direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2017012-B701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot nieuw bestemmingsplan

Vanwege de wettelijke plicht om bestemmingsplannen iedere 10 jaar te herzien, is voor de kern Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe te Emmen een nieuw bestemmingsplan opgesteld.
Dit bestemmingsplan Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe heeft in de eerste plaats als doel de bestaande planologische situatie opnieuw vast te leggen. Ten tweede moet het bestemmingsplan de bestaande situatie voorzien van een adequaat en actueel ruimtelijk- en juridisch kader. Een derde doelstelling van het bestemmingsplan is dat het plan eenvoudiger en beter handhaafbaar moet zijn.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe wordt globaal begrensd door het Oosterbos in het westen, de kern Emmer-Erfscheidenveen en Foxel in het noorden, Barger-Compascuum in het oosten en het tuinbouwgebied in het zuiden (zie figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017012-B701_0001.png"

Figuur 1-1: De ligging van het plangebied Emmen Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe   in de gemeente Emmen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017012-B701_0002.png"

Figuur 1-2: Indicatie begrenzing plangebied.

1.3 Huidige planologische regelingen

Het voorliggende bestemmingsplan Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe vervangt het bestemmingsplan "Klazienaveen-Noord" welke op 25 juni 2009 is vastgesteld (08.113) geheel, en het bestemmingsplan "Landgoed Scholtenszathe", vastgesteld op 15 juli 1999 (98.143) gedeeltelijk. Daarnaast zijn er twee uitwerkingen opgesteld. De uitwerking omtrent het hoofdgebouw (10.019) is meegenomen. De uitwerking omtrent buitenplaatsen en autonome dorpsuitbreiding onder nummer 03.108 is NIET meegenomen.

Daarnaast zijn in het verleden diverse (bouw)initiatieven met een afwijkingsprocedures mogelijk gemaakt. Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe verliezen de genoemde bestemmingsplannen en de afwijkingen van het bestemmingsplan, voor zover zij vallen binnen het plangebied, rechtskracht het bestemmingsplan Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe vervangt de genoemde plannen.

1.4 Opzet bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef

Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor het bestemmingsplan Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe zijn vooral de thema's landschap, wonen en voorzieningen van belang.

Landschap:

Versterken van het landschap door in te zetten op bebossing van de Hondsrug, het vrijwaren van de steilrand, het koesteren van de openheid, de herkenbaarheid van de kanalenstructuur te vergroten, de beekdalen te herstellen en het gebruik van de essen te vergroten. Dit onderwerp is in de ruimtelijke waardenkaart uitgebreid aan bod.

Wonen:

Vanuit de structuurvisie vindt aansluiting plaats op het bestaande bouwprogramma (zie ook woonplan). Voor fase 2 en 3 van de Delftlanden vindt een verbijzondering plaats en wordt gericht op meer landelijke en dorpse woonmilies. Naast een kwaliteitsimpuls van de bestaande woningen wordt ingezet op wervende woonmilieus, te weten: water/lintwonen tussen Barger- en Emmer Compascuum, boswonen op de Hondsrug en erfwonen in het zuidelijk deel van de gemeente. Het onderdeel buitenplaatsen en autonome dorpsuitbreiding als uitwerking van het landgoed in aansluiting op de kern Klazienaveen-Noord is in voorliggend bestemmingsplan niet meegenomen.

Voorzieningen:

Inzet op versterking van de centrumfunctie van Emmen en behoud bestaande ruimtelijke structuur niet-commerciële voorzieningen. Bij natuurlijke wijzigingsmomenten inzetten op versterking van de kwaliteit en efficiënte bundeling. De aanwezigheid van kerk, dorpshuis, voetbalvereniging en speeltuinvereniging in Klazienaveen-Noord wordt als een positief belang geacht.

2.1.2 Beleidsnotitie "Bouwen in de linten"

Op 7 juli 2005 heeft de gemeenteraad de beleidsnotitie "Bouwen in de Linten" vastgesteld. Bij de gemeente komen regelmatig verzoeken binnen voor de bouw van nieuwe woningen (toevoegingen) in lintbebouwingen. Daarom is in 2004 de beleidsnotitie “Bouwen in de linten” vastgesteld. De notitie bevat het toetsingskader voor de beoordeling van dergelijke aanvragen. De notitie kent drie typen linten:

  • 1. Linten binnen de kern (ruime mogelijkheden voor toevoeging van woningen)
  • 2. Dorpsgerelateerde linten (beperkte mogelijkheden voor toevoeging van woningen)
  • 3. Landschapsgerelateerde linten (geen mogelijkheden voor toevoeging van woningen)

.
Het doel van de beleidsnotitie "Bouwen in de Linten" is het verkrijgen van een helder ruimtelijk kader voor het toetsen van nieuwe aanvragen voor het bouwen van woningen binnen lintbebouwingen in de gemeente Emmen.
In de beleidsnotitie zijn ruimtelijke criteria verwoord. Bij de ruimtelijke ontwikkeling van de linten dient een afweging te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de kernen, en anderzijds het belang van het landschap. De ruimtelijke criteria zijn ook vertaald in kaarten.
In de eerste plaats is bepaald wat de begrenzingen van de kernen zijn en wat de linten binnen en buiten de kernen zijn.

De linten rondom Klazienaveen-Noord zijn bestempeld als "Kanaaldorp van de veenkoloniën".

Als vervolgstap is voor de linten buiten de kernen bepaald welke delen onlosmakelijk met het landschap zijn verbonden en welke delen met de kern zijn verbonden. De linten kunnen worden onderverdeeld in "landschapsgerelateerde linten" en in "dorpsgerelateerde linten".

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017012-B701_0003.png"

Figuur: Uitsnede van kaart 2: benadering lintbebouwing

De roze linten rondom Klazienaveen-Noord zijn aangemerkt als linten binnen de kern. Onder voorwaarden is bebouwen bespreekbaar.

In december 2017 heeft de gemeenteraad de geactualiseerde notitie 'Bouwen in de linten' vastgesteld. Inhoudelijk zijn de uitgangspunten niet ingrijpend gewijzigd. De huidige situatie in Klazienaveen-Noord is niet veranderd ten opzichte van de situatie tijdens het opstellen van de beleidsnotitie "Bouwen in de Linten" in 2005. Er is dus geen reden om af te wijken van het gestelde in de geactualiseerde beleidsnotitie "Bouwen in de Linten".

2.1.3 Woonbeleid

De Woonvisie 2018-2023 "Thuis in Emmen: snoeien doet bloeien" is op 28 september 2017 vastgesteld door de raad. Het beleidskader richt zich op goed wonen en leven; er is sprake van een kwalitatieve insteek. In de woonvisie wordt rekening gehouden met vergrijzing en mogelijke bevolkingskrimp. De prioriteiten in het beleid zijn: zorg voor voldoende en goede woningen voor de doelgroepen van beleid; herstructurering in relatie tot bevolkingskrimp en vergrijzing; zorg voor voldoende geschikte woningen voor senioren; duurzaamheidsmaatregelen (in het bijzonder energiebesparende maatregelen). Het accent ligt met deze prioriteiten op behoud en versterking van de bestaande woonkwaliteit. Dit komt ook tot uiting in de algemene woningbouwstrategie, waarin bij het beoordelen van nieuwe initiatieven herstructureringsprojecten prioriteit hebben. Ook van belang is dat nieuwe initiatieven en nieuw te ontwikkelen locaties/gebieden in samenhang worden bekeken.

2.1.4 Ruimtelijke waardenkaart

De Ruimtelijke Waardenkaart (Bosch & Slabbers, 2008) belicht de aardkundige, archeologische, ecologische, hydrologische, cultuurhistorische en de landschappelijke waarden, evenals de monumenten van het buitengebied van de gemeente Emmen. De kaart is opgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan buitengebied, hierdoor ligt het accent op de waarden in buitengebied, maar komen de in het onderliggenden waarden in de kernen ook aanbod. Daarnaast reikt de ruimtelijke waardenkaart concrete handvatten voor de ontwikkeling van het landschap aan. Het rapport geeft aan met welke aspecten in de planvorming rekening dient te worden gehouden. De gemeente ziet de ruimtelijke waardenkaart als een aanzet tot een nader te bepalen ontwikkelingskader. De ruimtelijke waardenkaart is een interne beleidskader, welke richting geeft aan de inrichting van een gebied. De ruimtelijke waardenkaart hangt samen met regelingen op de gebieden als flora- en faunabescherming, archeologie, monumenten. Vastgestelde waarden binnen deze gebieden vinden hun juridische bescherming binnen de specifieke wettelijke kaders. In de RWK zijn de waarden op deze gebieden dan ook niet “opnieuw” vastgesteld maar in woord en beeld met elkaar in verband gebracht.”

De RWK maakt een onderscheid in drie deelgebieden. Het plangebied ligt binnen het deelgebied "grootschalige veenontginningen". Voor dit deelgebied geldt de volgende algemene omschrijving:

Ofschoon het landschap van de veenontginningen vooral als een jong landschap wordt beleefd, vormt het een uitzonderlijk monumentaal landschap door de lange kanalen die zwaar in de beplanting staan, de gestrekte linten en de ritmiek van kanalen, wijken en sloten.

De opgave is ontwikkelingen zodanig te geleiden dat kwaliteiten behouden blijven, knelpunten tot een oplossing worden gebracht, nieuwe kwaliteiten aan het landschap worden toegevoegd. Binnen het landschap van de grootschalige veenontginningen wordt ingezet op behoud van veenakkers, stelsel van kanalen en wijken en robuuste, krachtig omzoomde ruimten. De afleesbaarheid van de gelaagdheid van het landschap en de opstrekkende beplantingen langs kanalen kunnen bij ontwikkelingen versterkt worden.

Ten aanzien van onder andere het plangebied is de ruimtelijke waardenkaart nader uitgewerkt in beschrijvingen van deelgebieden en de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van deze deelgebieden. Voor het plangebied is in het rapport "Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe in perspectief van het landschap" opgesteld. In hoofdstuk 4 wordt het rapport behandeld. Het rapport is opgenomen als bijlage 4.

2.1.5 Cultuurhistorische waardenkaart

Per 1 januari 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd naar aanleiding van de Modernisering Monumentenwet (MoMo). De wijziging in het Bro bepaalt dat cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk moeten worden meegewogen in ruimtelijke plannen. Gemeente Emmen heeft op 28 september 2017 de Cultuurhistorische waardenkaart vastgesteld. De cultuurhistorische waardenkaart van Emmen bestaat uit drie onderdelen:

  • Een bronnenkaart
  • Een beleidskaart
  • Een rapportage en handleiding

Het hele grondgebied van Emmen is op de bronnenkaart opgedeeld in kleinere gebieden en structuren met eenzelfde ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling. Dit betreft zowel het buitengebied als de stad, dorpen en wijken. Van ieder gebied is kort aangegeven wat het is, zo mogelijk met datering en korte beschrijving.

De beleidskaart laat de cultuurhistorisch meest waardevolle plekken, elementen en gebieden zien met de beleidsmaatregelen die daaraan zijn gekoppeld.De beleidskaart geeft een compleet overzicht voor welke gebieden, plekken en gebouwen beleidsmaatregelen gelden bij verandering, ontwikkeling of sloop.

In deze rapportage is de inhoudelijke onderbouwing opgenomen van de informatie die op beide kaarten is weergegeven. Het geeft eerst een kort overzicht van de ontwikkelingsgeschiedenis van landschap en bebouwing van de hele gemeente, verdeeld over de thema’s Historische Geografie en Historische Bouwkunde. Verder geeft het de resultaten weer van de inventarisatie van het immaterieel erfgoed.

Er zijn 3 beleidskeuzes gemaakt:

  • Beschermen van cultuurhistorische waarden (zoals rijksmonumenten)
  • Herkenbaar houden van de historische en ruimtelijke structuur en samenhang. (zoals landschappelijke gebieden of stedelijke structuren - lintbebouwing)
  • Respecteren en rekening mee houden bij ontwikkelingen (bouw, verbouw, aanleg, inrichting, sloop, kap) de cultuurhistorische waarde van het object waar mogelijk behouden en versterken (zoals beeldbepalende bouwwerken)

Het gebied rondom Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe betreft alle drie de beleidskeuzes. De veenkerk (zie 3.1.2) en de bomenrij langs het Scholtenskanaal, W.Albertskanaal en Verlengde Splitting dienen beschermd te worden.

De lintbebouwing van Klazienaveen-Noord, orthogornale structuur van oude wegen, kanalen en waterlopen, het Oosterbos en het gebied rondom veenriviertje De Runde dienen herkenbaar te blijven.

Bij nieuwe ontwikkelingen, waarin voorliggend bestemmingsplan nauwelijks in voorziet, dient rekening gehouden te worden met de te beschermen en te respecteren genoemde artefacten.Ten aanzien van eventueel mogelijke ontwikkelingen in het plangebied is de cultuurhistorische waardenkaart nader uitgewerkt in het rapport "Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe in perspectief van het landschap" opgesteld. In hoofdstuk 4 wordt het rapport behandeld. Het rapport is opgenomen als bijlage 4.

2.1.6 Recreatiebeleid

Het Beleidskader Recreatie & Toerisme 2015-2019 met als titel 'Kansen verzilveren'. houdt rekening met andere economische omstandigheden, met meer van de samenleving en met nieuwe initiatieven & het oppakken van kansen.

In het beleidskader Recreatie & Toerisme 2015-2019, 'Kansen verzilveren' zijn de volgende vier thema's gekozen, te weten Dierenpark, Veenvaart, Bargerveen/Veenland en Geopark De Hondsrug. Ten aanzien van de locatie van het plangebied is met name het thema Veenvaart van belang. Ter uitvoering van dit beleidskader zijn diverse acties opgenomen in het uitvoeringsprogramma. Deze acties 2014-2018 zijn:

  • Ondersteunen en mee ontwikkelen van initiatieven voor recreatie- en toerisme vanuit samenleving en ondernemers.
  • (Verder) uitvoering geven aan de publieke ontwikkelkaart van het Gebiedsontwikkelingsplan.
  • Promotie en marketing van de Veenvaart in samenwerking met Stichting Marketing Regio Emmen (SMRE) en Marketing Drenthe
  • Ontwikkelen en in stand houden van aantrekkelijke fiets- en wandelroutes rond de Veenvaart, aansluitend op de bestaande knooppuntensystemen.
  • Voldoende aanlegmogelijkheden voor de pleziervaart.

