direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Emmen, Meerdijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2016001-B701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot nieuw bestemmingsplan

Aan de Rondweg is van oudsher tussen Barger-Oosterveld en Emmerhout is het sportterrein rondom de Meerdijk gevestigd. Eveneens is hier een voetbalstadion en een atletiekbaan aanwezig.

In september 2002 heeft de gemeenteraad van Emmen ingestemd met een aantal kaderstellende randvoorwaarden voor d e ontwikkeling van een businesspark op een deel van het sportpark Meerdijk. het bijzondere van dit ontwikkelingsconcept is de synthese van "business", betaald voetbal, sportpark en multifunctioneel stadion. De business waarop het concept zich richt, bestaat primair uit vormen van stuwende zakelijke dienstverlening. de verdere uitwerking van het concept uiteindelijk geresulteerd in het vorige bestemmingsplan.

Het concept biedt een uitstekende kans om een bijdrage te leveren aan het verwezenlijken van de gemeentelijke ambities, zoals die in de strategienota 2020 onder woorden zijn gebracht. Emmen stelt zich ten dienste zijn positie als prioritaire stad in noord-Nederland en als onderdeel van de Zuid-Drentse stedenband waar te maken en te ontwikkelen, onder andere door versterking, modernisering en diversificatie van de economische structuur. het concept van het businesspark biedt goede kansen op een stuwende ontwikkeling van bovenregionale betekenis en kan ook uit het oogpunt van city-marketing een belangrijke rol spelen.

De afgelopen 10 jaar is mede door de crisis het businesspark Meerdijk nog niet volledig bebouwd.

Vanwege de wettelijke plicht om bestemmingsplannen iedere 10 jaar te herzien, is voor het businesspark en het sportpark Meerdijk te Emmen (Barger-Oosterveld) een nieuw bestemmingsplan opgesteld.
Dit bestemmingsplan Emmen, Meerdijk heeft in de eerste plaats als doel de bestaande planologische situatie opnieuw vast te leggen. Ten tweede moet het bestemmingsplan de bestaande situatie voorzien van een adequaat en actueel ruimtelijk- en juridisch kader. Een derde doelstelling van het bestemmingsplan is dat het plan eenvoudiger en beter handhaafbaar moet zijn.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Meerdijk ligt. Het wordt globaal begrensd door de Rondweg in het westen, het bedrijventerrein van Barger-Oosterveld in het oosten en de Meerdijk in het zuiden (zie figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2016001-B701_0001.png"

Figuur 1-1: De ligging van het plangebied Emmen, Meerdijk   in de gemeente Emmen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2016001-B701_0002.png"

Figuur 1-2: Indicatie begrenzing plangebied (lichtblauwe lijn).

1.3 Huidige planologische regelingen

Het voorliggende bestemmingsplan Emmen, Meerdijk vervangt het bestemmingsplan "Emmen, businesspark Meerdijk (vastgesteld 6 juli 2016) geheel. Daarnaast zijn in het verleden diverse (bouw)initiatieven met een afwijkingsprocedures mogelijk gemaakt. Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan Emmen, Meerdijk verliezen de genoemde bestemmingsplannen en de afwijkingen van het bestemmingsplan, voor zover zij vallen binnen het plangebied, rechtskracht het bestemmingsplan Emmen, Meerdijk vervangt de genoemde plannen.

1.4 Opzet bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

1.5 Overzicht verricht onderzoek

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Emmen, Meerdijk zijn diverse onderzoeken verricht en adviezen gegeven. Daarnaast is er informatie gebruikt uit onderzoeken en adviezen die in een ander kader zijn uitgevoerd. De conclusies uit de onderzoeken en adviezen zijn verwerkt in de toelichting.

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan zijn de volgende onderzoeken verricht:

  • Akoestisch onderzoek
  • Archeologisch historisch onderzoek,
  • Externe veiligheid
  • Watertoets

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef

Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor het bestemmingsplan Emmen, Meerdijk zijn vooral de thema's verkeer, werken en voorzieningen van belang.

Verkeer:

Voor de externe bereikbaarheid wordt ingezet op verdubbeling van de N34 (Emmen-Zuid tot Emmen-centrum) en de N862 en optimalisering van het spoor naar Zwolle en Twente. Interne bereikbaarheid: opwaarderen van de Rondweg door de stroomfunctie te verbeteren en onderzoek doen naar de verbeteropties van de Hondsrugweg.

Werken:

Naast de geplande uitbreidingen tot 2015 zijn geen nieuwe uitbreidingen van bedrijventerreinen beoogd. Voor woonwerkcombinaties is behalve op de Meerdijk op termijn ruimte langs de as naar Nieuw Amsterdam, op Pollux IV en in Emmer-Compascuum (mits passend binnen de milieucontouren). Voor kantoren en zorg ('cure') wordt aangesloten op bestaande plannen en locaties. Ingezet wordt op een verknoping van nieuwe en aanwezige leisurevoorzieningen. Voor wat betreft glastuinbouw vindt inzet plaats op herstructurering van oudere delen. Omstreeks 2012 wordt de ruimtevraag naar glastuinbouw opnieuw in beeld gebracht. Daarbij past ook bezinning op mogelijk andere functies in het Rundedal. Tenslotte de koers voor de landbouw: schaalvergroting in landbouwgebieden (zone 1 en 2 uit het POP) mogelijk maken in aansluiting op het landschap. Daar waar de landbouw in de knel komt wordt ingezet op altenatieven.

Voorzieningen:

Inzet op versterking van de centrumfunctie van Emmen en behoud bestaande ruimtelijke structuur niet-commerciële voorzieningen. Bij natuurlijke wijzigingsmomenten zal worden ingezet op versterking van de kwaliteit en efficiënte bundeling.

2.1.2 Structuurvisie Werklocaties Emmen 2020

De Raad van de gemeente Emmen heeft de Structuurvisie Werklocaties Emmen 2020 op 26 mei 2011 vastgesteld. In deze structuurvisie staat hoe de gemeente Emmen tot 2020 om wil gaan met de bedrijventerreinen en winkelcentra. Het vormt de sectorale/facetmatige uitwerking van de structuurvisie gemeente Emmen 2020 “Veelzijdigheid troef”.

De doelen van de Structuurvisie Werklocaties Emmen 2020 zijn onder meer het vergroten van de werkgelegenheid en het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. De locaties worden aantrekkelijker gemaakt, waardoor nieuwe ondernemers aangetrokken. Ook wordt hiermee de regiofunctie van Emmen als winkelstad verder versterkt.

De uitgangspunten uit deze visie komen terug in bestemmingsplannen. Daarnaast krijgen deze uitgangspunten verder vorm in projecten voor het herstructureren en aanleggen van bedrijventerreinen en het verbeteren van winkelcentra en andere winkellocaties.

Bedrijventerreinen
De gemeente Emmen versterkt de al ingezette segmentering van bedrijventerreinen. Bedrijven kunnen zo een heldere locatiekeuze maken die het beste aansluit bij hun activiteiten. Economische activiteiten komen daar terecht waar deze het minste hinder opleveren (indien dit het geval is) en zich daardoor het best kunnen ontplooien. Deze segmentering vindt naast de traditionele segmentering op functie vooral plaats op basis van de verschijningsvorm. Juist de verschijningsvorm geeft goede aangrijpingspunten bij de (her)inrichting.

Voor Emmen betekent segmentering in hoofdlijnen:

  • 1. De terreinen gericht op de productie-industrie, dus de segmenten zware industrie, logistiek en modern gemengde industrie: in de werkas Emmen-Klazienaveen (Bargermeer, Emmtec, Bargerpoort, Bedrijvenpark A37, en deels Pollux) en daarnaast op De Vierslagen en De Tweeling.
  • 2. De terreinen gericht op hoogwaardige werklocaties (o.a. kantoren en woonwerk combinaties): in de Westflank van de gemeente de terreinen Waanderveld, Eigenhaard, en de Kantorenparken Hooggoorns/Bukakkers en Westenesch en daarnaast het Business Park Meerdijk.
  • 3. Overige gemengde terreinen (o.a. bij de dorpen).

Ten aanzien van het segment modern gemengde bedrijventerrein kan er (beperkte) ruimtewinst worden behaald met herstructurering en intensivering van bestaande terreinen zoals Bargermeer, De Tweeling, Vierslagen en Klazienaveen. Toch levert dit onvoldoende ruimte op om ook op termijn te kunnen voorzien in de behoefte aan gemengde bedrijventerreinen. Daarom is het nodig dat de terreinen Tweeling II en Bargerpoort en de uitbreiding van Emmer-Compascuum doorgang vinden.

Emmen als centraal ankerpunt

De kantoorterreinen in het centrum zijn hiervoor grotendeels behandeld als onderdeel van de Westflank. Naast deze terreinen, die op voorraad zijn ontwikkeld, kent Emmen nog verschillende ander kantoorlocaties, zoals bij het station en bij het Scheperziekenhuis. In deze gevallen gaat het om specifieke gebruikers voor wie maatwerk is of wordt geleverd.

Daarnaast maakt Business Park Meerdijk deel uit van de hoofdstructuur, binnen het centrale ankerpunt. Dit nieuwe eersteklas bedrijvenpark, met een accent op sport en leisure, is nog voor een flink deel uitgeefbaar. Omdat de belangstelling voor dit terrein aan de verwachtingen voldoet, is geen specifiek beleidsintensivering of aanpassing nodig.

Perifere detailhandel
De structuurvisie stelt gemeentelijke kaders voor de perifere detailhandel. De locatie Nijbracht in Emmen is aangemerkt als dé locatie voor grootschalige winkels in volumineuze artikelen en voor doelgerichte aankopen. Omdat nabijheid tot consumenten voor de tuin en doe-het-zelf branches ook van groot belang is en vanwege de uitgestrektheid van de gemeente en de spreiding van de bevolking over verschillende dorpen, is enige mate van spreiding over de gemeente is voor tuincentra en doe-het-zelf zaken het uitgangspunt.

2.1.3 Verkeersbeleid

GVVP

Het Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan (GVVP) ( december 2013) gaat uit van de inrichting van wegen volgens de Duurzaam veilig-principes. De wegen in de gemeente Emmen zijn gecategoriseerd conform Duurzaam Veilig met als doel een optimale afstemming te bereiken tussen de functie van de weg, de vormgeving en het gebruik ervan door de weggebruiker. Hiermee wordt beoogd onbedoeld gebruik van de weg, conflicten met hoge snelheids- en richtingsverschillen, alsmede onzeker gedrag te voorkomen. De wegen zijn verdeeld in drie categorieën, stroomwegen, gebiedsontsluitingsweg en erftoegangswegen.
Verder zet het GVVP in op een multimodale benadering van verkeer. Dit houdt in dat niet enkel naar de bereikbaarheid per auto wordt gekeken maar nadrukkelijk ook naar andere vervoersmodaliteiten, zoals het openbaar vervoer of de fiets.
Ook de fiets krijgt de komende jaren een belangrijkere functie. Het fietsgebruik op met name de korte afstand (<7,5 km) willen wij met minimaal 10% laten doen toenemen. Met name het gebruik van de fiets richting het centrum van Emmen willen wij verder stimuleren door hoogwaardige fietsverbindingen richting het centrum van Emmen te realiseren of bestaande routes op te waarderen. Het autogebruik daarentegen willen wij verder ontmoedigen door een aantal rechtstreekse verbindingen voor autoverkeer te laten verdwijnen.
Er is sprake van een meer gematigde groei van het autoverkeer ten opzichte van eerdere prognoses. Mede door de grotere betekenis van openbaar vervoer en fiets in het beleid, is er ruimtelijk gezien - naast de grootschalige realisatie van ondergronds parkeren in het centrum - weinig tot geen behoefte aan uitbreiding van specifieke (auto-)wegvoorzieningen. Deels wordt zelfs gedacht aan het afwaarderen van autowegen waardoor een betere verkeerskundige en ruimtelijke kwaliteit wordt bereikt. Binnen de zogenaamde centrumruit willen wij het autoverkeer richting het centrum zoveel mogelijk ontmoedigen.

