direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Emmen, Erica, Ericasestraat 4
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2018018-W701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot nieuw wijzigingsplan

Verzocht is medewerking te verlenen aan het wijzigen van het bestemmingsplan voor de locatie Ericasestraat 4 te Erica. Het is de bedoeling dat de bestaande bedrijfswoning Ericasestraat 4 gesloopt gaat worden en op dezelfde plaats een vervangende woning wordt gebouwd die voorzien gaat worden van een functieaanduiding ‘plattelandswoning’. De woning heeft geen directe relatie meer met het aanwezige agrarische bedrijf aan de Ericasestraat 5 maar blijft wel onderdeel uitmaken van het agrarische erf.

In het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' is de locatie bestemd als 'Agrarisch - Grondgebonden 1' (uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf). In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de toevoeging van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' aan een voormalige tweede bedrijfswoning. Onderstaand een weergave van de locatie vanuit de lucht en van de bestemmingsplanverbeelding. Binnen het blauwe kader is Ericasestraat 4 zichtbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2018018-W701_0001.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2018018-W701_0002.png"

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen ten zuidoosten van de woonwijk Rietlanden en nabij de Grote Rietplas. Aan de oostkant bevindt zich op Oranjedorp en de kern Erica bevindt zich naar het zuiden toe op circa 2,5 kilometer afstand.

Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door boscomplexen en aan de directe noord-, oost- en zuidzijde door landerijen die voornamelijk agrarisch in gebruik zijn.

Het plangebied heeft betrekking op het perceel kadastraal bekend als gemeente Emmen, sectie AG nummer 80 en is groot circa 0,5 hectare.

Hieronder een weergave van de globale ligging van plangebied ten opzichte van zijn omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2018018-W701_0003.png"

1.3 Huidige planologische regelingen

Het voorliggende wijzigingsplan ‘Buitengebied, Ericasestraat 4, Erica’ vervangt het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2011’ gedeeltelijk. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied een bestemming Agrarisch- grondgebonden 1. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om aan een voormalige tweede bedrijfswoning de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – plattelandswoning’ toe te kennen.

Wel zijn aan deze wijziging voorwaarden verbonden, te weten:

  • a. De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten.
  • b. In de afweging omtrent toepassing van de in opgenomen wijzigingsbevoegdheden worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: de woonsituatie, de stedenbouwkundige structuur, het landschap, archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, natuur, het functioneren van het watersysteem en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 van de planregels "De Gemeente Emmen in het perspectief van het landschap". Deze bijlage wordt betrokken bij de onder b genoemde afweging voor wat betreft de aspecten stedenbouw, landschap en cultuurhistorie;
  • d. Voorzover voor meerdere activiteiten een wijziging benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken;
  • e. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

In de volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op bovenstaande regels.

1.4 Opzet wijzigingsplan

Het wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Bestemmingsplan Buitengebied Emmen

Met betrekking tot het begrip plattelandswoning - dat in dit wijzigingsplan aan de orde is - kan het volgende worden gezegd: Plattelandswoningen zijn (voormalige) agrarische bedrijfswoningen die veelal in de volksmond (voormalige) boerderijwoning worden genoemd en die door derden (burgers) worden bewoond. De wet Plattelandswoning maakt het mogelijk dat een voormalige agrarische bedrijfswoning bewoond mag worden door iemand die geen functionele relatie heeft met het bijbehorende agrarische bedrijf. Personen die geen functionele relatie (meer) hebben met het agrarisch bedrijf kunnen ook burgers zijn die nog nooit een functionele relatie hebben gehad met het agrarische bedrijf.

De wet regelt dat deze woningen in mindere mate worden beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf. Om deze vorm van burgerbewoning toe te staan moet het bevoegde gezag deze woningen wel specifiek aanwijzen als plattelandswoning / voormalig agrarisch bedrijfswoning. Dit heeft ertoe geleid, dat in het nieuwe bestemmingsplan "Buitengebied Emmen" rekening is gehouden dat dit soort situaties zich ook hier kunnen voordoen. Vandaar dat binnen de bestemming " Agrarisch - Grondgebonden 1" een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen waarin is bepaald dat aan voormalige tweede bedrijfswoningen de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" kan worden toegekend.

2.1.2 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor het wijzigingsplan Buitengebied, Ericasestraat 4 is vooral het thema Wonen van belang.

De Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef richt zich op een accentverschuiving van kwantiteit naar kwaliteit en differentiatie van woonmilieus: De opgave ligt er om de woningvoorraad in lijn te brengen en te houden met de woonwensen van huidige én toekomstige inwoners. Naast een kwaliteitsimpuls van de bestaande woningen wordt ingezet op wervende woonmilieus. Om ervoor te zorgen dat de woningmarkt op orde blijft, is een continue aanpassing aan de veranderende vraag geboden. Dit geldt niet alleen voor de kern van Emmen, maar ook voor de dorpen. Zo ontstaat op termijn een cyclische vernieuwing van de bestaande woongebieden.

