direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Klazienaveen Noord, woning Scholtenskanaal OZ tussen 93 en 96
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2014032-U701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot uitwerkingsplan

De initiatiefnemer is eigenaar van het perceel aan de Scholtenskanaal OZ tussen 93 en 96 te Klazienaveen-Noord. Het perceel is kadastraal bekend als ‘Emmen, sectie G, nummer 495".

Op dit moment bevindt zich hier een braakliggend stuk grond. De initiatiefnemer heeft het voornemen om op deze locatie een woning te laten bouwen. De bouw van een woning op het perceel is niet toegestaan aangezien er binnen de huidige bestemming "Wonen – uit te werken" geen bouwvlak aanwezig is.

Het voorliggende uitwerkingsplan voorziet in toekennen van een bestemming ‘Wonen – vrijstaand’ en het daarbij behorende bouwvlak en bouwregels. Het uitwerkingsplan draagt dus zorg voor het planologisch mogelijk maken van de realisatie van een woning op het perceel Scholtenskanaal OZ tussen 93 en 96.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van het uitwerkingsplan ‘Klazienaveen Noord, woning Scholtenskanaal OZ tussen 93 en 96’ ligt langs het Scholtenskanaal Oostzijde, tussen de nummers 93 en 96. Het perceel wordt ten noorden en zuiden begrensd door woningen, ten oosten van het perceel bevinden zich agrarische landerijen en ten westen van het perceel bevindt zich het Scholtenskanaal met daarachter agrarische landerijen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014032-U701_0001.jpg"

1.3 Huidige planologische regelingen

Het voorliggende uitwerkingsplan ‘Klazienaveen Noord, woning Scholtenskanaal OZ tussen 93 en 96’ geeft een uitwerking voor het plangebied zoals deze is opgenomen in het geldende bestemmingsplan ‘Klazienaveen-Noord’.

1.4 Opzet uitwerkingsplan

Het uitwerkingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen, veelzijdigheid troef

De structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld Raad, september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden uit te nodigen tot en te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald, deze zijn als volgt:

Landschap:

Versterken van het landschap door in te zetten op bebossing van de Hondsrug, het vrijwaren van de steilrand, het koesteren van de openheid, de herkenbaarheid van de kanalenstructuur te vergroten, de beekdalen te herstellen en het gebruik van de essen te vergroten.

Duurzaamheid:

Het benoemen van het uitgebreide kanalenstelsel en de beekdalen voor de berging van water. Specifiek betreft het hier de Buma Marchienawijk/ Sleenerstroom en het Schoonebeekerdiep. Het herstel van de beekdalen combineert de verbetering van de waterkwaliteit met noodberging, alsmede versterking van het landschap. Een tweetal gebieden is benoemd als mogelijk zoekgebied. De term 'mogelijk zoekgebied' betekent dat deze relatief onbebouwde gebieden een mogelijke toekomstige geschiktheid kennen voor de berging van water. Deze geschiktheid dient behouden te blijven, maar is alleen nodig indien scenario's met een verdergaande klimaatverandering hiertoe aanleiding geven.

Wonen:

Vanuit de structuurvisie vindt aansluiting plaats op het bestaande bouwprogramma. Voor fase 2 en 3 van de Delftlanden vindt een verbijzondering plaats en wordt gericht op meer landelijke en dorpse woonmilieus. Naast een kwaliteitsimpuls van de bestaande woningen wordt ingezet op wervende woonmilieus, te weten: water/lintwonen tussen Barger- en Emmer Compascuum, boswonen op de Hondsrug en erfwonen in het zuidelijk deel van de gemeente.

Voorzieningen:

Inzet op versterking van de centrumfunctie van Emmen en behoud bestaande ruimtelijke structuur niet-commerciële voorzieningen. Bij natuurlijke wijzigingsmomenten inzetten op versterking van de kwaliteit en efficiënte bundeling.

2.1.2 Woonbeleid

De Woonvisie 2012-2017 "Thuis in Emmen" is op 20 december 2012 vastgesteld door de raad. Het beleidskader richt zich op goed wonen en leven; er is sprake van een kwalitatieve insteek. In de woonvisie wordt rekening gehouden met vergrijzing en mogelijke bevolkingskrimp. De prioriteiten in het beleid zijn: zorg voor voldoende en goede woningen voor de doelgroepen van beleid; herstructurering in relatie tot bevolkingskrimp en vergrijzing; zorg voor voldoende geschikte woningen voor senioren; duurzaamheidsmaatregelen (in het bijzonder energiebesparende maatregelen). Het accent ligt met deze prioriteiten op behoud en versterking van de bestaande woonkwaliteit. Dit komt ook tot uiting in de algemene woningbouwstrategie, waarin bij het beoordelen van nieuwe initiatieven herstructureringsprojecten prioriteit hebben. Ook van belang is dat nieuwe initiatieven en nieuw te ontwikkelen locaties/gebieden in samenhang worden bekeken.

2.1.3 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand". Een zogenaamde Welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandcriteria opgenomen in de Welstandsnota. Donderdag 16 december 2010 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.