Parkeernota

Naast het GVVP is in 2010 de Parkeernota vastgesteld. Hierin zijn de uitgangspunten van het parkeerbeleid en de parkeernormen opgenomen. In het centrum van Emmen is het parkeren voornamelijk ondergronds, in twee bouwlagen. Daarnaast zijn er grote parkeerterreinen ten noord- en zuidwesten van het centrum. Voor toekomstige (nieuwbouw)ontwikkelingen zijn parkeernormen vastgesteld conform de landelijke richtlijnen van het CROW. Verder wordt uitgegaan dat initiatiefnemers en ontwikkelaars zelf voor voldoende parkeerruimte zorgen. Als dit niet kan, kan eventueel teruggevallen worden op parkeren in de openbare ruimte, waarvoor aan de gemeente een afkoopsom wordt betaald.

Eindbeeld N391/Rondweg Emmen

In de Drenthe/Groninger studie "Eindbeeld N391/Rondweg Emmen" worden de toekomstige functie en vormgeving van de Rondweg onder de loep genomen. Deze studie komt tot de slotsom dat de weg op termijn als volwaardige stroomweg zal moeten worden ingericht. Dit betekent een autoweg met ongelijkvloerse kruisingen en vloeiende aansluitingen. Het opwaarderen van de Rondweg zal ter tevens toe moeten leiden dat het aantal aansluitingen op deze verbinding wordt beperkt. Door het ongelijkvloers aanleggen van de kruising Statenweg en het afwaarderen van de aansluiting van de St. Gerardusstraat (alleen rechtsaf), wordt onderzocht wat met de aansluiting Meerdijk zal gebeuren. Door de jaren heen is al diverse malen gesproken over afsluiting.

2.1.4 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand". Een zogenaamde Welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandcriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 16 december 2010 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.
Het bestemmingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving. Het nieuwe welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden geldt de zogenaamde basis welstand. Alleen voor gevels die te zien zijn vanaf de openbare weg of het openbaar gebied is een welstandstoets nodig. Voor winkelcentra, het centrum van Emmen, monumenten, bijzondere gebouwen en locaties geldt uitgebreide welstand. Dit wil zeggen dat alle zijden van het gebouw moeten voldoen aan de welstandseisen.

Als onderdeel van de welstandsnota is het beeldkwaliteitsplan voor het businesspark Meerdijk vastgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan blijft van kracht is opgenomen in bijlage van deze toelichting.

2.1.5 Sportbeleid

In 2011 is door de raad "Wat Emmen beweegt" vastgesteld. In deze kadernota met ondertitel "2011-2015, Emmen op weg naar de Olympische gedachte" is aangegeven dat sport van belang is voor de gezondheid en voor het welbevinden van mensen. Daarom zijn diverse evenementen gepland en de diverse sportverenigingen gefaciliteerd. Daarnaast blijft de gemeente zich uiteraard inzetten voor het beheer, onderhoud en monitoren van sport- en spelaccommodaties. Eventuele nieuwe sport- en spelvoorzieningen kunnen alleen worden gerealiseerd als verouderde accommodaties kunnen worden afgestoten. Momenteel worden de mogelijkheden onderzocht om een nieuw overdekt zwembad te realiseren op het sportpark Meerdijk.

De gemeente Emmen heeft het eigendom en beheer onder zich van het overgrote deel van de sportvoorzieningen. Hieronder vallen sporthallen, sportparken, gymzalen, overdekte zwembaden, multifunctionele sportvelden en sport- en spelvoorzieningen. De gemeente is eigenaar van meer dan 60 voorzieningen en vele speeltuinen en speeltoestellen in alle wijken en dorpen. Hierbij is Sportpark ‘De Meerdijk’, waar tientallen verenigingen zijn ondergebracht, als één van de belangrijkste voorzieningen aangemerkt.

Momenteel wordt gewerkt aan een nieuwe kadernota voor sport.

Eveneens ligt er de gemeentelijke opdracht om het overdekte zwembad Aquarena naar een locatie binnen het plangebied te verhuizen. Gelijktijdig met de voorbereidingen is een aanbestedingstraject opgestart.

2.1.6 Evenementenbeleid

Ten tijde van het ontwerpbestemmingsplan is er gemeentelijk evenementenbeleid in voorbereiding.

2.2 Regionaal beleid

De gemeenten Coevorden, Emmen, Hardenberg en Hoogeveen vormen de Vierkant voor Werk-regio. Zij zijn verbonden door grote overeenkomsten in aanwezige industrie, de daarmee samenhangende technische en logistieke bedrijvigheid en het daarop gerichte onderwijs. Vierkant voor werk wordt gekenmerkt door specialistische, innovatieve en hoogwaardige maakindustrie. HTSM, chemie, olie & gas en logistiek zijn sterke sectoren in de regio.

Op 1 juli 2016 verscheen het strategisch economisch actieprogramma “Voor een sterke en innovatieve regio Vierkant voor Werk” van de commissie Vollebregt – Alberda van Ekenstein, gericht op structuurversterking van de regionale economie. Minister Kamp van EZ heeft het rapport op 7 juli 2016 in ontvangst genomen en samen met de provincie Drenthe en de vier gemeenten zijn steun aan het programma uitgesproken. Partijen ondertekenden daartoe een samenwerkingsovereenkomst.

Spil in Vierkant voor Werk is de triple helix: structurele samenwerking tussen overheid, ondernemers en kennisinstellingen om sámen het programma te realiseren. De Program Board Vierkant voor Werk is op 26 oktober 2016 opgericht, waarmee een belangrijke stap is gezet om het programma te realiseren. De werkwijze en doelen van Vierkant voor Werk zijn vastgelegd in het “Uitvoeringsplan Vierkant voor Werk 2017-2021”.

De visie van Vierkant voor Werk is dat de regio in 2030 één van de industriële hotspots is in Nederland en aangehaakt is op en ingebed in een economisch krachtig Noord- en Oost-Nederland. De Vierkant voor Werk regio moet in 2030 bekend staan om:

  • Specialistische en hoogwaardige (maak)industrie (vooral HTSM toepassingen: mechatronica, olie & gas, chemie/biobased, logistiek)
  • Internationale uitstraling
  • Hoogwaardig toegepaste kennis en vakmanschap
  • Aansprekende woon- en leefomgeving

De regionale afstemming heeft in het voorjaar van 2017 plaatsgevonden op basis van de behoeftenraming opgesteld door bureau Louter. Uit deze analyse blijkt dat bij de Vierkant voor Werk-gemeenten vraag en aanbod van bedrijventerreinen grotendeels in evenwicht is. Voor wat betreft de bestaande bedrijventerreinen is nader overleg niet noodzakelijk.

2.3 Provinciaal beleid

2.3.1 Omgevingsvisie Drenthe

Provinciale Staten hebben op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De visie is inwerking getreden op 20 augustus 2014.De Omgevingsvisie Drenthe is voor Drenthe een centraal visiedocument. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. In de visie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen:

  • de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro);
  • het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer (Wm);
  • het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  • het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.

De Omgevingsvisie is hét kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. De missie van de provincie is het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is. De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang ligt in het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten.Omdat niet alle kernkwaliteiten goed te duiden zijn in het fysiek-ruimtelijk domein zijn deze vertaald naar indicatoren.

Kernkwaliteiten   Indicatoren  
Rust Stilte   Duisternis  
Ruimte   Openheid van het landschap  
Natuur   Biodiversiteit  
Landschap   Diversiteit
Gaafheid van landschappen  
Oorspronkelijkheid   Cultuurhistorische waarden
Archeologische waarden
Aardkundige waarden  
Veiligheid   Sociale veiligheid
Externe veiligheid
Verkeersveiligheid  
Noaberschap, Menselijke maat,
Kleinschaligheid (Drentse schaal)  
Leefbaarheid
Passend bij Drenthe  

Met een deel van de kernkwaliteiten heeft de provincie speciale ambities. Inzet is de kernkwaliteiten te behouden en waar mogelijk te ontwikkelen.Naast de kernkwaliteiten van Drenthe is er de dynamiek van de bedrijvigheid. In het bijzonder wanneer sprake is van ontwikkelingen met positieve aspecten voor de werkgelegenheid en de vestiging van bedrijven. Deze aspecten vormen daarom de kernwaarde bedrijvigheid. Aspecten van de kernwaarde bedrijvigheid zijn vooral terug te vinden in het sociaaleconomische systeem en in het landbouwsysteem, maar ook bij natuur als het om de vrijetijdseconomie gaat. Kernkwaliteiten en kernwaarde wegen als uitgangspunt even zwaar.


Ontwikkelingen die positief zijn voor de werkgelegenheid en behoud / vestiging van bedrijven en instellingen achten wij voor Drenthe van bijzonder belang. Daarom benoemen we bedrijvigheid als een kernwaarde. Daarbij gaat het zowel om bedrijvigheid in de dorpen, de steden en op bedrijventerreinen als om bedrijvigheid in de landbouw, in de vrijetijdssector en gekoppeld aan natuur(beleving). Voor de provincie is bedrijvigheid een kernwaarde. Het invulling geven aan deze kernwaarde is ook een gezamenlijke opgave van gemeenten en vooral ook van initiatiefnemers.

Ons economisch beleid is verwoord in het Kader voor Economische Investeringen (KEI) en daarnaast in andere beleidsdocumenten zoals de AgroAgenda en het Innovatieprogramma Veenkoloniën. De centrale inzet hierbij is het scheppen en behouden van werkgelegenheid, door het ontwikkelen van een duurzame en robuuste economische structuur van Drenthe. Het KEI richt zich op vijf thema’s:
1. Versterken regionale innovatiekracht;
2. Optimale aansluiting bedrijfsleven, kennis, onderwijs en arbeidsmarkt;
3. Optimaliseren vestigingsklimaat;
4. Vergroten economische rendement in de vrijetijdseconomie;
5. Versterken van de agribusiness.

2.3.2 Provinciale omgevingsverordening

In de Provinciale Omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie (deels) door naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De provincie is verplicht vanuit de AMVB Ruimte een verordening voor erin opgesomde thema's te hanteren. De AMVB Ruimte bevat geen nieuw rijksbeleid, het is een 'beleidsneutrale' vertaling van de Nota Ruimte. Naast de vertaling van het rijks belang beschrijft de POV de provinciale belangen waarover de provincie duidelijkheid wil geven en of wil verankeren in op gemeentelijk niveau, middels overleg of anderszins.
De ruimtelijke kwaliteit van Drenthe wordt in de verordening op drie manieren gefundeerd: kernkwaliteiten, SER ladder en milieu- en leefomgeving. Elk van de drie elementen is terug te vinden in de bepalingen van de verordening. Waarbij deze elementen een rol spelen voor het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit (Bruisend Drenthe). Gemeenten zullen binnen de kaders van de Omgevingsvisie de kernkwaliteiten ook moeten uitwerken naar hun ruimtelijke plannen. Ze zijn daarbij gebonden aan de kaders van het provinciaal beleid welke is neergelegd in de Omgevingsvisie en uitwerkingen zoals het Cultuurhistorisch Kompas en de beleidsnota Aardkundige waarden.Bij het opstellen van de cultuurhistorische hoofdstructuur beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas is gezocht naar een samenhangende relatie van elementen, structuren en gebieden. Aan de hand van deze structuren is de provincie opgedeeld in 10 deelgebieden. Emmen behoord tot deelgebied Emmen en haar Venen. De ambities behorende bij dit deelgebied richten zich op het behouden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp en es, waarbij de esdorpen en essen als een keten op de Hondsrug liggen, afgewisseld met scherp begrensde boswachterijen. Het benadrukken van het lineair patroon van hunebedden, grafheuvels en andere zichtbare en onzichtbare prehistorische relicten die samenhangen met de prehistorische route over de Hondsrug. Het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. De belangrijkste opgave voor de Hondsrug is het ontwikkelen van een integraal gebiedsperspectief om de aantrekkelijkheid van het gebied als woon- en werkplek en toeristische trekker te waarborgen voor de toekomst.

In de Omgevingsvisie Drenthe ligt ten behoeve van bedrijvigheid veel nadruk op de betekenis van bedrijvigheid voor de provincie Drenthe. Het is een kernwaarde, die even zwaar weegt als de bovengenoemde kernkwaliteiten. Van provinciewege wordt ingezet op een dynamische, vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie. Een robuust sociaaleconomisch systeem is het doel waarbij het onderscheid stedelijke en groene omgeving centraal staat.