2.1.3 Woonbeleid

Het woonbeleid richt zich op goed wonen en leven; er is sprake van een kwalitatieve insteek. In het woonbeleid wordt rekening gehouden met vergrijzing en mogelijke bevolkingskrimp. Uitgegaan wordt van het bieden van kwalitatief maatwerk voor het wonen en de woonomgeving. Kwaliteit betekent vooral duurzame herstructurering en woningaanpassing. De prioriteiten in het beleid zijn: zorg voor voldoende en goede woningen voor de doelgroepen van beleid; herstructurering in relatie tot bevolkingskrimp en vergrijzing; zorg voor voldoende geschikte woningen voor senioren; duurzaamheidsmaatregelen (in het bijzonder energiebesparende maatregelen). Het accent ligt met deze prioriteiten op behoud en versterking van de bestaande woonkwaliteit. Dit komt ook tot uiting in de algemene woningbouwstrategie waarbij het beoordelen van nieuwe initiatieven herstructureringsprojecten prioriteit hebben. Ook van belang is dat nieuwe initiatieven en nieuw te ontwikkelen locaties/gebieden in samenhang worden bekeken. Woningbouwplannen dragen bij aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

In de woonvisie 2018-2023 van de gemeente Emmen is aangegeven dat in het buitengebied in het kader van Ruimte voor Ruimte beperkt woningen kunnen worden toegevoegd. In dit geval gaat het niet om het toevoegen van een woning, maar om het toekennen van een aanduiding plattelandswoning.

2.1.4 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Een welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandscriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 30 juni 2016 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.

Het bestemmingsplan en de Welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden, ook voor dit gedeelte van het buitengebied waar het plangebied gelegen is, geldt het welstandsniveau 'welstandsluw'.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2014

De Omgevingsvisie is hét kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. De missie van de provincie is het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is. De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang ligt in het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten. Omdat niet alle kernkwaliteiten goed te duiden zijn in het fysiek-ruimtelijk domein zijn deze vertaald naar indicatoren.

Kernkwaliteiten   Indicatoren  
Rust/stilte   Duisternis  
Ruimte   Openheid van het landschap  
Natuur   Biodiversiteit  
Landschap   Diversiteit
Gaafheid van landschappen  
Oorspronkelijkheid   Cultuurhistorische waarden
Archeologische waarden
Aardkundige waarden  
Veiligheid   Sociale veiligheid
Externe veiligheid
Verkeersveiligheid  
Naoberschap, Menselijke maat, Kleinschaligheid (Drentse schaal)   Leefbaarheid
Passend bij Drenthe  

Met een deel van de kernkwaliteiten heeft de provincie speciale ambities. Inzet is de kernkwaliteiten te behouden en waar mogelijk te ontwikkelen. Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe is bovenstaande nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) is het plangebied als volgt aangeduid:

Visiekaart en doelstellingen

Het plangebied ligt binnen het gebied dat op de visiekaart is aangeduid als "Landbouwgebied". De provincie Drenthe biedt de landbouw maximale speelruimte in deze gebieden. Bij de te nemen inrichtingsmaatregelen voor de landbouw wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de kernkwaliteiten. Ook mogen andere ontwikkelingen geen negatief effect hebben op de landbouw.

Kernkwaliteiten

Landschap

Het plangebied is gelegen binnen het landschap Veenkoloniën. Het plangebied is gelegen binnen het landschap van de veenkoloniën. Behoud en versterking van de wijkenstructuur en openheid is als doel benoemd. Kenmerkend voor deze hoogveengebieden is de strakke verkaveling, de bebouwingslinten langs kanalen en monden en de grote, weidse ruimtes met wijken. Elke ontginning heeft bovendien zijn eigen specifieke kenmerken, waaraan de tijd en de manier van ontginning is af te lezen.

Van provinciaal belang is de samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen.

In dit wijzigingsplan gaat het slechts om de bouw van een vervangende woning op dezelfde laats waar nu een woning staat, zodoende is er geen sprake van aantasting van de kernkwaliteit landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2018018-W701_0004.png"

Aardkundige waarden

Aardkundige waarden zijn natuurlijke variaties in het aardoppervlak van geomorfologische, geologische, bodemkundige verschijnselen en/of processen die onder andere onder invloed van wind en water gebeuren. Onder aardkundige waarden vallen bijvoorbeeld veentjes, pingoruïnes, stuwwallen, zandkoppen en (micro en macro)reliëf.

Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie Drenthe behouden en waar mogelijk herstellen. Voor de aardkundige waarden worden drie beschermingsniveaus onderscheiden die verschillen in de mate van inzet van de provincie. De hoge en het gemiddelde beschermingsniveau zijn van provinciaal belang.

