direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Emmen (Weerdinge), Dorpsstraat 70
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.Zaak2019337563-V701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Er is een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor de nieuwbouw van een woning op een perceel aan de Dorpsstraat in Emmen (Weerdinge). De aanvraag heeft betrekking op de onderdelen bouwen en afwijken van het bestemmingsplan.

De aanvraag heeft betrekking op het bouwen van een vrijstaande woning (Bijlage 1) en is geregistreerd onder zaaknummer 337563-2019. De bijbehorende verbeelding met het besluitvlak heeft nummer NL.IMRO.0114.Zaak2019337563-V701.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019337563-V701_0001.png"

Afbeelding 1: Ligging perceel aan de Dorpsstraat in Emmen (Weerdinge).

Hoofdstuk 2 Huidige situatie, planologische regeling en beleid

2.1 Ligging en huidige situatie

Deze ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op een perceel aan de Dorpsstraat in Emmen (Weerdinge). Het betreffende perceel is kadastraal bekend als Gemeente Emmen, sectie S, nummer 538.

Het perceel is gelegen in het centrale gedeelte van het esdorp Weerdinge. De aanwezige voormalige agrarische bebouwing in dit gedeelte geeft een goede indruk van het oude esdorp Weerdinge. Hier is het oorspronkelijke karakter van Weerdinge het best bewaard gebleven, hier komt de meeste voormalige agrarische bebouwing voor. Het gebied kent verder veel groen en open ruimten. De situering, hoofdvorm en de materialisering van de bebouwing is karakteristiek en geeft een duidelijke charme aan het gebied. Inmiddels is deels oorspronkelijke bebouwing vervangen en kreeg het gebied min of meer een ander aanzien door functiewijzigingen van de bedrijfsfunctie agrarisch naar een woonfunctie. Het gebied bestaat uit vrijstaande, in hoofdzaak voormalige, agrarische bedrijfsgebouwen en enkele burgerwoningen. Er bevindt zich nog een aantal agrarische bedrijven in het gebied.

De (voormalige) agrarische bebouwing heeft in veel gevallen een historisch gegroeid karakter waarbij de historische bedrijfsgebouwen schijnbaar willekeurig op de percelen staan. De voormalige agrarische bedrijfswoningen zijn middelgroot tot groot van omvang en hebben een kenmerkende goothoogte, bouwhoogte en dakhelling. De burgerwoningen kennen een kleine tot middelgrote omvang en hoogte. De bebouwing is grotendeels vrijstaand en heeft een eenvoudige hoofdvorm bestaande uit 1 bouwlaag met een zadeldak.

Op het perceel zelf heeft een boerderij met schuur gestaan. Deze boerderij en schuur zijn gesloopt. Voor het perceel dat nu het adres Steenbakkerijweg 6 heeft, is in 2017 een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woning. Dit perceel vormde tezamen met het perceel waar voorliggende ruimtelijke onderbouwing betrekking op heeft de voormalige agrarische bedrijfslocatie Dorpsstraat 70-71.

2.2 Planologische regeling

In het bestemmingsplan 'Weerdinge' heeft het perceel de bestemming 'Wonen – Voormalige agrarische bebouwing 2', bestemd voor woningen met kenmerken van een voormalig agrarisch bedrijf / woonboerderij. Daarnaast geldt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – twee wooneenheden 2'. Artikel 21.7.1 lid b van de regels van het bestemmingsplan bepaalt dat het bestemmingsplan gewijzigd kan worden ten behoeve van de realisatie van een tweede vrijstaande woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – twee wooneenheden 2', waarbij de volgende bepalingen gelden:

  • 1. de woning wordt gerealiseerd in de vorm van een schuurwoning;
  • 2. er wordt gebouwd binnen het bouwvlak op het achtererf van het oorspronkelijke hoofdgebouw;
  • 3. de woning is qua massa en oppervlakte ondergeschikt aan het hoofdgebouw;
  • 4. de dakhelling van de woning mag niet minder bedragen dan 35 graden;
  • 5. het aantal wooneenheden bedraagt niet meer dan twee;
  • 6. de gezamenlijke oppervlakte van de twee woningen bedraagt niet meer dan 400 m2;
  • 7. de bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden gesloopt en daarmee de aanduiding karakteristiek komt te vervallen;
  • 8. er wordt een erfinrichtingsplan opgesteld waaruit blijkt dat er sprake is van een ruimtelijke eenheid.