Qua regulering van de bedrijfsmatige activiteiten zal de provincie zich terughoudend opstellen. De regels verankeren primair de afstemming tussen gemeenten over de regionale werklocatievisie. Het is denkbaar dat gemeenten onderling niet tot een vergelijk komen over afstemming van de visie. In dat geval zal de provincie met de desbetreffende gemeente overeenstemming moeten bereiken. Voor het handelen van Gedeputeerde Staten is het 'Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020' verder uitgangspunt.

De provincie gaat er van uit dat gemeenten in ruimtelijke plannen de VNG uitgave 'Handreiking Bedrijven en Milieuzonering' toepassen. Dat betekent overigens óók dat waar een bedrijf volgens die uitgave in een bepaalde categorie valt, doch de gemeente kan onderbouwen dat die feitelijk in een lagere categorie thuishoort, de gemeente van die lagere categorie mag uitgaan. De uitgave voorziet daarin. De in de bijlage van de regels opgenomen Staat van Inrichtingen sluit hierop aan.

2.4 Rijksbeleid

2.4.1 Ruimtelijk beleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Voor Emmen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

2.5 Conclusie

De conclusie van de in dit bestemmingsplan Emmen, Meerdijk beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct door werkt in het plangebied. Hierdoor is het bestemmingsplan in niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid geeft aan dat er afstemming dient te zijn bij (nieuwe) regionale bedrijventerreinen. Dit is tot uitvoering gebracht via "vierkant voor werk". Omdat sprake is van een bestaand bedrijventerrein is er niet verder op ingegaan. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan eveneens geconcludeerd worden dat het passend is in het provinciaal beleid.Wat betreft het gemeentelijk beleid kan gesteld worden dat het plan passend is in het diverse gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie en monumenten

3.1.1 Algemeen

De gemeente Emmen heeft archeologie beleid vastgesteld, d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologie beleid en waar de beleidskeuzes zijn gemaakt. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie" in het bestemmingsplan. Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan.

3.1.2 Archeologische waarden in het plangebied

Het plangebied Emmen, Meerdijk is volgens de beleidskaart gelegen in een gebied met archeologische waarde 3 en 4, figuur 3.1 is uitsnede uit de beleidskaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2016001-B701_0003.png"

figuur 3.1: Uitsnede archeologische beleidskaart, plangebied gelegen in waarde - archeologie 3 (donkerbruin) en waarde-archeologie 4 (beige)

Deze waarde houdt het volgende in:

Gebieden gecategoriseerd als waarde-3 en waarde- 4 zijn gebieden waar op basis van de geologische en bodemkundige opbouw, landschappelijke kenmerken en reeds aangetroffen archeologische resten een (middel)hoge kans op het aantreffen van (intacte) archeologische vindplaatsen bestaat. Deze zones worden gekenmerkt door een - al dan niet verscholen onder het huidige maaiveld - redelijk gaaf landschap met dekzandruggen en dekzandkoppen. Delen van dit landschap kunnen bovendien zijn afgedekt door esdekken. Van concrete vindplaatsen is hier echter vooralsnog geen sprake. In hoofdzaak geldt een grote trefkans op nederzettingen, grafvelden, losse boerderijen, wegen, dijken, linies, kleine jachtkampen en losse vondsten uit alle perioden
Waarde - Archeologie 3 heeft specifiek betrekking op essen. Voor terreinen binnen Waarde - archeologie 3 is algemeen aanvaard dat een minimumoppervlak voor bodemverstoringen geldt van 1000 m2 en een bouwvoordiepte van 30 cm (30 cm +10 cm principe). De diepte van deze vrijstelling volgt de lijn van de overeenkomst tussen LTO en de provincie. De Waarde - Archeologie 3 is apart opgenomen omdat dit terreinen zijn waar naast genoemde bepalingen een drainageverbod geldt. Hiervoor is gekozen vanwege de aanwezigheid van essen/plaggendekken, zoals aangegeven op de bodemkaart.

Voor gebieden aangeduid met Waarde - archeologie 4 is algemeen aanvaard dat een minimumoppervlak voor bodemverstoringen geldt van 1000 m2 en een bouwvoordiepte van 30 cm (30 cm +10 cm principe). De Waarde - Archeologie 4 is apart opgenomen omdat dit terreinen zijn waar naast bovenstaande bepalingen geen drainageverbod geldt.

Binnen het plangebied liggen geen (beschermde) archeologisch monumenten. Ook ligt 50 meter buiten het plangebied zijn geen archeologisch monumenten aanwezig.

3.1.2.1 Archeologische geschiedenis en -onderzoek

Omdat er bij het vorige bestemmingsplan al een verkennend archeologisch onderzoek is uitgevoerd, is een groot deel van het plangebied inmiddels vrijgegeven. Het betreft het noordelijk gelegen sportpark en de locatie van voorheen de hondenrenbaan. In 2005 is een verkennend en een aanvullend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van de informatie uit de proefsleuven is dit deel vrijgegeven.

Het is bekend dat het Centraal Archeologisch Archief in haar dossiers een waarneming van een prehistorisch akkercomplex, een zogenaamd Celtic Field (CAA nr. 1199) heeft. Echter, op basis van de voornoemde onderzoeken, inclusief proefsleuven, en het feit dat het gehele plangebied bouwrijp is gemaakt, wordt afgezien van een dubbelbestemming. Na landbouw, zijn er sportvelden geweest en nu, sinds 10 jaar een bedrijventerrein. Het hele gebied is tot circa 80 cm geroerde grond. Het is niet noodzakelijk om bij elke aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen een archeologisch verkennend onderzoek te vragen, omdat het geheel bouwrijp is gemaakt.

3.1.2.2 Conclusie

Omdat alle gronden bouwrijp zijn gemaakt, is het niet noodzakelijk om bij elke omgevingsvergunning voor bouwen een archeologisch onderzoek te laten uitvoeren. Gelet op de geschiedenis, zijn er geen dubbelbestemmingen opgenomen op de verbeelding en de regels.

3.2 Ecologie

De Wnb (Wet Natuurbescherming) is op 1 januari 2017 in werking getreden en betreft zowel soortenbescherming als bescherming van (Europese) natuurgebieden. In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor provincie Drenthe uitgewerkt in de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening.


Wanneer er toch plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is daarvoor zelf verantwoordelijk.
Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden nadat verlening van een vergunning.

3.3 Externe veiligheid

Rijksoverheid stelt risiconormen op het gebied van veiligheid aan inrichtingen, ter bescherming van de omgeving. Naast de wet- en regelgeving mogen gemeenten invulling geven aan een eigen veiligheidsvisie. In de Beleidsnota externe veiligheid gemeente Emmen (april 2013) geeft de gemeente Emmen invulling aan deze beleidsruimte. In de gemeentelijke beleidsnota Externe Veiligheid zijn de ruimtelijke uitgangspunten van de structuurvisie verder uitgewerkt.
In de Beleidsnota externe veiligheid heeft de gemeente Emmen gekozen voor een gebiedsgerichte benadering voor de vestiging van risicovolle activiteiten. Tevens is in het beleid een afwegingskader bij concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten om de kwetsbaarheid van een object of activiteit die niet rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Bevi valt bepaald te beoordelen. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met deze nota externe veiligheid.

Vanuit de Veiligheidsregio Drenthe en RUD Drenthe is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van de gebouwen in en rondom het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Meerdijk. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.

3.3.1 Fysieke veiligheidssituatie
3.3.1.1 Risicobronnen binnen het plangebied

Het plangebied is geïnventariseerd op de aanwezigheid van zogenoemde Bevi-bedrijven (vergunde situatie en feitelijke situatie). Binnen het plangebied Emmen, Meerdijk zijn de volgende risicobronnen evenals de bronnen die invloed (kunnen) hebben op het plangebied geïnventariseerd:

Soort   Risicobron   Adres   Wet- en regelgeving  
Inrichting   LPG-tankstation   Rondweg   Bevi (Besluit LPG)  
Buisleidingen   Nederlandse Gasunie NV   Rondweg   Bevb  
Overig   Te verwachten zwembad   Stadionplein   Activiteitenbesluit  

Van deze risicobronnen in het plangebied moeten de volgende bronnen wettelijk beoordeeld worden: Het LPG-tankstation en hogedrukaardgastransportleiding. De wijze waarop en hoe ver de verantwoording gaat is per regeling verschillend.

3.3.1.2 Risicobronnen buiten het plangebied

Buiten het plangebied zijn op enige afstand bevi-bedrijven gesitueerd. Het invloedsgebied van de bedrijven is, zover bekend, volgens de professionele risicokaart en afstanden genoemd in het REVI, niet gelegen over het plangebied.

3.3.2 Plaatsgebonden risico
3.3.2.1 LPG- tankstations

Bestemmingsplannen die worden geactualiseerd moeten worden beoordeeld als zijnde een nieuwe situatie. Dit houdt volgens de nu geldende regelgeving in dat voor LPG-tankstations de afstanden voor het plaatsgebonden risico gelden zoals genoemd in de Circulaire LPG (zoals vastgesteld 1 juli 2016).

Binnen het plangebied ligt een groot deel van de veiligheidszone van 35 meter (vulpunt) van het LPG-tankstation langs de Rondweg. De afstanden voor de afleverzuil en reservoir (15 m en 25 m) overlappen deels deze risicocontour.

Uit toetsing is gebleken dat voldaan wordt aan de richt/grenswaarde voor het plaatsgebonden risico. De risicoafstanden liggen op gronden die in het bestemmingsplan zijn aangewezen als verkeer en groen en maximaal beperkt kwetsbare objecten. Er worden geen (zeer) kwetsbare objecten toegelaten. Hiermee wordt voldaan aan de afstanden van het Bevi.

Omdat het om een veiligheidszone gaat, is deze niet opgenomen op de verbeelding.

3.3.2.2 Buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn de normen voor externe veiligheid in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vastgelegd. De regels voor buisleidingen zijn op basis van het Bevb uitgewerkt in de Ministeriële regeling externe veiligheid buisleidingen. Ook het Bevb is op nagenoeg dezelfde wijze opgesteld als het Bevi. Het Bevb stelt verplicht om bij onder andere het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met de externe veiligheidsaspecten.Volgens het besluit externe veiligheid buisleidingen zijn gemeenten verplicht om bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het plaatsgebonden risico (PR) van de buisleiding wordt bepaald door het product dat via de buisleiding wordt getransporteerd, de druk van de leiding, de diameter alsmede de diepteligging van de leiding en eventuele maatregelen die aan de buisleiding zijn getroffen. Er worden alleen externe veiligheidsafstanden vastgesteld voor hogedruk aardgasleidingen. Voor leidingen met een ontwerpdruk lager dan 16 bar is geen externe veiligheidsbeleid van kracht. Binnen het plangebied voert de hogedrukaardgastransportleiding door het westelijk deel van het plangebied, evenwijdig aan de Rondweg. Deze buisleiding (N-522-63) is (219,1 mm- 40 bar) van de Gasunie.

Uit de risicoberekening met het programma Carola blijkt dat de ondergrondse buisleidingen binnen het plangebied geen PR10-6 contour hebben. Het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen levert geen knelpunten op voor het plaatsgebonden risico (zie bijlage 3 het advies van de RUD Drenthe).

Maatregelen:
In elk bestemmingsplan dient ruimte gereserveerd te worden voor onderhoud aan de leiding door een belemmeringenstrook strook op te nemen van minimaal 4 meter aan weerszijden van de leiding met een bouwverbod en een aanlegvergunningenstelsel. Conform het gestelde in het Besluit externe veiligheid buisleidingen is in de regels en de verbeelding rekening gehouden met de belemmerende strook van minimaal 4 meter aan weerszijden van de leiding. In het bestemmingsplan is dit op de verbeelding met een dubbelbestemming Leiding - Gas opgenomen.