Omdat de vaarverbinding Erica-Ter Apel buiten het plangebied is gehouden, wordt in het voorliggend bestemmingsplan nauwelijks aandacht besteedt aan de toeristische effecten daarvan. Bij de aanleg zijn al diverse voorzieningen getroffen, zoals aanlegsteigers, fietspaden en toeristisch-recreatieve knooppunten in de vorm van 1-palige hooimijten. Binnen het gebiedsontwikkelingsplan Vaarverbinding Erica-Ter Apel zijn er ter hoogte van het plangebied geen specifieke knooppunten die nog moeten worden uitgwerkt. Zo is het theehuis "De Trambrug", net ten zuiden van het plangebied, een bestaande, goedlopende ontwikkeling.

2.1.7 Kleinschalig kamperen

In juni 2007 is de kadernota Kampeerbeleid gemeente Emmen vastgesteld. Deze kadernota geeft aan hoe de gemeente Emmen aan zijn eigen kampeerbeleid invulling geeft na intrekking van de Wet op de Openluchtrecreatie (WOR). De kadernota vormt de basis voor het formuleren van voorwaarden en regels binnen relevante bestemmingsplannen en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
Als uitwerking op de kadernota Kampeerbeleid heeft de gemeente Emmen het facetbestemmingsplan "Kleinschalig kamperen gemeente Emmen" opgesteld. In dit facetbestemmingsplan zijn bepalingen opgenomen ten gunste van kleinschalig kamperen. In dit bestemmingsplan is geen camping gevestigd waar kleinschalig wordt gekampeerd. Wel kan een camping gerealiseerd worden via een in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsmogelijkheid. De bepaling uit het facetbestemmingsplan zijn één op één opgenomen in dit bestemmingsplan.

2.1.8 Welstandsbeleid

De welstandsnota 2016, gemeente Emmen is opgesteld uitgaande van het motto: “Loslaten van kan, regelen wat ertoe doet”.

De gemeente hecht waarde aan de omgevingskwaliteit, en ziet daarbij onderscheid tussen de verschillende gebieden die de gemeente rijk is. Niet ieder gebied vraagt om dezelfde benadering. De welstandsnota 2016 kent drie welstandsniveaus: welstandsvrij, welstandsluw en welstandsniveau hoog. Voor een aantal gebieden is de ambitie naar beneden bijgesteld ,waardoor welstandsvrije gebieden zijn toegenomen. Het niveau welstandsluw is geïntroduceerd. In de luwe gebieden wordt op een aantal basale aspecten van welstand gestuurd en wordt afstand genomen van gedetailleerde beoordelingen. Daarnaast moeten gebieden die van meer waarde zijn - niveau hoog – goed beschermd blijven. Deze gebieden leveren een belangrijke bijdrage aan de identiteit van Emmen. Voornamelijk zijn dit de centra van dorpen, wijken en de beschermde dorpsgezichten. Voor deze gebieden geldt een hoog ambitieniveau. Het gemeentebestuur beoogt met deze nota een dynamische welstand in Emmen, waarbinnen ruimte is voor dialoog en “kwalitatief herstel” met de samenleving.

Het bestemmingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving. Het plangebied is aangemerkt als welstandsluw voor de kern Klazienaveen-Noord en als eigen beeldkwaliteitsplanvoor het landgoed. Het beeldkwaliteitsplan omtrent het landgoed betreft de eenduidige aankleding van het gebied. Het beeldkwaliteitsplan is opgenomen als bijlage bij de welstandsnota.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

De Omgevingsvisie is hét kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. De missie van de provincie is het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is. De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang ligt in het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten.

Met een deel van de kernkwaliteiten heeft de provincie speciale ambities. Inzet is de kernkwaliteiten te behouden en waar mogelijk te ontwikkelen.Naast de kernkwaliteiten van Drenthe is er de dynamiek van de bedrijvigheid. In het bijzonder wanneer sprake is van ontwikkelingen met positieve aspecten voor de werkgelegenheid en de vestiging van bedrijven. Deze aspecten vormen daarom de kernwaarde bedrijvigheid. Aspecten van de kernwaarde bedrijvigheid zijn vooral terug te vinden in het sociaaleconomische systeem en in het landbouwsysteem, maar ook bij natuur als het om de vrijetijdseconomie gaat. Kernkwaliteiten en kernwaarde wegen als uitgangspunt even zwaar.

NNN

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voorheen EHS) is een samenhangende structuur van gebieden met een speciale natuurkwaliteit, deze zijn nader beschreven in het robuust natuursysteem. Het NNN vormt de ruggengraat van het Drentse natuurnetwerk en waarborgt biodiversiteit en duurzame natuur. Voor de ruimtelijke identiteit van Drenthe is de belevingswaarde en de mogelijkheid tot benutten van de natuur van groot belang. De provincie is direct verantwoordelijk voor de kwaliteit en kwantiteit van de natuur binnen het Natuurnetwerk Nederland. Gemeenten en waterschappen zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor natuur buiten het Natuurnetwerk Nederland. De ambitie ten aanzien van natuurontwikkeling of het ontwikkelen van een robuust NNN, is uitgewerkt in het robuust natuursysteem.

Een robuust natuursysteem houdt in dat het behouden en versterken van biodiversiteit van provinciaal belang is en doorwerkt in meerdere beleidsvelden. De provincie zet zich in om leefgebieden te verbeteren, conform de afspraken in het Natuurpact. De princie zet zich vooral in voor soorten waarvoor Drenthe een belangrijk leefgebied is. Daarmee zijn de akkervogels voor Drenthe van groter belang dan de weidevogels. Het vlechtwerk van droge en natte landschapselementen (groen-blauwe dooradering) van agrarische gebieden is van provinciaal belang voor de instandhouding van een basiskwaliteit voor de biodiversiteit. Groen-blauwe dooradering zijn landschapselementen, zoals (droge) ruigten, struwelen, bomenrijen en singels, sloten en poelen.

Het Oosterbos, het westelijk deel van het plangebied, valt onder de NNN. Het gaat dus om beschermde gebieden waarbij de status quo in stand gehouden dient te worden. Daarnaast kan met de eigenaren afspraken worden gemaakt.

Cultuurhistorie

Met de cultuurhistorische hoofdstructuur en beleidsvisie versterkt de provincie de ruimtelijke identiteit van Drenthe.Twee doelstellingen staan hierin centraal.

  • Ten eerste willen we de cultuurhistorie herkenbaar houden. Het provinciaal belang Cultuurhistorie is vastgelegd in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur.
  • Ten tweede willen we de ruimtelijke identiteit versterken. We doen dat door ruimtelijke ontwikkelingen te sturen vanuit samenhangende cultuurhistorische kwaliteiten, met respect en durf. Daarin is ruimte voor inspiratie en eigen afwegingen van onze partners.

De Cultuurhistorische Hoofdstructuur verbindt alle elementen, structuren en gebieden die in hun onderlinge samenhang van provinciaal belang worden geacht.Het veiligstellen van cultuurhistorische waarden en tegelijkertijd het bieden van ruimte voor ontwikkelingen, vraagt om een heldere wijze van sturing. Wij maken onderscheid tussen drie sturingsniveaus: respecteren, voorwaarden stellen en eisen stellen.

In het kader van de kernkwaliteit Cultuurhistorie heeft de provincie 10 deelgebieden geformuleerd. Deelgebied 10 "Emmen en haar venen" is van toepassing. Bepalend in dit gebied is de positie van Emmen als naoorlogse stad, in een veengebied dat vrij laat is ontgonnen en nog de concrete sporen toont van de machinale veenontginningen. Buiten Emmen zijn in het gebied van het Amsterdamscheveld de verschillende facetten en fasen van de machinale veenontginning in één gebied zichtbaar. Het plangebied ligt op de grens met deelgebied 4, vandaar dat een combinatie is gemaakt van aspecten die van provinciaal belang zijn.

  • Langs kanalen en diepen de lintvormige nederzettingen met achterliggend cultuurland, en met een vaste ritmiek in de verkaveling, achtergrenzen en de plaatsing van bebouwing;
  • Binnen de linten is een vaste ordening voor bebouwing en infrastructuur, waarbij veelal de boerderijen aan één kanaalzijde staan en de voorzieningen en de woningen aan de andere zijde;
  • Binnen de linten een duidelijke ritmiek door een vaste maatvoering van kavels en een stelsel van bruggen en sluizen, beplanting en bebouwing die vaak in samenhang aanwezig is;
  • Het zichtbaar houden van de machinale veenwinning en veenverwerking op het Amsterdamscheveld en het Bargerveen, zowel in het landschap als in de bebouwing;
  • Het benadrukken van het lineair patroon van hunebedden, grafheuvels en andere zichtbare en onzichtbare prehistorische relicten die samenhangen met de prehistorische route over de Hondsrug;

De ambitie hierbij is het zichtbaar houden van de ordening en samenhang tussen de ontginningsassen, die tot uitdrukking komt in enkele en dubbele lintdorpen en bebouwde en onbebouwde ontginningsassen. Bij nieuwe ontwikkelingen zal de provincie op drie sturingsniveaus (respecteren, voorwaarden stellen en eisen stellen) adviseren of stimuleren.

In dit gebied zal de provincie met name inzetten op respecteren: De cultuurhistorische samenhang, zoals die in de hoofdstructuur is verwoord en verbeeld, is van provinciaal belang. Daarom willen we die cultuurhistorische samenhang veilig stellen voor de toekomst. De categorie is vooral van toepassing in gebieden waar de ontwikkelingen meer kleinschalig zijn en in een laag tempo zich voltrekken. Bij ontwikkelingen ligt de inzet bij het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst.

Archeologie

Archeologie houdt zich bezig met de reconstructie van oude culturen door middel van het bestuderen van materiële overblijfselen hiervan. Daarbij gaat het om alles wat de mens ooit heeft achtergelaten, bijvoorbeeld restanten van huizen, begraafplaatsen, wapens, sieraden, huisraad, afval en voedselresten. Deze overblijfselen kunnen duizenden jaren oud zijn of slechts een paar honderd jaar. Tegenwoordig wordt ook archeologisch onderzoek gedaan naar in de bodem aanwezige overblijfselen van de Tweede Wereldoorlog. Het provinciaal beleid voor de Drentse archeologie is gericht op instandhouding, bescherming, beleven en benutten. Het archeologisch erfgoed behoort tot het ruimtelijk erfgoed en is een belangrijke bouwsteen van de ruimtelijke kwaliteit en identiteit van Drenthe.

Overig

Omdat sprake is van een overgangsperiode tussen de oude Provinciale Omgevingsvisie en de in ontwerp zijnde Provinciale Omgevingsvisie worden nog enkele aspecten genoemd. Een groot deel van het veenkoloniaal gebied aangewezen als "landbouwgebied plus", wat in de nieuwe visie wordt aangemerkt als robuust landbouwsysteem. Hierbinnen is toekomstgerichte Landbouw, wat gaat over innoveren, moderniseren en verduurzamen in de primaire sector (tuinbouw, veehouderij en akkerbouw) en in de agribusiness van belang. In samenspraak met ondernemers stimuleert de provincie innovaties.

Bij het project tot hermeandering van het veenriviertje De Runde zijn landelijk afspraken gemaakt. De ambitie is hier gericht op het behoud van de bestaande waarden van de kernkwaliteit natuur. De basis in de NNN voor natuur die tegen een stootje kan en daardoor beleefd en benut kan worden wordt gevormd door een natuurnetwerk dat breder is dan de oude vertrouwde Ecologische Hoofdstructuur (EHS).De beleidsnota "Gastvrije natuur - Natuurvisie 2040" is in samenspraak met partners in het veld opgesteld. Hierin staat hoe de provincie het Natuurnetwerk verder gaat opbouwen welke rol gemeenten, waterschappen, natuurbeheerders, andere maatschappelijke organisaties en particulieren daarin kunnen vervullen. De provincie wil grotere en beter functionerende natuur maken, waar plek is voor wonen, werken, recreëren en ondernemen. Aangezien de hermeandering van De Runde ter plaatse van het plangebied is afgerond en zich dus in de beheerfase bevindt, is er geen nadere aandacht aan besteedt, anders dan in paragraaf 4.3.

Een deel van het plangebied valt onder Unesco-erfgoed Geopark Hondsrug. Hiervoor is nog geen provinciaal beleid geformuleerd in de nieuwe ontwerp-omgevingsvisie.

Ten slotte is het dorp Klazienaveen-Noord aangewezen als stedelijk gebied.Van provinciaal belang is dat de stedelijke netwerken ‘robuust’ zijn. We streven naar netwerken van steden die samenhangen, samenwerken en complementair zijn. Dit is nodig voor een toekomstbestendige ontwikkeling van mobiliteit, woon- en werklocaties, werkgelegenheid en voorzieningen. Behalve dan voor het aspect archeologie is de gemeente aan zet voor stedelijke gebieden.

2.2.2 Provinciale omgevingsverordening

Provinciale Staten van Drenthe hebben op 12 januari 2016 de Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid vastgesteld. De verordening is gericht tot de gemeente en bevat voorschriften waar ruimtelijke plannen aan moeten voldoen. Het plangebied ligt deels binnen het bestaand stedelijk gebied. Dit is gericht op bundeling van stedelijke voorzieningen en nieuwbouw.

Het omliggende gebied behoort tot landschap en de aanduiding "landbouwgebied plus". Dit vraagt om behoudende bestemmingen zodat behoud en herstel van het landschap en landbouwkundige ontwikkelingen de ruimte krijgt. Een en ander is minder staccato verwoord in de provinciale omgevingsvisie.

2.3 Rijksbeleid

2.3.1 Ruimtelijk beleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Voor Emmen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

2.4 Conclusie

De conclusie van de in dit bestemmingsplan Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct door werkt in het plangebied. Hierdoor is het bestemmingsplan in niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan eveneens geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie en monumenten

3.1.1 Algemeen

De gemeente Emmen heeft archeologie beleid vastgesteld, d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologie beleid en waar de beleidskeuzes zijn gemaakt. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie" in het bestemmingsplan. Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan, tabel 1 geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.

Categorie   Archeologische waarden   Oppervlakte   Diepte   Drainage  
Rijksmonument   Beschermd   -   -   Verbod  
Waarde - Archeologie 1   Zeer hoge archeologische waarde   0 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 2   (zeer) (hoge) archeologische waarde   100 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 3   Middelhoge of hoge verwachting   1000 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 4   Middelhoge of hoge verwachting   1000 m2   30 cm + 10 cm   Toegestaan  

Tabel 1: Onderverdeling van archeologische waarden.

