direct naar inhoud van 3.2 Ecologie
Plan: Emmen, De Verbinding
Status: Vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2010017-0701

3.2 Ecologie

De resultaten van het onderzoek in het kader van toetsing aan de Flora- en faunawet zijn beschreven in bijlage 2. Veldonderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen en vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen is toegevoegd als bijlage 3. De belangrijkste bevindingen uit de onderzoeken zijn in deze paragraaf samengevat.

3.2.1 Gebiedsbescherming

De planlocatie vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000, en is er ook niet nabij gelegen. De planlocatie maakt ook geen deel uit van en is ook niet nabij de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) gelegen. Het aspect gebiedsbescherming is voor dit bestemmingsplan derhalve niet relevant en komt niet nader aan de orde.

3.2.2 Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig zal zijn en of het reƫel is te verwachten dat deze zal worden verleend. Voor de betreffende planontwikkelingen zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1, waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (het broedseizoen is globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten of door minimaal 20 meter rond een nest geen werkzaamheden uit te voeren.

Het plangebied en de directe omgeving heeft naar aanleiding van de inventarisatie geen belangrijke functie voor vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen (inclusief vogels van categorie 5).

Voor vleermuizen is het gebied in de herfst marginaal foerageergebied (Adviesbureau Mertens, 2009). Het plangebied zal na planontwikkeling echter niet minder geschikt worden als foerageergebied. Het plan voorziet in de ondertunneling van een weg. Dit zal minder lichtuitstraling tot gevolg hebben voor vleermuizen die gebruik maken van het nabijgelegen opgaande groen. Bij de realisatie van het centrumplein zullen nieuwe bomen aangeplant worden (aanbeveling is hier wel dat deze bomen aansluiten op het bestaande groen en dat inheemse vrucht- en/of besdragende geadviseerd worden). Deze bomen zorgen daarmee voor nieuw foerageergebied. De planontwikkeling zal geen negatieve effecten hebben op het foerageergebied voor de betreffende vleermuizen.

Het plangebied biedt verder geen vaste rust-, verblijf- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes aan vleermuizen (Adviesbureau Mertens, 2009).