Voor het perceel is daarnaast de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019337563-V701_0002.png"

Afbeelding 2: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Weerdinge' van het betreffende perceel (rood omlijnd het plangebied).

In Hoofdstuk 3 Planbeschrijving wordt nader ingegaan op de wijzigingsbepalingen uit het bestemmingsplan.

Door aanvrager is gekozen om de nieuwbouw van de woning te realiseren middels een aanvraag om een omgevingsvergunning. Bij de beoordeling van deze aanvraag zijn diverse aspecten met betrekking tot de ruimtelijke en milieutechnische inpassing getoetst en betrokken bij de afweging omtrent medewerking.

2.3 Beleid

2.3.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

De Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020 (vastgesteld september 2001). De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor deze aanvraag is vooral het thema wonen van belang.

De Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef richt zich op een accentverschuiving van kwantiteit naar kwaliteit en differentiatie van woonmilieus: De opgave ligt er om de woningvoorraad in lijn te brengen en te houden met de woonwensen van huidige én toekomstige inwoners. Dit betekent meer levensloopbestendige woningen en meer ruimte voor bouwkavels. Om ervoor te zorgen dat de woningmarkt op orde blijft, is een continue aanpassing aan de veranderende vraag geboden. Dit geldt niet alleen voor de kern van Emmen, maar ook voor de dorpen. Zo ontstaat op termijn een cyclische vernieuwing van de bestaande woongebieden.

2.3.2 Woonvisie 2018-2023

De Woonvisie 2018-2023 richt zich op een nieuwbouwopgave passend bij de kwalitatieve behoefte en aanvullend op de bestaande voorraad. Daarbij moet de bestaande woningvoorraad beter benut worden. In de Woonvisie is een strategie opgenomen voor woningbouw:

  • 1. Woningbouwinitiatieven worden niet individueel, maar in samenhang bekeken.
  • 2. Prioriteit wordt gegeven aan plannen voor herstructurering en transformatie.
  • 3. Bij het maken van de woon- en leefbaarheidsvisies voor dorpen en wijken komen plekken naar voren waar inbreiding (verdichting) mogelijk en gewenst is.
  • 4. Bestaande uitbreidingslocaties worden afgerond.
  • 5. Woningbouwplannen dragen bij aan een gevarieerd woonmilieu (ruimte bieden aan plannen die een nichemarkt bedienen en aan kleinschalige experimentele, innovatieve en duurzame woonvormen).
  • 6. Woningbouwplannen dragen bij aan ruimtelijke kwaliteit.

De Woonvisie sluit de bouw van een particuliere woning niet uit. Hiertoe is in het bestemmingsplan 'Weerdinge' reeds een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Met de ingediende aanvraag om een omgevingsvergunning is er sprake van een concreet voornemen om een vrijstaande woning te realiseren. Het aantal woningen neemt met de nieuwbouw van een woning niet toe. Het aantal wooneenheden op het perceel en het perceel Steenbakkerijweg 6 bedraagt maximaal twee.

2.3.3 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Een welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandscriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 30 juni 2016 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling past bij de omgeving.

De welstandscommissie heeft geadviseerd op de ingediende aanvraag en heeft deze akkoord bevonden.

2.3.4 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Drenthe

De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. Als in de tekst wordt gesproken over ‘lange termijn’, betreft het de periode na 2030.

De Omgevingsvisie heeft voor de provincie vooral een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is.

Missie

De missie van de provincie is het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten. Deze missie is ingegeven door wat inwoners, medeoverheden en maatschappelijke partners belangrijk vinden voor de toekomst van Drenthe. De kernkwaliteiten zijn samen met partners en de inwoners van Drenthe benoemd, te weten landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Kernkwaliteiten

De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Samen met vertegenwoordigers van overheden, belangengroepen, marktpartijen en inwoners heeft de provincie de volgende kernkwaliteiten van Drenthe benoemd :

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen);
  • noaberschap;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal);
  • menselijke maat;
  • veiligheid.

Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteiten. In hoofdstuk 4 van de Omgevingsvisie is voor alle kernkwaliteiten een uitwerking naar meer concrete indicatoren gemaakt, namelijk landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Zorgvuldig Ruimtegebruik

In Drenthe kunnen mensen nog ruimte beleven. Dat wil de provincie bewaken, ook wanneer er nieuwe ontwikkelingen zijn. Zorgvuldig ruimtegebruik is van provinciaal belang.