3.3.3 Groepsrisico

Bij het vaststellen van het bestemmingsplan geeft de externe veiligheid regelgeving de verplichting om het groepsrisico te verantwoorden. De herziening van het bestemmingsplan Emmen, Meerdijk is een conserverend bestemmingsplan. Het plangebied bevat verschillende risicobronnen. Deze risicobronnen zijn: LPG-tankstation en de buisleiding van Nederlandse Gasunie NV en een mogelijk toekomstig zwembad.
Van deze risicobronnen in het plangebied moeten het LPG-tankstation en de buisleiding wettelijk beoordeeld worden. De wijze waarop en hoe ver de verantwoording gaat is per regeling verschillend. In dit geval zijn de risicobronnen in het bestemmingsplan getoetst aan de eisen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen, het Besluit externe veiligheid buisleidingen en het Besluit externe veiligheid transportroutes.

Ten behoeve van de beoordeling van het aspect externe veiligheid voor dit bestemmingsplan heeft de RUD Drenthe een veiligheidsstudie uitgevoerd. Het onderzoek is als bijlage 3 het advies van de RUD Drenthe bij het bestemmingsplan Emmen, Meerdijk opgenomen. Dit onderzoek bestaat uit de volgende onderdelen:

1. Inventarisatie van de risicobronnen in en nabij het plangebied;
2. Analyse van de invloed van risicobronnen op de veiligheid;
3. Toetsing van de veiligheidssituatie aan de geldende veiligheidsnormen;
4. Uitvoering van een kwantitatieve risicoanalyse;
5. Beoordeling van de noodzaak voor een verantwoording van het groepsrisico.

Op grond van artikel 13, derde lid van het Bevi en artikel 12, tweede lid van het Bevb, dient voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan advies te worden gevraagd aan de Veiligheidsregio Drenthe (VRD). Dit advies is als bijlage 4 bij het bestemmingsplan Emmen, Meerdijk opgenomen.

De VRD adviseert over de zelfredzaamheid en de mogelijkheid voor de bestrijding van een ramp alsmede over de bereikbaarheid van het gebied waar zich een ramp kan voordoen. Bij de verantwoordingsplicht gaat het om de vraag in hoeverre risico's, als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling, nog acceptabel zijn. Daarbij moet worden afgewogen, welke veiligheidsverhogende maatregelen moeten of kunnen worden toegepast. Met de verantwoordingsplicht worden betrokken partijen gedwongen om een goede ruimtelijke afweging te maken waarin de veiligheid voor de maatschappij als geheel voldoende gewaarborgd wordt. Op deze manier wordt beoogd een situatie te creëren, waarbij zoveel mogelijk de risico's zijn afgewogen en geanticipeerd is op de mogelijke gevolgen van een incident. Deze afweging is kwalitatief van aard en richt zich op aspecten als de mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een mogelijke calamiteit en de mate van zelfredzaamheid van de bevolking.

3.3.3.1 Verantwoording groepsrisico LPG

Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico van de LPG tankstations, paragraaf 3.3.2.1, dient het groepsrisico te worden verantwoord. Conform het Bevi dient in verband met de vaststelling van het bestemmingsplan invulling te worden gegeven aan de verantwoordingsplicht van het groepsrisico (GR). Conform de Circulaire LPG dient met betrekking tot LPG-tankstations naast het plaatsgebonden risico tevens rekening te worden gehouden met een effectzone of wel brandaandachtsgebied en een explosiegebied. Voor (beperkt) kwetsbare objecten, die geen zeer kwetsbare objecten zijn, moet rekening worden houden met een effectzone van 60 meter (brand). Voor de zeer kwetsbare objecten moet rekening worden gehouden met een effectzone van 160 meter (explosie) vanaf het LPG-vulpunt.

Het juridische invloedsgebied van het LPG-tankstation bedraagt op grond van het Revi 150 meter van het LPG-vulpunt en -reservoir. Het invloedsgebied ligt circa voor bijna 50% binnen het plangebied.Voor een gedeelte liggen het brandaandachtsgebied en het explosieaandachtsgebied binnen het plangebied. Binnen deze invloedsgebieden van het LPG-tankstations zijn geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voorzien. Het LPG-tankstation is in werking onder een actuele omgevingsvergunning. In de omgevingsvergunning is de doorzet van LPG gelimiteerd tot 1000 m3 per jaar. Dit is een maatregel waarmee het plaatsgebonden risico wordt beperkt, maar ook het groepsrisico verlaagt hierdoor.

Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Binnen de aandachtsgebieden van het LPG-tankstation, zoals deze zijn verwoord in de Circulaire LPG, worden geen nieuwe ontwikkelingen vastgelegd. Het gaat om de Rondweg zelf en de voetbalvereniging aan de Sint Gerardusstraat. Vanwege het conserverende karakter verandert het groepsrisico niet en neemt het groepsrisico binnen de invloedsgebieden van de risicobronnen niet toe.Omdat het bestemmingsplan geen nadelige invloed heeft op het groepsrisico is een onderzoek naar maatregelen die leiden tot een lager groepsrisico niet noodzakelijk.

3.3.3.2 Aanvaarding groepsrisico LPG tankstation

De oriëntatiewaarden voor het plaatsgebonden risico van het tankstation aan de Rondweg wordt in deze situatie niet overschreden. Een maatregel om het aantal personen binnen het invloedsgebied van de LPG tankstation te verkleinen is geen reële optie vanwege het ontbreken van de noodzaak hiervoor. Het betreft hier een bestaande situatie die volgens het Bevi gemotiveerd is toegestaan. De situatie ten aanzien van het LPG-tankstation is aanvaardbaar.

3.3.3.3 Verantwoordingsplicht groepsrisico buisleiding

Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico, paragraaf 3.3.2.2 Buisleidingen, dient op basis van het Bevb het groepsrisico van de buisleiding in de toelichting van het bestemmingsplan te worden verantwoord. Van de hogedrukaardgastransportleiding is een groepsrisico berekend. Het groepsrisico is erg laag en ligt ver beneden de oriëntatiewaarde. Het aantal slachtoffers neemt niet toe, want er zijn geen nieuwe ontwikkeling binnen het invloedsgebied van de buisleidingen. Op basis hiervan kan heeft de VRD aangegeven geen aanvullingen te hebben op haar eerste advies op het bestemmingsplan t.a.v. de verantwoordingsplicht van het groepsrisico.

Maatregelen ter beperking van het groepsrisico:
In dit geval geldt voor de verdere invulling van het plan dat vluchtroutes zodanig gesitueerd dienen te worden, zodat bij een calamiteit de vluchtroute van de risicobron af gesitueerd is. Ook hier geldt dat voorkomen moet worden dat vluchtroutes samenvallen met de toegangswegen voor hulpdiensten.

3.3.3.4 Aanvaarding groepsrisico buisleidingen

Gelet op het berekende groepsrisico, welke ver beneden de oriëntatiewaarde ligt en het conserverende karakter van het bestemmingsplan is het risico ten aanzien van de buisleidingen aanvaardbaar. Mits bij eventuele verdere ontwikkeling van het plan vluchtroutes zodanig gesitueerd dienen worden dat bij een calamiteit de vluchtroute van de risicobron af gesitueerd is en voorkomen wordt dat vluchtroutes samenvallen met de toegangswegen voor hulpdiensten. En er geen nieuwe ontwikkelingen binnen de risicoafstanden in dit plangebied toegestaan worden.

Mochten onvoorziene ontwikkelingen in dit plangebied en binnen de risicoafstanden van de buisleidingen plaatsvinden, dient een afzonderlijke verantwoording van het groepsrisico te worden opgsteld.

3.3.4 Aanvaarding groepsrisco conclusie

De herziening van het bestemmingsplan Emmen, Meerdijk is een conserverend bestemmingsplan. Het plangebied bevat verschillende risicobronnen waarvan het LPG-tankstation en de hogedruk aardgastransportleiding wettelijk verplicht zijn om te beoordelen.

Op het toekomstige zwembad is niet nader ingegaan, omdat het uitsluitend het activiteitenbesluit betreft. Uit het ontwerp blijkt dat zout-elektrolyse zal worden toegepast. Zwavelzuur zal nog wel in kleine hoeveelheden moeten worden toegepast. Voor de opslag van zwavelzuur en andere stoffen geen risico is voor de omgeving daar er geen gassen vrijkomen. De hoeveelheid opslag zal beperkt blijven tot circa 200-250 liter. Chloorbleekloog zal niet worden toegepast.

Overigens wordt opgemerkt dat het zwembad buiten het invloedsgebied van de risicobronnen ligt en daarmee geen invloed heeft op het groepsrisico heeft.

Gelet op het onderzoek van de RUD Drenthe in het advies van de Veligheidsregio Drenthe kan het volgende worden geconcludeerd:

Het bestemmingsplan Emmen, Meerdijk leidt niet tot een verandering of toename van het groepsrisico. Vanwege het conserverende karakter verandert het groepsrisico niet en neemt het groepsrisico binnen de invloedsgebieden, en het toekomstige brandaandachtsgebied en explosieaandachtsgebied,) van de risicobronnen niet toe. Daarbij kan geconcludeerd worden dat de hulpdiensten voldoende zijn toegerust om veilig en voldoende handelend op te treden, wat niets zegt over de ernst van het mogelijke effect tot slachtoffers

Door de aanwezigheid van diverse risicobronnen, is er een bepaald externe veiligheidsrisico aanwezig. Deze risico's zijn bij de gemeente en bij de hulpdiensten (brandweer) bekend en kunnen bestuurlijk door de gemeente als bevoegd gezag aanvaardbaar worden geacht.

3.4 Milieu

3.4.1 M.e.r.

In het kader van het opstellen van het vorige bestemmingsplan is in maart 2006 door Oranjewoud een MER-beoordelingsnotitie opgesteld. De conclusie luidde destijds dat er geen sprake is bijzondere feiten en omstandigheden die de opstelling van een MER rechtvaardigen. Ook is er geen sprake van negatieve samenhang met projecten elders. In 2006 heeft college dan ook besloten om geen milieueffectrapport op te stellen. Of voor activiteiten onder mer-plicht valt, wordt geregeld in het Besluit milieueffectrapportage.

Het besluit Milieueffectrapportage bepaalt of er voor een activiteit een milieu effectrapportage moet worden opgesteld. In 2006 is op basis van de D-lijst een MER-beoordelingsnotitie opgesteld (aanleg van een toeristische voorziening van meer dan 25 ha). Sindsdien is het besluit Milieueffectrapportage diverse malen gewijzigd. Op basis van het huidige MER-besluit is van toepassing D 11 2 (aanleg en/of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. ). In die gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

  • 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • 2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
  • 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Het voorliggende bestemmingsplan voldoet niet aan deze criteria. Op basis van deze D-lijst is een MER-beoordeling dus niet noodzakelijk. Het nu voorliggende bestemmingsplan is in hoofdzaak een actualisatie van het bestemmingsplan zoals dat in 2006 is vastgesteld en waarvoor destijds een MER-beoordeling is uitgevoerd. Het plangebied wordt niet vergroot, ook is niet voorzien in de uitbreiding van de horeca- of bedrijfsactiviteiten. Er kan dan ook geconcludeerd worden dat er belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn uitgesloten. Het uitvoeren van een MER of MER-beoordeling levert geen meerwaarde op ten opzichte van de reeds uitgevoerde (aanvullende) onderzoeken voor het voorliggende bestemmingsplan.

3.4.2 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt de bedrijvigheid in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is in het plangebied een inventarisatie geweest van de aanwezige bedrijven en de Staat van Inrichtingen van de oude bestemmingsplannen over de bedrijfsactiviteiten die toelaatbaar zijn in het plangebied nagekeken. Op dit moment bestaan de bedrijfsactiviteiten voornamelijk uit wonen-werken, zakelijke dienstverlening, lichte industrie en sportgerelateerde bedrijven. De meeste bedrijven vallen in categorie 1 en 2 volgens de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering. In het westelijke deel van het plangebied zijn bedrijven mogelijk met de milieucategorie 3.1. Momenteel zijn er nog geen bedrijven in deze milieucategorie gevestigd. De in de Staat van Inrichting voorkomende categorie 3.1 - bedrijven zijn in de bestaande situatie aanvaardbaar, mits op voldoende afstand van het woon-werkgedeelte en van het onderwijsgedeelte van het plangebied. Bedrijven met effecten in kader van externe veiligheid worden op basis van de Staat van Inrichtingen niet mogelijk gemaakt. Voor het bepalen welke categorieën bedrijfsactiviteiten toelaatbaar zijn is in het kader van dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (van maart 2009) en de bestaande Staat van Inrichtingen behorende bij het vorige bestemmingsplan uit 2005. Zie overigens bijlage 1 van de regels.

