direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Emmen, Weiteveen, Dordseweg 85
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2015010-W701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot wijzigingsplan

De heer E.J. Striper heeft burgemeester en wethouders van Emmen verzocht medewerking te verlenen aan het wijzigen van het bestemmingsplan voor het perceel Dordseweg 85 te Weiteveen. De percelen zijn kadastraal bekend als Gemeente Schoonebeek, sectie I, nummers 4, 5, 16, 17 en 99.

Dit wijzigingsplan heeft tot doel de gewenste uitbreiding van het akkerbouwbedrijf van Striper mogelijk te maken middels een bouwvlakvergroting.

Onderdeel van de uitbreiding van het bedrijf is het verwijderen van het bestaande mestbassin op het erf. Dit is ook vastgelegd in de regels van dit wijzigingsplan. Verderop in het veld wordt dan een mestsilo gerealiseerd. Dit komt ten goede van het woon- en leefklimaat van omwonenden. De realisatie van de mestsilo wordt separaat via een afwijkingsprocedure van het bestemmingsplan geregeld.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt ten westen van de kern Weiteveen ter hoogte van de Dordseweg en het Dommerskanaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015010-W701_0001.png"

Afbeelding 1: Ligging plangebied in omgeving (indicatief rood omcirkeld het plangebied)

1.3 Huidige planologische regeling

1.3.1 Bestemming

De percelen hebben in het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Emmen" de bestemmingen:

  • Agrarisch - Grondgebonden 1 (uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf).
  • Agrarisch met waarden - Grootschalige Veenontginningen.
  • Waarde - Archeologie 4 (dubbelbestemming).

Om de gewenste uitbreiding van het akkerbouwbedrijf mogelijk te maken, wordt het bouwvlak vergroot naar 1,5 hectare.

1.3.2 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsplan

Vergroting bouwvlak

Binnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Grootschalige Veenontginningen" (artikel 16.7.1 onder c) is een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen voor het uitbreiden van de bestemming "Agrarisch - Grondgebonden 1" en de vergroting van het bouwvlak tot maximaal 1,5 ha., waarbij de volgende bepalingen gelden:

  • 1. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
  • 2. de uitbreiding is passend binnen de stedenbouwkundige- en landschappelijke structuur;
  • 3. voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
  • 4. er is geen sprake van significante toename van depositie op Natura 2000 gebieden;
  • 5. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Afwijken van de bouwregels 

Binnen de bestemming "Agrarisch - Grondgebonden 1" (artikel 5.4.1 onder c) is tevens bepaald dat burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning af kunnen wijken en toestaan dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt verhoogd tot maximaal 5,5 meter.

Afweging omtrent medewerking

In de afweging omtrent toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: de woonsituatie, de stedenbouwkundige structuur, het landschap, archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, natuur, het functioneren van het watersysteem en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in de bijlage "De Gemeente Emmen in het perspectief van het landschap" van het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen". Deze bijlage wordt betrokken bij de afweging voor wat betreft de genoemde aspecten.

In de volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op bovenstaande aspecten.

1.4 Opzet wijzigingsplan

Het wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het plangebied aangegeven met de bestemming. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. De regels van het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen" zijn van toepassing voor dit wijzigingsplan. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

De Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid troef, is 24 september 2009 vastgesteld. De structuurvisie is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020 (vastgesteld 2001). De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid.

De koers voor de landbouw is gericht op een mogelijke schaalvergroting dat plaats dient te vinden binnen de structuur van het huidige landschap. In de structuurvisie wordt landbouw aangewezen als drager van het landschap. Het grondgebied van Emmen is daarbij onderverdeeld in 4 deelgebieden waarvoor een aantal koersen waar het gaat om landbouwontwikkeling is weergegeven. Het plangebied bevindt zich binnen deelgebied C. Dit deelgebied ligt ten zuiden van de A37 en kan getypeerd worden als ontwikkelingsgebied voor bedrijven, glastuinbouw en grootschalige landbouw.

2.1.2 Ruimtelijke waardenkaart

De Ruimtelijke waardenkaart (RWK) is een eind september 2011 vastgestelde uitwerking van de Structuurvisie Emmen 2020. De Ruimtelijke waardenkaart belicht de cultuurhistorische en de landschappelijke waarden van het grondgebied van de gemeente Emmen. Het geeft een beschrijving van het ontstaan van het landschap en stelt de belangrijkste karakteristieken van het landschap vast, geeft de knelpunten aan met betrekking tot hedendaagse ruimtelijke ontwikkelingen en stelt een strategie op voor behoud, versterking en ontwikkeling van het landschap in relatie tot cultuurhistorie. Het document biedt concrete handvatten voor de ontwikkeling van het landschap in relatie tot cultuurhistorie en geeft aan met welke aspecten in de planvorming rekening dient te worden gehouden.

Deelgebieden en kenmerken per deelgebied
De RWK maakt een onderscheid in deelgebieden. Het plangebied ligt binnen het deelgebied “Grootschalige veenontginningen” (het landschap van het veen). Dit is het landschap van de grote maten. Alles is hier groot en stoer. Het landschap wordt gevormd door open ruimten van formaat. De kanalen en linten geven contour aan de ruimte. Zij 'maken' de ruimten. Het is een open landschap; weids, maar geenszins kaal.