Deze beleidskeuzes zijn vertaald in een dubbelbestemmingen. Door bevoegd gezag zijn op de gronden die niet zijn onderzocht deze dubbelbestemmingen opgelegd zodat de archeologische waarden worden beschermd. Wanneer een bodemkundige ingreep wordt gedaan binnen een gebied met een dubbelbestemming is mogelijk onderzoek naar archeologie noodzakelijk. De bovengenoemde tabel geeft richting wanneer onderzoek noodzakelijk is. Eveneens kan de archeoloog van gemeente Emmen worden geraadpleegd.

Per archeologische kwaliteit zijn planregels opgenomen voor de te bebouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor afwijking is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en de uitkomsten van archeologisch onderzoek.
afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017012-B701_0004.png"

Figuur 3.1: Uitsnede Archeologische beleidsadvieskaart

Binnen het plangebied zijn op basis van het gemeentelijke archeologische beleid de archeologische waarden 2 en 4 van belang.

Onder Waarde - Archeologie 2 vallen terreinen van (hoge) archeologische waarde, door het Rijk en de provincie aangewezen. Deze terreinen bestrijken veelal een groot oppervlak. Te denken valt aan grafvelden, nederzettingsterreinen, celtic fields, bundels karrensporen schansen,de historische kernen van Emmen, Noordbarge, Zuidbarge, Westenesch, Schoonebeek, Weerdinge en Roswinkel, de buffers van 50 meter rondom de AMK-terreinen,etc. Gelet op de omvang van deze sporen en structuren, hebben beperkte bodemingrepen een aanvaardbare invloed op het bodemarchief. Voor Waarde - archeologie 2 is een minimumoppervlak voor bodemverstoringen opgenomen van 100 m² en een diepte van 30 cm onder maaiveld. Voor dit plangebied zijn met name de veenwegen reden tot waardering.

Gebieden gecategoriseerd als waarde-4 zijn gebieden waar op basis van de geologische en bodemkundige opbouw, landschappelijke kenmerken en reeds aangetroffen archeologische resten een (middel)hoge kans op het aantreffen van (intacte) archeologische vindplaatsen bestaat. Deze zones worden gekenmerkt door een - al dan niet verscholen onder het huidige maaiveld - redelijk gaaf landschap met dekzandruggen en dekzandkoppen. Delen van dit landschap kunnen bovendien zijn afgedekt door esdekken. Van concrete vindplaatsen is hier echter vooralsnog geen sprake. In hoofdzaak geldt een grote trefkans op nederzettingen, grafvelden, losse boerderijen, wegen, dijken, linies, kleine jachtkampen en losse vondsten uit alle perioden
Voor gebieden aangeduid met Waarde - archeologie 4 is algemeen aanvaard dat een minimumoppervlak voor bodemverstoringen geldt van 1000 m2 en een bouwvoordiepte van 30 cm (30 cm +10 cm principe). De Waarde - Archeologie 4 is apart opgenomen omdat dit terreinen zijn waar geen drainageverbod geldt.

Gebieden met lage archeologische waarde/verwachting zijn gebieden waar de kans op het aantreffen van archeologische sporen klein wordt geacht. Dit kan zijn vanwege de bodemkundige opbouw, een lage dichtheid van archeologische resten/sporen of vanwege bodemverstorende activiteiten naderhand zoals ontginningen. Het betreft met name de ontgonnen veengebieden die in het verleden laag waren gelegen en een hoge grondwaterstand kenden. Er is hier geen sprake van concreet aanwijsbare vindplaatsen en de kans op het aantreffen van sporen en vondsten is klein. Deze gebieden zijn vrijgesteld voor archeologisch onderzoek.

3.1.2 Archeologie en monumenten

Veenwegen - De Emmer veenwegen zijn constructies van houten palen en soms plaggen, die zich vanaf de uiterste oostkant van de Hondsrug tot soms ver in het voormalige hoogveengebied uitstrekken. De oudste veenweg van de gemeente dateert uit het Laat-Neolithicum, omstreeks 2.500 v. Chr. Zo is de bekendst weg de Veenweg bij Nieuw-Dordrecht door de opgraving ervan in 1964.

De functie van deze wegen is allerminst duidelijk. Er zijn geen aanwijzingen dat het om doorgaande verbindingen gaat en de veenwegen kunnen maar korte tijd in gebruik zijn geweest voordat ze door het veen overgroeid werden. Mogelijk hadden de wegen tot doel gebieden met moerasijzererts toegankelijk te maken, maar andere doeleinden, zoals transport of toegang tot een rituele locatie worden ook vaak genoem. Behalve in enkele beschermde (AMK-) terreinen zijn de Emmense veenwegen inmiddels met het veen verdwenen.

Beschermde monumenten worden gekenmerkt door een samenhangend en gaaf geheel van architectonische stijlkenmerken. Een monument kan representatief zijn voor een bepaalde bouwstijl, maar kan ook een rijke bouwgeschiedenis hebben met verwijzingen naar verschillende bouwstijlen. Voor zover de bouwgeschiedenis niet duidelijk afleesbaar is, kan zij door bouwhistorisch onderzoek aan het licht komen. Monumenten worden in hoge mate gewaardeerd om hun architectuurhistorische kwaliteit, waardoor zij belangrijk bijdragen aan de kwaliteit en de identiteit van hun omgeving. Een bouwplan voor een monument wordt getoetst aan het monumentenbeleid.

Richtinggevend is hiervoor de redengevende omschrijving van het monument. Naast de toetsing aan het monumentenbeleid dat gericht is op het behouden van de historische kenmerken van het monument wordt het bouwplan voor wat betreft de welstandsaspecten getoetst aan de onderstaande criteria:

  • toevoegingen aan, op of bij monumenten worden op herkenbare wijze vormgegeven. Hierbij vormen de historische stijlkenmerken van het monument de inspiratiebron;
  • er is aandacht voor zorgvuldige detaillering en materiaalkeuze.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017012-B701_0005.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017012-B701_0006.jpg"

Figuur3.1: Veenkerk

In het plangebied is één object aangewezen als beschermd rijksmonument: de Nederlandse Hervormde Kerk uit 1922 aan het Scholtenskanaal OZ 62, ook wel Veenkerk genoemd. De Nederlandse Hervormde kerk is gesticht door de evangelist W. de Weerd en kwam in de plaats van de houten hulpkerk van 1902.

Deze werd verplaatst naar Ter Apelkanaal. De kerk verkeert uitwendig in oorspronkelijke staat met uitzonderingen van de kozijnen die in 1987 zijn vervangen. Het is een bakstenen zaalkerk, verdeeld in vier traveeën onder een zadeldak met muldenpannen. Er is een vierkante, 25 meter hoge toren tegen de kerk aangebouwd, waarin zich een handgemaakt uurwerk bevindt. De toren heeft een spits tentdak met leien gedekt, op een lijst van uitkragend metselwerk. De entree bevindt zich onderin de toren in een portiek van spitsgebogen archivolten. De kerk heeft een houten tongewelf met trekstangen.

3.2 Ecologie

3.2.1 Natuurwaarden in het plangebied

De Wnb (Wet Natuurbescherming) is op 1 januari 2017 in werking getreden en betreft zowel soortenbescherming als bescherming van (Europese) natuurgebieden. In de Wnb is de bescherming vanspecifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor provincie Drenthe uitgewerkt in de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening.

Wanneer er toch plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is daarvoor zelf verantwoordelijk.

Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden na verlening van een vergunning.

3.3 Externe veiligheid

Rijksoverheid stelt risiconormen op het gebied van veiligheid aan inrichtingen, ter bescherming van de omgeving. Naast de wet- en regelgeving mogen gemeenten invulling geven aan een eigen veiligheidsvisie. In de Beleidsnota externe veiligheid gemeente Emmen (april 2013) geeft de gemeente Emmen invulling aan deze beleidsruimte. In de gemeentelijke beleidsnota Externe Veiligheid zijn de ruimtelijke uitgangspunten van de structuurvisie verder uitgewerkt.
In de Beleidsnota externe veiligheid heeft de gemeente Emmen gekozen voor een gebiedsgerichte benadering voor de vestiging van risicovolle activiteiten. Tevens is in het beleid een afwegingskader bij concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten om de kwetsbaarheid van een object of activiteit die niet rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Bevi valt bepaald te beoordelen. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met deze nota externe veiligheid.

Vanuit de Veiligheidsregio Drenthe en RUD Drenthe is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van de gebouwen in en rondom het plangebied van het bestemmingsplan Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.

3.3.1 Fysieke veiligheidssituatie
3.3.1.1 Risicobronnen binnen het plangebied

Het plangebied is geïnventariseerd op de aanwezigheid van zogenoemde Bevi-bedrijven (vergunde situatie en feitelijke situatie). Binnen het plangebied Emmen, Meerdijk zijn de volgende risicobronnen evenals de bronnen die invloed (kunnen) hebben op het plangebied geïnventariseerd:

Soort   Risicobron   Adres   Wet- en regelgeving  
Buisleidingen   Nederlandse Gasunie NV   Rondweg   Bevb  
Inrichting   Gasontvangststation   Scholtenskanaal OZ 17b   Activiteitenbesluit  
Overig   Opslag propaan   Scholtenskanaal OZ 72   Activiteitenbesluit  

Deze risicobronnen in het plangebied moeten wettelijk beoordeeld worden. De wijze waarop en hoe ver de verantwoording gaat is per regeling verschillend.

3.3.1.2 Risicobronnen buiten het plangebied

Buiten het plangebied zijn op enige afstand geen bevi-bedrijven gesitueerd. Het invloedsgebied van de bedrijven is dan ook niet gelegen over het plangebied. In de omgeving zijn verder geen risicobronnen aanwezig die van invloed kunnen zijn op het plangebied.

3.3.2 Plaatsgebonden risico
3.3.2.1 Buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn de normen voor externe veiligheid in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vastgelegd. De regels voor buisleidingen zijn op basis van het Bevb uitgewerkt in de Ministeriële regeling externe veiligheid buisleidingen. Ook het Bevb is op nagenoeg dezelfde wijze opgesteld als het Bevi. Het Bevb stelt verplicht om bij onder andere het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met de externe veiligheidsaspecten.Volgens het besluit externe veiligheid buisleidingen zijn gemeenten verplicht om bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het plaatsgebonden risico (PR) van de buisleiding wordt bepaald door het product dat via de buisleiding wordt getransporteerd, de druk van de leiding, de diameter alsmede de diepteligging van de leiding en eventuele maatregelen die aan de buisleiding zijn getroffen. Er worden alleen externe veiligheidsafstanden vastgesteld voor hogedruk aardgasleidingen. Voor leidingen met een ontwerpdruk lager dan 16 bar is geen externe veiligheidsbeleid van kracht. Binnen het plangebied voert de hogedrukaardgastransportleiding door het westelijk deel van het plangebied, evenwijdig aan de Rondweg. Deze buisleiding (N-522-66) is (219,1 mm- 40 bar) van de Gasunie.

Uit de risicoberekening met het programma Carola blijkt dat de ondergrondse buisleidingen binnen het plangebied geen PR10-6 contour hebben. Het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen levert geen knelpunten op voor het plaatsgebonden risico (zie bijlage 2 het advies van de RUD Drenthe).

Maatregelen:
In elk bestemmingsplan dient ruimte gereserveerd te worden voor onderhoud aan de leiding door een belemmeringenstrook strook op te nemen van minimaal 4 meter aan weerszijden van de leiding met een bouwverbod en een aanlegvergunningenstelsel. Conform het gestelde in het Besluit externe veiligheid buisleidingen is in de regels en de verbeelding rekening gehouden met de belemmerende strook van minimaal 4 meter aan weerszijden van de leiding. In het bestemmingsplan is dit op de verbeelding met een dubbelbestemming Leiding - Gas opgenomen en in de buurt van het Gasontvangststation is een ruimere maatvoering aangehouden omdat hier meerdere leidingen rondom het GOS liggen.

3.3.2.2 Overige risicobronnen

Bestemmingsplannen die worden geactualiseerd moeten worden beoordeeld als zijnde een nieuwe situatie. Binnen het plangebied zijn een gasontvangststation en een propaanopslag bekend.

Propaanopslag:

De propaanopslag van 9 m3 is gesitueerd op het terrein van het agrarische bedrijf aan Scholtenskanaal OZ 72.De veiligheidsafstand voor de propaangastank bedraagt 15 meter. Deze afstand is gebaseerd op het aantal bevoorradingen per jaar en de grootte van de tank. Het aantal bevoorradingen bedraagt 5 keer per jaar en de grootte van de tank is 9 m3. Omdat het om een veiligheidszone gaat, is deze niet opgenomen op de verbeelding.

Omdat de grootte van de uitbreiding van de propaanopslag nog niet bekend is, is ten behoeve van het voorliggende bestemmingsplan geen rekening mee gehouden.

Gasontvangststation:

De veiligheidsafstand voor het gasontvangststation N434 bedraagt 15 meter vanaf de buitenschil van het gasontvangstgebouw. Deze is opgenomen als veiligheidszone 2 en bedoeld om beperkt kwetsbare objecten en activiteitent te weren. Binnen een zone van 4 meter, aangeduid als veiligheidszone 1, worden kwetsbare objecten geweerd. De veiligheidszone 1 valt binnen het terrein van het gasontvangstation. Veiligheidszone 2 valt deels buiten het eigen terrein, maar in het gebied is geen bestemming opgenomen die een beperkt kwetsbaar object of activiteit mogelijk maakt.

Uit toetsing is gebleken dat voldaan wordt aan de richt/grenswaarde voor het plaatsgebonden risico. De risicoafstanden liggen op gronden die in het bestemmingsplan zijn aangewezen als agrarisch gebied waar bebouwing niet mogelijk is. Er worden geen (zeer) kwetsbare objecten toegelaten. Hiermee wordt voldaan aan de afstandseisen.

3.3.3 Groepsrisico

Bij het vaststellen van het bestemmingsplan geeft de externe veiligheid regelgeving de verplichting om het groepsrisico te verantwoorden. De herziening van het bestemmingsplan Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe is een conserverend bestemmingsplan. Het plangebied bevat verschillende risicobronnen. Van deze risicobronnen in het plangebied moet de buisleiding wettelijk beoordeeld worden. De wijze waarop en hoe ver de verantwoording gaat is per regeling verschillend. In dit geval is de buisleiding in het bestemmingsplan getoetst aan de eisen uit het het Besluit externe veiligheid buisleidingen en het Besluit externe veiligheid transportroutes.