3.4.3 Bodem

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 5 maart 2013 de Beleidsregel Bodemkwaliteit vastgesteld.
Om de kwaliteit te waarborgen, moet grondverzet worden gemeld bij het landelijke meldpunt:. Om het verplaatsen van grond te vereenvoudigen, heeft de gemeente Emmen een aantal kaarten ontwikkeld. Deze bodemkwaliteitskaarten zijn als bijlage in de Nota Bodembeheer opgenomen. Aan de hand van deze kaarten is het mogelijk om zonder voorgaand onderzoek grond te ontgraven en toe te passen.
Partijen grond en baggerspecie die niet voldoen aan de bodemkwaliteitskaart en de Nota Bodembeheer van de gemeente Emmen mogen alleen worden toegepast als er sprake is van een nuttige toepassing. Is het werk niet 'nuttig', dan is er sprake van het zich ontdoen van afvalstoffen. Tijdelijke opslag en grootschalige toepassingen van grond en bagger zijn vormen van 'nuttig' gebruik. Tijdelijke uitname zijn werkzaamheden waarbij de grond na korte tijd weer teruggebracht wordt. Een voorbeeld is het graven van een sleuf voor kabels en leidingen. In dat geval hoeft de kwaliteit van de te ontgraven bodem niet onderzocht te worden, tenzij er sprake is van (een verdenking van) bodemverontreiniging.

Ten behoeve van het vorige bestemmingsplan is door Oranjewoud in 2005 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. In 2005 is daar tevens een aanvulling op gemaakt. Geconstateerd is dat zintuigelijk geen verdachte situaties zijn. Uit het veldwerk bleek dat er op 1 meetpunt (waar nu al een gebouw staat) op anderhalve meter diepte onbekende verharding zit. Daarnaast zijn de gemeten waarden rondom de streefwaarde. De lichte verhoging van enkele componenten heeft niet geleid tot maatregelen. Sinds 2005 is het gebied bouw- en woonrijp gemaakt. Verder hebben zich geen verdachte situaties zich voorgedaan. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen bodemonderzoek uitgevoerd.

3.4.4 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

3.4.4.1 Geluidsbronnen in en nabij het plangebied

Voor het plangebied Emmen, Meerdijk geldt dat het plangebied gelegen is binnen de van rechtswege aanwezige geluidszones van de Rondweg en het industrieterrein Bargermeer. Van spoorweglawaai is geen sprake.

Deze geluidsbronnen hebben effect op de mogelijkheden in kader van actualisatie in het plangebied van het businesspark. Ten aanzien van de actualisatie is een actualisatie van het geluidrapport opgesteld door Ingenieursbureau Spreen. Het rapport is opgenomen in bijlage 5 .

3.4.4.2 Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder is alleen van toepassing binnen de van rechtswege aanwezige zone van een weg. Conform de Wet geluidhinder heeft elke weg een zone. Conform art. 74 lid 2 Wgh zijn de onderstaande wegen hiervan uitgezonderd:

  • Wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • Wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.

De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied. De wegen in het plangebied zijn gelegen in stedelijk gebied. Hiervoor gelden de volgende zonebreedtes (conform art. 74 lid 1 Wgh)
a. in stedelijk gebied:
1. voor een weg, bestaande uit drie of meer rijstroken : 350 meter;
2. voor een weg, bestaande uit één of twee rijstroken : 200 meter.

De afstanden zoals weergegeven worden aan weerszijden van de weg gemeten vanaf de buitenste begrenzing van de buitenste rijstrook.

Bij de realisatie van het woon-werkgebied of andere geluidgevoelige bestemmingen moeten de wettelijke grenswaarden in acht worden genomen. De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai bedraagt 48 dB. Indien deze voorkeursgrenswaarde wordt overschreden moet er onderzoek worden gedaan naar mogelijke bron- en/of overdrachtsmaatregelen. Zijn maatregelen niet mogelijk dan kunnen Burgemeester en Wethouders ontheffing van de voorkeursgrenswaarde verlenen.
Indien met maatregelen niet kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB kan voor woningen in binnenstedelijk gebied een hogere waarde worden vastgesteld van ten hoogste 63 dB.

De gemeente dient het vaststellen van de hogere waarde met eigen argumenten te motiveren en de vastgestelde hogere waardes zo snel mogelijk inschrijven in het kadaster. Ten behoeve van de opstelling van het vorige plan is geen procedure tot hogere grenswaarde gevoerd, omdat de Meerdijk zou worden afgesloten ter hoogte van de Rondweg. Tot op heden is dat echter niet gebeurd en de komende 3 jaar wordt bekeken of dit ook daadwerkelijk gaat gebeuren. Daarom is ten behoeve van dit bestemmingsplan gelijktijdig een procedure tot verzoek hogere grenswaarde doorlopen. Voor de nog onbenutte bouwmogelijkheden betreffende woon/werkkavels in het zuidwestelijke gedeelte van het te actualiseren bestemmingsplan is een hogere grenswaarde ten gevolge van wegverkeerslawaai van de Meerdijk nodig van 54 dB.

Gelet op de goede ruimtelijke onderbouwing bij ontwikkelingen moet ook langs de 30km wegen worden aangeven hoe met uitbreidingsmogelijkheden van met name geluidgevoelige ruimten als bedoeld in de Wet geluidhinder wordt omgegaan (algemene afwijking hogere waarden of alleen uitbreiden met Wro-afwijking en dan voor iedere situatie apart hogere waarde vaststellen)en of daadwerkelijk voldaan wordt aan de wettelijke geluidsnormen ongeacht wat art. 74 lid 2 Wgh hierover aangeeft. Binnen het bestemmingsplan liggen diverse 30 km/h wegen. Deze wegen hebben van rechtswege geen zone. In het kader van goede ruimtelijke ordening zijn in dit onderzoek alleen de 30 km/h wegen met een hoge verkeersintensiteit beschouwd. Gelet op het lage aantal verkeersbewegingen nu en in de toekomst op deze 30 km/h-wegen en de locaties van de te verwachten geluidsgevoelige objecten, is op dit geluidsaspect geen nader onderzoek uitgevoerd.

3.4.4.3 Industrielawaai

Het bestemmingsplan Emmen, Meerdijk ligt gedeeltelijk binnen de van rechtswege aanwezige zone van het Industrieterreinen Bargermeer. Om die reden kent een groot deel van het plangebied een gebiedsaanduiding geluidszone- industrie.

In 1989 is een zone als bedoeld in de Wet geluidhinder vastgesteld rondom het industrieterrein. Voor de woningen die in de geluidzone van het Bargermeer liggen heeft de Minister van Vrom in 1999 de maximaal toelaatbare geluidsbelastingen (MTG) vastgesteld. Het college van burgemeester en wethouders zorgt door geluidbeheer van het industrieterrein dat deze MTG's niet overschreden worden. In het bestemmingsplan zijn hierdoor de uitbreidingsmogelijkheden van de woningen zodanig geformuleerd dat de MTG's worden gerespecteerd.

Bij de realisatie van geluidsgevoelige bestemmingen binnen de zone van het industrieterrein geldt een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Indien deze voorkeursgrenswaarde wordt overschreden moet er onderzoek worden gedaan naar mogelijke bron- en/of overdrachtsmaatregelen. Zijn maatregelen niet mogelijk dan kunnen Burgemeester en Wethouders ontheffing van de voorkeursgrenswaarde verlenen.

Het plangebied Emmen, Meerdijk ligt gedeeltelijk binnen de 50 dB(A) contour van het industrieterrein Bargermeer. Voor de geplande bedrijfswoningen (geluidsgevoelige objecten) aan de Meerdijk die binnen de geluidszone vallen geldt dat er al in 2006 verzoek hogere grenswaarde is doorlopen voor een ontheffing tot 52 dB,

3.4.4.4 Cumulatie en hogere grenswaarde

Ter plaatse van het woon-werkgebied wordt zowel de voorkeursgrenswaarde van industrielawaai als van wegverkeerslawaai overschreden. Gelet op bron- en overdrachtsmaatregelen zou idealiter ter reducering van wegverkeerslawaai stiller asfalt aangebracht moeten worden. Dit scheelt 2 tot 3 dB. Hiermee komt echter het wegverkeerslawaai nog steeds boven de voorkeursgrenswaarde uit. De zone van het gezoneerd industrieterrein Bargermeer kan niet worden aangepast en redelijkerwijs kan er vanuit worden gegaan dat de het industrielawaai niet doelmatig kan worden gereduceerd. Enige reductie zou behaald kunnen worden met het aanbrengen van een geluidsscherm van 5 meter, wat stedenbouwkundig niet wenselijk wordt geacht.

Gelet op voorgestane bron- en overdrachtsmaatregelen, kan gesteld worden dat deze niet uitvoerbaar zijn. Dit houdt in dat er een verzoek tot hogere grenswaarde gevoerd dient te worden, gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure. Ten gevolge van de Rondweg en van de Meerdijk dient een hogere waarde van 54 dB en ten gevolge van industrielawaai vanaf Bargermeer een hogere waarde van 52 dB(A). Dit zijn acceptabele waarden.

Eveneens dient rekening te worden gehouden met een cumulatieve geluidsbelasting van wegverkeer en industrielawaai, dus van meerdere bronnen. De gecumuleerde geluidsbelasting bedraagt 60 dB. Dit is acceptabel.

3.4.4.5 Conclusie

Op basis van het akoestisch onderzoek, uitgevoerd door ingenieursbureau Spreen (bijlage 5) kan worden gesteld dat het plangebied binnen de zone van wegverkeerslawaai en de zone van industrielawaai ligt. Een verzoek tot hogere grenswaarde is voor wegverkeerslawaai en industrielawaai nodig. De cumulatieve geluidsbelasting is acceptabel. Wel dient in het kader van omgevingsvergunningen voor bouw onderzoek naar het binnenniveau van woningen te worden gedaan.

3.4.5 Lucht

De Wet luchtkwaliteit is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
3.4.5.1 Algemeen beeld luchtkwaliteit plangebied

Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOX en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

3.5 Waterparagraaf

Het waterbeheer in Nederland is op verschillend niveau georganiseerd. Het rijk formuleert het landelijk beleid op het gebied van het waterbeheer en maakt afspraken met andere Europese landen over grensoverschrijdende thema's.

Eind 2009 is de Waterwet in werking getreden. Door de nieuwe wetgeving kan niet alleen makkelijker worden ingespeeld op Europese waterrichtlijnen, zoals de Europese Kaderrichtlijn Water, maar ook op projecten waar de waterfuncties ook vanuit andere beleidsvelden worden beïnvloed. De nieuwe Waterwet kent formeel slechts twee waterbeheerders voor het oppervlaktewater: het Rijk voor de rijkswateren en de waterschappen voor de overige wateren. De gemeente is geen waterbeheerder, maar heeft wel waterstaatkundige taken: de hemel- en grondwaterzorgplicht.

De waterschappen hebben, naast hun beheertaak, een belangrijke rol in het beoordelen van waterhuishoudkundige initiatieven die door gemeenten en/of projectontwikkelaars worden genomen. Via de zogenaamde Watertoetsprocedure beoordelen zij de initiatieven op hun waterhuishoudkundige consequenties en verwoorden dit in het wateradvies.

Als gemeente zullen we ervoor zorgen dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, we gaan verdroging tegen en houden rekening met de eisen vanuit de wetgeving. In de volgende paragrafen wordt dit voor Emmen, Meerdijk uitgewerkt.

3.5.1 Gebiedsspecifieke kenmerken

Het plangebied ligt in overwegende mate in het gebied van waterschap Hunze en Aa's. Alleen de Rondweg ligt in het gebied van waterschap Velt en Vecht.

3.5.1.1 Grondgebruik

Het gebied rondom de Meerdijk is in gebruik als sportpark en deels als bedrijvenpark. Het gebied heeft een overwegend stedelijk karakter. De gebruiksfuncties van het gebied zijn werken, sport en de mogelijkheid tot realisatie van wogen-werken. Voor de analyse is gekeken naar de overgang tussen de wijk Angelslo en het dorp Barger-Oosterveld.