Naast de robuuste ruimten is de strikte regelmaat van het landschap kenmerkend. Het veenkoloniale landschap kent een uiterst regelmatige basisstructuur met een sterke ritmiek van kanalen, wijken en sloten.

De Ruimtelijke waardenkaart omvat een drietal kaarten.

  • 1. Ruimtelijke aspecten, genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    • a. Lintdorp/veendorp
    • b. Kanaal
    • c. Monumentale kanaal- en laanbeplanting
  • 2. Visuele aspecten, genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    • a. Robuuste ruimte hoogveenontginning
  • 3. Elementen, genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    • a. Geen

In de volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op bovengenoemde aspecten.

2.1.3 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand". Een zogenaamde Welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandscriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 16 december 2010 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.

Het bestemmingsplan en de Welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving. Het nieuwe welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden, grotendeels ook voor het buitengebied, geldt de zogenaamde beperkte welstand. De beperkte welstand is van toepassing op bouwwerken en gebouwen waarbij, vooral vanuit stedenbouwkundig oogpunt, de onderlinge samenhang van het gebouw met zijn omgeving, beschouwd vanaf de openbare weg en het openbaar groen, belangrijk is.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

In 2014 is de geactualiseerde Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie vooral een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is.

De missie van de provincie is het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is. De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang ligt in het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten.

De kernkwaliteiten van Drenthe zijn uitgewerkt naar meer concrete indicatoren:

Kernkwaliteiten   Indicatoren  
Rust Stilte   Duisternis  
Ruimte   Openheid van het landschap  
Natuur   Biodiversiteit  
Landschap   Diversiteit
Gaafheid van landschappen  
Oorspronkelijkheid   Cultuurhistorische waarden
Archeologische waarden
Aardkundige waarden  
Veiligheid   Sociale veiligheid
Externe veiligheid
Verkeersveiligheid  
Noaberschap, Menselijke maat,
Kleinschaligheid (Drentse schaal)  
Leefbaarheid
Passend bij Drenthe  

Naast de kernkwaliteiten van Drenthe is er de dynamiek van bedrijvigheid. Bedrijvigheid in Drenthe is van grote maatschappelijke en economische betekenis vanwege de werkgelegenheid en de vitaliteit van het platteland en de steden. De provincie acht bedrijvigheid van provinciaal belang en benoemt dit tot een kernwaarde.

Specifiek voor het landelijk gebied wil de provincie voldoende ontwikkelingsmogelijkheden bieden voor landbouw, recreatie en toerisme en andere niet-agrarische bedrijvigheid. Het regionale economische vestigingsklimaat is van provinciaal belang.

Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe is bovenstaande nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) is het plangebied als volgt aangeduid:

Visiekaart en doelstellingen
Het plangebied ligt binnen het gebied dat op de visiekaart is aangeduid als "Landbouwgebied". De provincie Drenthe biedt de landbouw maximale speelruimte in deze gebieden. Bij de te nemen inrichtingsmaatregelen voor de landbouw wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de kernkwaliteiten.

Daarnaast zijn de Veenkoloniën aangewezen als proefgebied voor de landbouw. Nieuwe ontwikkelingen op landbouwgebied kunnen als eerste hier worden geïntroduceerd. Het kan hierbij gaan om innovaties op het gebied van huisvesting, nieuwe teelten, efficiënt watergebruik, verduurzaming en duurzame energie.

Landbouw
Binnen het landbouwgebied zijn zogenoemde ‘plus-gebieden’ aangegeven. Het plangebied ligt binnen een dergelijk "Landbouwgebied plus". In deze gebieden heeft de landbouw nog verdere mogelijkheden, zoals schaalvergroting en meer geïndustrialiseerde vormen van landbouw. Ook zijn dit de voorkeursgebieden voor het verplaatsen en het inplaatsen van agrarische bedrijven. De kernkwaliteiten (kaart 2a t/m 2f, Kernkwaliteiten) spelen in deze gebieden een ondergeschikte rol. Dit betekent dat bij de belangenafweging het belang van de landbouw zwaarder weegt dan dat van de kernkwaliteiten. Er vindt wel een afweging tussen beide plaats.

Agrarische bedrijven die zich verder willen ontwikkelen, hebben vaak behoefte aan uitbreiding of nieuwbouw van bedrijfsgebouwen. Uitbreiding van het bouwvlak moet ruimtelijk worden ingepast. Hierbij moeten de kernkwaliteiten in acht worden genomen.

Voor de gebieden met de aanduiding 'landbouwgebied' zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het vaststellen van de maximale oppervlaktemaat.

Kernkwaliteiten
Landschap

Het plangebied is gelegen binnen het landschap van de Veekoloniën. Behoud en versterking van de wijkenstructuur en openheid is als doel benoemd. Kenmerkend voor deze hoogveengebieden is de strakke verkaveling, de bebouwingslinten langs kanalen en monden en de grote, weidse ruimtes met wijken. Elke ontginning heeft bovendien zijn eigen specifieke kenmerken, waaraan de tijd en de manier van ontginning is af te lezen.