Ten behoeve van de beoordeling van het aspect externe veiligheid voor dit bestemmingsplan heeft de RUD Drenthe een veiligheidsstudie uitgevoerd. Het onderzoek is als bijlage 2 het advies van de RUD Drenthe bij het bestemmingsplan Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe opgenomen. Dit onderzoek bestaat uit de volgende onderdelen:

1. Inventarisatie van de risicobronnen in en nabij het plangebied;
2. Analyse van de invloed van risicobronnen op de veiligheid;
3. Toetsing van de veiligheidssituatie aan de geldende veiligheidsnormen;
4. Uitvoering van een kwantitatieve risicoanalyse;
5. Beoordeling van de noodzaak voor een verantwoording van het groepsrisico.

Op grond van artikel 13, derde lid van het Bevi en artikel 12, tweede lid van het Bevb, dient voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan advies te worden gevraagd aan de Veiligheidsregio Drenthe (VRD). Dit advies is als bijlage 3 bij het bestemmingsplan Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe opgenomen.

De VRD adviseert over de zelfredzaamheid en de mogelijkheid voor de bestrijding van een ramp alsmede over de bereikbaarheid van het gebied waar zich een ramp kan voordoen. Bij de verantwoordingsplicht gaat het om de vraag in hoeverre risico's, als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling, nog acceptabel zijn. Daarbij moet worden afgewogen, welke veiligheidsverhogende maatregelen moeten of kunnen worden toegepast. Met de verantwoordingsplicht worden betrokken partijen gedwongen om een goede ruimtelijke afweging te maken waarin de veiligheid voor de maatschappij als geheel voldoende gewaarborgd wordt. Op deze manier wordt beoogd een situatie te creëren, waarbij zoveel mogelijk de risico's zijn afgewogen en geanticipeerd is op de mogelijke gevolgen van een incident. Deze afweging is kwalitatief van aard en richt zich op aspecten als de mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een mogelijke calamiteit en de mate van zelfredzaamheid van de bevolking.

3.3.3.1 Verantwoordingsplicht groepsrisico buisleiding

Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico, paragraaf 3.3.2.1 Buisleidingen, dient op basis van het Bevb het groepsrisico van de buisleiding in de toelichting van het bestemmingsplan te worden verantwoord. Van de hogedrukaardgastransportleiding is een groepsrisico berekend. Het groepsrisico is erg laag en ligt ver beneden de oriëntatiewaarde. Het aantal slachtoffers neemt niet toe, want er zijn geen nieuwe ontwikkeling binnen het invloedsgebied van de buisleidingen. Op basis hiervan kan heeft de VRD aangegeven geen aanvullingen te hebben op haar eerste advies op het bestemmingsplan t.a.v. de verantwoordingsplicht van het groepsrisico.

3.3.3.2 Aanvaarding groepsrisico buisleidingen

Gelet op het berekende groepsrisico, welke ver beneden de oriëntatiewaarde ligt en het conserverende karakter van het bestemmingsplan is het risico ten aanzien van de buisleidingen aanvaardbaar. En er geen nieuwe ontwikkelingen binnen de risicoafstanden in dit plangebied toegestaan worden. Mochten onvoorziene ontwikkelingen in dit plangebied en binnen de risicoafstanden van de buisleidingen plaatsvinden, dient een afzonderlijke verantwoording van het groepsrisico te worden opgsteld.

3.3.4 Aanvaarding groepsrisco conclusie

De herziening van het bestemmingsplan Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe is een conserverend bestemmingsplan. Het plangebied bevat verschillende risicobronnen waarvan de hogedruk aardgastransportleiding wettelijk verplicht beoordeeld moeten worden.

Gelet op het onderzoek van de RUD Drenthe in het advies van de Veligheidsregio Drenthe kan het volgende worden geconcludeerd:

Het bestemmingsplan Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe leidt niet tot een verandering of toename van het groepsrisico. Vanwege het conserverende karakter verandert het groepsrisico niet en neemt het groepsrisico binnen de invloedsgebieden, en het toekomstige brandaandachtsgebied en explosieaandachtsgebied, van de risicobronnen niet toe. Daarbij kan geconcludeerd worden dat de hulpdiensten voldoende zijn toegerust om veilig en voldoende handelend op te treden, wat niets zegt over de ernst van het mogelijke effect tot slachtoffers

Door de aanwezigheid van diverse risicobronnen, is er een bepaald externe veiligheidsrisico aanwezig. Deze risico's zijn bij de gemeente en bij de hulpdiensten (brandweer) bekend en kunnen bestuurlijk door de gemeente als bevoegd gezag aanvaardbaar worden geacht.

Anderzijds is er bij het actualiseren van het bestemmingsplan ervoor gekozen terughoudend te bestemmen. Dit houdt in dat er geen mogelijkheid is opgenomen om nieuwe BEVI-bedrijven in het plangebied toe te staan. Ook zijn de bestemmingsregels zo geformuleerd, met name de bestemming "Leiding-Gas" dat er geen nieuwe zeer of beperkt kwetsbare objecten of activiteiten in de nabijheid van bestaande risicobronnen kunnen plaatsvinden.

Wellicht ten overvloede wordt vermeld dat het nog steeds te bebouwen deel van Klazienaveen-Noord ter hoogte van de groene kamers annex buitenplaatsen buiten het plangebied is gelaten. Te zijner tijd volgt hier mogelijk een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan voor.

3.4 Milieu

3.4.1 Aanmeldnotitie m.e.r.

Vanuit het Besluit m.e.r. is sinds mei 2017 de verplichting opgenomen om voorafgaand aan elke ontwikkeling een aanmeldnotitie bij het beoegd ezag in te dienen. Gemeente emmen vraagt bij stedelijke ontwikkelingen die de duurzaamheidsladder dienen te doorlopen een aanmeldnotitie. Bij overige kleinschalige ontwikkelingen wordt eveneens geen aanmeldnotitie vereist. Bij grotere ontwikkelingen

In voorliggend bestemmingsplan Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe worden geen nieuwe activiteiten of ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Ook voorziet het bestemmingsplanniet in activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen aanmeldnotitie te worden ingediend of vormvrije m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.

3.4.2 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt de bedrijvigheid in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is in het plangebied een inventarisatie geweest van de aanwezige bedrijven en nagedacht over de bedrijfsactiviteiten die toelaatbaar zijn in het plangebied. Op dit moment bestaan de bedrijfsactiviteiten voornamelijk uit het agrarische bedrijvigheid. Landgoed Scholtenszathe heeft een agrarisch bedrijf gevestigd aan Scholtenskanaal OZ 72. Aan Turfweg 25 is bij het hoofdgebouw van het landgoed een paardenhouderij gevestigd. Voor het overige liggen binnen het plangebied geen in werking zijnde agrarische bedrijven.

In de nabijheid van het plangebied zijn eveneens geen bedrijven gevestigd. Er is geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor bedrijvigheid anders dan in categorie 1 genoemd in de de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering". Op deze manier wordt gezorgd dat de leefbaarheid van het plangebied ook in de toekomst behouden blijft. Voor het bepalen welke categorieën bedrijfsactiviteiten toelaatbaar zijn is in het kader van dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (van maart 2009).

3.4.3 Bodem

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 5 maart 2013 de Beleidsregel Bodemkwaliteit vastgesteld.
Om de kwaliteit te waarborgen, moet grondverzet worden gemeld.bij het landelijke meldpunt:. Om het verplaatsen van grond te vereenvoudigen, heeft de gemeente Emmen een aantal kaarten ontwikkeld. Deze bodemkwaliteitskaarten zijn als bijlage in de Nota Bodembeheer opgenomen. Aan de hand van deze kaarten is het mogelijk om zonder voorgaand onderzoek grond te ontgraven en toe te passen.
Partijen grond en baggerspecie die niet voldoen aan de bodemkwaliteitskaart en de Nota Bodembeheer van de gemeente Emmen mogen alleen worden toegepast als er sprake is van een nuttige toepassing. Is het werk niet 'nuttig', dan is er sprake van het zich ontdoen van afvalstoffen. Tijdelijke opslag en grootschalige toepassingen van grond en bagger zijn vormen van 'nuttig' gebruik. Tijdelijke uitname zijn werkzaamheden waarbij de grond na korte tijd weer teruggebracht wordt. Een voorbeeld is het graven van een sleuf voor kabels en leidingen. In dat geval hoeft de kwaliteit van de te ontgraven bodem niet onderzocht te worden, tenzij er sprake is van (een verdenking van) bodemverontreiniging.

3.4.3.1 Bodemonderzoek

Aangezien dit geactualiseerde bestemmingsplan Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe de bestaande situatie vastlegt en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt is een verkennend bodemonderzoek niet noodzakelijk.

3.4.4 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde.

Voor het plangebied Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe geldt dat het plangebied gelegen is binnen de van rechtswege aanwezige geluidszones van wegen. Immers in de nabijheid van het plangebied zijn geen spoorwegen of gezoneerde bedrijventerreinen aanwezig.

Voor het plangebied Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe geldt dat akoestisch onderzoek naar geluidsaspecten van verkeer achterwege kan blijven omdat het gaat om een bestaande situatie. De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek geldt evenmin, omdat in dit bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige objecten.

Omdat in het voorliggende plangebied geen nieuwe geluidsgevoelige functies worden geprojecteerd, hoeft derhalve geen akoestisch onderzoek plaats te vinden.

3.4.5 Lucht

De Wet luchtkwaliteit is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
3.4.5.1 Algemeen beeld luchtkwaliteit plangebied

Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOX en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

3.5 Waterparagraaf

In de waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem van het plangebied is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden (bodemopbouw, grondgebruik, maaiveldhoogte, grondwatersituatie, rioolstelsel etc.) en of speciale regelingen voor het plangebied gelden. De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan en beschrijft de uitwerking hiervan op het watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het plan oplegt. De waterparagraaf is de plek waar, naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan of besluit, het wateradvies en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar een plaats krijgen.

3.5.1 Gebiedsspecifieke kenmerken

Bestemmingsplan Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's. Uitgangspunt is dat in de bestaande situatie en bij mogelijke ontwikkelingen moet worden voorkomen dat er grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.

3.5.1.1 Grondgebruik

Het plangebied is op dit moment in gebruik als landgoed met bijbehorende functies en als woonkern. De gebruiksfuncties zijn landbouw, natuur, bos, wonen, water en verkeer. Het gebied heeft zowel een landelijk als een stedelijk karakter.

3.5.1.2 Kwel, infiltratie en grondwater

De gemiddeld Hoogste grondwaterstand in het gebied varieert van 0,5 – 1 meter minus maaiveld. Er zijn geen gevallen bekend van overlast als gevolg van grondwater in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017012-B701_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017012-B701_0008.png"

De ondergrond bestaat grotendeels uit veen en moerige gronden.Grote delen van het plangebied kent nog veen in de directe ondergornd, dat door diepe landbouwkundige streefpeilen en ontwatering in aanraking komt met zuurstof en daardoor oxideert. Onregelmatige bodemdaling is daarvan het gevolg. Het plangebied heeft zowel gebieden met kwel als met infiltratie. Met name waar de kern Klazienaveen-Noord is gesitueerd.

De gemiddelde hoogste grondwaterstand in het plangebied ligt tussen de 40 en 60 cm beneden het maaiveld. Dit geldt ook voor de omgeving van het plangebied. Om wateroverlast en schade in gebouwen te voorkomen wordt geadviseerd een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Voor de aanleghoogte van gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte.

In figuur 3 is de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) in het gebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017012-B701_0009.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017012-B701_0010.png"

Figuur 3: Overzicht Gemiddeld hoogste Grondwaterstand (GHG) in het plangebied en omgeving (bron: website provincie Drenthe).

3.5.2 Waterhuishouding
3.5.2.1 Riolering

Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied. In een gemengd rioolstelsel worden afvalwater en regenwater 'gemengd' en vervolgens gezamenlijk afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Tijdens perioden met meer neerslag kan het voorkomen dat de rioolberging geheel gevuld raakt en zal rioolwater via de riooloverstorten naar het oppervlaktewater stromen. Een gescheiden rioolstelsel houdt afvalwater en regenwater gescheiden. Afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering, regenwater wordt rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd.
Het rioolstelsel in het plangebied is uitgevoerd als een hogedrukriool met op enkele plaatsen een aansluiting van gemengd riool. Het bestaande riool biedt voldoende capaciteit voor de bestaande situatie. De ondergeschikte ontwikkelingen binnen het voorliggende bestemmingsplan kunnnen binnen het bestaande rioolstelsel worden opgelost.
Het rioolstelsel voldoet aan de eisen. Er zijn geen hydraulische knelpunten bekend.

3.5.2.2 Waterbeheer, (grond) waterkwantiteit - en kwaliteit

Het plangebied maakt deel uit van het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Watersysteemplan en in het waterplan van de gemeente Emmen.
Het plangebied ligt niet binnen een aangewezen grondwaterbeschermingsgebied. Er zijn daarom geen beperkende eisen aan het grondgebruik gesteld.

Het moet voorkomen worden dat er tijdens perioden van neerslag overlast, schade of gevaar ontstaat. Bij nieuwe ontwikkelingen zal dan ook goed moeten worden nagedacht over hoe er moet worden omgegaan met afvoer en berging van regenwater. Afgewogen moet worden of het verstandig is het regenwater in het eigen gebied te bergen of dat het juist beter is het water af te voeren naar een andere locatie. Afhankelijk van de locatie binnen het plangebied of functie van het gebied kan de keuze anders uitvallen. Verder is het van belang om bij de afweging te laten meewegen of het gaat om maatregelen die nodig zijn om water dat vrijkomt tijdens een kortdurende hevige hoosbui te verwerken, of dat het gaat om maatregelen om water dat vrijkomt tijdens een langdurige natte periode te verwerken.

Als gekozen wordt om (een deel van) het regenwater tijdelijk in het gebied te bergen, dan moet dit op zo'n manier worden gedaan dat hiervoor een robuuste, goed te onderhouden voorziening wordt aangelegd, die past binnen de gebruiksfunctie van het gebied en deel uit maakt van het bestaande waterhuishoudkundige systeem.