Het plangebied is gelegen binnen een gebied met een hoog beschermingsniveau. In dit wijzigingsplan gaat het slechts om de bouw van een vervangende woning op dezelfde plaats waar nu een woning staat, zodoende is er geen sprake van aantasting van aardkundige waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2018018-W701_0005.png"

Cultuurhistorie

Het beleid van de provincie Drenthe ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in het Cultuurhistorisch kompas. Het plangebied is gelegen binnen het gebied Emmen en haar venen. Het is bedoeld om de cultuurhistorische samenhang, zoals die is vastgelegd in de hoofdstructuur, te borgen. De ambitie voor de Veenkoloniën richt zich specifiek op het zichtbaar houden van de machinale veenwinning en veenverwerking op het Amsterdamscheveld en het Bargerveen, zowel in het landschap als in de bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2018018-W701_0006.png"

In dit wijzigingsplan gaat het slechts om de bouw van een vervangende woning op dezelfde laats waar nu een woning staat, zodoende is er geen sprake van aantasting van cultuurhistorische waarden.

2.2.2 Provinciale omgevingsverordening

In de Provinciale Omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie (deels) door naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De provincie is verplicht vanuit de AMVB Ruimte een verordening voor erin opgesomde thema's te hanteren. De AMVB Ruimte bevat geen nieuw rijksbeleid, het is een 'beleidsneutrale' vertaling van de Nota Ruimte. Naast de vertaling van het rijksbelang beschrijft de POV de provinciale belangen waarover de provincie duidelijkheid wil geven en of wil verankeren in op gemeentelijk niveau, middels overleg of anderszins.

De ruimtelijke kwaliteit van Drenthe wordt in de verordening op drie manieren gefundeerd: kernkwaliteiten, SER ladder en milieu- en leefomgeving. Elk van de drie elementen is terug te vinden in de bepalingen van de verordening. Waarbij deze elementen een rol spelen voor het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit (Bruisend Drenthe). Gemeenten zullen binnen de kaders van de Omgevingsvisie de kernkwaliteiten ook moeten uitwerken naar hun ruimtelijke plannen. Ze zijn daarbij gebonden aan de kaders van het provinciaal beleid welke is neergelegd in de Omgevingsvisie en uitwerkingen zoals het Cultuurhistorisch Kompas en de beleidsnota Aardkundige waarden. Bij het opstellen van de cultuurhistorische hoofdstructuur beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas is gezocht naar een samenhangende relatie van elementen, structuren en gebieden. Aan de hand van deze structuren is de provincie opgedeeld in 10 deelgebieden. Emmen behoord tot deelgebied Emmen en haar Venen. De ambities behorende bij dit deelgebied richten zich op het behouden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp en es, waarbij de esdorpen en essen als een keten op de Hondsrug liggen, afgewisseld met scherp begrensde boswachterijen. Het benadrukken van het lineair patroon van hunebedden, grafheuvels en andere zichtbare en onzichtbare prehistorische relicten die samenhangen met de prehistorische route over de Hondsrug. Het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. De belangrijkste opgave voor de Hondsrug is het ontwikkelen van een integraal gebiedsperspectief om de aantrekkelijkheid van het gebied als woon- en werkplek en toeristische trekker te waarborgen voor de toekomst.

2.2.3 Conclusie

Dit wijzigingsplan maakt een herstructurering en de vervangende nieuwbouw van een woning (plattelandswoning) op het perceel Ericasestraat 4 te Erica mogelijk. Het plan heeft geen consequenties voor aspecten die van provinciaal belang zijn. Geconcludeerd wordt dat het plan niet in strijd is met het geldende provinciale beleid.

2.3 Rijksbeleid

2.3.1 Ruimtelijk – Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maar 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Voor Emmen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

2.3.2 Wet Plattelandswoning

Wanneer een bedrijfswoning bij een (voormalig) agrarisch bedrijf wordt bewoond door een "derde" is dit in beginsel in strijd met het bestemmingsplan. Aangezien in het verleden en nu nog steeds veel burgers in een bedrijfswoning wonen, heeft de wetgever met de Wet plattelandswoning, die op 1 januari 2013 in werking is getreden, getracht dat probleem op te lossen.

Bewoning door burgers

Met de komst van de wet is het mogelijk geworden om (voormalige) bedrijfswoningen ook mogelijk te maken voor de bewoning door derden: burgerbewoning. Hoewel de bestemming van de woning op grond van het bestemmingsplan een bedrijfswoning blijft, wordt de woning aangeduid als plattelandswoning. De aanduiding kan erop worden gelegd door middel van een wijziging van het bestemmingsplan of middels een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan.

Omdat de bestemming van de woning dan hetzelfde blijft (agrarisch met bedrijfswoning), geniet de woning geen bescherming tegen milieuaspecten zoals een normale burgerwoning. De woning wordt immers in het bestemmingsplan gezien als bedrijfswoning. Door middel van deze constructie kunnen burgers toch een bedrijfswoning in het buitengebied bewonen.

Definitie plattelandswoning

Het begrip "plattelandswoning" is niet gedefinieerd in het geldende bestemmingsplan. In de regels wordt een plattelandswoning als volgt gedefinieerd: een agrarische bedrijfswoning die gebruikt mag worden door derden die geen binding hebben met het agrarisch bedrijf.