Het uitwerkingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het uitwerkingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving. Het nieuwe welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden geldt de zogenaamde basis welstand. Alleen voor gevels die te zien zijn vanaf de openbare weg of het openbaar gebied is een welstandstoets nodig. Voor winkelcentra, het centrum van Emmen, monumenten, bijzondere gebouwen en locaties geldt uitgebreide welstand. Dit wil zeggen dat alle zijden van het gebouw moeten voldoen aan de welstandseisen.

Op basis van de gemeentelijke Welstandsnota ligt het plangebied in een gebied met de ‘basis welstand’.

Voor de invulling van het perceel zijn de volgende stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld:

Algemeen:

  • Bouwen binnen een bouwvlak (40 m diep vanaf voorgevel hoofdgebouw)
  • Maximaal 250 m2 aan bebouwing
  • Haakse kaprichting
  • Aansluiting voorgevel bij de voorgevelrooilijnen van de naastgelegen woningen
  • Afstand tot zijerfscheidingen minimaal 3 meter
  • Maximale bouwhoogte: 9 meter
  • Maximale goothoogte: 3,5 meter
  • Minimale dakhelling: 35 graden
  • Maximale bouwhoogte: 6 meter
  • Maximale goothoogte: 3 meter
  • Bouwhoogte binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens maximaal 3,5 meter
  • Minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw
  • Erf en terreinafscheidingen voor de voorgevel van de woning maximaal 1 meter
  • Erf en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de woning maximaal 2 meter.

2.2 Provinciaal beleid

Provinciale Staten hebben op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De visie is inwerking getreden op 20 augustus 2014. De Omgevingsvisie Drenthe is voor Drenthe een centraal visiedocument. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. In de visie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen:

  • De provinciale structuurvisie op grond van de Wro;
  • Het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer (Wm);
  • Het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  • Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.

De Omgevingsvisie is hét kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. De missie van de provincie is het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is. De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang ligt in het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten. Omdat niet alle kernkwaliteiten goed te duiden zijn in het fysiek-ruimtelijk domein zijn deze vertaald naar indicatoren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014032-U701_0002.jpg"

Het behouden en ontwikkelen van de kernkwaliteiten is belangrijk voor een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving in Drenthe. Even belangrijk is een gezond economisch klimaat, met voldoende bedrijvigheid en werkgelegenheid, en een gezond sociaal klimaat, met voldoende variatie in het aanbod van woonmilieus en voorzieningen met een hoge leefbaarheid.

De provincie wil met haar beleid voorwaarden creëren voor het ontwikkelen van een robuuste sociaaleconomische structuur van Drenthe. Daarbij wordt rekening houden met de economische en demografische ontwikkeling. De provincie streeft naar aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag.

Vanuit de doelstelling om zorgvuldig en doelmatig om te gaan met de ruimte in Drenthe, hanteert de provincie het uitgangspunt ‘inbreiding gaat voor uitbreiding’. Dit houdt in dat de provincie Drenthe prioriteit geeft aan herstructurering (inclusief verduurzaming) van de woningvoorraad en aan het herontwikkelen en herbestemmen van gronden en panden. Daarnaast ligt er een beperkte opgave om de woningvoorraad uit te breiden. De huidige plancapaciteiten in de gemeenten zijn voldoende om aan de woningvraag tot 2020 te voldoen.

2.2.1 Provinciale Omgevingsverordening

In de Provinciale Omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie (deels) door naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De Omgevingsverordening is op 9 maart 2012 door Provinciale Staten vastgesteld. Een actualisatie is van de Omgevingsverordening is in voorbereiding. De provincie is verplicht vanuit de AMVB Ruimte een verordening voor erin opgesomde thema's te hanteren. De AMVB Ruimte bevat geen nieuw rijksbeleid, het is een 'beleidsneutrale' vertaling van de Nota Ruimte. Naast de vertaling van het rijks belang beschrijft de POV de provinciale belangen waarover de provincie duidelijkheid wil geven en of wil verankeren in op gemeentelijk niveau, middels overleg of anderszins. De ruimtelijke kwaliteit van Drenthe wordt in de verordening op drie manieren gefundeerd: kernkwaliteiten, SER ladder en milieu- en leefomgeving. Elk van de drie elementen is terug te vinden in de bepalingen van de verordening. Waarbij deze elementen een rol spelen voor het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit (Bruisend Drenthe). Gemeenten zullen binnen de kaders van de Omgevingsvisie de kernkwaliteiten ook moeten uitwerken naar hun ruimtelijke plannen. Ze zijn daarbij gebonden aan de kaders van het provinciaal beleid welke is neergelegd in de Omgevingsvisie en uitwerkingen zoals het Cultuurhistorisch Kompas en de beleidsnota Aardkundige waarden. Bij het opstellen van de cultuurhistorische hoofdstructuur beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas is gezocht naar een samenhangende relatie van elementen, structuren en gebieden. Aan de hand van deze structuren is de provincie opgedeeld in 10 deelgebieden. Emmen behoord tot deelgebied Emmen en haar Venen. De ambities behorende bij dit deelgebied richten zich op het behouden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp en es, waarbij de esdorpen en essen als een keten op de Hondsrug liggen, afgewisseld met scherp begrensde boswachterijen. Het benadrukken van het lineair patroon van hunebedden, grafheuvels en andere zichtbare en onzichtbare prehistorische relicten die samenhangen met de prehistorische route over de Hondsrug. Het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. De belangrijkste opgave voor de Hondsrug is het ontwikkelen van een integraal gebiedsperspectief om de aantrekkelijkheid van het gebied als woon- en werkplek en toeristische trekker te waarborgen voor de toekomst.

