppervlaktewater tot gevolg. In het gebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Het waterschap Vechtstromen heeft dan ook geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling. Voor het bouwen van de woning dient het advies naar aanleiding van de watertoets 2015 in acht worden genomen.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

5.1 Zienswijze op de omgevingsvergunning

Deze ruimtelijke onderbouwing heeft in het kader van het omgevingsvergunningtraject vanaf 18 november 2020 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Een ieder werd daarbij in de gelegenheid gesteld om een zienswijze tegen het plan in te dienen. Binnen de gestelde periode zijn geen zienswijzen ingediend tegen het ontwerpbesluit.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd. De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.

De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval gedekt op grond van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2018. Voor dit plan zijn (vooralsnog) door de gemeente geen aanvullende kosten voor onderzoek begroot en gemaakt. De vaststelling van een exploitatieplan is zodoende niet nodig, aangezien het kostenverhaal nu anderszins verzekerd is.