Plattelandswoning artikel 1.1.a Wabo

De regeling voor plattelandswoning is op grond van artikel 1.1a van de Wabo van toepassing op bedrijfswoningen bij een landbouwinrichting. Onder een landbouwinrichting wordt verstaan: een inrichting waar uitsluitend of in de hoofdzaak agrarische activiteiten, zijnde het telen of kweken van landbouwgewassen of het fokken, mesten, houden of verhandelen van landbouwhuisdieren, dan wel activiteiten die daarmee verband houden worden verricht.

Ter plaatse van het adres Ericasestraat 5 is nog steeds de bestaande landbouwinrichting aanwezig waarbij nog sprake is van een bedrijf als in de zin van een landbouwinrichting als bedoeld in artikel 1.1a van de Wabo.

2.4 Conclusie

De conclusie van de in dit wijzigingsplan ‘Buitengebied Emmen, Ericasestraat 4’ beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct door werkt in het plangebied. Hierdoor is het wijzigingsplan niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende wijzigingsplan kan eveneens geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid. Wat betreft het gemeentelijk beleid kan geconcludeerd worden dat hieraan wordt voldaan.

In de volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op de ruimtelijke inpassing, de onderzoeken en milieubeoordeling van het plan.

Hoofdstuk 3 Beschrijving ontwikkeling

3.1 Algemene planbeschrijving

Het perceel Ericasestraat 4 is gelegen in het agrarisch gebied van de gemeente Emmen, met verspreid voorkomende agrarische bebouwing en enige burgerwoningen. Op het perceel zelf staat de (bedrijfs)woning Ericasestraat 4 en enkele bedrijfsgebouwen. Onderstaand is weergave gedaan van de huidige aanwezige gebouwen, die samen met het perceel Ericasestraat 5 het bestaande akkerbouwbedrijf omvatten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2018018-W701_0007.png"

Zoals eerder aangegeven, is binnen de regels van het nieuwe bestemmingsplan "Buitengebied Emmen" binnen de bestemming "Agrarisch - Grondgebonden 1" een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, waarin is bepaald dat aan de voormalige tweede bedrijfswoning de aanduiding " specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" kan worden toegekend.

Bij dit wijzigingsplan wordt de genoemde aanduiding aan de woning Ericasestraat 4 toegekend.

Omdat de bestaande woning Ericasestraat 4 verouderd is wordt deze gesloopt en wordt binnen de contouren van deze te slopen woning een nieuwe woning gebouwd. Tevens zullen op termijn de achter de woning aanwezig zijnde bijgebouwen gesloopt gaan worden en wordt een nieuw bijgebouw gebouwd.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

4.1 Archeologie en monumenten

4.1.1 Algemeen

De gemeente Emmen heeft archeologie beleid vastgesteld, d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologie beleid en waar de beleidskeuzes zijn gemaakt. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie" in het bestemmingsplan.

Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Onderstaande tabel geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2018018-W701_0008.png"

Tabel 1: Onderverdeling van archeologische waarden.

Deze beleidskeuzes zijn vertaald in een dubbelbestemmingen. Per archeologische kwaliteit zijn planregels opgenomen voor de te bebouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor afwijking is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en de uitkomsten van archeologisch onderzoek.

4.1.2 Archeologische waarden in het plangebied

Het plangebied Buitengebied Emmen, Erica, Ericasestraat 4 is volgens de beleidskaart gelegen deels in een gebied met Waarde – Archeologie 1 en deels in een gebied met Waarde – Archeologie 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2018018-W701_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2018018-W701_0010.png"

Voor de gebieden aangeduid met Waarde - Archeologie 1 is algemeen aanvaard dat een minimumoppervlak voor bodemverstoringen geldt van 70 m2 en een bouwvoordiepte van 30 cm (30 cm +10 cm principe). Voor de gebieden van Waarde – Archeologie 2 geldt dat er onderzoek moet plaatsvinden bij bodemverstorigen groter dan 100 m2.

De te bouwen vervangende woning wordt gebouwd binnen de bestaande verstoorde contour van de bestaande woning (zie ook tekening hieronder). Er is geen onderzoek nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2018018-W701_0011.png"

4.1.3 Archeologische monumenten

Binnen het plangebied liggen geen (beschermde) archeologische monumenten.

4.1.4 Cultuurhistorie
4.1.4.1 Monumenten

Beschermde monumenten worden gekenmerkt door een samenhangend en gaaf geheel van architectonische stijlkenmerken. Een monument kan representatief zijn voor een bepaalde bouwstijl, maar kan ook een rijke bouwgeschiedenis hebben met verwijzingen naar verschillende bouwstijlen. Voor zover de bouwgeschiedenis niet duidelijk afleesbaar is, kan zij door bouwhistorisch onderzoek aan het licht komen. Monumenten worden in hoge mate gewaardeerd om hun architectuurhistorische kwaliteit, waardoor zij belangrijk bijdragen aan de kwaliteit en de identiteit van hun omgeving. Een bouwplan voor een monument wordt getoetst aan het monumentenbeleid.