Voorkomen moet worden dat overgegaan wordt tot de aanleg van solitaire vijvers, zeer diepe watergangen of waterpartijen met een kwetsbaar, instabiel ecosysteem. Raakt de bergingsvoorziening vol, dan moet een zodanige escape worden aangelegd dat vervolgens het water snel en doelmatig kan worden afgevoerd naar een locatie waar het geen overlast veroorzaakt. In dit geval lijkt de beste mogelijkheid om te kiezen voor een systeem dat is ingericht om water, bij de kleinere regengebeurtenissen, te infiltreren in de bodem (vasthouden - bergen). Voor de zwaardere buien moet naast de infiltratiemogelijkheid een zodanige afvoermogelijkheid aanwezig zijn, dat bij dreigende overlast, overtollig water snel en efficiënt naar een bergingsmogelijkheid in de omgeving kan worden afgevoerd.

3.5.3 Wateradvies waterschap

De gemeente Emmen heeft het waterschap vooraf niet ingelicht vanwege het conserverende karakter van het voorliggende bestemmingsplan. Er zijn geen nieuwe, ruimtevragende ontwikkelingen mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.
Het concept - ontwerpbestemmingsplan is voor overleg aan het waterschap voorgelegd. Nav dit overleg heeft het waterschap het bestemmingsplan is, zoals opgenomen in de Nota van Beantwoording, tekstuele aanpassingen doorgevoerd.
Gelet op het advies van het waterschap, worden gebieden die kansrijk zijn voor infiltratie van hemelwater, zoals parkeerplaatsen en groenvoorzieningen, mede bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen. Daarnaast wordt het bestaande oppervlaktewater specifiek bestemd als water.

Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige structuur

4.1 Ontstaansgeschiedenis

Het huidige landschap van Landgoed Scholtenszathe is het resultaat van een eeuwenlange ontwikkeling. Zo is het oorspronkelijke natuurlijke veenlandschap vooral gevormd in twee geologische perioden, namelijk het Pleistoceen en het Holoceen. Tijdens het Pleistoceen, en dan vooral de twee laatste ijstijden, is de minerale (zand)ondergrond gevormd. Tijdens het Holoceen is het veen is gegroeid en is het grote Bourtanger veen ontstaan, een veenmoeras dat zich uitstrekte tot aan de Eems in Duitsland. Beide perioden zijn van belang geweest voor de latere agrarische veenontginningen, de veenkoloniale geschiedenis én de huidige landschappelijke opbouw van het Landgoed Scholtenszathe.

Iedere tijdsperiode heeft zijn eigen karakteristieken aan het landschap toegevoegd. Hierbij werd het voorgaande soms geheel maar vaak ook slechts gedeeltelijk uitgewist. Het resultaat is dat het huidige landschap een gelaagd landschap is met, naast elkaar, elementen en structuren uit verschillende tijdsperioden. In aardkundig én cultuurhistorisch opzicht is het dus een rijk landschap.

Daarnaast is het landschap van het Landgoed Scholtenszathe ook dynamisch. Wanneer de topografische kaart uit 2011 naast die van 1906 wordt gelegd, dan wordt duidelijk dat het landschap in een relatief korte periode is veranderd. Zo is in het voormalige onbewoonde veengebied het dorpje Klazienaveen-Noord ontstaan. Ook is een deel van het voormalige open veenlandschap veranderd in bos. Al voor de oprichting van Landgoed Scholtenszathe is het Oosterbos op een hoogveenrestant aangeplant. Tenslotte is na de oprichting op 27 november 1998 van het Landgoed Scholtenszathe het gebied deels heringericht door de aanplant van houtopstanden. Dit betekent dat oudere en jongere landschappen hier naast elkaar bestaan.

Voor de analyse van het gebied is in december 2017 door drs.ing. L.M. Scholtens het rapport "Klazienaveen-noord en landgoed Scholtenszathe in perspectief van het landschap"opgesteld. Het volledige rapport is opgenomen in bijlage 4. Doel van dit rapport is om, gegeven de gelaagdheid, dynamiek en variatie van het landschap, inzicht te geven in de karakteristieken die het landschap van Landgoed Scholtenszathe hebben bepaald en nog steeds bepalen.

De basis van het huidige landschap, de aard- en bodemkundige ondergrond geven inzicht in het ontstaan en de ontwikkeling van de natuurlijke omstandigheden in het gebied. Er is namelijk een grote samenhang tussen de plaatselijke fysisch geografische gesteldheid en het menselijk ingrijpen; de wijze van ontginnen, vervenen, wonen, wegenaanleg etc.

Voordat een gebied in vervening kan, moet het eerst worden ontsloten richting afzetmarkten. Daarnaast was het veen in gemeenschappelijk bezit van marken. Vóór de vervening werd het gebied geprivatiseerd door middel van verkoop of verdeling van het veen. Vóór de vervening werden tenslotte ook plannen van veenaanleg, zeg maar het ruimtelijke ontwerp van de veenkolonie, gemaakt. Dergelijke plannen van aanleg waren sinds 1819 wettelijk verplicht om zo de vervening 'ordentelijk' te laten verlopen.

Daarnaast wordt de periode van de vervening geanalyseerd. Dit is de periode waarin de plannen van aanleg werden uitgevoerd.

Ten slotte het inrichtingsplan en de ruimtelijke karakteristieken van Landgoed Scholtenszathe worden beschreven en in hun cultuurhistorische context geplaatst. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een waardering van de ruimtelijke opbouw en een weergave van de essentiële waarden. Op deze manier wordt inzicht verkregen in de huidige en historische ruimtelijke opbouw van Landgoed Scholtenszathe. Inzicht in landschappelijke en cultuurhistorische karakteristieken biedt de gemeente Emmen en initiatiefnemers de mogelijkheid om verantwoorde overwegingen te maken bij ruimtelijke plannen. Dit rapport dient dan ook als beoordelingskader én inspiratiebron bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen.Daarom is het rapport eveneens als bijlage bij de regels opgenomen.

Als uitwerking van de ruimtelijke waardenkaart (RWK) is bovengenoemde het rapport "Klazienaveen-noord en landgoed Scholtenszathe in perspectief van het landschap" opgesteld, met name om voor het plangebied inzicht te krijgen in de landschappelijke karakteristieken.

4.2 Stedebouwkundige structuur

Klazienaveen-Noord

Klazienaveen - Noord is een kanaaldorp dat aan het begin van de vorige eeuw is ontstaan in de periode van grootschalige hoogveenontginningen. Op de kaart uit ongeveer 1850 maakt Klazienaveen - Noord nog deel uit van een groot veengebied, genaamd het Smeulveen. De ligging van Klazienaveen – Noord was westelijk van het Rundiep en ten noorden van de veenweg van Den Angelsloo richting het Hebeler Meer (figuur 4-1). Ten zuiden van de Veenkerk heeft historische reconstructie uitgewezen dat er een veenweg heeft gelegen. Tevens zijn beengerelateerde (archeologische) vondsten gedaan op dezelfde plek en in het gebied ten westen van het Scholtenskanaal – ten zuiden Verlengde Splitting (Bron: Archeologisch Bureauonderzoek Emmen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017012-B701_0011.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017012-B701_0012.png"

Figuur 4.1: Ligging Klazienaveen-Noord voor en na de vervening.

In 1874 werd het gehele Smeulveen gekocht door W. Scholten. In 1890 werd begonnen met het ontginnen van het smeulveen. Voor de afvoer van turf werd het Scholtenskanaal gegraven, dat een verbinden vormde tussen de Verlengde Hoogeveenschevaart en het Stadskanaal bij Ter Apel. Later werd de Catovaart parallel aan het Scholtenskanaal gegraven. Bij de uitmonding van het Scholtenskanaal in de Verlengde Hoogeveensche Vaart ontstond de veenkolonie Klaziena(smeul)veen. De veenkolonie werd genoemd naar de vrouw van dhr. Scholten, Klazien Scholten-Sluis. Bij elke veenplaats werden woningen gebouwd zodat de eerste bewoners zich hier in 1898 konden vestigen. Zo kreeg men Klazienaveen - Zuid en Klazienaveen - Noord. Doordat de gronden ten zuiden van de Verlengde Hoogeveensche Vaart goedkoper werden verkocht trokken hier veel middenstanders naar toe.

Klazienaveen - Noord bestond aanvankelijk uit een lint van verveningswoningen ten westen van het Scholtenskanaal en een houten kerk, een school met onderwijzerswoning en kruidenierswinkel ten oosten van het Scholtenskanaal. In de periode 1912 – 1935 is een tweede lint met verveningswoningen langs de Catovaart gebouwd en ontstaat er een lintje aan de Albertsvaart. Lange tijd bestaat Klazienaveen dan ook uit twee bebouwingslinten met verveningswoningen, één aan de westkant van het Scholtenskanaal en één langs de Catovaart, twee groepjes woningen bij de schutsluizen in het noorden en zuiden van het dorp en een lintje bij de kerk. Deze kerk is als beschermd monument aangewezen (zie 3.1.2). De bescherming betreft niet alleen het gebouw, maar ook het omliggende gebied. Het bebouwingslint van Klazienaveen-Noord gezamenlijk met de bomenrij en het kanaal vormt een herkenbare en harmonieuze inbedding van deze kerk nabij de oude, rustieke kruising.

Pas na WO II, in de periode 1954 - 1964, ontstaat er een ‘dorpje’ rondom de kerk door de bouw van enkele woningen langs het Scholtenskanaal en een groepje woningen in een straatje (thans de De Weerdstraat) haaks op het kanaal. Na 1964 is het lint langs de Catovaart, met uitzondering van één woning, volledig verdwenen. Aan de westkant van het Scholtenskanaal zijn de verveningswoningen slechts in beperkte mate vervangen door woningen c.q. boerderijen direct aan het kanaal. Na 1985 zijn enkele grote loodsen ten noorden van de woningen bij de kerk gebouwd waardoor het bebouwingslint ten noorden van de kerk is verdicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017012-B701_0013.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017012-B701_0014.png"

Figuur 4.2: Klazienaveen-Noord in de meer recente geschiedenis.

Landgoed Scholtenszathe

Scholtenszathe is een landgoed van ongeveer 1000 hectare. Ongeveer 670 hectare wordt gebruikt als akkerbouwgrond, 250 hectare voor bos en 45 hectare voor een natuurzone. De aanleg van het landgoed Scholtenszathe is gestart in 1998. Het landgoed is genoemd naar de vroegere eigenaar van het gebied Willem Albert Scholten. Hij wist in de 19e eeuw grote gebieden in Oost-Drenthe te verwerven. Na de veenontginning was het gebied vooral geschikt voor de teelt van aardappelen.

In 2009 is een nieuw ontwikkelingsperspectief door Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. geformuleerd. Economische omstandigheden en een toename van golfbanen in de regio hadden ertoe geleid dat kansen op een rendabele exploitatie van een golfbaan met hoofdgebouw niet meer haalbaar werd geacht. In tegenstellling tot 1998 werd een goed economisch perspectief voor de agrarische sector voorzien. De agrarische sector is dan ook als hernieuwde en belangrijkste economische drager van het landgoed geworden. Op de locatie waar voorheen de golfbaan met hoofdgebouw was gepland, is inmiddels een paardenfokkerij met woonhuis gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017012-B701_0015.png"

De aanleg van het landgoed vindt plaats in het kader van de reconstructie van de Veenkoloniën. De helft van de oppervlakte van het landgoed blijft beschikbaar voor de landbouw. De andere helft verliest de traditionele landbouwfunctie. 270 hectare is als bos ingeplant. In een strook langs het Scholtenskanaal zijn 24 buitenplaatsen gepland. De beoogde vestigingslocatie van het hoofdgebouw is gelegen op de kop van het Scholtenskanaal, binnen een open landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017012-B701_0016.png"

Hoofdgebouw

De agrarische activiteit is in de huidige situatie één van de pijlers van het landgoed. Door de realisatie van de paardenhouderij wordt deze pijler verbreed en versterkt. De paardenhouderij is functioneel afhankelijk van de ligging binnen de omringende percelen. Deze worden gebruikt als weidegrond t.b.v. de paardenhouderij. In de bebouwing zal tevens een ontvangst- en presentatieruimte worden ingericht ten behoeve van de recreatieve functie. Via de openbare recreatieve routes wordt het terrein ontsloten. Hiermee wordt tevens samenhang met het landgoed verkregen.

De bebouwing is in deze situatie gesitueerd in het verlengde van het Scholtenskanaal. De bebouwing en inrichting is symmetrisch ten opzichte van de as van het kanaal opgesteld en op het kanaal gericht. De bebouwing wordt ingepast op een centrale positie binnen een met bossingels omringd terrein. Het agrarische bouwperceel wordt ca. 2 ha. ha groot. De diepte is dan ongeveer 200 m en de breedte 100 m. De definitie van het hoofdgebouw uit het moederplan geeft aan dat het hoofdgebouw kan bestaan uit een complex van gebouwen. Door de toegepaste clustering en situering van bebouwing én de aan te brengen landschappelijke inpassing is er sprake van één complex van bebouwing. Het centrale hoofdgebouw wordt gevormd door de landgoedwoning (hoofdgebouw 1). Dit gebouw onderscheidt zich van de overige bebouwing (hoofdgebouw 2) door zijn prominente ligging, detaillering en materiaalgebruik. Het totaaloppervlak van dit complex van gebouwen bedraagt ca. 2200 m2.

Agrarisch bedrijf

Scholtenszathe is een modern landgoed en de bedrijfsactiviteiten richten zich voornamelijk op de teelt van akkerbouwgewassen. Het bedrijf is voortdurend op zoek naar alternatieve gewassen en uitbreiding van activiteiten om meerwaarde te creëren voor het bedrijf en de omgeving. Daarbij ligt de focus op innovatie, samenwerking, diversificatie en verticale groei in de keten om in te spelen op een duurzame toekomst. Dit heeft onder andere geresulteerd in de introductie van een aantal nieuwe gewassen, waaronder uien. Gedurende een aantal jaren is ervaring opgedaan met de uienteelt en het areaal uien wordt jaarlijks gestaag uitgebreid.