2.2.2 Kernkwaliteiten-analyse

Voor dit plan is beoordeeld of er sprake is van zogeheten kernkwaliteiten, waarmee rekening dient te worden gehouden bij de uitvoering van dit plan. Er zijn in totaal 6 verschillende kernkwaliteiten, te weten: ‘aardkundige waarden, rust, natuur, landschap, cultuurhistorie en archeologie’. De kernkwaliteiten die gelden voor het plangebied zijn van een dusdanig lage waarde, dat ze geen directe doorwerking kennen voor de realisatie van 1 woning aan het Scholtenskanaal OZ tussen 93 en 96.

2.3 Rijksbeleid

2.3.1 Ruimtelijk - Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en 13 maart 2012 vastgesteld. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

De structuurvisie bepaalt de ambities van Nederland in 2040. Deze hebben betrekking op de concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid van/in Nederland. Deze ambities zijn vertaald in slechts 13 verschillende nationale belangen.

Deze nationale belangen en doelen hebben echter een dusdanig hoog abstractieniveau dat deze niet van toepassing zijn op voorliggend initiatief. De structuurvisie is niet van belang voor de realisatie van één woning in Klazienaveen-Noord.

2.3.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is ‘de ladder voor duurzame verstedelijking’ daaraan toegevoegd. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft een handreiking beschikbaar gesteld als hulpmiddel bij de toepassing van de ladder.

Doel

De ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Motiveringsplicht en resultaat

Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkeling te motiveren met de drie opeenvolgende stappen. De stappen bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor (1) de ruimtevraag, (2) de beschikbare ruimte en (3) de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.

De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent. Dit gezag draagt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke afweging over die ontwikkeling.

In deze casus is sprake van het toevoegen van één woning aan de woningvoorraad. Het bouwen van één extra woning is geen stedelijke ontwikkeling waarbij de ladder voor duurzame verstedelijking bij moet worden toegepast. Momenteel is jurisprudentie in ontwikkeling over het begrip ‘stedelijke ontwikkeling’ in relatie tot woningbouwplannen. In een uitspraak van de Raad van State (Uitspraak 201405237/1/R2 d.d. 14 december 2014) is bepaald dat een woningbouwproject van 8 woningen niet is aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Deze ladder wordt pas toegepast indien er sprake is van een woningbouwplan van enige omvang (bijvoorbeeld het toevoegen van 14 woningen aan de woningvoorraad). (AbRvS 14 januari 2014, nr. 201308263/2/R4).

2.4 Conclusie

De conclusie van de in dit uitwerkingsplan ‘Klazienaveen-Noord, woning Scholtenskanaal OZ 0’ beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct door werkt in het plangebied. Hierdoor is het uitwerkingsplan niet in strijd met het rijksbeleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende uitwerkingsplan kan geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid. Wat betreft het gemeentelijk beleid kan gesteld worden dat het in overeenstemming is met de ‘Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef’, ‘het woonbeleid’ en ‘welstandsnota’ en daarmee voldoet het plan aan het gemeentelijk beleid. Tevens wordt voldaan aan de uitwerkingsbepalingen van het bestemmingsplan ‘Klazienaveen-Noord’.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie en monumenten

3.1.1 Algemeen

Per 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd ter uitvoering van het verdrag van Malta. Het verdrag vraagt om bescherming van het archeologisch bodemarchief tegen bodemverstoringen als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De Monumentenwet verplicht gemeenten om bij het opstellen van nieuwe planologische regelingen rekening te houden met de te verwachten en de aanwezige archeologische waarden. Behoud van die waarden is het uitgangspunt.

3.1.2 Archeologische waarden in het plangebied

Op 31 mei 2013 heeft de gemeente Emmen eigen archeologiebeleid vastgesteld. Op basis van de archeologische beleidskaart is er sprake van een een lage verwachtingswaarde ten aanzien van het aspect archeologie. Bij ruimtelijke ingrepen in dergelijke gebieden is nader onderzoek naar archeologie niet nodig.

3.1.3 Conclusie

Voor het realiseren van een woning aan de Scholtenskanaal OZ tussen 93 en 96 te Klazienaveen-Noord is geen nader archeologisch onderzoek uitgevoerd.

Wel blijft de meldingsplicht conform artikel 53 van de Monumentenwet van kracht. Dit houdt in dat mochten er tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische resten worden gevonden, de initiatiefnemer dit onmiddellijk dient te melden bij de gemeentelijke archeoloog, mevrouw C. Verschoor (tel. 140591 of mail )

3.2 Ecologie

Van belang is om na te gaan of er vanuit de wetgeving aangaande flora- en fauna waardevolle natuur- en beschermingsgebieden zijn gelegen (gebiedsbescherming) en of soorten bedreigd kunnen worden (soortenbescherming).

Gebiedsbescherming

De locatie Scholtenskanaal OZ tussen 93 en 96 te Klazienaveen-Noord bevindt zich niet in een waardevol natuurgebied, zodat er geen onderzoek hoeft worden uitgevoerd naar het aspect ‘gebiedsbescherming’.