Milieu- en leefomgevingskwaliteit

De provincie streeft naar een gezonde en veilige leefomgeving voor mens, plant en dier. Het beschermen van de kwaliteit van milieu en leefomgeving is veelal op Europees en nationaal niveau geregeld. Daarbij zijn diverse taken en verantwoordelijkheden bij de provincies neergelegd. Deze taken, gericht op het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid, zijn daarmee van provinciaal belang.

Kaarten en doelstellingen

Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe zijn de kernkwaliteiten nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) is het plangebied als volgt aangeduid:

Archeologie

De inhoudelijke kaart Archeologie geeft een overzicht van de archeologische waarden en verwachtingen die de provincie van provinciaal belang achten. In gebieden of terreinen met een archeologische verwachting op de archeologiekaarten, wordt gestuurd op een goede uitvoering van archeologisch onderzoek. Niet voor alle bodemingrepen is archeologisch onderzoek vereist. Dit hangt af van de omvang en aard van de ingreep, de waarde/verwachting van de locatie en het vrijstellingenbeleid zoals dat is uitgewerkt in de gemeentelijke archeologiekaarten.

Aardkundige waarden

Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie behouden en, waar mogelijk, herstellen. Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteit aardkundige waarden. De provincie wil inhoud geven aan ruimtelijke kwaliteit, om de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe te behouden en te versterken. Het doel is de archiefwaarde van de bodem te behouden en de landvormen, die karakteristiek zijn voor het Drentse landschap, te behouden en te versterken, als onderdeel van de kernkwaliteit oorspronkelijkheid.

Voor aardkundige waarden worden drie beschermingsniveaus onderscheiden (hoog, middel en generiek) die verschillen in de mate van inzet van de provincie.

Het plangebied is gelegen binnen het gebied De Hondsrug met een hoog beschermingsniveau voor aardkundige waarden. In gebieden met een hoog beschermingsniveau staat de provincie ontwikkelingen toe als aardkundige kwaliteiten en kenmerken worden behouden.

De Hondsrug is een markant en dominerend onderdeel van het Drents Plateau. Het landschappelijk contrast met het naastgelegen Hunzedal is beeldbepalend. De bijzondere geologie van de Hondsrug is de inspiratie geweest voor het ontwikkelen van een geopark. De Hondsrug is het eerste gebied in Nederland dat is erkend als UNESCO Global Geopark. Dat is een gebied met bijzondere geologische kwaliteiten en, daarmee samenhangende, cultuurhistorische en ecologische waarden.

In dit gebied zijn de kernkwaliteiten archeologie, landschap en cultuurhistorie onlosmakelijk gekoppeld aan het (economische) vestigingsklimaat en de vrijetijdseconomie. De provincie zet deze gebiedskwaliteiten in voor een duurzame economische ontwikkeling van het gebied. De Hondsrug UNESCO Global Geopark draagt bij aan bewustwording, kennisverbreding en een inspirerend kader van kernkwaliteiten voor nieuwe initatieven.

Cultuurhistorie

Het beleid van de provincie Drenthe ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas Drenthe. Twee doelstellingen staan hierin centraal. Ten eerste wil de provincie cultuurhistorie herkenbaar houden. Het provinciaal belang is vastgelegd in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (Informatiekaart Cultuurhistorie). Ten tweede wil de provincie de ruimtelijke identiteit versterken. De provincie doet dit door ruimtelijke ontwikkelingen te sturen vanuit samenhangende cultuurhistorische kwaliteiten, met respect en durf. Daarin is ruimte voor inspiratie en eigen afwegingen van de partners van de provincie.

Het plangebied is gelegen binnen het deelgebied Hondsrug en Hunzedal. De ambitie in dit gebied voor de Hondsrug is gericht op:

  • Het behouden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp en es, waarbij de esdorpen en essen als een keten op de Hondsrug liggen, afgewisseld met scherp begrensde boswachterijen. Bovendien kent het esdorpenlandschap een grote tijdsdiepte, wat blijkt uit vele zichtbare en onzichtbare (pre)historische bewoningssporen als nederzettingen, grafmonumenten en celtic fields.
  • Het benadrukken van het lineair patroon van hunebedden, grafheuvels en andere zichtbare en onzichtbare prehistorische relicten die getuigen van de prehistorische route over de Hondsrug.
  • Het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. Deze opzet wordt getypeerd door een vrije ordening van bebouwing en boerderijen, afwisseling tussen bebouwde plekken en open ruimtes (in het bijzonder de brinken) en doorzichten naar het omliggende buitengebied.

De provincie maakt onderscheid tussen drie sturingsniveaus ten aanzien van cultuurhistorie: respecteren, voorwaarden stellen en eisen stellen.