Richtinggevend is hiervoor de redengevende omschrijving van het monument. Naast de toetsing aan het monumentenbeleid dat gericht is op het behouden van de historische kenmerken van het monument wordt het bouwplan voor wat betreft de welstandsaspecten getoetst aan de onderstaande criteria:

  • toevoegingen aan, op of bij monumenten worden op herkenbare wijze vormgegeven. Hierbij vormen de historische stijlkenmerken van het monument de inspiratiebron;
  • er is aandacht voor zorgvuldige detaillering en materiaalkeuze.

Het plangebied kent geen monumenten.

4.1.5 Conclusie

Vanuit archeologie en cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor uitvoering van het gewenste woningbouwplan. Wel blijft de meldingsplicht conform artikel 53 van de Monumentenwet van kracht. Dit houdt in dat mochten er tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische resten worden gevonden, de initiatiefnemer dit onmiddellijk dient te melden bij de gemeentelijke archeoloog.

4.2 Ecologie

De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden). De provincie is bij de Wnb het bevoegd gezag voor de toetsing van werkzaamheden en handelingen bij Natura 2000-gebieden en dier- en plantensoorten. Het Rijk blijft bevoegd gezag bij ruimtelijke ingrepen met grote nationale belangen. Voor gemeenten geldt dat zij het bevoegd gezag zijn voor omgevingsvergunningen.

Gebiedsbescherming

In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) -voorheen Ecologische Hoofdstructuur- is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.

Soortenbescherming

Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten.

Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:

  • uit gegevens of onderzoek blijkt dat er sprake is van verstoring of doden van (een) beschermde soort(en);
  • het bouwwerk en/of de activiteit veroorzaakt beschadiging of vernieling van voortplanting- of rustplaatsen van dieren, danwel ontworteling of vernieling van plantensoorten;
  • er kan geen gebruik gemaakt worden van een vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming;
  • er kan niet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode.
4.2.1 Natuurwaarden in het terrein
4.2.1.1 Gebiedsbescherming

Natuur Netwerk Nederland (NNN) en Natura 2000 (N2000) 

De te verwachten invloed op deze gebieden is nihil. De onderzochte locatie ligt niet in de buurt van de Natura 2000 gebieden en de dichtstbijzijnde grens van het NNN ligt op ruim 3,5 kilometer afstand van de locatie (zie de kaart hierna voor weergave NNN gebieden).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2018018-W701_0012.jpg"

4.2.1.2 Soortenbescherming

Op het perceel Ericasestraat 4 te Erica bevindt zich nog het bestaande woonhuis. Deze gaat worden gesloopt. De gemeente heeft de toestemming daartoe reeds verstrekt. Aan de ontvangstbevestiging sloopmelding is een voorwaarde gekoppeld op welke wijze omgegaan dient te worden wanneer bij de sloop vleermuizen worden aangetroffen.

Ten slotte is op basis van de Wnb altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving.

4.3 Fysieke veiligheid

4.3.1 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico’s die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen.

4.3.1.1 Bevi-inrichtingen binnen het plangebied

Het plangebied is geïnventariseerd op de zogenoemde Bevi-bedrijven (vergunde situatie en feitelijke situatie). Hieruit blijkt dat in het plangebied geen Bevi-bedrijven gelegen zijn. Op de kaart hierna is dit visueel verduidelijkt. Het plangebied bevindt zich bij de blauwe ster.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2018018-W701_0013.jpg"

4.3.1.2 Bevi-inrichtingen buiten het plangebied

Nabij het plangebied bevinden zich geen Bevi-bedrijven die invloed hebben op de planlocatie.

4.3.1.3 Buisleidingen

Op een afstand van circa 1,2 kilometer ten oosten van het plangebied bevindt zich een hogedrukgasleiding. Het plangebied bevindt zich buiten het invloedsgebied, zodoende is er geen belemmering aanwezig.

4.3.1.4 Route gevaarlijke stoffen en hoogspanningsleidingen

Er bevinden zich in de nabijheid van het plangebied geen hoogspanningsleidingen en ook geen transportroutes van gevaarlijke stoffen.

4.3.2 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

Zodra plannen ontwikkeld worden dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen. Dit wijzigingsplan heeft als doel het bouwen van een vervangende woning en het toevoegen van een aanduiding ‘plattelandswoning’ op deze nieuwe woning. Vanuit veiligheid verandert de bestaande situatie niet wezenlijk.

4.3.3 Conclusie

Het plangebied bevindt zich buiten het invloedsgebied van Bevi-inrichtingen, zodat er vanuit het aspect veiligheid geen nader onderzoek nodig is.

4.4 Milieu

In deze paragraaf worden de voor dit wijzigingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Aangegeven wordt wat de beperkingen en mogelijkheden in het plangebied zijn, bezien vanuit verschillende milieudisciplines.

4.4.1 Vormvrije M.E.R.-beoordeling

In voorliggend wijzigingsplan ‘Buitengebied Emmen, Ericasestraat 4, Erica’ komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r., bijlage D, onder artikel 11 (Woningbouw, Stedelijke ontwikkeling, Industrieterreinen) staat onder artikel 11.3 genoemd dat een m.e.r-beoordeling moet plaatsvinden in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op de aanleg, wijziging of uitbreiding van woningbouw, stedelijke ontwikkeling of industrieterrein indien het oppervlakte groter is dan 100 hectare of meer als 2000 woningen omvat.