Soortenbescherming

De Flora- en faunawet is gemaakt om planten- en diersoorten die vrij in het wild leven te beschermen. Ongeveer 500 van de 36.000 soorten die in Nederland voorkomen vallen onder de bescherming van deze wet. Om deze kwetsbare soorten te beschermen bevat de Flora- en faunawet een aantal verbodsbepalingen. Onder bepaalde voorwaarden mogen de activiteiten wel doorgaan.

Het is verboden:

  • 1. Beschermde inheemse plantensoorten te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enig andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen;
  • 2. Beschermde inheemse diersoorten te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen opzettelijk te verontrusten;
  • 3. Van beschermde inheemse diersoorten de nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren, de eieren te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen

Van belang is om na te gaan in hoeverre er sprake is of kan zijn van één of meerdere van de bovengenoemde ‘verboden activiteiten’. Aangezien er een schuurtje op het terrein aanwezig is die zal worden gesloopt en er daarnaast sprake is van verruiging op het perceel is er voor gekozen om een quickscan naar eventuele flora- en fauna uit te laten voeren.

Door onderzoeksbureau Elzerman Ecologisch Advies is dit onderzoek uitgevoerd. Het gehele onderzoeksrapport, bekend onder de gegevens ‘Quickscan Scholtenskanaal Klazienaveen-Noord, rapportnummer 2015-N08, d.d. 2 maart 2015’ is als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Hierna volgen, integraal overgenomen uit het genoemde onderzoeksrapport, de conclusies van het uitgevoerde onderzoek.

3.3 Fysieke veiligheid

Rijksoverheid stelt risiconormen op het gebied van veiligheid aan inrichtingen, ter bescherming van de omgeving. Naast de wet- en regelgeving mogen gemeenten invulling geven aan een eigen veiligheidsvisie. In de Beleidsnota externe veiligheid gemeente Emmen (april 2013) geeft de gemeente Emmen invulling aan deze beleidsruimte. In de gemeentelijke beleidsnota Externe Veiligheid zijn de ruimtelijke uitgangspunten van de structuurvisie verder uitgewerkt.

In de Beleidsnota externe veiligheid heeft de gemeente Emmen gekozen voor een gebiedsgerichte benadering voor de vestiging van risicovolle activiteiten. Tevens is in het beleid een afwegingskader bij concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten om de kwetsbaarheid van een object of activiteit die niet rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) valt bepaald te beoordelen. Bij het opstellen van dit bestemmings-plan is rekening gehouden met deze nota externe veiligheid.

Vanuit de Veiligheidsregio Drenthe en RUD Drenthe is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van de gebouwen in en rondom het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Centrum Oost Hagedoorn. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.

3.3.1 Fysieke veiligheidssituatie

3.3.1.1 Bevi-inrichtingen binnen het plangebied

Het plangebied is geïnventariseerd op de zogenoemde Bevi-bedrijven (vergunde situatie en feitelijke situatie). Hieruit blijkt dat in het plangebied geen Bevi-bedrijven gelegen zijn. Op de kaart hierna is dit visueel verduidelijkt. Het plangebied bevindt zich bij de oranje ster.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014032-U701_0003.jpg"

3.3.1.2 Buisleidingen

Er bevinden zich geen buisleidingen in de nabijheid van het plangebied.

3.3.1.3 Route gevaarlijke stoffen

Er bevinden zich geen wegen in de directe nabijheid waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Ook de A37 en de N862, waarover wel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, liggen op een te grote afstand om van invloed te zijn.

3.3.1.4 Hoogspanningsmasten

Er bevinden zich geen hoogspanningsmasten in de nabijheid van het plangebied.

3.3.2 Conclusie

Ter plaatse van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen met een risicocontour waartoe een nadere verantwoording van het groepsrisico dient plaats te vinden. Een nader onderzoek of berekening naar het groepsrisico is dan ook niet nodig.

3.4 Milieu

In deze paragraaf worden de voor dit uitwerkingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Aangegeven wordt wat de beperkingen en mogelijkheden in het plangebied zijn, bezien vanuit verschillende milieudisciplines.

3.4.1 Vormvrije M.E.R.-beoordeling

In voorliggend uitwerkingsplan "Klazienaveen-Noord woning Scholtenskanaal OZ 0" komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r., bijlage D, onder artikel 11 (Woningbouw, Stedelijke ontwikkeling, Industrieterreinen) staat onder artikel 11.3 genoemd dat een m.e.r-beoordeling moet plaatsvinden in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op de aanleg, wijziging of uitbreiding van woningbouw, stedelijke ontwikkeling of industrieterrein indien het oppervlakte groter is dan 100 hectare of meer als 2000 woningen omvat.

Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen vormvrije m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.

3.4.2 Bedrijven- en milieuzonering

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt het inpassen van nieuwe functies in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezig functies. Binnen het plangebied is er sprake van de realisatie van een nieuwe woning.