Van provinciaal belang is de samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen.

Cultuurhistorie

Het beleid van de provincie Drenthe ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in het Cultuurhistorisch kompas. Het plangebied is gelegen binnen het gebied Het Amsterdamscheveld. De ambitie in dit gebied is het zichtbaar houden van de machinale veenwinning en veenverwerking op het Amsterdamscheveld en het Bargerveen, zowel in het landschap als in de bebouwing.

Aardkundige waarden

Aardkundige waarden zijn natuurlijke variaties in het aardoppervlak van geomorfologische, geologische, bodemkundige verschijnselen en/of processen die onder andere onder invloed van wind en water gebeuren. Onder aardkundige waarden vallen bijvoorbeeld veentjes, pingoruïnes, stuwwallen, zandkoppen en (micro en macro)reliëf.

Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie Drenthe behouden en waar mogelijk herstellen zonder daarbij het normale landbouwkundig gebruik te belemmeren. Voor de aardkundige waarden onderscheiden worden drie beschermingsniveaus onderscheiden die verschillen in de mate van inzet van de provincie. De hoge en het gemiddelde beschermingsniveau zijn van provinciaal belang.

Het plangebied is deels gelegen binnen een gebied met een hoog beschermingsniveau. In deze gebieden staat de provincie Drenthe ontwikkelingen toe als aardkundige kwaliteiten en kenmerken worden behouden. Het zorgvuldig en verantwoord omgaan met de aardkundige waarden vormt vertrekpunt in het planvormingsproces.

Conclusie
Het voorgenomen plan past in het door de gemeente en de provincie geformuleerde beleid. In de volgende hoofdstukken worden de ruimtelijke- en landschappelijke inpassing van het plan en de milieubeoordeling met bijbehorende onderzoeken beschreven.

2.2.2 Provinciale omgevingsverordening

Provinciale Staten van Drenthe hebben de Provinciale omgevingsverordening Drenthe vastgesteld. Ten aanzien van de ontwikkelingsmogelijkheden van grondgebonden agrarische bedrijven wordt met betrekking tot het plangebied niks specifieks geregeld.

2.3 Rijksbeleid

Het ruimtelijke rijksbeleid heeft geen directe invloed op het plangebied.

2.4 Conclusie

Het rijksbeleid werkt niet rechtstreeks door in het plangebied. Voor het voorliggende wijzigingsplan kan geconcludeerd worden dat het plan niet in strijd is met het geldende gemeentelijke- en provinciale beleid, wanneer rekening wordt gehouden met bepaalde aspecten zoals de ruimtelijke, landschappelijke en milieutechnische inpassing. Hierop wordt nader ingegaan in de volgende hoofdstukken.

Hoofdstuk 3 Ligging en huidige situatie

3.1 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied is gelegen binnen het landschap van de grootschalige veenontginningen. Het wordt gerekend tot het Amsterdamscheveld. Ten zuiden van het Dommerskanaal is het randveenontginningslandschap van Schoonebeek e.o. gelegen.

Het Amsterdamscheveld was tot begin 1900 een groot hoogveengebied. Het hoogveen wordt stapsgewijs ontgonnen door compagnieën, waarvan de Van Griendtsveencompagnie misschien wel de meest bekende is in de omgeving.

Voor de ontginning van het hoogveen wordt een stelsel van wijken en kanalen gegraven. Deze kanalen zorgen voor de afvoer van het afgegraven turf. Het Dommerskanaal, aan de zuidzijde van het erf, is een van deze kanalen.

Op de oudste kaarten is goed de hoofdopzet van de ontginningen terug te zien. Haaks op het Dommerskanaal loopt een hoofdwijk, nu de achtergrens van het erf, die zorgt voor de waterafvoer van de noordelijk gelegen veengebieden. Aan de westkant van deze wijk, zijn haaks daarop, greppels gegraven voor de afvoer van het tot in de jaren '70 onontgonnen veen. Tegenwoordig is de verkavelingsstructuur juist parallel aan de hoofdwijk en daarmee 90 graden gedraaid ten opzichte van de oorspronkelijke ontginning.

Aanvankelijk is er in het gebied weinig bewoning. De bebouwing voegt zich in de ontginningsstructuur van het landschap met woningen op de kop van de kavels. Langzaamaan ontstaan er twee kleine kernen: Dordse Dijk bij de kruising van diezelfde dijk met het Dommerskanaal en Nieuw Schoonebeekerveld aan het eind van het Dommerskanaal.

Op de kaart van 1963 is voor het eerst het erf te zien aan de Dordseweg. De woning is georiënteerd op deze weg en wordt aan de noordzijde afgeschermd door een bossage. Diezelfde bossage is op de kaart van 1975 verdwenen. Achter de woning is de eerste loods te zien, op de kaart van 1985 gevolgd door een tweede loods. Nog later komt aan de noordzijde van het erf, ten noorden van de bestaande woning, een nieuwe bedrijfswoning.