Qua aard, omvang en ligging is voorliggend ruimtelijk plan niet gelijk te stellen aan de betreffende en omschreven activiteit zoals bedoeld in het Besluit m.e.r., immers hier is sprake van de bouw van een vervangende woning.

4.4.2 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt het inpassen van nieuwe functies in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Binnen het plangebied is sprake van de bouw van een vervangende woning die als plattelandswoning wordt aangemerkt. Door de aanduiding als plattelandswoning is deze niet meer gevoelig voor geur van de landbouwinrichting waar het voorheen onderdeel van was. Van belang is na te gaan welke overige functies/bedrijven zich in de nabijheid van het plangebied bevinden en welk omgevingstype er is.

4.4.2.1 Verspreid liggende bedrijven

Op een afstand van circa 85 meter van de te bouwen woning naar het zuiden toe bevindt zich nog een akkerbouwbedrijf, een dergelijke voorziening kent volgens de VNG-reeks voor bedrijven- en milieuzonering normafstanden op het gebied van geluid van 30 meter. Er wordt voldaan aan de normafstanden en gelet hierop wordt er geen hinder verwacht.

Verder bevinden zich in de directe nabijheid van het plangebied geen in werking zijnde bedrijven of instellingen.

4.4.2.2 Geur

De wet Plattelandswoningen heeft gevolgen voor de bescherming voor (voormalig) agrarische bedrijfswoningen en de definitie van geurgevoelig object.

In het bestemmingsplan kan een voormalige bedrijfswoning aangeduid worden als ‘plattelandswoning’ of ‘voormalige bedrijfswoning’. Hierdoor mag deze door derden bewoond worden. Maar deze woning wordt voor geur niet beschermd tegen de activiteiten van de veehouderij.

Het bedrijf aan de Ericasestraat 5 betreft geen veehouderijbedrijf maar een akkerbouwbedrijf. Een akkerbouwbedrijf heeft volgens de VNG-reeks voor bedrijven- en milieuzonering een geurafstand van 10 meter tot aan woningen van derden.

Tevens is op het bedrijf een mestsilo aanwezig. De afstand van deze mestsilo tot de te bouwen plattelandswoning bedraagt circa 85 meter. Op basis van het Activiteitenbesluit dient de afstand in het buitengebied van een dergelijke opslagvoorziening tot aan woningen van derden 50 meter te bedragen. Hieraan wordt voldaan.

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt is er geen belemmering om de woning aan te duiden als plattelandswoning.

4.4.3 Bodem

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 5 maart 2013 de Beleidsregel Bodemkwaliteit vastgesteld. Om de kwaliteit te waarborgen, moet grondverzet worden gemeld bij het landelijk meldpunt. Om het verplaatsen van grond te vereenvoudigen, heeft de gemeente Emmen een aantal kaarten ontwikkeld. Deze bodemkwaliteitskaarten zijn als bijlage in de Nota Bodembeheer opgenomen. Aan de hand van deze kaarten is het mogelijk om zonder voorgaand onderzoek grond te ontgraven en toe te passen. Partijen grond en baggerspecie die niet voldoen aan de bodemkwaliteitskaart en de Nota Bodembeheer van de gemeente Emmen mogen alleen worden toegepast als er sprake is van een nuttige toepassing. Is het werk niet ‘nuttig’, dan is er sprake van het zich ontdoen van ‘nuttig’ gebruik. Tijdelijke uitname zijn werkzaamheden waarbij de grond na korte tijd weer teruggebracht wordt. Een voorbeeld is het graven van een sleuf voor kabels en leidingen. In dat geval hoeft de kwaliteit van de te ontgraven bodem niet onderzocht te worden, tenzij er sprake is van (een verdenking van) bodemverontreiniging.

4.4.3.1 Bodemonderzoek

Ter plaatse wordt op de bestaande locatie van de huidige woning een nieuwe woning gebouwd. Er is geen reden aan te nemen dat de bouwlocatie verdacht is van bodemverontreiniging, zodoende is geen verkennend bodemonderzoek nodig.

4.4.4 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

4.4.4.1 Wegverkeerslawaai

De bestaande (bedrijfs)woning is (al) aan te merken als een bestaand geluidsgevoelig object. Het juridisch-planologisch wijzigen van de bestemming ten behoeve van een plattelandswoning wijzigt daar niets in, zodoende is voor dit wijzigingsplan geen akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai noodzakelijk. Het aspect geluid (wegverkeerslawaai) vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.4.4.2 Geluid afkomstig van Ericasestraat 5

De gemeente maakt een afweging of een plattelandswoning wenselijk is. Zij bepaalt of er ter plaatse van de woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Ondanks de aanduiding ‘plattelandswoning’ dient nog wel vanuit de invalshoek ‘een goede ruimtelijke ordening’ gemotiveerd te worden dat ter plaatse van de plattelandswoning er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, zo ook voor het aspect geluid.