Als sturingsniveau binnen het deelgebied Hondsrug en Hunzedal geldt de categorie 'eisen stellen': de provincie stuurt de ontwikkelingen in de (vanuit de cultuurhistorie bezien) gewenste richting. Van de initiatiefnemer wordt verwacht dat de cultuurhistorische samenhang als dé drager voor nieuwe plannen wordt gebruikt. Ontwikkelingen bouwen op deze samenhang voort. Vanaf het begin wil de provincie hiervoor een plek bedingen in het planvormingsproces.

Landschap

Het plangebied is gelegen binnen het landschapstype Esdorpenlandschap. Het Drents plateau bestaat voornamelijk uit esdorpenlandschap. Dit landschapstype bevat enkele telkens terugkerende onderdelen, namelijk het dorp, de es, het beekdal en de velden/bossen/heide.

Het esdorpenlandschap is een agrarisch cultuurlandschap ten voeten uit. Elk onderdeel van het landschap komt voort uit het agrarisch gebruik en is gerelateerd aan het functioneren van de lokale agrarische dorpsgemeenschap, met de boermarken als het oorspronkelijke gezag. De esdorpen vormen vanouds de ontginningsbasis van het landschap. Ze liggen veelal op landschappelijke overgangen van nat (beekdal) naar droog (es/heide/bos).

Kenmerken van de nederzetting is dat het landelijke gebied doordringt tot diep in de dorpsstructuur. De brink vormt nu vaak het centrum van het dorp. De brinken waren (zijn) beplant met opgaande bomen, veelal eiken. Rond de brink werden de boerderijen gegroepeerd. Brinken lagen van oorsprong aan de rand van het dorp. De open ruimten worden gevormd door één of meer brinken, erven, kleine akkers en weilanden tussen de bebouwing. Van oudsher is er een functionele samenhang tussen deze ruimten en de bebouwing. Het wegenpatroon is een vervlechting van bochtige wegen, bestaande uit één of enkele doorgaande wegen en enkele minder belangrijke wegen die daarop aansluiten. De nu nog zichtbare klinkerbestrating is hiervoor kenmerkend. Waar het nog gaaf is, maakt het dorpssilhouet de indruk van een hoogstaand bos met daartussen en aan de randen lage dorpsbebouwing. De bebouwing is landelijk van karakter en bestaat vooral uit typische boerderijen die schijnbaar willekeurig geplaatst zijn. Soms steekt een kerktoren of molen boven het silhouet uit.

Van provinciaal belang voor (de omgeving van) het plangebied zijn de essen: deze voor het esdorpenlandschap kenmerkende open ruimtes zijn veelal omgeven met esrandbeplanting. Het provinciaal beleid is gericht op behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting.

Provinciale omgevingsverordening

Provinciale Staten van Drenthe hebben de Provinciale omgevingsverordening (POV) Drenthe vastgesteld.

Bestaand stedelijk gebied

Het plangebied is aangewezen als 'Bestaand Stedelijk Gebied'. De provincie moet algemene regels formuleren gericht op zorgvuldig ruimtegebruik. Deze algemene regels richten zich op de inhoud van of toelichting bij bestemmingsplannen die bewerkstelligen dat een bestemmingsplan alleen nieuwe bebouwing kan toestaan binnen het bestaand stedelijk gebied, aansluitend op het bestaand stedelijk gebied, of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De in dit artikel vastgelegde begrenzing dient primair als geografische referentie voor de uitvoering van regels met betrekking tot bouwen in landelijk gebied. Daarnaast ligt binnen bestaand stedelijk gebied de verantwoordelijkheid voor kernkwaliteiten in principe bij de gemeente. Het provinciaal belang voor archeologie, aardkundige waarden en cultuurhistorie kent hierop een uitzondering: het provinciaal belang is ook van toepassing binnen bestaand stedelijk gebied als deze opgenomen zijn op de desbetreffende kaarten van de POV. Als bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn dan maakt het desbetreffende ruimtelijk plan geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk die deze kernkwaliteiten significant aantasten.

Conclusie ten aanzien van de kernkwaliteiten

De aanvraag om een omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van een woning leidt niet tot een aantasting van de beschreven kernkwaliteiten. In Hoofdstuk 3 Planbeschrijving en Hoofdstuk 4 Onderzoeken en milieubeoordeling wordt nader ingegaan op de rumtelijke en milieutechnische inpassing van de woning.