3.2 Huidige situatie

Het erf aan de Dordseweg ligt aan de noordzijde van het Dommerskanaal. Het erf grenst aan de bebouwde kom van Weiteveen, waarbij het woonhuis aan de voorzijde uitkijkt op de bebouwing van het dorp. Aan de noord- en westzijde ligt het erf vrij in het open landschap, waarbij de hoofdwijk aan de westzijde de achtergrens van het bestaande erf vormt.

Het rechthoekig opgezette erf kent een heldere opzet met een duidelijk onderscheid tussen een voorerf met bedrijfswoningen en een achtererf waar wordt gewerkt en waar de loodsen staan. De oudste loodsen zijn tegen elkaar aan gebouwd en staan met hun nok evenwijdig aan de Dordseweg. De nieuwste loods staat daarentegen haaks op de Dordseweg. Deze loods ligt aan de noordzijde van het erf en ligt vrij in het zicht vanaf de Dordseweg. Daardoor is de loods beeldbepalend en domineert de loods de bebouwingsstructuur op het erf.

Aan de oostzijde krult het erf zich rond de oudste bedrijfswoning. De bij het agrarisch bedrijf horende woning ligt noordelijk van de oude bedrijfswoning. Beide woningen zijn georiënteerd op de Dordseweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015010-W701_0002.png"

Afbeelding 2: Bestaand erf met aan de westzijde de hoofdwijk (blauwe pijl) en ten zuiden de bestaande beplanting aan het Dommerskanaal

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Algemeen

De heer E.J. Striper heeft burgemeester en wethouders van Emmen verzocht medewerking te verlenen aan het wijzigen van het bestemmingsplan voor het perceel Dordseweg 85 te Weiteveen. De percelen zijn kadastraal bekend als Gemeente Schoonebeek, sectie I, nummers 4, 5, 16, 17 en 99.

Dit wijzigingsplan heeft tot doel de gewenste uitbreiding van het akkerbouwbedrijf van Striper mogelijk te maken middels een bouwvlakvergroting.

Onderdeel van het uitbreidingsplan is het verwijderen van het bestaande mestbassin op het erf. Verderop in het veld wordt dan een mestsilo gerealiseerd. Dit komt ten goede van het woon- en leefklimaat van omwonenden. De realisatie van de mestsilo wordt separaat via een afwijkingsprocedure van het bestemmingsplan geregeld.

4.2 Bedrijfsplan

De heer E.J. Striper heeft een akkerbouwbedrijf aan de Dordseweg 85 te Weiteveen. Het bedrijf bewerkt een oppervlakte van ongeveer 400 hectare. Het bouwplan is gebaseerd op een veenkoloniaal bouwplan waar de teelt van aardappelen de hoofdteelt is. Door grondruil met landbouwers die geen of weinig aardappelen verbouwen is de oppervlakte aardappelen groter dan wat doorgaans in een veenkoloniaal bouwplan gebruikelijk is. Het bedrijf is afhankelijk van de aardappelteelt.

Om de levensvatbaarheid van zijn onderneming te waarborgen dient bedrijfsontwikkeling plaats te vinden. Door het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid in de Europese Unie wordt de directe productie van landbouwproducten niet meer ondersteund met subsidies. De huidige bedrijfstoeslagen worden vanwege het Europees Landbouwbeleid in snel tempo afgebouwd naar een veel lager bedrag per hectare. Agrarisch ondernemers dienen meer in te spelen op marktomstandigheden.

Wanneer er wordt doorgeboerd op basis van een ongewijzigd traditioneel veenkoloniaal bouwplan als uitgangspunt gaat de akkerbouw met een veenkoloniaal bouwplan een financieel zware tijd tegemoet omdat de compensatie als gevolg van de zetmeelpremie voor zetmeelaardappelen in 2015 voor een groot deel vervalt en na 2018 volledig is verdwenen. Om het bedrijf levensvatbaar te houden is het bedrijfseconomisch noodzakelijk dat hij als ondernemer hier op in dient te spelen.

Striper speelt hier op in door naast de zetmeelaardappelteelt, industrie- en consumptieaardappelen te telen voor de verwerkende industrie. Om goede afspraken te maken, met voldoende financiële basis, met de aardappelverwerkende industrie is vereist dat er een voldoende grote hoeveelheid aardappelen, met de juiste kwaliteit over het gehele jaar geleverd kan worden. Naast het afleveren van industrie- en consumptieaardappelen in het oogstseizoen is het beschikken over voldoende bewaarcapaciteit voor deze aardappelen buiten het oogstseizoen hierbij een noodzaak.

Wanneer aan de voorwaarden van aardappelopslag kan worden voldaan is Striper in de gelegenheid om de bovenstaande afspraken te maken met de aardappelverwerkende industrie voor industrie- en consumptieaardappelen.

Gesteld kan worden dat wanneer er niets wordt ondernomen het bedrijfsinkomen als gevolg van het wegvallen van bedrijfstoeslagen in verval zal raken. De bedrijfseconomische noodzaak om een aardappelopslag te bouwen om met meer rendement de aardappelen af te kunnen zetten is daarom nadrukkelijk aanwezig.

4.3 Stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing

Ten behoeve van het plan is door bureau BugelHajema een erfinrichtingsplan opgesteld. Het complete erfinrichtingsplan is toegevoegd als Bijlage 1 van de regels.