3.5.1.2 Bodemopbouw en hoogteligging

Meerdijk ligt in het overgangsgebied tussen de Hondsrug en het veenkoloniale gebied. De maaiveldhoogtes variëren weinig. De hoogste delen van het gebied hebben een maaiveldhoogte van NAP + 23,50 m, de laagste delen liggen rond NAP + 22,00 m. De grondsoort bestaat overwegend uit moerige podzolgronden (zand) en in mindere mate veengronden. Er komen gedeeltelijk slecht doorlatende lagen in het gebied voor. Er komen locaties met infiltratie voor en een deel wordt aangemerkt als intermediair.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2016001-B701_0004.png"

Figuur 3-3: De infiltratie van het plangebied

Het gemiddelde hoogste grondwaterstand komt op circa 16 + NAP.

3.5.2 Waterhuishouding
3.5.2.1 Riolering

Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied. In een gemengd rioolstelsel worden afvalwater en regenwater 'gemengd' en vervolgens gezamenlijk afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Tijdens perioden met meer neerslag kan het voorkomen dat de rioolberging geheel gevuld raakt en zal rioolwater via de riooloverstorten naar het oppervlaktewater stromen. Een gescheiden rioolstelsel houdt afvalwater en regenwater gescheiden. Afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering, regenwater wordt rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd.
Het rioolstelsel van het westelijk deel van Barger-Oosterveld is gedeeltelijk gescheiden riolering en gedeeltelijk een persriool. Het afvalwater wordt verpompt naar het hoofdgebied (centrum oost) en vervolgens onder vrij verval via het zogenaamde transportriool richting waterzuivering afgevoerd. Tijdens hevige neerslag zal het neerslagoverschot via twee overstorten lozen op de hoofdwatergangen van het waterschap. Het rioolstelsel voldoet aan de eisen. Er zijn geen hydrologische knelpunten bekend.

3.5.2.2 Waterbeheer, (grond) waterkwantiteit - en kwaliteit

Het plangebied maakt geen deel uit van een door de provincie aangewezen grondwaterbeschermingsgebied. Er zijn daarom geen beperkende eisen aan het grondgebruik gesteld.

Het gebied heeft als hoofdfunctie bedrijvigheid en sport. Voor deze functie is de drooglegging van belang. Minimaal is het nodig dat 1,20 m drooglegging aanwezig is (de drooglegging is de afstand tussen het oppervlaktewaterpeil en het bouwpeil). Bij deze drooglegging kan een goede grondwaterstand voor de functie in het gebied worden bereikt.

Het moet voorkomen worden dat er tijdens perioden van neerslag overlast, schade of gevaar ontstaat. Bij nieuwe ontwikkelingen zal dan ook goed moeten worden nagedacht over hoe er moet worden omgegaan met afvoer en berging van regenwater. Afgewogen moet worden of het verstandig is het regenwater in het eigen gebied te bergen of dat het juist beter is het water af te voeren naar een andere locatie. Afhankelijk van de locatie binnen het plangebied of functie van het gebied kan de keuze anders uitvallen. Verder is het van belang om bij de afweging te laten meewegen of het gaat om maatregelen die nodig zijn om water dat vrijkomt tijdens een kortdurende hevige hoosbui te verwerken, of dat het gaat om maatregelen om water dat vrijkomt tijdens een langdurige natte periode te verwerken.

Bij de aanleg van de voetbalvelden ten noorden van de Sint Gerardusstraat is gelijktijdig een retentiebekken en sloot aangelegd om (een deel van) het regenwater tijdelijk in het gebied te bergen, op zo'n manier dat het een robuuste, goed te onderhouden voorziening betreft.

Voorkomen moet worden dat overgegaan wordt tot de aanleg van solitaire vijvers, zeer diepe watergangen of waterpartijen met een kwetsbaar, instabiel ecosysteem. Raakt de bergingsvoorziening vol, dan moet een zodanige escape worden aangelegd dat vervolgens het water snel en doelmatig kan worden afgevoerd naar een locatie waar het geen overlast veroorzaakt. Voor het oostelijk deel van Emmen lijkt de beste mogelijkheid om te kiezen voor een systeem dat is ingericht om water, bij de kleinere regengebeurtenissen, te infiltreren in de bodem (vasthouden - bergen). Voor de zwaardere buien moet naast de infiltratiemogelijkheid een zodanige afvoermogelijkheid aanwezig zijn, dat bij dreigende overlast, overtollig water snel en efficiënt naar een bergingsmogelijkheid in de omgeving kan worden afgevoerd. De huidige situatie op Emmen, Meerdijk leidt niet tot overlast in de kern of het omliggende landbouwgebied. Vanuit dit oogpunt gezien is er geen aanleiding om ter plaatse ingrepen te doen.

3.5.3 Wateradvies waterschap

De gemeente Emmen heeft de waterschappen op 10 april 2017 ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.
Het voorontwerpbestemmingsplan is voor overleg aan het waterschap Hunze en Aa's voorgelegd. N.a.v. dit overleg heeft het waterschap het bestemmingsplan aangegeven te kunnen instemmen.

Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige structuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2016001-B701_0005.png"

Figuur 4.1: Plangebied

Het plangebied van Businesspark Meerdijk ligt aan de oostzijde van Emmen. Aan de noordzijde wordt het gebied begrensd door agrarische gronden, aan de westzijde door de Rondweg en de wijk Angelslo, aan de zuidzijde door bebouwing aan de Meerdijk en de begraafplaats en aan de oostzijde door het bedrijventerrein van Barger-Oosterveld.

4.1 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied ligt op de Hondsrug, dichtbij de overgang met het lager gelegen veengebied. De Hondsrug is ontstaan in het Saalien, de voorlaatste ijstijd. Ter plaatse van het plangebied is de Hondsrug later overstoven door denkzanden en stuifduinen. Deze zanden, met daaronder hier en daar keileemopduikingen (door het Saalien), vormen de ondergrond van het plangebied.

De bewoningsgeschiedenis van het gebied wordt weerspiegelt in de bodemkaart, te weten een loopodzolgrond met een matig dik humushoudend dek. Van oudsher wordt dit gezien als een randveenontginning. Rondom Barger-Oosterveld betreft het een relatief jonge ontginning.

Sinds de jaren 60 is in dit gebied een sportpark gevestigd. Zoals uit de toelichting blijkt, zou voor het overgrote deel sportvelden, oefenterreinen en een stadion worden gerealiseerd en het overige deel, met name in de randen speelvelden, picknickplaatsen, wandelpaden en openbaar groen gerealiseerd Rond 2002 is besloten om de voetbalvelden uit het westelijk deel naar het noorden te verplaatsen en ruimte te creëren voor een businesspark, welke hoogwaardige uitstraling heeft en naast bedrijvigheid en dienstverlening ruimte biedt aan onderwijs en sportgerelateerde voorzieningen.

4.2 Stedenbouwkundige hoofdstructuur

Bebouwingsstructuur

Businesspark Meerdijk bestaat uit verschillende ontwikkelingsfases. De laatste fase baseert op een aantal gegevens in het gebied, namelijk de aanwezigheid van het stadion, de athletiekbaan en de overige sportvoorzieningen. De toekomstige bebouwing voor bedrijven, onderwijs en sport hield qua verkavelingsstructuur rekening met deze aanwezige voorzieningen en de begrenzende infrastructuur.

Het plangebied voorziet in ruimte voor huisvesting en gronden voor bedrijven, sportaccommodaties en onderwijs. De bijbehorende bebouwing is gerelateerd aan de ontsluitingsstructuur, entrees en zichtlocaties.

Langs de Rondweg, bij de entree vanaf de Rondweg en rondom het Stadionplein is grootschaligere, hogere bebouwing gewenst om een gebiedsmarkering, zichtbaarheid en wandwerking te bereiken. Voor de kleinschaligere bedrijfsbebouwing in het binnengebied en langs de Meerdijk zijn lagere bouwhoogtes en kleinere bouwvolumes gewenst. In de aangewezen zone zijn ook bedrijfswoningen toegestaan. Het minimale en maximale aantal bouwlagen is aangegeven op de volgende kaart. Hierbij wordt per bouwlaag uitgegaan van 3,5 meter.

Voor het plangebied geldt een beeldkwaliteitplan die de gewenste kwaliteiten in het gebied beschrijft. Voor Businesspark Meerdijk wordt ingezet op een hoogwaardige en representatieve uitstraling. Het bkp is opgenomen in bijlage 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2016001-B701_0006.jpg"

Figuur 4.2: Bouwhoogtes in aantal bouwlagen

Wegenstructuur in en ontsluiting van het gebied

Businesspark Meerdijk grenst aan de stroomweg De Rondweg en de gebiedsontsluitingswegen Sint Gerardusstraat en de Meerdijk. De hoofdentree voor het gebied vormt de ovonde over de Rondweg, vanaf waar een nieuwe gebiedsontsluitingsweg (Stadionweg) is gerealiseerd die het plangebied ontsluit. Deze ontsluit ook het streekdorp Barger-Oosterveld. Op dit moment zijn provincie Drenthe en gemeente Emmen bezig met beleid voor ongelijkvloerse kruisingen van de Rondweg. Het is op termijn de bedoeling dat een deel van de Meerdijk de functie van erftoegangsweg krijgt.

Vanaf de centrale gebiedsontsluitingsweg Stadionweg kunnen alle bedrijfslocaties en sportaccommodaties via erftoegangswegen worden bereikt. Een fiets- en voetpadennetwerk is gelegen langs de hoofdstructuur. Er wordt bij de bedrijven en bij de bedrijven met woningen op eigen terrein geparkeerd. In het openbare gebied zijn parkeerplaatsen gerealiseerd, deze dienen overwegend voor de gebruikers en bezoekers van de sportaccommodaties en het onderwijs.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2016001-B701_0007.jpg"

Figuur 4.3:Verkeersstructuur

Groen- en waterstructuur

De groenstructuur in het plangebied bestaat uit meerdere categorieën groen: afschermend en begeleidend structuurgroen en bos, begeleidend groen, recreatief groen (sportvelden) en water.

Structuurgroen en bos zijn gerelateerd aan de hoofdinfrastructuur en de randen van sportvoorzieningen in het gebied. Accenten liggen bij de nieuwe Stadionweg, het Stadionplein, de oorspronkelijke bomenrij aan de Meerdijk en bebossing aan de Sint Gerardusstraat. Begeleidend groen begeleidt en verbindt de verschillende deelgebieden. In het plangebied is sprake van brede groenzones, waardoor de opzet van het gebied ruim oogt. Over de inrichting van de kavels met betrekking tot groen doet het beeldkwaliteitplan diverse uitspraken. Voor sommige delen van het plan is er sprake van een groene erfscheiding in de vorm van een lage beukenhaag. Ook over het aandeel verharding wordt een uitspraak gedaan.

Water wordt met name in het noordelijke deel opgevangen, waaronder in een wadi, een tijdelijke bufferings- en infiltratievoorziening. De waterberging wordt nader beschreven in de waterparagraaf (paragraaf 3.5).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2016001-B701_0008.jpg"

Figuur 4.4: Groenstructuur

4.3 Parkeren

Bij de opstelling van het stedenbouwkundig ontwerp is ervoor gekozen om parkeren overwegend centraal te regelen. In en om het sportpark liggen diverse parkeervoorzieningen ten behoeve van stadionbezoek en amateursportverenigingen. Deze voorzieningen betreffen samen circa 1200 parkeerplaatsen. Bedrijvigheid op het businesspark kunnen gebruik maken van deze collectieve parkeervoorzieingen, waarbij meervoudig gebruik van belang is: De parkeervoorzieningen moeten inzetbaar zijn bij stadionbezoek, evenementen en avond- en weekend gebruik door sportvereniginen. Bedrijven zullen ook deels op eigen terrein parkeervoerzieningen aanleggen, zodat te allen tijde kan worden voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen.

Op basis van de huidige activiteiten (anno 2016) door sportverenigingen en stadionbezoek zijn er voldoende parkeervoorzieningen aanwezig. In de praktijk blijken de huidige parkeervoorzieningen ruim voldoende te zijn. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet daarom dan ook niet in de aanleg van extra parkeerplaatsen.