2.3.5 Rijksbeleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Voor Emmen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

2.3.6 Conclusie

Het rijksbeleid werkt niet rechtstreeks door in het plangebied. Voor de voorliggende ruimtelijke onderbouwing wordt geconcludeerd dat het plan niet in strijd is met het geldende gemeentelijke- en provinciale beleid, wanneer rekening wordt gehouden met de ruimtelijke en milieutechnische inpassing. Hierop wordt nader ingegaan in de volgende hoofdstukken.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Aanleiding

Er is een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor de nieuwbouw van een woning op een perceel aan de Dorpsstraat in Emmen (Weerdinge).

In het bestemmingsplan 'Weerdinge' heeft het perceel de bestemming 'Wonen – Voormalige agrarische bebouwing 2', bestemd voor woningen met kenmerken van een voormalig agrarisch bedrijf / woonboerderij. Daarnaast geldt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – twee wooneenheden 2'. Artikel 21.7.1 lid b van de regels van het bestemmingsplan bepaalt dat het bestemmingsplan gewijzigd kan worden ten behoeve van de realisatie van een tweede vrijstaande woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – twee wooneenheden 2', waarbij de volgende bepalingen gelden:

  • 1. de woning wordt gerealiseerd in de vorm van een schuurwoning;
  • 2. er wordt gebouwd binnen het bouwvlak op het achtererf van het oorspronkelijke hoofdgebouw;
  • 3. de woning is qua massa en oppervlakte ondergeschikt aan het hoofdgebouw;
  • 4. de dakhelling van de woning mag niet minder bedragen dan 35 graden;
  • 5. het aantal wooneenheden bedraagt niet meer dan twee;
  • 6. de gezamenlijke oppervlakte van de twee woningen bedraagt niet meer dan 400 m2;
  • 7. de bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden gesloopt en daarmee de aanduiding karakteristiek komt te vervallen;
  • 8. er wordt een erfinrichtingsplan opgesteld waaruit blijkt dat er sprake is van een ruimtelijke eenheid.

In paragraaf 3.2 Bouwplan is nader ingegaan op bovenstaande bepalingen.

3.2 Bouwplan

De woning wordt gerealiseerd in de vorm van een schuurwoning. De goothoogte van de woning bedraagt niet meer dan 3 meter. De bouwhoogte van de woning is 9,4 meter. De dakhelling van de woning is niet minder van 35 graden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019337563-V701_0003.png" Afbeelding 3: Gevelaanzicht nieuw te bouwen woning (voor).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019337563-V701_0004.png" Afbeelding 4: Gevelaanzicht nieuw te bouwen woning (voor).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019337563-V701_0005.png"

Afbeelding 5: Gevelaanzicht nieuw te bouwen woning (achter).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019337563-V701_0006.png"

Afbeelding 6: Zicht op de nieuw te bouwen woning vanaf de Dorpsstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019337563-V701_0007.png"

Afbeelding 7: Zicht op de nieuw te bouwen woning vanaf de Dorpsstraat.

De woning heeft een oppervlakte van circa 184 m2. De woning is qua massa en oppervlakte ondergeschikt aan het oorspronkelijk hoofdgebouw (de voormalige boerderij Dorpsstraat 70-71). Er wordt gebouwd op het achtererf van het oorspronkelijke hoofdgebouw. De voormalige boerderij en de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen op het erf zijn inmiddels gesloopt.

Voor het perceel dat nu het adres Steenbakkerijweg 6 heeft, is in 2017 een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woning. Deze woning heeft een oppervlakte van circa 150 m2. De gezamenlijke oppervlakte van de twee woningen bedraagt niet meer dan 400 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019337563-V701_0008.png"

Afbeelding 8: Situatie nieuw te bouwen woning.

De woning op het perceel Steenbakkerijweg 6 is circa 7 meter gebouwd achter de gevellijn uit het bestemmingsplan. Het bouwvlak van het bestemmingsplan is, gemeten vanaf de gevellijn, 45 meter diep. De schuurwoning wordt gebouwd buiten het bouwvlak van het bestemmingsplan maar wel binnen een denkbeeldig bouwvlak van 45 meter diep, gemeten vanaf de voorgevel van de woning op het perceel Steenbakkerijweg 6, waardoor er sprake is van een ruimtelijke eenheid met de woning op dat perceel. Er is tevens een erfinrichtingsplan opgesteld waaruit blijkt dat er sprake is van een ruimtelijke eenheid. Met de erfinrichting, zoals deze is weergegeven op de situatietekening, is er in de vorm van een beukenhaag gekozen voor een groene erfafscheiding. Op de situatietekening is de herplant van een lindeboom aangegeven. De situering van de nieuwe woning leidt niet tot een aantasting van de verkavelingsstructuur en niet tot een aantasting van zichtlijnen. De gekozen richting voor de woning is min of meer haaks op de Dorpsstraat, waarbij zoveel mogelijk doorzicht is vrijgelaten. Het bouwplan leidt niet tot een aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld en er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