4.3.1 Landschapskarakteristiek

Het erf ligt aan de Dordseweg ligt in een weids hoogveenontginningslandschap . Dit landschap wordt gekenmerkt door een duidelijke verkavelingsstructuur van rechte lijnen en een patroon van haaks op elkaar staande wijken en kanalen. Over het algemeen is het landschap zeer open. In de directe omgeving van het plangebied komt beplanting voor in kleine bospercelen, bij erven en langs infrastructuur, zoals de oude Spoordijk, het Dommerskanaal en de Dordsedijk.

Kenmerken landschap als vertrekpunt voor landschappelijke inpassing erf:

  • open landschap met rationele opzet van wijken en kanalen;
  • beplanting langs hoofdwegen en kanalen en oude Spoordijk;
  • erven als puntsgewijze groene clusters in verder weids landschap.
4.3.2 Huidige erfopzet

Het erf aan de Dordseweg ligt aan de noordzijde van het Dommerskanaal. Het erf grenst aan de bebouwde kom van Weiteveen, waarbij het woonhuis aan de voorzijde uitkijkt op de bebouwing van het dorp. Aan de noord- en westzijde ligt het erf vrij in het open landschap, waarbij de hoofdwijk aan de westzijde de achtergrens van het bestaande erf vormt.

Het rechthoekig opgezette erf kent een heldere opzet met een duidelijk onderscheid tussen een voorerf met bedrijfswoningen en een achtererf waar wordt gewerkt en waar de loodsen staan. De oudste loodsen zijn tegen elkaar aan gebouwd en staan met hun nok evenwijdig aan de Dordseweg. De nieuwste loods staat daarentegen haaks op de Dordseweg. Deze loods ligt aan de noordzijde van het erf en ligt vrij in het zicht vanaf de Dordseweg. Daardoor is de loods beeldbepalend en domineert de loods de bebouwingsstructuur op het erf.

Aan de oostzijde krult het erf zich rond de oudste bedrijfswoning. De bij het agrarisch bedrijf horende woning ligt noordelijk van de oude bedrijfswoning. Beide woningen zijn georiënteerd op de Dordseweg.

Uitgangspunten voor landschappelijke inpassing erf:

  • vasthouden aan onderscheid tussen voorerf en achtererf;
  • vasthouden aan rechthoekige opzet.
4.3.3 Bedrijfseconomische aspecten

Voor het bedrijf is het van groot belang zijn erf zo goed en efficiënt mogelijk te kunnen gebruiken. Voldoende ruimte tussen de loodsen en voldoende ruimte om snel te kunnen keren met materieel of rond te kunnen rijden zijn daarbij randvoorwaarden. Een logische opzet van het erf ook, waarbij voldoende werkruimte bij de nieuwe loods wordt geboden.

Uitgangspunten voor landschappelijke inpassing erf:

  • voldoende verhard oppervlak om efficiënt te kunnen rijden en keren op het erf;
  • rondrijden is een pluspunt.
4.3.4 Erfinrichtingsplan

Het erfinrichtingsplan is opgebouwd aan de hand van de eerder genoemde uitgangspunten. Leidraad is de logische opzet van het erf met een voorerf en twee achtererven: het eerste en oude achtererf en een nieuw achtererf, achter de landschappelijk waardevolle hoofdwijk. Door de hoofdwijk te handhaven wordt een landschappelijk bepalende ontginningslijn behouden.

In het eindbeeld bestaat het erf als gezegd uit drie delen. Om de drie delen van het erf toch aan elkaar te binden zijn verschillende ontwerpmiddelen ingezet. Een nieuwe wijk langs het nieuwe achtererf vormt de verlenging van de bestaande wijk. De nieuwe wijk ligt iets noordelijker vanwege de benodigde ruimte voor een boomsingel. De wijk voorziet in de gewenste nieuwe waterberging met de komst van het nieuwe erf en refereert aan de vroeger aanwezige verkavelingsrichting die oost-west georiënteerd was.

De twee achtererven worden met inheemse opgaande beplanting visueel aan elkaar verbonden. Langs het bestaande erf wordt een strook met heesters en struiken voorgesteld. Er is onvoldoende ruimte om hier hoogopgaande beplanting te realiseren. Op het achtererf wordt op 10 meter van de nieuwe loods een stevige singelbeplanting gerealiseerd met bomen en ondergroei van heesters en struiken van hetzelfde sortiment als langs de bestaande aardappelloods. De singelbeplanting staat in de lijn van de huidige wijk. Het voorerf wordt (nu al) omringd met een beukenhaag, wat een passende inpassing is.

De nieuwe loods wordt gebouwd in het verlengde van de bestaande loods, waarbij de noordzijde van de nieuwe loods in dezelfde lijn ligt als de bestaande loods. De loods wordt op 5 meter van de hoofdwijk gesitueerd.