3.4.2.1 Algemeen

De (indicatieve) lijst "Bedrijven en Milieuzonering 2009", uitgegeven door de Vereniging van Nederlandse gemeenten, geeft weer wat de richtafstanden zijn voor milieubelastende activiteiten. In deze publicatie worden de indicatieve richtafstanden gegeven voor de vier ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

Bij het bepalen van de richtafstanden wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten:

  • het betreft gemiddeld moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstypen ‘rustige woonwijk’ en ‘rustig buitengebied’;
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten;
  • bij activiteiten met ruimtelijk duidelijk te onderscheiden deelactiviteiten kunnen deze activiteiten desgewenst als afzonderlijk te zoneren activiteiten worden beschouwd, bijvoorbeeld bij de ligging van de activiteit binnen zones met een verschillende milieucategorie.

De gegeven richtafstanden zijn in het algemeen richtafstanden en geen harde afstandseisen. Ze moeten daarom gemotiveerd worden toegepast. Dit betekent dat geringe afwijkingen in de lokale situatie mogelijk zijn. Het is aan te bevelen deze afwijkingen te benoemen en te motiveren.

3.4.2.2 Verspreid liggende bedrijven (agrarisch en niet-agrarisch)

Ten zuiden van het perceel, op een afstand van circa 170 meter, bevindt zich een grondgebonden agrarisch bedrijf met als naam ‘Landgoed Scholtenszathe’. Op basis van de VNG-reeks valt een dergelijk bedrijf onder de categorie: ‘Akker- en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren (niet intensief)’. Deze categorie kent normafstanden op het gebied van geur (100 meter), stof (30 meter) en geluid (30 meter) ten opzichte van woningen van derden. De afstand is circa 170 meter, zodat er voor de te realiseren woning geen milieuhinder te verwachten is.

3.4.3 Bodem

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 5 maart 2013 de Beleidsregel Bodemkwaliteit vastgesteld.

Om de kwaliteit te waarborgen, moet grondverzet worden gemeld bij het landelijk meldpunt. Om het verplaatsen van grond te vereenvoudigen, heeft de gemeente Emmen een aantal kaarten ontwikkeld. Deze bodemkwaliteitskaarten zijn als bijlage in de Nota Bodembeheer opgenomen. Aan de hand van deze kaarten is het mogelijk om zonder voorgaand onderzoek grond te ontgraven en toe te passen. Partijen grond en baggerspecie die niet voldoen aan de bodemkwaliteitskaart en de Nota Bodembeheer van de gemeente Emmen mogen alleen worden toegepast als er sprake is van een nuttige toepassing. Is het werk niet ‘nuttig’, dan is er sprake van het zich ontdoen van ‘nuttig’ gebruik. Tijdelijke uitname zijn werkzaamheden waarbij de grond na korte tijd weer teruggebracht wordt. Een voorbeeld is het graven van een sleuf voor kabels en leidingen. In dat geval hoeft de kwaliteit van de te ontgraven bodem niet onderzocht te worden, tenzij er sprake is van (een verdenking van) bodemverontreiniging.

3.4.3.1 Bodemonderzoek

Aangezien op de locatie Scholtenskanaal OZ tussen 93 en 96 sprake is van de bouw van 1 woningen, waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen (kunnen) verblijven is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk.

Het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd door onderzoeksbureau Sigma Bouw en Milieu uit Emmen. Het rapport ‘verkennend milieukundig bodemonderzoek volgens NEN-5740 Scholtenskanaal Oostzijde tussen nrs. 93-96 te Klazienaveen-Noord, (rapportnummer 15-M7203), d.d. 26 februari 2015’ is als bijlage 2 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Hierna volgen integraal overgenomen de toetsing van de hypothese van het uitgevoerde onderzoek.

Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de locatie niet vrij is van bodemverontreiniging. De bovengrond ter plaatse van de onderzoekslocatie bevat plaatselijk verontreinigingen t.o.v. de achtergrondwaarde. De plaatselijk verhoogd gemeten chemische verontreinigingen overschrijden de tussenwaarde niet en geven daardoor geen formele aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek.

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat er beïnvloeding van de bodemkwaliteit heeft plaatsgevonden. Opgemerkt wordt dat de conclusies betrekking hebben op de chemische gesteldheid van de bodem (excl. asbest). Een asbestonderzoek conform de NEN 5707 maakt geen onderdeel uit van de scope van onderhavig onderzoek. Op basis van zintuiglijke waarnemingen is op het maaiveld asbest verdacht materiaal waargenomen. In de bodem zijn puinresten waargenomen.

3.4.4 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

3.4.4.1 Geluidsbronnen in en nabij het plangebied

Voor het plangebied ‘Uitwerkingsplan Klazienaveen-Noord, woning Scholtenskanaal OZ tussen 93 en 96’ geldt dat in de bestaande situatie geen inrichtingen aanwezig zijn in of nabij het plangebied die geluid veroorzaken.

3.4.4.2 Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder is alleen van toepassing binnen de van rechtswege aanwezige zone van een weg. Conform de Wet geluidhinder heeft elke weg een zone. Conform art. 74 lid 2 Wgh zijn de onderstaande wegen hiervan uitgezonderd:

  • Wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • Wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.

De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied. De weg Scholtenskanaal OZ direct nabij het plangebied is gelegen in buitenstedelijk gebied en er mag harder worden gereden dan 30 km/uur. Hiervoor gelden de volgende zonebreedtes (conform art. 74 lid 1 Wgh) van 250 meter.