Verder heeft de welstandscommissie geadviseerd op de ingediende aanvraag en heeft deze akkoord bevonden. De commissie heeft daarbij beoordeeld dat de hoofdmassa van de woning helder is vormgegeven en passend (qua maat en schaal) bij de bebouwing of stedenbouwkundige eenheid (ensemble) in de omgeving. Daarnaast adviseert de commissie om alle bijgebouwen in dezelfde materialen, kloeke vorm en donkere kleurstelling uit te voeren, zodat deze consequent bij elkaar horen.

De situatietekening van de nieuw te bouwen woning, met het erfinrichtingsplan, is opgenomen als Bijlage 2.

Het bouwplan van de nieuw te bouwen woning is toegevoegd als Bijlage 3.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken en milieubeoordeling

4.1 Archeologie

4.1.1 Algemeen

Op 30 mei 2013 is het gemeentelijk archeologisch beleid vastgesteld. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport. Dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologiebeleid en waarop de beleidskeuzes zijn gebaseerd. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën 'Waarde - Archeologie'. Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Onderstaande tabel geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2019337563-V701_0009.png"

De categorieën zijn vertaald naar dubbelbestemmingen in het bestemmingsplan.

4.1.2 Archeologische waarden in het plangebied

Het plangebied Emmen (Weerdinge), Dorpsstraat 70 is gelegen in een gebied aangeduid met de categorie 'Waarde - Archeologie 2' (hoge verwachting op het aantreffen van archeologische waarden). Voor deze categorie geldt voor bodemverstoringen tot 100 m2 vrijstelling van archeologisch onderzoek.

De geplande bodemingrepen overschrijden de bijbehorende vrijstellingseisen van 100 m2 en 30 cm diepte. Het is echter zeer waarschijnlijk dat er sprake is van zodanige bodemverstoring dat de verwachting op het aantreffen van archeologische waarden inmiddels laag is en dat het uitvoeren van archeologisch onderzoek niet zinvol is. Deze bodemverstoring komt voort uit de eerdere aanwezigheid en sloop van een gierkelder naast de voormalige boerderij, daarbij behorende verharding, de aanwezigheid van kabels/leidingen in het plangebied en de wortels van een grote boom.

Indien er bij de uitvoering van werkzaamheden onverhoopt toch archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of vondsten worden gedaan, dienen deze conform de Monumentenwet 1988 artikel 53 & 54 direct te worden gemeld bij de gemeente Emmen.

Ten aanzien van het bovenstaande kan contact opgenomen worden met de gemeentelijk archeoloog van de gemeente Emmen.

4.2 Ecologie

4.2.1 Algemeen

De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden).

Gebiedsbescherming

In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) -voorheen Ecologische Hoofdstructuur- is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.

Het plangebied valt niet binnen de aangewezen natuurgebieden van het Natuurnetwerk Nederland in de provincie Drenthe. Het natuurgebied Bargerveen is gelegen op circa 14 kilometer van het plangebied.

Soortenbescherming

Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten. Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:

  • uit gegevens of onderzoek blijkt dat er sprake is van verstoring of doden van (een) beschermde soort(en);
  • het bouwwerk en/of de activiteit veroorzaakt beschadiging of vernieling van voortplanting- of rustplaatsen van dieren, danwel ontworteling of vernieling van plantensoorten;
  • er kan geen gebruik gemaakt worden van een vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming;
  • er kan niet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode.

Houtopstanden

In de Wnb is de bescherming van houtopstanden buiten de bebouwde kom geregeld. Doel is de instandhouding van het bosareaal. In de Provinciale Omgevingsverordening van de provincie Drenthe is geregeld hoe een kapmelding moet worden ingediend, waaraan herbeplanting moet voldoen en wanneer ontheffing van de herbeplantingsplicht kan worden verleend.

Voor houtopstanden binnen de bebouwde kom geldt de Bomenverordening gemeente Emmen 2011. In het bijbehorende bomenregister zijn de monumentale en waardevolle bomen en waardevolle houtopstanden vastgelegd. Zonder vergunning is het verboden deze te kappen.