De opstallen van het perceel Ericasestraat 5 bevinden zich op meer dan 30 meter afstand van de te bouwen plattelandswoning en voldaan daarmee aan de normafstand van een akkerbouwbedrijf tot aan woningen van derden. Ook de schuur waarin sprake is van het gedeeltelijk gebruik daarvan voor de pootgoedbewaring geeft geen hinder. In deze schuur zit een droogwand, maar dit geeft weinig geluid naar buiten toe.

Vanuit het aspect geluid (zowel wettelijk als vanuit een goede ruimtelijke ordening) is de plattelandswoning aanvaardbaar. Op grond van de Wet plattelandswoningen wordt een voormalige tweede bedrijfswoning uitgezonderd als geluidgevoelig object.

4.4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
4.4.5.1 Luchtkwaliteit plangebied

Luchtkwaliteit en plattelandswoning

Op 4 februari 2015, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State een belangrijke uitspraak (201306630) gedaan over plattelandswoningen in relatie tot de luchtkwaliteit. De Afdeling heeft geoordeeld dat bij plattelandswoningen wél een beoordeling van de luchtkwaliteit moet worden uitgevoerd. Het niet uitvoeren van een dergelijke beoordeling is in strijd met artikel 5.19 Wet milieubeheer (ook wel de Wet luchtkwaliteit genaamd).

In bijlage 1B van de Regeling NIBM staat een aantal categorieën agrarisch bedrijven genoemd die per definitie NIBM bijdragen aan luchtverontreiniging, deze zijn:

  • a. akkerbouw- of tuinbouwbedrijven met open grondteelt;
  • b. inrichtingen die uitsluitend of in hoofdzaak bestemd zijn voor witloftrek of teelt van eetbare paddestoelen of andere gewassen in een gebouw;
  • c. permanente en niet-verwarmde opstanden van glas of van kunststof voor het telen van gewassen;
  • d. permanente en verwarmde opstanden van glas of van kunststof voor het telen van gewassen, mits niet groter dan 0,7 hectare;
  • e. kinderboerderijen.

Zo ook dus akkerbouwbedrijven. De richtafstand voor het aspect stof is 10 meter. Er wordt voldaan aan de afstand tot de activiteiten bij het akkerbouwbedrijf. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor uitvoering van het plan.

Conclusie

Het juridisch-planologisch herbestemmen van een (voormalige) bedrijfswoning naar een plattelandswoning op dit perceel heeft geen invloed op de luchtkwaliteit. Er is geen strijd met artikel 5.19 Wet milieubeheer (ook wel de Wet luchtkwaliteit genaamd).

Ook is het project qua omvang en verkeersaantrekkende werking kleinschaliger als de bouw van 1500 woningen aan één ontsluitingsweg. Het project kan derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Ook op dat gebied is onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet nodig.

4.5 Verkeer en vervoer

Nieuwe functies betekenen meestal ook dat er sprake is of zal zijn van een toename van verkeersbewegingen, alsmede ontstaat er een parkeerbehoefte. Uitgangspunt is dat nieuwe functies geen onevenredige extra hinder veroorzaken voor reeds aanwezige functies in de omgeving. Echter gaat het hier om de bouw van een vervangende woning.

4.6 Waterparagraaf

4.6.1 Nationaal bestuursakkoord Water

In 2003 is het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) gesloten tussen het Rijk, de provincies, de Unie van Waterschappen, het interprovinciaal overleg en de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Met dit akkoord hebben de overheden vastgelegd op welke wijze, met welke middelen en langs welk tijdpad zij gezamenlijk de grote wateropgave voor Nederland in de 21e eeuw willen aanpakken.

In 2007 is het NBW geactualiseerd. Nieuwe klimaatscenario's, stedelijke wateropgaven, ruimtelijke doorvertaling, financiering en uitvoering vragen nadere afspraken. Bovendien is het accent in de loop van de jaren verschoven van planvorming naar uitvoering.

Het vertrekpunt voor het NBW-actueel is dat als Nederland leeft met water, het water ook meer ruimte moet krijgen. Nederland zal dus moeten investeren in de waterhuishouding. Het akkoord benadrukt de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het op orde krijgen en houden van het totale watersysteem. Het geeft aan welke instrumenten worden ingezet om de wateropgave te realiseren, welke taken en verantwoordelijkheden iedere partij daarbij heeft en hoe de partijen elkaar in staat willen stellen hun taken uit te voeren.

Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden, zodat problemen met wateroverlast, watertekort en waterkwaliteit zoveel mogelijk worden voorkomen.

Specifiek betekent dat voor regionale watersystemen dat in 2015 de wateroverlast uit oppervlaktewater door de waterschappen is aangepakt met een adequaat maatregelenpakket, uitgaande van het principe vasthouden, bergen en afvoeren. Daarnaast is voor de waterkwaliteit het NBW-doel om het watersysteem ecologisch en chemisch op orde te hebben en daarna op orde te houden.