De nieuwe mestsilo ligt vrij, achter het erf, omdat op het erf onvoldoende ruimte is, gelet op de benodigde manoeuvreerruimte bij de nieuwe loods. Er is bewust gekozen de mestsilo niet in te passen met beplanting. Juist extra beplanting benadrukt de ligging van de mestsilo achter het erf, los in het landschap. Door voor de mestsilo donkere kleuren te kiezen, zal de silo in het beeld vanaf de Dordseweg aan de noordzijde samenvallen met de beplanting langs het Dommerskanaal. Diezelfde beplanting schermt het zicht op de silo af vanaf de zuidzijde. Het erf blokkeert het zicht op de silo vanaf de oostkant.

Voorwaarden nieuwe bebouwing:

  • loods dezelfde dakhelling als bestaande loods;
  • goot- en bouwhoogte van de loods zijn respectievelijk 5,5m en 9,5m;
  • kleurstelling loods en mestsilo: donkere grijs- of groentinten en voor de loods een donker-grijs tot zwart dak.

Passende beplanting:

  • bomen: eik (Quercus robur), grauwe abeel (Populus x canescens), esdoorn (Acer pseudo-platanus) en zachte berk (Betula pubescens);
  • heesters/struiken: hulst (Ilex aquifolium), veldesdoorn (Acer campestre), krent (Amelan-chier), vogelkers (Prunus padus) en Gelderse roos (Viburnum opulus).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2015010-W701_0003.png"

Afbeelding 3: Erfinrichtingsplan

4.4 Verkeer

De locatie wordt ontsloten en is goed bereikbaar via de Dordseweg. De Dordseweg is als weg berekend op verkeersbewegingen die behoren bij een akkerbouwbedrijf.

Hoofdstuk 5 Onderzoeken en milieubeoordeling

5.1 Archeologie

De aanleiding voor het opnemen van de archeologische waarden en verwachtingen in ruimtelijke plannen vloeit voort uit het Verdrag van Valletta, de Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2010. In de Monumentenwet is vastgelegd dat bij het opstellen van een ruimtelijke plan rekening gehouden moet worden met de archeologische waarden in de bodem en dat deze beschermd moeten worden. Daarbij gaat het zowel om aanwezige als mogelijk te verwachten archeologische waarden.

Het plangebied heeft deels de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 4". Voor bodemingrepen groter dan 1000 m2 dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Door bureau De Steekproef is inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd.

Het onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een veldonderzoek verkennende fase. Bij het bureauonderzoek zijn bronnen geraadpleegd op het gebied van fysische geografie, archeologie en historische geografie. Bij het veldonderzoek zijn twaalf boringen geplaatst om de opbouw en gaafheid van de bodem te bepalen en om te zoeken naar archeologische indicatoren. Op de westelijke helft van het terrein is een veldkartering uitgevoerd.

Uit het bureauonderzoek blijkt dat het onderzoeksgebied in een veenkoloniale ontginningsvlakte ligt. Rond het begin van het neolithicum verdronk het gebied in een uitgestrekt veenmoeras. Binnen een kilometer omtrek zijn geen archeologische waarden gemeld. Uit het veldonderzoek blijkt dat in de westelijke helft van het onderzoeksgebied een dekzandkop heeft gelegen. Deze heeft langdurig droge condities gehad, waardoor het een geschikte vestigingsplek lijkt te zijn geweest voorafgaand aan de vernatting en veenvorming. Echter de zandkop is sterk aangetast door egalisatie en diepploegen. Daardoor zullen eventueel aanwezige archeologische grondsporen verloren zijn gegaan. Het onderzoek heeft geen archeologische indicatoren opgeleverd zoals bewerkt vuursteen. Het advies luidt om geen nader archeologisch onderzoek te ondernemen.

Het archeologisch onderzoek is beoordeeld en akkoord bevonden. Het archeologisch onderzoek is toegevoegd als Bijlage 1.

5.2 Flora en fauna

De Flora- en Faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. Op grond van de wet geldt een algemeen verbod voor het verwijderen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Door BugelHajema is een ecologische inventarisatie uitgevoerd. Geconcludeerd wordt dat een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet, een Voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 of een analyse in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet noodzakelijk is.

Met in acht name van het broedseizoen van vogels is een ontheffing van de Flora- en faunawet op voorhand niet nodig. Met betrekking tot de planning en uitvoering van de werkzaamheden dient daarom rekening te worden gehouden met het broedseizoen. De Flora- en faunawet kent geen standperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.

Voor het plan is verder geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig en het plan is op het punt van EHS niet in strijd met de Provinciale omgevingsverordening Drenthe.

Het plan is wat betreft de natuurwet en -regelgeving uitvoerbaar. De ecologische inventarisatie is toegevoegd als Bijlage 2.

5.3 Milieu

5.3.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

In het Besluit m.e.r. zijn drempelwaarden opgenomen voor wanneer er een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Sinds de wijziging van het Besluit op 1 april 2011 is een beoordeling van een activiteit die op de D-lijst van het Besluit m.e.r. voorkomt noodzakelijk, ook al ligt de omvang van de activiteit (ver) onder de drempelwaarde.

In voorliggend plan komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege de afwezigheid van die activiteiten hoeft geen (vormvrije) m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.