4.2.2 Conclusie

De locatie is in gebruik geweest als voormalige agrarische bedrijfslocatie. Ter plaatse waar de woning gebouwd wordt heeft het perceel reeds een woonbestemming. Gelet op het woongebruik en de geldende woonbestemming is het uitvoeren van een flora- en fauna onderzoek niet noodzakelijk geacht. Het perceel is daarnaast niet gelegen in of nabij een gebied waarop gebiedsbeschermingsregels van toepassing zijn. De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor het plan.

Op basis van de Wet natuurbescherming is altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Daarbij geldt voor alle bouwactiviteiten dat er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden, waardoor:

  • de aanvang van de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
  • een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

4.3 Milieu

4.3.1 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt het inpassen van nieuwe functies in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Binnen het plangebied is sprake van een nieuw te bouwen woning. In de directe omgeving zijn geen bedrijven gelegen die met het bouwen van een woning in de bedrijfsexploitatie zouden kunnen worden beperkt.

4.3.2 Bodem

De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen.

Op basis van historische informatie is het voldoende aannemelijk dat er geen verontreinigingen op het perceel aanwezig zijn. Er zijn geen belemmeringen ten aanzien van het verlenen van een omgevingsvergunning voor de voorgenomen nieuwbouw van een woning op het perceel.

Voor eventueel afvoer van grond moet een melding grondverzet worden gedaan bij het meldpunt Besluit bodemkwaliteit.

4.3.3 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

4.3.3.1 Wegverkeerslawaai

Een woning is voor de Wet geluidhinder een geluidsgevoelige bestemming. De woning wordt gebouwd op circa 70 meter van de Dorpsstraat in Emmen. Op basis van de ligging en afstand van de weg en de verkeersintensiteiten op de weg is het aannemelijk dat voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Er hoeft geen akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden. Voor het overige worden van het Bouwbesluit (binnenwaarde) eisen gesteld aan de geluidwering van de gevels voor geluid van buiten. Er dient te worden voldaan aan de grenswaarde voor het binnenniveau voor nieuwbouw overeenkomstig het Bouwbesluit.

4.3.4 Lucht

De Wet luchtkwaliteit is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Het plan betreft een project dat 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOX en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het verlenen van de vergunning.

4.3.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen.

Binnen en nabij het plangebied zijn geen bedrijven, transportroutes en buisleidingen gelegen waarbij rekening moet worden gehouden met het aspect externe veiligheid.

4.4 Waterparagraaf

4.4.1 Inleiding

Waterschappen zijn verantwoordelijk voor het waarborgen van waterveiligheid en het tegengaan van wateroverlast en watertekort. Hiernaast zorgen waterschappen ervoor dat de kwaliteit van het oppervlaktewater goed blijft en waar nodig verbeterd. Het is van belang dat deze taken zowel nu als in de toekomst uitvoerbaar blijven. Om dit te kunnen waarborgen worden ruimtelijke plannen en ontwikkelingen getoetst op hun impact op het watersysteem. Waterschap Hunze en Aa's streeft ernaar om de impact van dergelijke plannen en ontwikkelingen zoveel mogelijk waterneutraal te houden en om waar mogelijk positieve impact te stimuleren.

Op grond van artikel 12 uit het besluit ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen zijn voorzien van een waterparagraaf. Om deze waterparagraaf te kunnen opstellen moet de watertoets-procedure worden doorlopen; van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren en afwegen tot aan de uiteindelijke beoordeling van de impact van het plan of de ontwikkeling op het watersysteem. In de waterparagraaf moet het door het waterschap afgegeven advies zijn meegenomen; de in deze uitganspuntennotitie verstrekte adviezen dienen hiertoe.

De uitgevoerde watertoets en het resultaat zijn opgenomen als Bijlage 4.

Voorin het document (bij onderdeel 1) is in de definitieve uitganspuntennotitie plan-specifiek en aanvullend advies opgesteld. De verdere opbouw van dit document bestaat uit 5 thema`s: waterveiligheid, waterkwantiteit, waterkwaliteit, aanvullende waterschapsbelangen en belangen van derden. Per thema is voor dit plan relevante informatie en advies opgenomen. Ten slotte is de verdere gewenste betrokkenheid van het waterschap bij het vervolg van het planproces beschreven.