4.4 Locatieprofiel

Basis voor het concept van het businesspark Meerdijk is de synthese van “business”, betaald voetbal, sportpark en multifunctioneel stadion, zo staat vermeld in de toelichting van het bestemmingsplan. Daarnaast is als uitgangspunt gesteld dat Meerdijk de functie heeft van het grootste sportpark in de gemeente. Gemakshalve wordt verwezen naar het sportbeleid en het Structuurplan Emmen, waarin de Meerdijk wordt aangemerkt als het multifunctionele sportpark voor regionale sporten. Ook meldt het bestemmingsplan dat evenementen (sportgerelateerd, maar ook concerten, tentoonstellingen etc) zich kunnen (blijven) afspelen in het businesspark Meerdijk.

De sector zakelijke dienstverlening is voor de regio Emmen net name voorwaardenscheppend voor andere stuwende bedrijvigheid. Hierbij wordt gedacht aan de hoofdpeiler van de Emmense economische structuur: De industrie. De geografische ligging en de kwaliteiten van de omgeving maken het Businesspark sterk voor kennisintensieve bedrijven en zakelijke dienstverlening. Het aantrekken van grensoverschrijdende, dan wel gerelateerd aan grensoverschrijdende bedrijvigheid is eveneens een doelstelling.

Van belang is ook dat het businesspark wordt ontwikkeld met en in aansluiting op de private economische activiteiten rondom he stadion. De aanwezigheid van het stadion, het sportpark en de recreatieve omgeving geven deze locatie een bijzonder functioneel karakter, die uitnodigt om aanvullende bedrijvigheid aan te trekken ten behoeve van de totale ontwikkeling van het businesspark. Te denken valt aan bedrijvigheid die zich met "beweging" (sport en gezondheid) wil afficheren en met aan sport gelieerde economische activiteiten. waar mogelijk wordt synergie gezocht tussen de verschillende aanwezige en toekomstige functies. Zo is het multifunctionele gebruik van het stadion als bijvoorbeeld congrescentrum ontstaan.

Het gebied leent zich ook voor kleinschalige, kennisintensieve bedrijvigheid, bijvoorbeeld in verzamelgebouwen of werk-wooncombinaties. Er zijn ruime, collectief te gebruiken parkeervoorziening. Het stadiongebied en daarmee het businesspark is aantrekkelijk voor bedrijven, voorzieningen en activiteiten die veel belang hechten aan exposure en representativiteit.

Uitgaande van bovengenoemde unieke profiel is het businesspark Meerdijk een aanvulling op de economische activiteiten elders in de gemeente. Wel is ervoor gekozen om geen concurrent van het centrum van Emmen te zijn. Indien het gaat om grootschalige vormen van leisure die qua karakter meer passen bij een stadsrandlocatie dan bij een centrumlocatie wordt ruimte geboden op het Businesspark. Dit betreft activiteiten die een goede autobereikbaarheid vragen en gericht zijn op faciliteiten waar mensen zeer doelgericht heen reizen. Zo is alleen in het stadion een congrescentrum mogelijk en een discotheek groter dan 2000 m2. Ook een evenementenhal is op het businesspark mogelijk. Uiteraard wordt bij concrete aanvragen maatwerk geleverd.

Voor de culturele en dagrecreatieve voorzieningen wordt in dit bestemmingsplan alleen ruimte geboden aan grootschalige vormvan van leisure, die qua karakter meer passen bij een stadsrandlocatie dan in het centrum van Emmen. Culturele en dagrecreatieve voorzieningen (leisure) worden qua bestedingseffecten optimaal benut in het centrum van Emmen. Indien het gaat om grootschalige vormen van leisure die qua karakter meer passen bij een stadsrandlocatie, wordt ruimte geboden op het businesspark. Dit betreft activiteiten die een goede autobereikbaarheid vragen en tericht zijn op faciliteiten waar mensen zeer doelgericht heen reizen.

Gelet op de mogelijkheden in het gebied is in dit bestemmingsplan de focus gelegd op kansrijke thema's voor het businesspark die aansluiten bij bestaande ontwikkelingen:

  • bedrijvigheid / kantoren
  • sportgerelateerde voorzieningen
  • onderwijs

Hoofdstuk 5 Toelichting op de planregels en verbeelding

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.
Het bestemmingsplan Emmen, Meerdijk is in overwegende mate een beheersplan. Het doel van dit bestemmingsplan is het actualiseren van het geldende planologische regime, waarbij het vastleggen van de bestaande situatie het belangrijkste uitgangspunt is. Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.
Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op landelijk geldende standaarden, onder meer Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2012) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).

Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen niet in het plan worden meegenomen, tenzij deze concreet voorzienbaar zijn en benodigde onderzoeken al zijn uitgevoerd.

5.2 Inventarisatie

De inventarisatie van het plangebied heeft op verschillende manieren plaatsgevonden. Begonnen is met het bekijken en vergelijken van de vigerende bestemmingsplannen met de meest recente topografische ondergrond en luchtfoto. Hierbij is gelet op veranderingen van de topografische ondergrond en luchtfoto ten op zichten van het vigerende bestemmingsplan. Daarna is het gebied ter plaatse geïnventariseerd en opmerkelijke en sterk afwijkende zaken zijn vervolgens nader onderzocht. Op basis van al deze gegevens zijn bestemmingen toegekend en zijn de verbeelding en de regels opgesteld.

5.3 Toelichting op de verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.
Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

5.4 Toelichting op de regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.

Gebruiksregels

Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld en of waarvoor en op welke wijze de gronden wel gebruikt kunnen worden.

Bouwregels

In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen. Met deze bouwregels worden de bouwmogelijkheden gereguleerd. Uitgangspunt bij het bouwen van hoofdgebouwen is dat hoofdgebouwen altijd binnen een bouwvlak worden gebouwd en voorgevels van deze hoofdgebouwen in de gevellijn. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Verder worden in de bouwregels onder anderen regels ten aanzien maximale bebouwing , bouwhoogtes, dakhelling opgenomen.

Flexibiliteit

Soms is het gewenst om af te wijken van de gestelde regels. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan flexibiliteitbepalingen opgenomen om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Het toepassen van deze regelingen is geen automatisme. Voordat wordt besloten dat van de geldende regels in het bestemmingsplan kan worden afgeweken zal eerst bekeken worden wat de consequenties zijn van de afwijking op de leefomgeving.
In het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:

  • Afwijken van de bouwregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Nadere eisen;
  • Algemene afwijkingsregels;
  • Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro;

De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de bouwvergunning, afwijkingen van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning
Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.

Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

Bij toepassing van een afwijking en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:  
1. Woonsituatie:  
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden op:
i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
iv. het uitzicht;
v. de aanwezigheid van voldoende privacy.  
2. Straat- en bebouwingsbeeld:  
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:
i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing);
ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;
iii. gevelbeelden;
iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;
v. de hoogtedifferentiatie;
vi. de situering van gebouwen op het perceel;
vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt.  
3. Culthuurhistorie  
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden;  
4. Verkeersveiligheid  
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met:
i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. benodigde uitzichthoeken van wegen;
iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;
vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.  
5. Sociale veiligheid  
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden:
i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.  
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding  
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:
i. aanwezigheid van kwetsbare objecten;
ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;
iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken;
de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.  
7. Milieusituatie:  
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met:
i. de mate van hinder voor de omliggende functies;
ii. de gevolgen voor de externe veiligheid;
iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit;
vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;
vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water.  
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen  
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.  

Figuur 6.1: Beoordelingscriteria afwijkingen en nader eisen

De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.

Staat van inrichtingen
In diverse regels van dit bestemmingsplan wordt verwezen naar een staat van inrichtingen. Hierin zijn de toegestane vormen van bedrijvigheid in het plangebied opgenomen. Deze staat van inrichtingen is ontleend aan de 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, 2009. Daarnaast is de Staat van richtingen van het vorige bestemmingsplan " Emmen, businesspark Meerdijk"betrokken.

Op basis van deze combinatie is voor het bestemmingsplan "Emmen, Meerdijk" een specifieke Staat van inrichtingen opgesteld. Deze is opgenomen als bijlage van de regels, Bijlage 1. Aan deze lijst is een onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegevoegd en als bijlage bij de regels opgenomen. Reden voor toevoeging van dit onderscheid is de bescherming van de aanwezigen in objecten. Daarnaast is het van belang dat bij de bouwplantoetsing geen verkeerde afweging wordt gemaakt in het kader van de kwetsbaarheid. De keuze voor kwetsbaar of beperkt kwetsbaar kan namelijk gevolgen hebben voor saneringsopgaven, weigeren van vergunningsaanvragen en negatief adviseren op ruimtelijke plannen.

Het is belangrijk dat de afweging niet constant hoeft plaats te vinden (ad hoc), maar dat er vooraf duidelijkheid wordt gegeven of een activiteit/ object kwetsbaar is of beperkt kwetsbaar. Deze problematiek rond de afweging speelt zich landelijk af, maar hiervoor is tot nu toe nog geen duidelijk toetsingskader ontwikkeld. De gemeente Emmen heeft daarom een toetsingskader ontwikkeld en aan de Staat van inrichtingen toegevoegd.

Bescherming van waarden
Om bepaalde natuurlijke, landschappelijke en/ of cultuurhistorische/ archeologische waarden te beschermen is in de volgende regels een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen: 'Leiding-Gas'. Daardoor wordt de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet altijd en overal in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden gebonden. Het stelsel biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst.
Normale onderhoudswerkzaamheden kunnen zonder vergunning uitgevoerd worden. Daarom is bij alle Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningsplicht vallen. In de praktijk kan het lastig zijn om te bepalen of een bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden aangemerkt. In ieder geval zal het bij "normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden" moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Incidentele ingrepen zoals bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen niet als "normaal" beschouwd kunnen worden.

Opzet regels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

5.4.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.4.2 Hoofdstuk 2 bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 worden artikelsgewijs de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot gebruik of bouwen.

5.4.2.1 Bedrijf

Artikel 3 Bedrijf-Nutsvoorzieningen

Op verschillende plaatsen in het plangebied komen nutsvoorzieningen voor, ten behoeve van de distributie van gas of elektriciteit. Installaties met enige omvang zijn geregeld met de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen'. De maximale bouwhoogte is vastgelegd op de bestaande bouwhoogtes. Kleinere bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen zijn meegenomen binnen de bestemmingen.

Artikel 4 Bedrijf-Verkooppunt motorbrandstoffen

Afhankelijk van de mate van hinder ten opzichte van de woonomgeving is de hoofdbestemming Bedrijf opgedeeld in een gespecificeerde bestemming Bedrijf, waarbij de specifieke functie van het bedrijf wordt aangegeven dan wel een bepaalde milieucategorie.
Voor alle bedrijvenbestemmingen geldt voor andere bouwwerken, anders dan overkappingen, geldt dat deze binnen en buiten het bouwvlak mogen worden opgericht.

De bestemming Bedrijf - Verkooppunt is toegekend aan het bedrijf aan de Rondweg, omdat dit een verkooppunt van motorbrandstoffen inclusief LPG betreft. Naast de verkoop van motorbrandstoffen is een benzineshop aanwezig. Gebouwen zoals de benzineshop moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Installaties mogen ook buiten het bouwvlak voorkomen mits geen gevolgen voor het groepsrisico en 10-6 contour.
Deze bestemming kent een wijzigingsbevoegdheid voor het verwijderen van de mogelijkheid om LPG te verkopen, bij actualisatie, revisie, wijziging van de omgevingsvergunning. Specifiek is opgenomen dat er geen andere "nieuwe"vormen van motorbrandstoffen op deze locatie mogelijk zijn.

5.4.2.2 Gemengd

Artikel 5 Gemengd

De voor Gemengd aangewezen gronden dienen minimaal te bestaan uit een combinatie van twee gelijkwaardige functies. Hierbij gaat het om bedrijvigheid en dienstverlening. Kantoren, sportgerelateerde middelbaar en hoger onderwijs en religie zijn eveneens, al dan niet onder voorwaarden toegestaan. Op basis van de Staat van Inrichtingen is aangegeven welke bedrijvigheid mogelijk is. Vanuit het aspect geluid is beperkt aangegeven waar wonen-werken mogelijk is en waar onderwijs mogelijk is. Ten behoeve van wonen-werken is aangegeven dat per bedrijf maximaal 1 bedrijfswoning mogelijk is en dat per bedrijfswoning minimaal 150 m2 aan bedrijfsgebouwen dient te worden gerealiseerd.