5.3.2 Activiteitenbesluit milieubeheer

Voor de beoogde bedrijfsuitvoering dient een melding te worden gedaan in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

5.3.3 Geluid
5.3.3.1 Inleiding

Door Noordelijk Akoestisch Adviesburo BV is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsuitstraling naar de omgeving als gevolg van de voorgenomen plannen. Het onderzoek is uitgevoerd voor de wijziging van het bestemmingsplan en voor de melding in het kader van het Activiteitenbesluit.

Het complete akoestisch onderzoek is toegevoegd als Bijlage 3.

Onderzocht is de geluidsbelasting veroorzaakt door de activiteiten op de locatie bij de omliggende woningen. De geluidsniveaus zijn vastgesteld door alle relevante geluidsproducerende activiteiten en installaties binnen het bedrijf te inventariseren en voor elk daarvan de geluidsoverdracht naar de omliggende woningen te berekenen. In het akoestisch onderzoek zijn een representatieve bedrijfssituatie en een regelmatige afwijking van de representatieve bedrijfssituatie onderzocht.

5.3.3.2 Bevindingen naar aanleiding van het akoestisch onderzoek

Representatieve bedrijfssituatie

Uit de resultaten van het akoestisch onderzoek blijkt dat tijdens de representatieve bedrijfssituatie het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, vanwege de gehele inrichting (toetsing ruimtelijke ordening) en vanwege alleen de vast opgestelde installaties (toetsing Activiteitenbesluit) ten hoogste 47 dB(A) etmaalwaarde bedraagt. Er wordt hiermee, op twee woningen, niet voldaan aan de grenswaarde van 45 dB(A) etmaalwaarde. Voor de woning Dordseweg 79 is de bestaande koeler nabij de loods voor pootgoed bepalend. Bij de woning Lavendelheide 3 zijn dit de reeds aanwezige ventilatoren van de bestaande vlokkenloods.

Regelmatige afwijking van de representatieve bedrijfssituatie

De regelmatige afwijking van de representatieve bedrijfssituatie betreft: in de nachtperiode continu drogen + koelen. Uit de resultaten van het akoestisch onderzoek blijkt dat tijdens de regelmatige afwijking van de representatieve bedrijfssituatie het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, vanwege de gehele inrichting (toetsing ruimtelijke ordening) en vanwege alleen de vast opgestelde installaties (toetsing Activiteitenbesluit) ten hoogste 42 dB(A) in de nachtperiode (52 dB(A) etmaalwaarde) bedraagt. Er wordt hiermee, op drie woningen, niet voldaan aan de grenswaarde van 35 dB(A) in de nachtperiode (45 dB(A) etmaalwaarde).

De afwijkende bedrijfssituatie is zeer afhankelijk van de weersomstandigheden, temperatuur en luchtvochtigheid. Er is niet vooraf te voorspellen hoeveel nachten dit voor kan komen, maar zeer zeker niet dagelijks. Wel is het een feit dat na het oogsten het maximaal drogen en koelen binnen een periode van ten hoogste circa 3 weken kan plaatsvinden. Langer dan deze periode zal er derhalve niet maximaal worden gedroogd (ten hoogste 3 weken per jaar, niet dagelijks).

Maximaal geluidsniveau

De inrichting veroorzaakt alleen in de dagperiode maximale geluidsniveaus, in de avond- en nachtperiode zijn de relatief constante ventilatoren in bedrijf welke nauwelijks pieken veroorzaken. De maximale geluidsniveaus tijdens de regelmatige afwijking van de representatieve bedrijfssituatie zijn identiek aan de representatieve bedrijfssituatie. De maximale geluidsniveaus in de dagperiode bedragen ten hoogste 66 dB(A) en voldoet net niet aan de grenswaarde van de ruimtelijke inpassing van 65 dB(A). Deze geluidsbelasting wordt veroorzaakt door het rijden met tractoren en treedt reeds op in de huidige situatie. De maximale niveaus op de woningen voldoet wel aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit.

5.3.3.3 Maatregelen

Om de geluidsbelasting te kunnen reduceren, dient de bijdrage van de belangrijkste geluidsbronnen te worden verminderd. Voor de woning Dordseweg 79 is de bestaande koeler nabij de loods voor pootgoed bepalend. Bij de woning Lavendelheide 3 zijn dit de reeds aanwezige ventilatoren van de bestaande vlokkenloods.

Representatieve bedrijfssituatie

Door Striper is aangegeven dat maatregelen aan de koeler nabij de loods voor pootgoed zullen worden uitgevoerd. Door de koelinstallatie voor geluid te gaan isoleren wordt een reductie van circa 7 dB realiseerbaar geacht (bij maximaal toerental en alle fans in bedrijf). Na deze maatregel wordt tijdens de representatieve bedrijfssituatie ook op de woning Dordseweg voldaan aan de grenswaarde van 45 dB(A) etmaalwaarde. Dit zal als maatwerkvoorschrift worden opgenomen.