Om de bedrijfsactiviteiten omtrent de uienteelt verder duurzaam te ontwikkelen is Landgoed Scholtenszathe voornemens zowel de opslag, het sorteren en verwerken als de verpakking van de uien op eigen locatie te realiseren. Hierdoor kunnen de eigen producten op eigen locatie worden veredeld tot en met verpakt transporteren. Dit draagt samen met de centrale ligging van de nieuwe landbouwloods bij aan duurzaamheid, openbare veiligheid en beperkt de druk op het milieu. Daarbij wordt het overschot aan elektriciteit van de aanwezige zonnepanelen ingezet voor de nieuwe activiteiten waardoor er sprake is van verdere verduurzaming van het bedrijf en de gedane investeringen.

Door onder andere wijzigingen in GLB (Gemeenschappelijk Landbouw Beleid) zijn akkerbouwbedrijven in de Veenkoloniën genoodzaakt om gewassen te telen met een hoger rendement. Landgoed Scholtenszathe houdt zich continu bezig met innovatie en verduurzaming, dat heeft onder andere geresulteerd in de introductie van een aantal nieuwe gewassen, waaronder uien. Gedurende een aantal jaren is er ervaring opgedaan met de uienteelt en het areaal uien wordt jaarlijks gestaag uitgebreid.

Om de bedrijfsactiviteiten omtrent de uienteelt duurzaam verder te ontwikkelen is Landgoed Scholtenszathe voornemens zowel de opslag, het sorteren en verwerken als de verpakking van de uien op eigen locatie te realiseren. De sorteer-, verwerkings- en verpakkingsactiviteiten passen goed bij de andere verwerkingsactiviteiten van de andere teelten. Hierdoor kunnen de eigen producten op eigen locatie worden veredeld tot en met verpakt transporteren.

Vanwege de ruimtevraag voor de werkzaamheden en de benodigde moderne apparatuur biedt de bestaande bedrijfsbebouwing op het centrale gedeelte van het landgoed onvoldoende ruimte voor de voorgenomen uitbreiding van activiteiten. Het voornemen is dan ook om de bedrijfsbebouwing op het centrale gedeelte uit te breiden door een nieuwe landbouwloods te realiseren. De percelen waarvan wordt geoogst liggen rondom de nieuwe landbouwloods waardoor het sorteren, verwerken, verpakken en opslaan wordt geclusterd op een centrale locatie. De vervoersbewegingen zijn daardoor zo optimaal mogelijk. Dit draagt bij aan duurzaamheid en de openbare veiligheid en beperkt de druk op het milieu. Daarbij wordt het overschot aan elektriciteit van de aanwezige zonnepanelen (8.800 m2) ingezet voor de nieuwe activiteiten waardoor er sprake is van verdere verduurzaming van het bedrijf en de gedane investeringen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017012-B701_0017.png"

4.3 Landschap en groenstructuur

De hoofdconclusie is dat hier sprake is van een bijzonder gelaagd landschap waarbij de landschappelijke inrichting van het Landgoed Scholtenszathe, ontworpen eind twintigste eeuw, is gebaseerd op gerealiseerde veenkoloniale plannen van aanleg uit eind negentiende, begin twintigste eeuw. Aanleiding voor het maken van deze plannen van aanleg was weer het aanwezige holocene veen. Deze werd immers systematisch afgegraven. Bij de ruimtelijke opbouw in de plannen van aanleg, en dan met name de afwateringsstructuur, werd vooral rekening gehouden met het aanwezige Pleistoceen reliëf. Deze bepaalde de (hoofd)wijkenstructuur. Het gelaagde landschap van Landgoed Scholtenszathe is dus zowel in aardkundig als cultuurhistorisch opzicht een gevarieerd landschap.

Op basis van het voorgaande kunnen de volgende essentiële ruimtelijke waarden worden geformuleerd:

1. De karakteristieke, hiërarchische, veenkoloniale ruimtelijke opbouw die nog herkenbaar is in de landschappelijke structuur van het Landgoed Scholtenszathe. Dit betekent in de eerste plaats dat de nu nog aanwezige kanalen- en (hoofd)wijkenstructuur, zoals is ontworpen in de plannen van aanleg van de verschillende veenkoloniën, cultuurhistorisch waardevol is en herkenbaar dient te blijven. Deze herkenbaarheid is ook in de boszone van groot belang. Hierbij is de kanaallijn Scholtenskanaal - Willemsvaart - Verlengde Scholtenskanaal het cultuurhistorische hoofdontsluitingskanaal uit de periode van de verveningen. In hiërarchisch opzicht is dit dus de belangrijkste lijn. De Johansvaart , het westelijke deel van de Willemsvaart, de Catovaart, Magrietavaart, Willem Albertsvaart in het Smeulveen, Kanaal G en kanaal H in het Emmer-Erfscheidenveen en Kromme wijk in het Barger-Oosterveen zijn hoofdwijken richting dit hoofdontsluitingskanaal. De gewone wijken wateren af richting deze hoofdwijken of ontsluitingskanaal. Deze afwateringsstructuur is gerelateerd aan het Pleistoceen reliëf. Dit reliëf werd ten behoeve van de verveningen en het plan van aanleg door middel van waterpassingen en veenboringen in kaart gebracht. In die zin is de kanalen- en (hoofd)wijkenstructuur ook aardkundig van belang omdat het Pleistoceen reliëf wordt weerspiegeld in de richting van deze waterlopen (afb. 5.5 )

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017012-B701_0018.png"

.

Voor het behoud en de herkenbaarheid van de cultuurhistorisch én aardkundige waardevolle kanalen- en wijkenstructuur is het onderhoud van deze afwateringsstructuur van belang. Zo blijft ook de gelaagdheid van het landschap herkenbaar. Dit belang sluit aan op het bestemmingsplan 'Buitengebied Emmen' waarin kanalen en wijken die niet in eigendom zijn van waterschappen in de doeleindenomschrijving van de agrarische bestemmingen, naast het agrarisch gebruik, mede bestemd zijn voor behoud en herstel van watergangen. Bescherming van deze watergangen vindt plaats via een verbod op dempen van sloten en andere wateren.

2. De lijnvormige beplanting van enkele of dubbele bomenrijen weerspiegelen ook de gelaagdheid van het landschap en zijn cultuurhistorisch waardevol. Daarnaast zijn dergelijke lijnvormige boomstructuren ecologisch waardevol voor bijvoorbeel vleermuizen. De bomenrijen van eiken aan beide zijden van de hoofdwegen langs het ontsluitingskanaal stammen uit de tijd van de verveningen. Ook de bomenrijen langs de Middenweg WZ en Eerste Groenedijk en het noordelijke gedeelte van de Catovaart waren al aangeplant voordat het Landgoed Scholtenszathe was opgericht. De bomenrijen langs de westzijde van het Scholtenskanaal, westelijke gedeelte van de Willemsvaart en de Johansvaart zijn ten behoeve van het landgoed. Zij versterken niet alleen het landgoedkarakter van de zone om het hoofdgebouw maar onderstrepen ook de veenkoloniale hoofdstructuur. De bomenrij aan iedere zijde van het hoofdgebouw kunnen als verfraaiing van het landgoed worden beschouwd. Bij de stuw in het Scholtenskanaal staat een als waardevolle boom aangemerkte veldiep.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017012-B701_0019.png" 

3. De wegenstructuur is al bepaald in de plannen van aanleg van de verschillende veenkoloniën en daarmee cultuurhistorisch waardevol. Zo zijn de wegen Scholtenskanaal WZ in het Barger-Oosterveen - Scholtenskanaal OZ en Verlengde Scholtenskanaal OZ in het Smeulveen de hoofdwegen langs het ontsluitingskanaal richting afzetmarkten. De schuine oversteek op de kruising met de Willem Albertsvaart markeert bovendien de overgang van de veenkolonie Barger-Oosterveen en het Smeulveen en is daarmee een historisch markeringspunt. De lijn Herenstreek - Karrepad - Willem Albertsvaart NZ - Postweg is een geplande maar niet gerealiseerde kanaallijn en tevens grensweg tussen de veenkoloniën Smeulveen en Barger-Oosterveen. Andere veenkoloniale grenswegen zijn Berkenrode tussen het Smeulveen en Rundeveen en de Tweede Groenedijk. Het oost - west lopende deel van de Tweede Groenedijk is niet alleen de grens tussen het Smeulveen en Emmer-Erfscheidenveen, het is ook de oude grens tussen de marke van Emmen en Westenesch en die van Noord- en Zuidbarge. De Johansvaart, Middenweg WZ en Eerste Groenedijk zijn voormalige veenkoloniale wegen richting verveningsblokken. Datzelfde voor het pad aan de westzijde van de Catovaart.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017012-B701_0020.png"

4. De boszone en bosstroken, inclusief de bufferzone met (nat) weiland, zijn vooral ecologisch waardevol. Dat geldt ook voor de wijken in deze zone. Zij behoren tot het NNN: het Natuurnetwerk Nederland (afb. 5.1). Dit netwerk bestaat uit de belangrijkste natuurgebieden van Nederland en hun tussenliggende verbindingen. De NNN heette voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De bossen van het landgoed sluiten aan op het, ten westen daarvan gelegen, Oosterbos van Staatsbosbeheer. Dit bos staat op een hoogveenrestant. Om verdere verdroging van het Oosterbos te voorkomen is de hogere grondwaterstand in de bufferzone dan ook ecologisch van belang. Daarnaast zijn de bossen een verbinding richting Veenpark en Runde. In cultuurhistorisch opzicht zijn de boszone waardevol omdat de veenkoloniale wijkenstructuur is geïntegreerd in het bos (afb. ). Daarnaast kan een functionele 'landgoedwaarde' aan het bos worden toegekend. Bosbouw evenals landbouw maken (historisch) deel uit van de functionele eenheid die een landgoed is. Overigens is de aanwezigheid van bos onderdeel van het toetsingskader van de Provincie Drenthe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017012-B701_0021.png" 

4.4 Beeldkwaliteitplan

De welstandsnota 2016, gemeente Emmen is opgesteld uitgaande van het motto: “Loslaten van kan, regelen wat ertoe doet”.

De gemeente hecht waarde aan de omgevingskwaliteit, en ziet daarbij onderscheid tussen de verschillende gebieden die de gemeente rijk is. Niet ieder gebied vraagt om dezelfde benadering. De welstandsnota 2016 kent drie welstandsniveaus: welstandsvrij, welstandsluw en welstandsniveau hoog. Voor een aantal gebieden is de ambitie naar beneden bijgesteld ,waardoor welstandsvrije gebieden zijn toegenomen. Het niveau welstandsluw is geïntroduceerd. In de luwe gebieden wordt op een aantal basale aspecten van welstand gestuurd en wordt afstand genomen van gedetailleerde beoordelingen. Daarnaast moeten gebieden die van meer waarde zijn - niveau hoog – goed beschermd blijven. Deze gebieden leveren een belangrijke bijdrage aan de identiteit van Emmen. Voornamelijk zijn dit de centra van dorpen, wijken en de beschermde dorpsgezichten. Voor deze gebieden geldt een hoog ambitieniveau. Het gemeentebestuur beoogt met deze nota een dynamische welstand in Emmen, waarbinnen ruimte is voor dialoog en “kwalitatief herstel” met de samenleving.

Voor nieuwe uitbreidingen van de dorpen en andere ontwikkelingen wordt soms een beeldkwaliteitplan opgesteld. Het geldende welstandsbeleid gaat immers uit van inpassing in een bestaande omgeving, terwijl in een beeldkwaliteitplan meer wordt gestuurd op een nieuwe identiteit voor een gebied. Het welstandsbeleid is dan niet bruikbaar. Een beeldkwaliteitplan heeft een wettelijke status als basis voor welstandsbeleid vanaf het moment dat het door de gemeenteraad is vastgesteld. Het vervangt dan de welstandsnota. De herijking van het welstandsbeleid is aanleiding geweest om de enkele tientallen bestaande beeldkwaliteitsplannen tegen het licht te houden.Van de oorspronkelijke 32 beeldkwaliteitsplannen zijn onder het nieuwe welstandsbeleid 11 plannen gehandhaafd.

Voor het (gehele) plangebied is het beeldkwaliteitplan "Klazienaveen, landgoed Scholtenszathe (de verbeelding)" van kracht. Het beeldkwaliteitsplan is als bijlage 5 opgenomen. Voor de uitwerking van de buitenplaatsen is het beeldkwaliteitsplan "Klazienaveen, landgoed Scholtenszathe (werkboek) opgesteld, echter dit deelgebied valt niet onder het plangebied van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de planregels en verbeelding

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.
Het bestemmingsplan Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe is in overwegende mate een beheersplan. Het doel van dit bestemmingsplan is het actualiseren van het geldende planologische regime, waarbij het vastleggen van de bestaande situatie het belangrijkste uitgangspunt is. Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.
Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op landelijk geldende standaarden, onder meer Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2012) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).

Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen niet in het plan worden meegenomen, tenzij deze concreet voorzienbaar zijn en benodigde onderzoeken al zijn uitgevoerd.

5.2 Inventarisatie

De inventarisatie van het plangebied heeft op verschillende manieren plaatsgevonden. Begonnen is met het bekijken en vergelijken van de vigerende bestemmingsplannen met de meest recente topografische ondergrond en luchtfoto. Hierbij is gelet op veranderingen van de topografische ondergrond en luchtfoto ten op zichten van het vigerende bestemmingsplan. Daarna is het gebied ter plaatse geïnventariseerd en opmerkelijke en sterk afwijkende zaken zijn vervolgens nader onderzocht. Op basis van al deze gegevens zijn bestemmingen toegekend en zijn de verbeelding en de regels opgesteld.

5.3 Toelichting op de verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.
Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

5.4 Toelichting op de regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.

Gebruiksregels

Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld en of waarvoor en op welke wijze de gronden wel gebruikt kunnen worden.

Bouwregels

In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen. Met deze bouwregels worden de bouwmogelijkheden gereguleerd. Uitgangspunt bij het bouwen van hoofdgebouwen is dat hoofdgebouwen altijd binnen een bouwvlak worden gebouwd en voorgevels van deze hoofdgebouwen in de gevellijn. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Verder worden in de bouwregels onder anderen regels ten aanzien maximale bebouwing , bouwhoogtes, dakhelling opgenomen.

Flexibiliteit

Soms is het gewenst om af te wijken van de gestelde regels. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan flexibiliteitbepalingen opgenomen om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Het toepassen van deze regelingen is geen automatisme. Voordat wordt besloten dat van de geldende regels in het bestemmingsplan kan worden afgeweken zal eerst bekeken worden wat de consequenties zijn van de afwijking op de leefomgeving.
In het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:

  • Afwijken van de bouwregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Nadere eisen;
  • Algemene afwijkingsregels;
  • Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro;

De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de omgevingsvergunning, afwijkingen van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning
Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.

Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

Bij toepassing van een afwijking en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:  
1. Woonsituatie:  
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden op:
i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
iv. het uitzicht;
v. de aanwezigheid van voldoende privacy.  
2. Straat- en bebouwingsbeeld:  
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:
i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing);
ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;
iii. gevelbeelden;
iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;
v. de hoogtedifferentiatie;
vi. de situering van gebouwen op het perceel;
vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt.  
3. Culthuurhistorie  
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden;  
4. Verkeersveiligheid  
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met:
i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. benodigde uitzichthoeken van wegen;
iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;
vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.  
5. Sociale veiligheid  
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden:
i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.  
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding  
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:
i. aanwezigheid van kwetsbare objecten;
ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;
iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken;
de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.  
7. Milieusituatie:  
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met:
i. de mate van hinder voor de omliggende functies;
ii. de gevolgen voor de externe veiligheid;
iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit;
vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;
vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water.  
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen  
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.  

Figuur 6.1: Beoordelingscriteria afwijkingen en nader eisen

De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.

Bescherming van waarden
Om bepaalde natuurlijke, landschappelijke en/ of cultuurhistorische/ archeologische waarden te beschermen is in de volgende regels een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen: 'Agrarisch', 'Bos', 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Landschap'. Daardoor wordt de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet altijd en overal in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden gebonden. Het stelsel biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst.
Normale onderhoudswerkzaamheden kunnen zonder vergunning uitgevoerd worden. Daarom is bij alle Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningsplicht vallen. In de praktijk kan het lastig zijn om te bepalen of een bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden aangemerkt. In ieder geval zal het bij "normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden" moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Incidentele ingrepen zoals bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen niet als "normaal" beschouwd kunnen worden.

Opzet regels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

5.4.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.4.2 Hoofdstuk 2 bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 worden artikelsgewijs de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot gebruik of bouwen.

5.4.2.1 Agrarisch met waarden

Artikel 3 Agrarisch - Hoofdgebouw

Omdat het hoofdgebouw van een landgoed meerdere functies mag hebben, zijn wonen, grondgebonden agrarische bedrijvigheid en recreatie toegestaan. Inmiddels is een paardenhouderij gevestigd. Bebouwing mag alleen binnen de aangegeven bouwvlakken A en B gebouwd worden. Bouwvlak A is bedoeld voor de landgoedwoning (hoofdgebouw 1), bouwvlak B voor de paardenrijhal met bijbehorende voorzieningen (hoofdgebouw 2). Bouwvlak A en B zijn gezamenlijk ca. 1 ha. groot. Hiervan mag 2500 m2 bebouwd worden. Ten behoeve van de bedrijfsvoering is één woning toegestaan. De goot- en bouwhoogte van hoofdgebouw 1 zijn op 6,5 respectievelijk 10,5 meter gesteld. De maximale goot- en bouwhoogte voor hoofdgebouw 2 zijn op 4,5 respectievelijk 10 meter gesteld. Tenslotte worden in deze bestemming eisen gesteld aan de hoogte van de erfscheidingen en andere bouwwerken.

Artikel 4 Agrarisch - Grondgebonden 3

Het bestemmingsplan maakt een grondgebonden agrarische bedrijf mogelijk. Voor agrarische bedrijven is een regeling opgesteld waarbij de mogelijkheden zijn gekoppeld aan het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Op de verbeelding is de exacte begrenzing van het bouwvlak aangegeven. Afhankelijk van de aard en ligging van het bedrijf is een agrarisch bedrijf bestempeld als grondgebonden. Het verschil in de maximale uitbreidingsmogelijkheden van het bouwvlakmaakt dat het in het plangebied gelegen bedrijf in categorie 3 is ingedeeld. Immers, de omliggende gronden zijn bestemd als "Agrarisch met waarden - Grootschalige Veenontginningen" en waardoor meer uitbreidingsmogelijkheden dan de bedrijven in categorie 1. Vanwege de toeleverende en de verwerkende processen is het bedrijf aan Scholtenskanaal OZ 72 in categorie 3 opgenomen.

Het het bedrijf aan Scholtenskanaal OZ 72 heeft een ondergeschikte nevenactiviteit. Bij grondgebonden bedrijven is met een afwijking de mogelijkheid tot de aanleg van een spoel- en wasinstallatie ten behoeve van de bollenteelt. De opgenomen regeling is conform de bestaande mogelijkheden zoals die sinds het jaar 2000 in het buitengebied van Emmen gelden.

Binnen deze bestemming is maximaal 1 bedrijfswoning met de gebruikelijke maatvoeringen voor aan- en bijgebouwen mogelijk.

De agrarische functie kan via een planwijziging worden verbreed met o.a. detailhandel in eigen producten, maatschappelijke doeleinden, een productiegerichte paardenhouderijtak of bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 1 en 2. Hierbij geldt als strikte voorwaarde dat deze activiteit plaatsvindt in de bestaande bebouwing en ondergeschikt is en blijft aan de agrarische hoofdfunctie. De wijziging mag dus niet tot gevolg hebben dat het agrarisch bedrijf van karakter veranderd. De wijziging mag eveneens niet tot gevolg hebben dat de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden onevenredig wordt beperkt. Daarnaast kan bij bedrijfsbeëindiging de agrarische functie geheel worden gewijzigd in een andere bestemming of mag er een andere activiteit plaatsvinden. Dit is duidelijk in de planregels aangegeven. De mogelijke nieuwe gebruiksfuncties / bestemmingen zijn per bestemming beschreven. Een wijziging mag niet tot gevolg hebben dat de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden wordt beperkt.

Artikel 5 Agrarisch met waarden -Grootschalige veenontginningen

Op basis van landschappelijke gebiedskenmerken zijn de agrarisch gronden in het bestemminsgplan aangemerkt als 'Agrarisch met waarden - Grootschalige Veenontginningen'. Het betreffen hier de gronden in het buitengebied met in hoofdzaak onbebouwde gronden. Binnen de gebiedsbestemming komen belangrijke landschappelijke waarden voor, zoals houtwallen, die moeten worden beschermd. Hiervoor is in deze bestemmingen voorzien in een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken. Vanwege de globaliteit en flexibiliteit zijn niet alle elementen in de planregels opgenomen maar maken ze deel uit van de gebiedsbestemmingen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld de volgende elementen:

  • Landbouwkundige elementen (een ontsluitingsweg van een agrarisch bedrijf);
  • Recreatieve elementen (een wandelpad of een picknickplaats);
  • Landschappelijke elementen zoals houtwallen en laanbeplanting
  • Waterlopen binnen agrarische gronden met in hoofdzaak een landbouwkundige functie.

Het gaat hier om zaken die in hoofdzaak of zelfs uitsluitend dienst doen ten behoeve van de basisfuncties van een gebied. Uiteraard zullen de bestaande elementen worden gehandhaafd. Door de globale opzet kunnen ook nieuwe elementen worden ingepast, voor zover ze passen binnen de betreffende bestemming. Een gericht omgevingsvergunningenbeleid voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voorzien daarin.

Binnen de gebiedsbestemming is de bestaande mestopslag als zodanig aangeduid. Onder strikte voowaarden ten behoeve van de landbouw kan er mestopslagen en sleufsilo's worden gerealiseerd.. Dit kan alleen wanneer is aangetoond dat binnen het eigen agrarisch bouwvlak geen ruimte is en het landschap dergelijke bouwwerken ter plaatse toelaat. Per concreet geval wordt een aanvraag afgewogen. De regels hiervoor wijken niet af van het bestaande beleid in Emmen.

De gebiedsbestemming kan worden gewijzigd in andere bestemmingen. De wijzigingsbevoegdheden voorzien onder andere in vergroting / verkleining van Natuur-, Water- en Bosbestemmingen en de aanleg van gasleidingen. Bij een planwijziging dienen de belangen van het landschap en cultuurhistorie nadrukkelijk worden betrokken. Nieuwe agrarische bedrijven zijn vanwege de MERwetgeving binnen dit bestemmingsplan niet toegestaan.

Ook de huisplaatsen in kader van het kunstproject zijn apart aangewezen als "erf" om te behouden dat deze niet voor landbouwkundige doeleinden worden gebruikt.

5.4.2.2 Bedrijf

Artikel 6 Bedrijf - Gasontvangststation

Het gasontvangststation van de Nederlandse Gasunie aan het Willem Albertsvaart heeft de bestemming 'Bedrijf - Gasontvangststation' gekregen met een bijbehorende veiligheidszone.

5.4.2.3 Bos

Artikel 7 Bos

In het noordelijk deel van het plangebied zijn bossn gelegen. De bosgronden zijn mede bestemd voor recreatief medegebruik van fiets- en voetpaden, brandgangen, waterhuishoudkundige voorzieningen en een landbouwweg welke toegang biedt tot agrarische gronden gelegen buiten het plangebied. Daarnaast is binnen het bos gebied een open plek aanwezig. Binnen de bestemming bos mogen geen gebouwen en of andere bouwwerken worden opgericht.
Omdat het bos deel uitmaakt van het landgoed Scholtenszathe en vanwege het gestelde in de natuurwetgeving (voorheen Boswet) is het niet mogelijk om zonder Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden werkzaamheden en werken uit te voeren.

5.4.2.4 Groen

Artikel 8 Groen

De op de verbeelding voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor openbare groenvoorziening, bos, (erf)toegangswegen, fietsstroken, voetpaden, voorziening ten behoeve van de waterhuishouding en nutsvoorzieningen. Voorzieningen ten behoeve van sport- en speelgelegenheden en andere bouwwerken mogen binnen deze bestemming opgericht worden.
Binnen de bestemming groen is geen bouwmogelijkheid opgenomen. Het is niet mogelijk om parkeergelegenheden in het groen te realiseren.

5.4.2.5 Maatschappelijk

De gronden die op de verbeelding aangewezen zijn voor Maatschappelijk mogen gebruikt worden voor maatschappelijke voorzieningen. Bij maatschappelijke voorzieningen gaat het bijvoorbeeld om scholen, kinder(dag)opvang, kerken, (overheid)instellingen, stichtingen, nutvoorzieningen, begraafplaatsen en zorginstellingen. Vanwege de diverse maatschappelijke functies wordt in deze bestemming gebruik gemaakt van aanduidingen om de gebruiksmogelijkheden binnen de bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren binnen de hoofdgroep Maatschappelijk en van de hoofdgroepbestemming Maatschappelijk met een specifieke functie.

Artikel 9 Maatschappelijk

De speeltuinvereniging, dorpshuis en jeu de boulevereniging zijn in deze algemeen maatschappelijke bestemming opgenomen. Gebouwen dienen in het op de verbeelding aangegeven bouwvlak opgericht te worden uitgezonderd berg- en fietsstallingen.
Binnen alle maatschappelijke bestemmingen is het alleen mogelijk om te wonen ter plaatse van de aanduiding (bedrijfs)woning. Voor de bebouwing geldt dat deze alleen binnen de aangegeven bouwvlakken gebouwd mag worden. De bouwvlakken op de verbeelding zijn voorzien van een aanduiding. Tevens geldt voor deze bestemming dat ten dienste van de bestemming een Horeca -1 functie aanwezig mag zijn (kantine). Een zelfstandige Horeca -1 functie voor bedrijfsmatige doeleinden is niet toegestaan.

Artikel 10 Maatschappelijk-Religie

Binnen het plangebied is een kerk aanwezig. De kerk is een rijksmonument, waardoor een aparte bestemming is opgesteld met een eigen sloopregeling. Overigens zijn de twee woningen als pastorie aangeduid (bouwvlakken B).

5.4.2.6 Natuur

Artikel 11 Natuur

Het bestaande natuurgebied het Oostersebos heeft de bestemming Natuur gekregen. De aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud, versterking en herstel van de aan deze gebieden eigen zijnde landschappelijke en natuurlijke natuur-waarden in samenhang met de waterhuishouding. zie bestemmingsomschrijving in de regels. Het oprichten van bebouwing is niet toegestaan met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het natuurbeheer of van recreatieve natuurbeleving. Daarnaast is het niet mogelijk om zonder Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden werkzaamheden en werken uit te voeren enkele kleinschalige ontwikkelingen of ingrepen door te voeren.

5.4.2.7 Sport

Artikel 12 Sport

Binnen de bestemming Sport zijn alle sportaccommodaties binnen het plangebied ondergebracht. Het gaat hier om de voetbalvereniging VEV. Indien noodzakelijk zijn met een aanduiding de functies van de sportaccommodaties aangegeven. Andere bouwwerken, toegangswegen en parkeervoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en nutsvoorzieningen mogen eveneens binnen deze bestemming opgericht worden. Bebouwing mag alleen binnen de aangegeven bouwvlakken gebouwd worden. Het is mogelijk om de gronden die bestemd zijn voor sport te gebruiken voor evenementen zoals een kermis, of jaarlijks wederkerende activiteiten. Voor de sportbestemmingen geldt dat ten dienste van de bestemming een horeca - 1 functie aanwezig mag zijn. Bij een dergelijke Horeca - 1 functie moet gedacht worden aan een sportkantine. Een zelfstandige Horeca - 1 functie is niet toegestaan. De bestemming kent afwijkingsmogelijkheden voor het bouwen van fietsenstallingen en of tribunes buiten het bouwvlak en het oprichten van een zend-/ontvangstinstallatie. Binnen de bestemming sport komt de aanduiding maatschappelijk voor. Dit vanwege het feit dat bij het gebouw aan de sporthal een kinderopvang/ naschoolse opvang/ buurthuis aanwezig is en bij de ijsbaan in de toekomst ook wensen zijn om een jeugdhonk/ dagopvang te realiseren.

5.4.2.8 Verkeer

Artikel 13 Verkeer

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen en straten voor hoofdzakelijk het doorgaande verkeer. Binnen deze bestemmingen zijn ook, voor zover aanwezig, waterhuishoudkundige voorzieningen, de bermen, bermsloten en bermbeplanting opgenomen. zie bestemmingsomschrijving in de regels. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht. Wel is het mogelijk dat andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht. Binnen de bestemming verkeer is met een aanduiding een onderscheid opgenomen voor verharde en onverharde wegen. Dit in verband met het waardevolle/ historische karakter van de onverharde wegen.