4.4.2 Waterveiligheid

Het belangrijkste doel van het waterschap gerelateerd aan waterveiligheid is het uitsluiten van levensbedreigende situaties voor mensen en het zoveel mogelijk voorkomen van dergelijke situaties voor dieren. Binnen dit thema zijn, indien nodig, alle planspecifieke waterschapsbelangen beschreven die vanwege de waterveiligheid extra bescherming genieten of anderzijds van belang zijn voor de waterveiligheid.

4.4.3 Waterkwantiteit

Het waterschap heeft als primaire aan waterkwantiteit gerelateerde doel om voor voldoende water te zorgen, zowel in natte als in droge perioden, nu en in de toekomst. Een vergrote kans op wateroverlast of watertekort dient dus voorkomen te worden. Binnen dit thema zijn (indien nodig) alle planspecifieke waterschapsbelangen beschreven die de waterkwantiteit kunnen beïnvloeden.

4.4.3.1 Grondwaterstand en ontwateringsdiepte

Om grondwateroverlast te voorkomen is een minimale ontwateringsdiepte (de afstand tussen het maaiveld en de grondwaterstand) nodig. In het plangebied is Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (plaatselijk) relatief hoog waardoor de kans op overlast toeneemt; de voor het plan noodzakelijke ontwateringsnorm wordt mogelijk niet in het hele plangebied gehaald. Voor primaire wegen is de ontwateringsnorm 1 m, voor woningen met kruipruimtes, industrieterreinen en secundaire wegen is dit 0,7 m, voor tuinen en plantsoenen is dit 0,5 m, en voor woningen zonder kruipruimte is de norm 0,3 m. Mocht de beoogde functie van het ingediende plan overlast kunnen ondervinden door onvoldoende drooglegging, is het te adviseren om hiermee rekening te houden in het ontwerp en bij de inrichting.

4.4.4 Waterkwaliteit

Om de waterkwaliteit te waarborgen heeft het waterschap als voornaamste doel om te zorgen voor schoon en ecologisch gezond water, waarin systeemspecifieke dieren en planten voorkomen. In de eerste plaats is dit van belang voor de grotere beken, kanalen en meren waarvoor binnen de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) doelen en maatregelen zijn opgesteld. Hiernaast is een goede waterkwaliteit van belang voor zwemwater en voor het stelsel van kleinere watergangen voor water aan- en afvoer. In dit thema zijn, indien nodig, alle plan-specifieke waterschapsbelangen beschreven die impact hebben op de waterkwaliteit.

Vervuiling van het oppervlaktewater moet in ieder geval zoveel mogelijk voorkomen worden. Om deze reden vraagt het waterschap op de toepassing van uitlogende materialen zoveel mogelijk te beperken en om vervuiling door bedrijfsmatige activiteiten te voorkomen. Afstromend hemelwater dat vervuild is geraakt moet zo veel mogelijk gescheiden worden afgevoerd, of moet worden gezuiverd. Dit volgt de trits ''schoonhouden, scheiden, zuiveren''.

4.4.5 Aanvullende waterschapsbelangen

Onder dit thema zijn een aantal elementen opgenomen die een aanvullend belang vormen voor het waterschap. Dit betreft enerzijds locatie specifieke eigenschappen die in een toekomstige situatie de kans op wateroverlast kunnen vergroten. Anderzijds kunnen ook watergerelateerde gebiedseigenschappen zijn opgenomen buiten de jurisdictie van het waterschap, maar die wel waterschapsbelangen raken.

4.4.6 Verdere betrokkenheid waterschap

Voor alle voor dit plan relevante watergerelateerde onderwerpen zijn in dit document adviezen opgenomen. Voor de verdere procedurele afhandeling van de watertoets is het niet nodig om het waterschap te betrekken indien rekening wordt gehouden met deze adviezen. Bij planwijzigingen die de uitkomst van de digitale watertoets zouden kunnen veranderen, moet deze toets opnieuw doorlopen worden. Het waterschap kan altijd geraadpleegd worden voor overleg en nadere uitleg.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

Op de aangevraagde omgevingsvergunning is de uitgebreide procedure van toepassing. De terinzagelegging van het ontwerpbesluit omgevingsvergunning is op 6 mei 2020 gepubliceerd (Bijlage 5) in de Emmer Courant en in de Staatscourant. Van 7 mei 2020 tot en met 17 juni 2020 heeft het ontwerpbesluit zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is één zienswijze ingediend. De zienswijze is beantwoord in de, bij het besluit behorende, Nota van beantwoording zienswijzen (Bijlage 6). De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het ontwerpbesluit met bijbehorende stukken.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De planonwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de aanvrager van de omgevingsvergunning. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.