Op de woning Lavendelheide 3 bedraagt de overschrijding dan nog 1 dB in de avondperiode. Om deze overschrijding ook teniet te doen zijn maatregelen aan de ventilatoren van de bestaande vlokkenloods benodigd. Indien op termijn de bestaande ventilatoren worden vervangen door identieke, nieuwe stillere ventilatoren zoals deze worden toegepast in de nieuwe vlokkenloods wordt een reductie verkregen van circa 6 dB. De kosten van dergelijke ventilatoren bedragen voor in totaal 12 ventilatoren circa € 20.000 exclusief btw en exclusief montage. De ventilatoren van de bestaande vlokkenloods zullen in de toekomst worden vervangen door stillere uitvoeringen. Gezien de financiële investering en de overschrijding (1 dB) wordt deze maatregel niet op korte termijn verlangd. Dit zal als maatwerkvoorschrift worden opgenomen.

Regelmatige afwijking van de representatieve bedrijfssituatie

De genoemde maatregelen hebben ook effect op de resultaten van de regelmatige afwijking van de representatieve bedrijfssituatie (in de nachtperiode continu drogen + koelen). Na het uitvoeren van de maatregel aan de koeler bedraagt het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in de nachtperiode, op de woning Dordseweg 79, 36 dB(A) en op woning Lavendelheide 3, 41 dB(A). Dit zal als maatwerkvoorschrift worden opgenomen. Wanneer op termijn de bestaande ventilatoren worden vervangen zal het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in de nachtperiode op de woning Lavendelheide 3 ten hoogste 36 dB(A) bedragen. Dit zal als maatwerkvoorschrift worden opgenomen.

Ten aanzien van de maximale geluidsniveaus is het niet realiseerbaar om deze te reduceren. De eigen tractoren welke de inrichting bezoeken voldoen aan de laatste stand der techniek. Overdrachtsmaatregelen zijn, nabij de toerit, uit verkeersveiligheidsoverwegingen niet wenselijk. Voor wat betreft het maximale geluidsniveau wordt de situatie inpasbaar geacht.

5.3.3.4 Indirecte hinder

In het akoestisch onderzoek is de geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer naar en van de inrichting (indirecte hinder) bepaald. De geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer naar en van de inrichting bedraagt op 5 meter uit de as van de weg 50 dB(A) en binnen deze afstand is geen woning gelegen. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) op woningen.

5.3.3.5 Conclusie

Het akoestisch onderzoek is beoordeeld en akkoord bevonden. Er worden een tweetal maatregelen uitgevoerd. De situatie is ruimtelijk inpasbaar. Als Bijlage 4 zijn de maatwerkvoorschriften toegevoegd (onderdeel van de melding Activiteitenbesluit).

5.3.4 Bodem

De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen.

Door Sigma Bouw & Milieu is een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er uit milieuhygiënische overwegingen in relatie tot de bodemkwaliteit, geen belemmeringen ten aanzien van de beoogde nieuwbouw van een loods.

Het complete onderzoek is toegevoegd als Bijlage 5.

5.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes.

Binnen en nabij het plangebied zijn daarnaast geen bedrijven of transportroutes gelegen waarbij rekening moet worden gehouden met het aspect externe veiligheid.

5.5 Waterparagraaf

5.5.1 Inleiding

De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan en beschrijft de uitwerking hiervan op het watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het plan oplegt. De waterparagraaf is de plek waar, naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan of besluit, het wateradvies en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar een plaats krijgen.

Uitgangspunt is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat er grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.

5.5.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. De watertoets is uitgevoerd en er is contact opgenomen met het waterschap. De watertoets is toegevoegd als Bijlage 6.

5.5.3 Waterhuishouding

Het verharde oppervlak neemt door de realisatie van het plan toe. In de watertoets wordt uitgegaan van een toename van het verharde oppervlak van ca. 7.000 m2 (incl. erfverharding). Er zijn geen situaties van wateroverlast bekend in het plangebied of de directe omgeving.

5.5.4 Afvoer van water

Huishoudelijk afvalwater
Voor het huishoudelijke afvalwater is een aansluiting op de riolering aanwezig.

Bedrijfsafvalwater
Berdrijfsafvalwater mag niet worden geloosd op de riolering. Hiervoor wordt een voorziening getroffen door het bedrijf.

Hemelwater
Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap is erop gericht het hemelwater af te koppelen van de riolering en te lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem. Voor lozing van het hemelwater wordt waterberging op eigen terrein gerealiseerd.

Gelet op de toename van het verhard oppervlak wordt 10% daarvan gecompenseerd door de aanleg van een nieuwe wijk (zie ook paragraaf 4.3.4).

5.5.5 Kwaliteit oppervlaktewater

Vermeden dient te worden dat hemelwater in aanraking komt met materialen die milieu belastende stoffen uitlogen. Om verontreiniging te voorkomen dient derhalve bij de bouw geen gebruik te worden gemaakt van uitlogende materialen.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke betrokkenheid

6.1 Ontwerp wijzigingsplan en zienswijzen

Het ontwerp wijzigingsplan heeft vanaf 18 december 2015 gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tegen het ontwerp wijzigingsplan zijn geen zienswijzen ingediend. De provincie Drenthe heeft aangegeven in te kunnen stemmen met het plan (Bijlage 8).

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Voor het opstellen van een wijzigingsplan is een bedrag opgenomen in de legesverordening. De plankosten komen geheel voor rekening van de aanvrager. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.