5.4.2.9 Water

Artikel 14 Water

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor de in het plangebied voorkomende waterlopen, watergangen, waterberging en waterpartijen, met daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, oevers en groenvoorzieningen, zie bestemmingsomschrijving in de regels. Dit water heeft naast een belevingsfunctie een belangrijke waterhuishoudkundige functie. Daarom zijn de sluizen voorzien van een aanduiding. Niet alleen vanwegde het historische besef, maar ook waterhuishoudkundig. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht. Wel is het mogelijk om andere bouwwerken zoals bruggen, dammen en of duikers aan te leggen, echter deze mogen de waterhuishouding niet belemmeren. Ligplaatsen voor woonschepen of pleziervaart zijn niet toegestaan.

5.4.2.10 Wonen

Binnen de bestemming Wonen wordt de mogelijkheid geboden voor de bouw van woningen en de realisatie van daarbij behorende voorzieningen. Dit laatste is tevens bedoeld om ondergeschikte, aan de woonfunctie grenzende voorzieningen (bijvoorbeeld groenvoorzieningen of toegangswegen), waarvan de feitelijke begrenzing niet exact blijkt samen te vallen met de bestemmingsgrens, onder de woonbestemming te brengen. In het bestemmingsplan mag het aantal woningen niet worden vermeerderd, tenzij dit met een aanduiding op de verbeelding anders word aangegeven.
Voor de verschillende woonvormen in het plangebied zijn verschillende bestemmingen opgenomen. Voor alle woonvormen geldt dat het hoofdgebouw in het bouwvlak gerealiseerd dient te worden. Het bouwvlak van het hoofdgebouw is per woning op basis van stedenbouwkundige uitgangspunten bepaald. Als uitgangspunt voor de totale bebouwing op het bouwperceel geldt dat het perceel niet meer dan 50% bebouwd mag worden. Daar waar binnen de specifieke bestemming Wonen nog een onderscheidt gemaakt moet worden wordt gebruik gemaakt van specifieke woonbestemmingen.
Bijbehorende bouwwerken dienen ondergeschikt aan het hoofdgebouw te zijn en mogen in het bouwvlak maar ook op het zij- en achtererf gebouwd worden. Voor het te bouwen m² aan bijbehorende bouwwerken geldt een maximum dat is aangegeven binnen de regels.Voor alle woonvormen geldt dat wonen in bijbehorende bouwwerken niet is toegestaan. Naast bijbehorende bouwwerken kunnen tevens andere bouwwerken zoals bijvoorbeeld een dierenverblijf of een overkapping worden gerealiseerd. Voor deze andere bouwwerken geldt dat overkappingen niet voor de voorgevel mogen worden opgericht.
In de woonbestemmingen zijn afwijkingen van de bouwregels opgenomen om het bestemmingsplan flexibeler te maken. Naast algemene afwijkingen (o.a. vergroten van de bouwmogelijkheden voor goot- en nokhoogte, bouwen van bijbehorende bouwwerken in de voorgevel van het hoofdgebouw, bouwen van het hoofdgebouw maximaal 5 meter achter de gevellijn en het bouwen met een minder steile dakhelling) zijn er ook specifieke afwijkingsmogelijkheden opgenomen.

Artikel 15 Wonen - Twee - aaneen

Bij Wonen - Twee aaneen gaat het om grondgebonden twee- onder- één kap woningen dan wel grondgebonden woningen die door middel van een garage, berging of bijbehorend bouwwerk aan elkaar geschakeld zijn. Voor Wonen - Twee aaneen geldt dat maximaal 50 m² bijbehorende bouwwerken gerealiseerd mogen worden mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd (inclusief de ruimte die gebruikt wordt voor de woning).

Artikel 15 Wonen - Voormalige agrarische bedrijfsbebouwing

Bij Wonen - Wonen voormalige bedrijfsbebouwing gaat het om woningen waar na beeïndiging van het oorspronkelijke (agrarische) bedrijf, de bebouwing als wonen wordt gebruikt. Het bebouwd oppervlak van de voormalige agrarische bebouwing is gelet op hun voormalige functie groot. In dit bestemmingslan gaat het om de karakteristieke boerderij aan het Scholtenskanaal WZ 56.

Artikel 17 Wonen - Vrijstaand kern

De gronden bestemd voor Wonen - Vrijstaand kern zijn woningen die inclusief bijgebouwen maximaal 200 m2 bebouwd mogen worden. Dit is afgeleid van de grootte van het kavel en het feit dat het om lintbebouwing gaat. Ter hoogte van het perceel De Weerdstraat 10 is een functieaanduiding "wonen" opgenomen om de bouw van 1 nieuwe vrijstaande woning mogelijk te maken.

Artikel 18 Wonen - Vrijstaand lintbebouwing 1

De vrijstaande woningen buiten de kern met een bepaalde grootte van het kavel hebben de bestemming Wonen-Vrijstaand gekregen. Bij vrijstaande woningen geldt dat maximaal 75 m² bijbehorende bouwwerken gerealiseerd mogen worden mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd (inclusief de ruimte die gebruikt wordt voor de woning). Het maximum hier is gesteld op 250 m2. Ter hoogte van het perceel Scholtenskanaal OZ 19a is een functieaanduiding "wonen" opgenomen om de bouw van 1 nieuwe vrijstaande woning mogelijk te maken. Het bestaande kleinschalig kampeerterrein aan Scholtenskanaal WZ 2 is in deze bestemming meegenomen.

Artikel 19 Wonen - Vrijstaand lintbebouwing 2

De vrijstaande woningen buiten de kern met een bepaalde grootte van het kavel hebben de bestemming Wonen-Vrijstaand gekregen. Het landgoed is voornemens hier schuurwoningen te bouwen. Daarom is de maatvoering aangepast ten opzichte van ander vrijstaande woningen in het plangebied. Bij vrijstaande woningen geldt dat maximaal 75 m² bijbehorende bouwwerken gerealiseerd mogen worden mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd (inclusief de ruimte die gebruikt wordt voor de woning). Het maximum ook hier is gesteld op 250 m2.

5.4.3 Dubbelbestemmingen

DUBBELBESTEMMINGEN

Dubbelbestemmingen worden opgenomen als meerdere functies onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. In feite betreft het hier twee (of meer) afzonderlijke bestemmingen voor één (deel van een) gebied. Daar waar een dubbelbestemming is gelegen, geldt zowel de bepaling van de betreffende (hoofd)bestemming als de bepaling zoals gesteld in de dubbelbestemming. Aan een dubbelbestemming bestaat behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoelen die op de betrokken gronden toelaatbaar (moeten) zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd.
Dubbelbestemmingen hebben voorrang op de hoofdbestemmingen. Dit betekent dat bepalingen van bestemmingen alleen van toepassing zijn als deze niet strijdig zijn met bepalingen die horen bij dubbelbestemmingen. Door deze dubbelbestemmingen worden beperkingen opgelegd aan onderliggende (hoofd) bestemmingen. In de bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming worden niet alle doeleinden opnieuw genoemd maar alleen die waarvoor de dubbelbestemming is opgenomen.

Artikel 20 Leiding - Gas

In het plangebied ligt een buisleiding ten behoeve van gasvoorzieningen. De bestemming Leiding - Gas is opgenomen vanwege de gasleiding die het plangebied ligt. Daar waar een dubbelbestemming is gelegen, geldt dus zowel de bepaling van de betreffende (hoofd)bestemming als de bepaling zoals gesteld in de dubbelbestemming.

Artikel 21 Waarde- Archeologie 2

Om de archeologische waarden in het plangebied te beschermen is de dubbelbestemming Waarde-Archeologie 2 en Waarde- Archeologie 4 op de verbeelding opgenomen

Voor gronden binnen categorie Waarde -Archeologie 2 geldt net als de gronden met Waarde- Archeologie 1 dat met de gemeente overleg moeten plaatsvinden omdat het uitgangspunt bij terreinen met een archeologische waarde is om deze in de bodem te behouden. In dit geval gaat het om de veenwegen die door het plangebied vanaf de Hondsrug richting het oosten lopen. Voor Waarde - archeologie 2 is een minimumoppervlak voor bodemverstoringen opgenomen van 100 m² en een diepte van 30 cm onder maaiveld.Tevens geldt een drainageverbod.

Artikel 22 Waarde- Archeologie 4

Voor gronden binnen categorie 4 geldt dat archeologisch onderzoek nodig is om vast te stellen of er waarden aanwezig zijn en of deze behoudenswaardig zijn. Om de archeologische waarden te beschermen is in de regels een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen. Daardoor wordt de uitvoering van bepaalde activiteiten aan bepaalde voorwaarden gebonden. Het stelsel biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst. Voor terreinen binnen Waarde - Archeologie 4 is algemeen aanvaard dat een minimumoppervlak voor bodemverstoringen geldt van 1000 m2 en een bouwvoordiepte van 30 cm (30 cm +10 cm principe). De Waarde - Archeologie 4 is apart opgenomen omdat dit terreinen zijn waar naast bovenstaande bepalingen geen drainageverbod geldt.

Voor de dubbelbestemming Waarde-Archeologie geldt dat bestemmingen een wijzigingsbevoegdheid kennen, waarin overeenkomstig artikel 3.6 van de Wro Burgemeester en Wethouders de dubbelbestemming kunnen laten vervallen of alsnog aan de gronden de dubbelbestemming kunnen toekennen.

Artikel 23 Waarde-Landgoed

De voor 'Waarde - landschappelijke waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor gronden met landschappelijke waarden gekenmerkt door bijzondere natuurwaarden. De bestemming biedt randvoorwaarden voor de voortzetting van het agrarische gebruik alsmede het behoud van de bestaande landschappelijke kwaliteiten. Voor de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden- landschappelijke waarden' wordt uitgegaan van voortzetting van het agrarisch gebruik.
Aan de vestiging van agrarische bedrijven op nieuwe locaties wordt ingevolge het provinciale beleid voor het landelijk gebied en met het oog op het behoud van de landschappelijke waarden ter plaatse geen medewerking verleend. Een volledige omschakeling naar glastuinbouw of naar een intensieve veehouderij wordt eveneens niet toegestaan. Bij de uitbreiding van bestaande agrarische bedrijven dient rekening gehouden te worden met de aanwezige waarden; de uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande glastuinbouwbedrijven zijn beperkter dan binnen de bestemming Agrarisch. Omwille van het behoud van de landschappelijke waarden is in dit bestemmingsplan een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamhedenenstelsel opgenomen dat specifiek toegesneden is op de landschappelijke waarden die in het plangebied voorkomen. De aanwezigheid van landschappelijke waarden legt verder met name beperkingen op aan de toepassing van teeltondersteunende voorzieningen.

5.4.4 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

Artikel 25 Algemene bouwregels

In artikel 25 zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.
Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.

Artikel 26 Algemene gebruiksregels

Dit artikel bevat de algemene gebruiksregels.

Artikel 28 Algemene afwijkingsregels

Afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een omgevingsvergunning verlenen voor het 10 % vergroten van de bouwmogelijkheden voor goot- en nokhoogte, het bouwen van bijgebouwen in de voorgevel van het hoofdgebouw, het bouwen van het hoofdgebouw maximaal 5 meter achter de gevellijn en het bouwen met een minder steile dakhelling. Daarnaast kan afgeweken worden van het bestemmingsplan om op medische indicatie te bouwen op- of achter de gevellijn en specifiek voor het oprichten van 30m² bebouwing voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Daarnaast zijn ten aanzien van het gebruik afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten voor alle woningen of het uitoefenen van bed en breakfast.
De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.

Artikel 29 Algemene wijzigingsregels

Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot het wijzigen van het plan op basis van de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro. De procedure van de wijzigingsbevoegdheid is geregeld in de Wro.

5.4.5 Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels bestaat uit 2 artikelen, de eerste is het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de tweede de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

Artikel 30 overgangsrecht regelt het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.
Artikel 31 slotregel is de Slotregel van het bestemmingsplan. In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe".

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke betrokkenheid

6.1 Opstartbijeenkomst

Voor een goed verloop van de communicatie tussen de bewoners van het dorp/ wijk naam over het actualiseren van de vigerende bestemmingsplannen is contact gezocht met het bestuur van de erkende overleg partner. Op 27 februari 2018 is overleg gevoerd met het landgoed. Naar aanleiding van dit overleg zijn enkele details in de regels nader uitgewerkt, met name om schuurwoningen langs het Scholtenskanaal mogelijk te maken.
Op 19 maart 2018 is tijdens een vergadering van de erkende overleg partner het doel van het actualiseren uitgelegd en het voorlopige concept- ontwerpbestemmingsplan, voornamelijk de verbeelding, gepresenteerd. Naar aanleiding van deze avond is het concept- ontwerpbestemmingsplan op enkele punten aangepast.

6.2 Overleg ex. artikel 3.1.1 Bro en zienswijzen

6.2.1 Overleg

Het college heeft het bestemmingsplan Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro), Het concept- ontwerpbestemmingsplan is voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners.
De ontvangen adviezen en reacties zijn gebundeld in de Nota van Beantwoording behorende bij het bestemmingsplan Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe (zie Bijlage 1).
In deze nota is tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de verschillende overlegreacties opgenomen. Waar de adviezen en reacties leidden tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn de aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.
Voor de inhoud van de overlegreacties en het standpunt van het college wordt verwezen naar voornoemde nota. De Nota van Beantwoording maakt deel uit van het bestemmingsplan Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe

6.3 Zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 13 juli 2018 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tegen het bestemmingsplan Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe zijn geen zienswijzen ingediend. De opmerking van de provincie heeft aanleiding gegeven tot een tekstuele aanpassing van paragraaf 3.1.1. van de toelichting van het voorliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt   verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.

Het voorliggende bestemmingsplan Klazienaveen-Noord en landgoed Scholtenszathe betreft een actualisatie van diverse oude bestemmingsplannen.  Uitgangspunt is dat bestaande bouwrechten door de gemeente worden gerespecteerd. In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe bouwmogelijkheden opgenomen. Aan het bestemmingplan zijn behoudens het opstellen van het bestemmingsplan dan ook geen kosten verbonden. De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval in z'n geheel gedekt uit het door de gemeenteraad beschikbaar gestelde gelden voor het actualisering van bestemmingsplannen. Het kostenverhaal is dus anderszins verzekerd, waardoor vaststelling van een exploitatieplan niet nodig is.