Voor leisure is aangegeven dat het om grootschalige voorzieningen dient te gaan, daarom is er een minimum van 2000 m2 opgenomen. De discotheek is expliciet benoemd vanwege de horecafunctie.

Voor evenementen geldt dat er enige restricties zijn voor het aantal evenementen en onder welke voorwaarde een evenement mogelijk is. Aangegeven is hoeveel categorie I- en II-evenementen mogelijk zijn. Dit in afwachting van het evenementenbeleid.

Er zijn in het kader van de aanbesteding van het zwembad en de vergunbaarheid enkele afwijkingsmogelijkheden toegevoegd, zoals het mogelijk maken van een fietsenstalling buiten het bouwvlak en de bouw van een glijbaan buiten het bouwvlak en hoger dan gewoon is voor andere bouwwerken.

Artikel 6 Gemengd-Stadion

Binnen de bestemming Gemengd is het stadion specifiek bestemd. Dit heeft te maken met de specifieke functies in het stadion, welke in het overige deel van het plangebied niet mogelijk worden gemaakt. Detailhandel speciaal voor voetbalmerchandise is alleen in het stadion mogelijk.

Op basis van de bestaande milieuvergunningen is een congrescentrum en horeca 2 mogelijk. Ten tijde van het ontwerpbestemmingsplan geldt een drank- en horecavergunning verleend voor Businessruimte 2e verdieping 500m2, restaurant 1e verdieping 400m2, spelershome 1e verdieping 135 m2, skyboxen 2e verdieping/terras stadion 100/10000 m2 aan een cateringbedrijf. Ten tijde van het voorliggende ontwerpbestemmingsplan geldt eveneens een drank- en horecavergunning (para-commercieel) verleend voor kantine 250 m2 aan de supportersvereniging Rood-Wit.

Op basis van de uitspraak van de Raad van State heeft ons college op 9 december 2008 besloten dat er maximaal 4 concerten mogen worden gegeven. Het houden van evenementen zonder geluidsversterking is niet geregeld, omdat het hebben van een evenementenvergunning op basis van de APV voldoende wordt geacht. Dit valt onder de categorie III evenementen.

5.4.2.3 Groen

Artikel 7 Groen

De op de verbeelding voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor openbare groenvoorziening, bos, (erf)toegangswegen, fietsstroken, voetpaden, voorziening ten behoeve van de waterhuishouding en nutsvoorzieningen. Voorzieningen ten behoeve van sport- en speelgelegenheden en andere bouwwerken mogen binnen deze bestemming opgericht worden.
Binnen de bestemming groen is geen bouwmogelijkheid opgenomen. Het is niet mogelijk om parkeergelegenheden in het groen te realiseren. De vuilwateroverstort en het retentiebekken in het noordoostelijke deel van het plangebied zijn specifiek bestemd.

5.4.2.4 Sport

Artikel 8 Sport

Binnen de bestemming Sport zijn alle sportaccommodaties binnen het plangebied ondergebracht. Andere bouwwerken, toegangswegen en parkeervoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en nutsvoorzieningen mogen eveneens binnen deze bestemming opgericht worden. Hoofdgebebouwen mogen mag alleen binnen de aangegeven bouwvlakken gebouwd worden. Voor de sportbestemmingen geldt dat ten dienste van de bestemming een horeca - 1 functie aanwezig mag zijn. Bij een dergelijke Horeca - 1 functie moet gedacht worden aan een sportkantine. Een zelfstandige Horeca - 1 functie is niet toegestaan.

De bestemming kent afwijkingsmogelijkheden voor het bouwen van fietsenstallingen en/of tribunes buiten het bouwvlak. Bijgebouwen mogen buiten het bouwvlak gezamenlijk maximaal 75 m2 bedragen.

Voor evenementen geldt dat er enige restricties zijn voor het aantal evenementen en onder welke voorwaarde een evenement mogelijk is. Aangegeven is hoeveel categorie I- en II-evenementen mogelijk zijn. Dit in afwachting van het evenementenbeleid.

Het houden van een sporttoernooi is in overeenstemming met de bestemming. Dat houdt in dat geen sprake is van een evenement in het kader van het bestemmingsplan. Er is wel in het kader van de APV een evenemenenvergunning nodig.

Artikel 9 Sport-Manege

De voor 'Sport-Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor de bestaande manege aan de Splitting.

De bestemming kent afwijkingsmogelijkheden voor het bouwen van fietsenstallingen buiten het bouwvlak. Bijgebouwen mogen buiten het bouwvlak gezamenlijk maximaal 75 m2 bedragen.

Het houden van een sporttoernooi is in overeenstemming met de bestemming. Dat houdt in dat geen sprake is van een evenement in het kader van het bestemmingsplan. Er is wel in het kader van de APV een evenemenenvergunning nodig.

5.4.2.5 Verkeer

Artikel 10 Verkeer

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen en straten voor hoofdzakelijk het doorgaande verkeer. Binnen deze bestemmingen zijn ook, voor zover aanwezig, waterhuishoudkundige voorzieningen, de bermen, bermsloten en bermbeplanting opgenomen. zie bestemmingsomschrijving in de regels. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht. Wel is het mogelijk dat andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht.

Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor woonstraten en wegen ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende erven en percelen, toegangswegen en parkeerterreinen. Binnen deze bestemming is het aanleggen van voet- en fietspaden, straten, erven en pleinen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen eveneens mogelijk. Gebouwen mogen niet worden opgericht binnen deze bestemmingen, wel zijn andere bouwwerken ten dienste van de bestemming.

Parkeren Aan de 6 parkeervoorzieningen is de functie-aanduiding "parkeerterrein" toegekend, om te voorkomen dat overal geparkeerd kan worden..

Aan het deel van het plein voor het stadion is de functieaanduiding "evenemententerrein" toegekend omdat hier met name categorie II-evenementen kunnen plaatsvinden. Op basis van het rapport "Akoestisch onderzoek bestemmingplannen 14 evenementenlocaties in gemeente Emmen" is in december 2014 vastgesteld dat op het betreffende evenementen terrein 14 evenementen kunnen plaatsvinden.

5.4.3 Dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen worden opgenomen als meerdere functies onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. In feite betreft het hier twee (of meer) afzonderlijke bestemmingen voor één (deel van een) gebied. Daar waar een dubbelbestemming is gelegen, geldt zowel de bepaling van de betreffende (hoofd)bestemming als de bepaling zoals gesteld in de dubbelbestemming. Aan een dubbelbestemming bestaat behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoelen die op de betrokken gronden toelaatbaar (moeten) zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd.
Dubbelbestemmingen hebben voorrang op de hoofdbestemmingen. Dit betekent dat bepalingen van bestemmingen alleen van toepassing zijn als deze niet strijdig zijn met bepalingen die horen bij dubbelbestemmingen. Door deze dubbelbestemmingen worden beperkingen opgelegd aan onderliggende (hoofd) bestemmingen. In de bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming worden niet alle doeleinden opnieuw genoemd maar alleen die waarvoor de dubbelbestemming is opgenomen.

Het plangebied Emmen, Meerdijk kent de dubbelbestemming Leiding-Gas.

Artikel 12 Leiding - Gas

In het plangebied ligt een buisleiding ten behoeve van gasvoorzieningen. De bestemming Leiding - Gas is opgenomen vanwege de gasleiding die het plangebied ligt. Daar waar een dubbelbestemming is gelegen, geldt dus zowel de bepaling van de betreffende (hoofd)bestemming als de bepaling zoals gesteld in de dubbelbestemming.

5.4.4 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

Artikel 14 Algemene bouwregels

In artikel 14 zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.
Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

In artikel 15 zijn regels opgenomen voor het gebruiken van gebouwen en onbebouwde gebieden. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaald gebruik niet uitbreiden. De formulering van de algemene gebruiksregels is ruim genomen

Op basis van het rapport "Akoestisch onderzoek bestemmingplannen 14 evenementenlocaties in gemeente Emmen" is in december 2014 vastgesteld dat op het betreffende evenementen terrein 14 categorie II-evenementen en 22 categorie I-evenementen kunnen plaatsvinden. Het houden van een sporttoernooi is in overeenstemming met de bestemming. Dat houdt in dat geen sprake is van een evenement in het kader van het bestemmingsplan. Er is wel in het kader van de APV een evenemenenvergunning nodig.

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

Aan de hiervoor genoemde basisbestemmingen is de aanduiding Geluidzone- Industrie toegevoegd aan de hiervoor genoemde basisbestemmingen. Deze aanduiding werkt naast de onderliggende enkelbestemmingen door op de gronden die zijn aangeduid. De aanduiding is opgenomen ter bescherming van functies die niet direct zichtbaar zijn in het gebied, maar wel van invloed zijn op de inrichting van de omgeving.


De aanduiding Geluidzone - industrie is een geluidzone afkomstig van het bedrijventerrein Bargermeer. De aanduiding is bedoeld om te voorkomen dat binnen de geluidszone van het terrein nieuwe geluidgevoelige bebouwing wordt gerealiseerd of dat bestaande geluidgevoelige bebouwing wordt uitgebreid en daardoor een te hoge geluidbelasting optreedt. Voor eventuele realisatie van nieuwe geluidgevoelige bebouwing en of uitbreidingen van bestaande geluidgevoelige bebouwing zal vooraf eerst bekeken moeten worden of realisatie of uitbreiding mogelijk is binnen de gestelde geluidswaarden dan wel binnen de hogere grenswaarde geluid. Ook dient bij het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen het binnenniveau qua geluidsbelasting onderzocht te worden. Indien om een of andere reden het industrieterrein niet meer zoneplichtig is, kan deze aanduiding van de verbeelding worden verwijderd middels een hiertoe opgenomen wijzigingsbevoegdheid.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

Afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een omgevingsvergunning verlenen voor het 10 % vergroten van de bouwmogelijkheden voor goot- en nokhoogte, het bouwen van bijgebouwen in de voorgevel van het hoofdgebouw, het bouwen van het hoofdgebouw maximaal 5 meter achter de gevellijn en het bouwen met een minder steile dakhelling.

De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.

Artikel 18 algemene wijzigingsregels

Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot het wijzigen van het plan op basis van de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro. De procedure van de wijzigingsbevoegdheid is geregeld in de Wro.

5.4.5 Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels bestaat uit 2 artikelen, de eerste is het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de tweede de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

Artikel 19 overgangsrecht regelt het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.
Artikel 20 slotregel is de Slotregel van het bestemmingsplan. In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan Emmen, Meerdijk".

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke betrokkenheid

6.1 Overleg ex. artikel 3.1.1 Bro en zienswijzen

6.1.1 Overleg

Het college heeft het bestemmingsplan Emmen, Meerdijk vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro), Het concept- ontwerpbestemmingsplan is voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners.
De ontvangen adviezen en reacties zijn gebundeld in de Nota van Beantwoording behorende bij het bestemmingsplan Emmen, Meerdijk (zie Bijlage 1).
In deze nota is tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de verschillende overlegreacties opgenomen. Waar de adviezen en reacties leidden tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn de aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.
Voor de inhoud van de overlegreacties en het standpunt van het college wordt verwezen naar voornoemde nota. De Nota van Beantwoording maakt deel uit van het bestemmingsplan Emmen, Meerdijk

6.2 Zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan

Tegen het bestemmingsplan Emmen, Meerdijk zijn @wel/ geen zienswijzen ingediend. De zienswijzen hebben @wel/ geen aanleiding gegeven tot het aanpassen van het ontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt   verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.

Het voorliggende bestemmingsplan Emmen, Meerdijk betreft een actualisatie van diverse oude bestemmingsplannen.  Uitgangspunt is dat bestaande bouwrechten door de gemeente worden gerespecteerd. In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe bouwmogelijkheden opgenomen. Aan het bestemmingsplan zijn behoudens het opstellen van het bestemmingsplan dan ook geen kosten verbonden. De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval in z'n geheel gedekt uit het door de gemeenteraad beschikbaar gestelde gelden voor het actualisering van bestemmingsplannen. Het kostenverhaal is dus anderszins verzekerd, waardoor vaststelling van een exploitatieplan niet nodig is.