Bij de realisatie van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen moeten de wettelijke grenswaarden in acht worden genomen. De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai bedraagt 48 dB. Indien deze voorkeursgrenswaarde wordt overschreden moet er onderzoek worden gedaan naar mogelijke bron- en/of overdrachtsmaatregelen. Zijn maatregelen niet mogelijk dan kunnen Burgemeester en Wethouders ontheffing van de voorkeursgrenswaarde verlenen. Indien met maatregelen niet kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB kan voor woningen in buitenstedelijk gebied een hogere waarde worden vastgesteld van ten hoogste 53 dB.

Voor voorliggende uitwerking van bestemmingsplan ‘Klazienaveen-Noord’ is op 25 november 2015 door Ingenieursbureau Spreen een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 3. Uit de uitkomsten van dit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting op het plangebied meer bedraagt dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (incl. aftrek art. 110 Wgh). Er is sprake van een geluidsbelasting van circa 53 dB op de gevel. Door extra geluidsisolatie kan het binnenniveau verbeterd worden Omdat het een nieuwe situatie betreft, dient er een hogere waarde te worden aangevraagd tot 53 dB, waarbij voorwaarden aan de bouwwijze van de woning worden gesteld. Het ontwerpbesluit omtrent verzoek hogere grenswaarde is bijgevoegd in bijlage 4.

3.4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
3.4.5.1 Luchtkwaliteit plangebied

Projecten die ‘niet in betekende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. In de AMvB-nibm zijn de criteria vastgelegd om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm. Zo is een project waarbij in totaal 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg worden gebouwd nog aangemerkt als een Nibm-project. De realisatie van slechts één woning aan de Scholtenskanaal OZ blijft daarmee ruimschoots onder de drempelnorm. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit is niet nodig. Omdat ook verder geen significante ontwikkelingen rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOX en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het vaststellen van het uitwerkingsplan.

3.5 Waterparagraaf

3.5.1 Algemeen

In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem voor het plangebied van het uitwerkingsplan ‘Klazienaveen-Noord, woning Scholtenskanaal OZ 0’, is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen. De tekst in deze paragraaf is een uittreksel van de watertoets zoals deze is verzonden naar het waterschap. Voor een volledige weergave van de watertoets wordt verwezen naar de watertoets die als bijlage ‘ aan dit uitwerkingsplan toegevoegd.

3.5.2 Doorwerking naar het plan

3.5.2.1 Grondgebruik

Het grondgebruik voor het perceel Scholtenskanaal OZ tussen 93 en 96 te Klazienaveen-Noord is op basis van de kaart Normering Wateroverlast aangemerkt als grondgebruik ‘akkerbouw’. Op de hierna opgenomen kaart is dit visueel gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014032-U701_0004.jpg"

3.5.2.2 Waterhuishouding

Er is nog geen concreet bouwplan voor het perceel aan de Scholtenskanaal OZ, waardoor er in het kader voor dit uitwerkingsplan alleen enkele uitgangspunten worden genoemd waar in het uiteindelijke bouwplan rekening mee moet worden gehouden. Voor de waterketen geldt dat er in Klazienaveen Noord een persleiding voor het huishoudelijk afvalwater ligt. Op deze persleiding kan geen regenwater worden aangesloten. Regenwater moet hier lokaal worden afgevoerd in de richting van het oppervlaktewater.

Bij nieuwe ontwikkelingen mag het regenwater niet worden geloosd op het riool. Het dient ter plaatse te worden geïnfiltreerd of (via een bodempassage) te worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Vanwege de plaatselijk voorkomende slecht doorlatende lagen is het nodig bij infiltratie goed onderzoek te doen naar de opbouw van de ondergrond om wateroverlast te komen. Bij de afwatering van het perceel moet daarmee rekening worden gehouden. Dat geldt ook voor het bouwpeil van de bebouwing. Het aanwezige oppervlaktewater mag niet vervuild raken door de bouwactiviteiten. Het afstromende regenwater moet zo schoon mogelijk blijven.

3.5.3 Wateradvies waterschap

De gemeente Emmen heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.

De bij Waterschap Hunze en Aa’s aangevraagde watertoets, uitgevoerd op 22 oktober 2014 (korte procedure) is als bijlage 5 bij dit uitwerkingsplan gevoegd.

Hoofdstuk 4 Huidige situatie en beschrijven ontwikkeling

4.1 Ontstaansgeschiedenis

Klazienaveen-Noord is een kanaaldorp dat aan het begin van de vorige eeuw is ontstaan in de periode van grootschalige hoogveenontginningen. Op de kaart uit ongeveer 1850 maakt Klazienaveen-Noord nog deel uit van een groot veengebied, genaamd het Smeulveen. De ligging van Klazienaveen-Noord was westelijk van het Rundiep en ten noorden van de veenweg van Den Angelsloo richting het Hebeler Meer. Ten zuiden van de Veenkerk heeft historische reconstructie uitgewezen dat er een veenweg heeft gelegen. Tevens zijn het beengerelateerde (archeologische) vondsten gedaan op dezelfde plek en in het gebied ten westen van het Scholtenskanaal – ten zuiden Verlengde Splitting.