4.6.2 Lokaal bestuursakkoord Water

De uitgangspunten van het Nationaal bestuursakkoord Water zijn door het Waterschap Vechtstromen en de gemeente Emmen bekrachtigd in het Lokaal bestuursakkoord Water. In dit akkoord is vastgelegd op welke wijze de wateropgave van het Waterschap Vechtstromen zal worden opgelost en worden verdeeld over de gemeenten.

De wateropgave voor het Waterschap Vechtstromen is bepaald op 12.000.000 m3 water. Ongeveer 1.000.000 m3 van deze opgave is de stedelijke wateropgave, voor het overige deel moeten bergingsmogelijkheden worden gevonden in het landelijk gebied. Er is gekozen om de waterberging in het landelijk gebied op vier manieren vorm te geven:

  • 1. Vasthouden in sloten en kanalen; door het verbreden en minder diep maken van sloten wordt water minder snel afgevoerd.
  • 2. Vasthouden in lagergelegen gebieden; doordat deze gebieden van nature natter zijn, lenen deze gebieden zich beter voor natuur dan landbouw. Dergelijke gebieden kunnen worden ingezet om water vast te houden.
  • 3. Vasthouden in beekdalen; de tegenwoordig veelvuldig gekanaliseerde beeklopen krijgen hun natuurlijke, meanderende verloop terug in een bredere bedding, zodat meer water kan worden vastgehouden in het beekdal.
  • 4. Noodberging; omdat het verbeterde watersysteem niet op alle noodsituaties in kan spelen, wordt ruimte gereserveerd voor noodberging, die wordt benut om te hoge waterpeilen te laten zakken.
4.6.3 Waterhuishouding
4.6.3.1 Riolering

Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied. In een gemengd rioolstelsel worden afvalwater en regenwater 'gemengd' en vervolgens gezamenlijk afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Tijdens perioden met meer neerslag kan het voorkomen dat de rioolberging geheel gevuld raakt en zal rioolwater via de riooloverstorten naar het oppervlaktewater stromen. Een gescheiden rioolstelsel houdt afvalwater en regenwater gescheiden. Afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering, regenwater wordt rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd.

Over de afvoer van riolering kan nog het volgende worden aangegeven. Hier ligt een vacuumrioolstelsel. Dit stelsel is alleen geschikt voor huishoudelijk afvalwater. Dit mag aangesloten worden. Er staat een bufferput bij huisnr 4. Als hier op aangesloten wordt dan kan de huisaansluiting tegen standaard huisaansluitkosten gemaakt worden. Als er een aparte bufferput geplaatst moet worden, dan zijn de aansluitkosten op basis van werkelijke kosten. Het regenwater moet op eigen terrein gehouden worden of op bestaande sloten afgevoerd worden. Dat laatste gaat plaatsvinden, hemelwaterafvoer wordt afgevoerd naar de sloten die ook nu het hemelwater opvangen.

4.6.4 Wateradvies waterschap

Het waterschap is op de hoogte gesteld van het wijzigingsplan ‘Buitengebied, Ericasestraat 4, Erica’. Het plan is digitaal voorgelegd aan het waterschap via de website www.dewatertoets.nl op 30 april 2017. Op basis hiervan is gebleken dat het plangebied zich bevindt in het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. Naar aanleiding van de uitgevoerde watertoets geldt de korte procedure. Dit houdt in dat direct doorgegaan kan worden met de planvorming van het plan onder de voorwaarde dat de standaard waterparagraaf uit dit document (Bijlage 2) toegepast wordt.

Onderstaand is de standaard waterparagraaf opgenomen. Initiatiefnemer heeft hier kennis van genomen en zal daar rekening mee houden.

Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorend Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.

Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn waterveiligheid, klimaatbestendigheid omgeving en ruimte voor waterberging. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.

Watersysteem

In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.

Afvalwaterketen

Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe.

Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem.

Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.

Wateraspecten plangebied

Waterhuishouding

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1500 m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.

Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer

In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via het afvoeren van hemelwater via infiltratie.

Aanleghoogte van de bebouwing

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

5.1 Ontwerp wijzigingsplan en zienswijzen

Het ontwerp wijzigingsplan heeft vanaf 24 augustus 2018 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is er één zienswijze ingediend. Provincie Drenthe heeft aangegeven ervan uit te mogen gaan dat er geen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid tot een reactieve aanwijzing, indien het wijzigingsplan ongewijzigd wordt vastgesteld (Bijlage 4). Provincie Drenthe wijst er wel op dat bij het schrappen van de functieaanduiding bedrijfswoning naderhand niet opnieuw het recht op een tweede bedrijfswoning ontstaat. Hierover kan het volgende worden aangegeven: de locatie Ericasestraat 4 blijft bestemd als (tweede) bedrijfswoning. Dit wijzigingsplan regelt dat de bedrijfswoning gebruikt mag worden als plattelandswoning. De definitie van een plattelandswoning is: Een agrarische bedrijfswoning die gebruikt mag worden door derden die geen binding hebben met het agrarisch bedrijf.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Voor het opstellen van een wijzigingsplan is een bedrag opgenomen in de legesverordening. De plankosten komen geheel voor rekening van de aanvrager. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.