In 1874 werd het gehele Smeulveen gekocht door W. Scholden. In 1890 werd begonnen met het ontginnen van het smeulen. Voor de afvoer van turf werd het Scholtenskanaal gegraven, dat een verbinding vormde tussen de Verlengde Hoogeveenschevaart en het Stadskanaal bij Ter Apel. Later werd de Catovaart parallel aan het Scholtenskanaal gegraven. Bij de uitmonding van het Scholtenskanaal in de Verlengde Hoogeveensche Vaart ontstond de veenkolonie Klaziena(smeul)veen. De veenkolonie werd genoemd naar de vrouw van dhr. Scholten, Klazien Scholten-Sluis. Bij elke veenplaats werden woningen gebouwd zodat de eerste bewoners zich hier in 1898 konden vestigen. Zo kreeg men Klazienaveen-Zuid en Klazienaveen-Noord. Doordat de gronden ten zuiden van de Verlengde Hoogeveensche Vaart goedkoper werden verkocht trokken hier veel middenstanders naar toe.

Klazienaveen-Noord bestond aanvankelijk uit een lint van verveningswoningen ten westen van het Scholtenskanaal en een houten kerk, een school met onderwijzerswoning en kruidenierswinkel ten oosten van het Scholtenskanaal. In de periode 1912 – 1935 is een tweede lint met verveningswoningen langs de Catovaart gebouwd en ontstaat er een lintje aan de Albertsvaart. Lange tijd bestaat Klazienaveen dan ook uit twee bebouwingslinten met verveningswoningen, één aan de westkant van het Scholtenskanaal en één langs de Catovaart, twee groepjes woningen bij de schutsluizen in het noorden en zuiden van het dorp en een lintje bij de kerk.

Pas na WO2, in de periode 1954-1964, ontstaat er een ‘dorpje’ rondom de kerk door de bouw van enkele woningen langs het Scholtenskanaal en een groepje woningen in een straatje (thans De Weerdstraat) haaks op het kanaal. Na 1964 is het lint langs de Catovaart, met uitzondering van één woning, volledig verdwenen. Aan de westkant van het Scholtenskanaal zijn de verveningswoningen slechts in beperkte mate vervangen door woningen c.q. boerderijen direct aan het kanaal. Na 1985 zijn enkele grote loodsen ten noorden van de woningen bij de kerk gebouwd waardoor het bebouwingslint ten noorden van de kerk is verdicht.

4.2 Huidige situatie omgeving

Het plangebied van het uitwerkingsplan ‘Klazienaveen Noord, woning Scholtenskanaal OZ 0’ ligt langs het Scholtenskanaal Oostzijde, tussen de nummers 93 en 96. Het perceel wordt ten noorden en zuiden begrensd door woningen, ten oosten van het perceel bevinden zich agrarische landerijen en ten westen van het perceel bevindt zich het Scholtenskanaal met daarachter agrarische landerijen. De woningen gelegen aan het Scholtenskanaal Oostzijde bestaan uit specifieke kenmerken. Om er voor te zorgen dat het bouwplan aansluit bij de huidige bebouwing zijn door de gemeente Emmen stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld. Hierin staan verschillende kenmerken van de woningen aan het Scholtenskanaal OZ genoemd, zoals vrijstaande woningen, lange gootlijn, aansluiting zoeken aan de rooilijn, bouwhoogtes, kaprichting enz.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014032-U701_0005.jpg"

4.3 Huidige situatie terrein

Het plangebied is in zijn huidige situatie een stuk braakliggend terrein met de bestemming: ‘Wonen – uit te werken’. Hieronder een weergave van het terrein vanaf de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014032-U701_0006.jpg"

4.4 Beschrijving ontwikkeling

Dit uitwerkingsplan voorziet in het toekennen van een bestemming ‘Wonen – Vrijstaand’ op het perceel Scholtenskanaal OZ tussen 93 en 96 te Klazienaveen-Noord. De initiatiefnemer heeft het voornemen om op deze locatie een woning te laten bouwen. De bouw van een woning op het perceel is niet toegestaan aangezien er binnen de huidige bestemming "Wonen – uit te werken" geen bouwvlak aanwezig is.

Voor het plangebied is op dit moment geen concreet bouwplan aanwezig. De gemeente Emmen heeft echter wel al enkele stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld waarmee bij de verdere uitwerking van het bouwplan rekening dient te worden gehouden.

Algemeen:

  • Bouwen binnen een bouwvlak (40 m diep vanaf voorgevel hoofdgebouw)
  • Maximaal 250 m2 aan bebouwing

  • Haakse kaprichting
  • Aansluiting voorgevel bij de voorgevelrooilijnen van de naastgelegen woningen
  • Afstand tot zijerfscheidingen minimaal 3 meter
  • Maximale bouwhoogte: 9 meter
  • Maximale goothoogte: 3,5 meter
  • Minimale dakhelling: 35 graden

  • Maximale bouwhoogte: 6 meter
  • Maximale goothoogte: 3 meter
  • Bouwhoogte binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens maximaal 3,5 meter
  • Minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw

  • Erf en terreinafscheidingen voor de voorgevel van de woning maximaal 1 meter
  • Erf en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de woning maximaal 2 meter.

Er is sprake van een passende situatie in de omgeving wanneer er in het bouwplan rekening is gehouden met de genoemde stedenbouwkundige randvoorwaarden. Daarnaast moet het parkeren plaatsvinden op eigen terrein.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting op het uitwerkingsplan

5.1 Algemeen

Het uitwerkingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een uitwerkingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid. Het uitwerkingsplan ‘Klazienaveen-Noord, woning Scholtenskanaal OZ 0’ dient rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker. Met de indeling van het uitwerkingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012" van het ministerie van VROM.

5.2 Toelichting op de verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de Basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.

Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

5.3 Toelichting op de regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen over de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.

Gebruiksregels

Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld.

Bouwregels

In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen, waarbij de bouwmogelijkheden mee worden gereguleerd. Hoofdgebouwen moeten altijd worden gebouwd binnen een daarvoor aangeduid bouwvlak. Uitgangspunt voor de bebouwing is de bestaande voorgevel, die is vastgelegd door middel van de aanduiding 'gevellijn'. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Daarnaast is op de verbeelding per uitwerkingsplan de maximale bouw- en/of goothoogte aangegeven. Waar het wenselijk is om het huidige bebouwingsbeeld in stand te houden zijn tevens aanduidingen opgenomen ten aanzien van bijbehorende bouwwerken of de kapvorm van daken.

Flexibiliteit 

Af en toe kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Deze flexibiliteitbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. In het uitwerkingsplan zijn diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:

  • Afwijken van de bouwregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Nadere eisen;
  • Algemene afwijkingsregels;
  • Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro;

De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de bouwvergunning, afwijkingen van het uitwerkingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning

Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.

Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het uitwerkingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

Bij toepassing van een ontheffing en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014032-U701_0007.jpg"

Opzet regels

De planregels van dit uitwerkingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

5.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het uitwerkingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.

Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en uitwerkingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit uitwerkingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.3.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 van de regels worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden.

Artikel 3 Wonen – Vrijstaand

Binnen de bestemming Wonen – Vrijstaand wordt de mogelijkheid geboden voor de bouw van woningen en de realisatie van daarbij behorende voorzieningen, die allen binnen het bouwvlak moet worden gerealiseerd. Het gaat om grondgebonden vrijstaande woningen en het aantal grondgebonden woningen binnen het plangebied mag niet vermeerderd worden.

5.3.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het uitwerkingsplan beoogd. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerder bouwplan. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

Artikel 5 Algemene bouwregels

In artikel 5 zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.

Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a. in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

Afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een omgevingsvergunning verlenen voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10 %. De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.

Artikel 7 Algemene wijzigingsregels

Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot het wijzigen van het plan opasis van de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro. De procedure van de wijzigingsbevoegdheid is geregeld in de Wro.

5.3.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het uitwerkingsplan wordt aangehaald.

Artikel 8 Overgangsrecht

In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken opgenomen die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe uitwerkingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.

Artikel 9 Slotregel

In de Slotregel van het uitwerkingsplan wordt aangegeven op welke wijze de regels van het uitwerkingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het uitwerkingsplan aangehaald worden als "Regels van het uitwerkingsplan ‘Klazienaveen-Noord, woning Scholtenskanaal OZ 0’".

5.3.5 Handhaving

In dit uitwerkingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het uitwerkingsplan eigentijdser en zowel voor gemeente als publiek beter toepasbaar geworden.

Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het uitwerkingsplan niet worden nageleefd. Uitwerkingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.

De gemeente Emmen heeft handhavingsbeleid ontwikkeld voor uitwerkingsplannen. Met het handhavingsbeleid wordt aangesloten op het programma van de landelijke Stuurgroep Handhaven op Niveau met betrekking tot het programmatisch handhaven. Hierbij maakt de gemeente Emmen gebruik van een prioriteitenlijst vastgesteld door het college. De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, daadwerkelijk wordt aangepakt. Voor wat betreft uitwerkingsplannen wordt opgetreden in situaties met een uitstralend effect, een groot risico, of met belangrijke planologische consequenties. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld illegaal bouwen, bouwen buiten het bouwvlak, bouwen of in gebruik hebben van een gebouw in strijd met de bestemming.

De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, dat een uitstralend effect zal hebben. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft. Nieuw vastgestelde uitwerkingsplannen lenen zich bij uitstek voor een projectmatige aanpak.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke betrokkenheid

Het uitwerkingsplan is op 22 januari 2016 op de gebruikelijke wijze als ontwerp ter visie gelegd. Gedurende de termijn van 6 weken is er tegen dit ontwerpplan geen zienswijzen ingediend.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Met de inwerkingtreding van de Wro rust op de gemeente de verplichting tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd.

De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan wordt verstaan de bouw van één of meer woningen. Bij het voorliggende uitwerkingsplan is sprake van een dergelijk bouwplan.

De te verhalen kosten worden limitatief opgesomd in artikelen in de kostensoorten lijst (art. 6.2.4 Bro). Voor het voorliggend bestemmingsplan maakt de gemeente alleen kosten voor het opstellen en begeleiden van het uitwerkingsplan. De noodzakelijke onderzoeken zijn al voor rekening van de aanvrager uitgevoerd.

Voor het opstellen van een uitwerkingsplan brengt te gemeente overeenkomstig de door de raad vastgestelde Legesverordening de werkelijke kosten in rekening. De kosten van het maken van het voorliggend uitwerkingsplan worden in dit geval in zijn geheel gedekt door de legesinkomsten. Door het voldoen van de legesbijdrage is kostenverhaal in dit geval dus anderszins verzekerd. Er hoeft dan ook geen exploitatieplan te worden vastgesteld.