direct naar inhoud van 4.3 Ecologie
Plan: Recreatieve ontwikkeling Amsterdamsche Veld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2010001-0003

4.3 Ecologie

Relevant toetsingskader

Natuurbeschermingswet

Het plangebied ligt op minimaal 850 m van het Bargerveen dat is begrensd in het kader van zowel de Europese Vogel- als Habitatrichtlijn en daarmee onderdeel uitmaakt van Natura 2000. Beide richtlijnen zijn sinds 1 oktober 2005 geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet). Voor projecten en handelingen, die - gelet op de instandhoudingsdoelstelling - de kwaliteit van het gebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben is op grond van deze wet een vergunning van Gedeputeerde Staten vereist. Voor vergunningverlening is dan een habitattoets nodig.

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet (Ffw) bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen licht en zwaar beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Conclusies milieuonderzoek

Natuurbeschermingswet/Bargerveen

Als gevolg van de beoogde ontwikkeling kunnen in het Bargerveen mogelijk negatieve effecten optreden. Derhalve is in het MER een passende beoordeling opgenomen. Door in het VKA extra maatregelen op te nemen worden relevante negatieve effecten voorkomen:

  • de beïnvloeding van de grondwaterstand door de beoogde grondwateronttrekking (grotendeels te verwaarlozen effect, plaatselijk mogelijk klein effect); in het VKA (aanpassing hoeveelheid grondwaterwinning) is dit effect tot nul gereduceerd;
  • de extra stikstofdepositie als gevolg van de te houden dieren (in verhouding tot de bestaande stikstofdepositie zeer klein effect); in het VKA wordt dit effect, door het uitkopen van een varkenshouderij, omgebogen tot een licht positief effect;
  • de toenemende recreatiedruk door het grotere aantal bezoekers: doordat de extra bezoekers binnen de huidige recreatieve zonering worden opgevangen worden slechts geringe extra verstoringeffecten verwacht; zorgvuldige monitoring moet uitwijzen of eventueel (gedeeltelijke) afsluiting van het natuurgebied tijdens het broedseizoen noodzakelijk is.

Ten aanzien van het thema verdroging en vermesting is in het VKA sprake van een neutraal tot positief effect. Het plan leidt alleen ten aanzien van het thema verstoring tot mogelijke geringe negatieve effecten op het Bargerveen. Deze effecten zullen echter niet significant zijn. Er wordt dan ook voldaan aan de Natuurbeschermingswet.

Grondwatermodel

Ten behoeve van het MER Amsterdamsche Veld is een hydrologisch onderzoek uitgevoerd. Als onderdeel van dit onderzoek is een grondwatermodel (MODFLOW) van het gebied opgesteld, waarmee de effecten op onder meer Bargerveen zijn bepaald. De nauwkeurigheid en gevoeligheid van het model is door Witteveen+Bos getoetst. Hiervoor zijn de berekende en gemeten waarden van peilbuizen in het gebied met elkaar vergeleken. Uit de gevoeligheidsanalyse blijkt dat er bij aangepaste modelparameters iets grotere effecten berekend worden, maar dat de verschillen met de berekeningen van Bell Hullenaar zeer klein zijn. De conclusie dat er geen significant effect wordt berekend op het Bargerveen blijft dus overeind.

Natuurwaarden en beschermde soorten plangebied

Met name in het gebied rond de voormalige zandwinplas komen nu relevante (maar overigens nog vrij jonge) natuurwaarden voor met diverse zwaar beschermde en/of Rode Lijstsoorten. Deze waarden zullen de komende jaren ook in de autonome situatie door de toenemende vermesting uit de omgeving geleidelijk achteruit gaan. Dankzij diverse maatregelen die onderdeel uitmaken van het plan kan een deel van deze waarden naar verwachting worden behouden. Een relevant ander deel van de bijzondere natuurwaarden van schrale gronden (planten, vogels) zal echter door vermesting, vertrapping en verstoring versneld achteruitgaan of verdwijnen. Dit negatief effect wordt met mitigerende maatregelen aanzienlijk beperkt. Het gaat hierbij om een geleidelijk, indirect proces zodat ook met betrekking tot de zwaar beschermde soorten in beginsel geen ontheffing in het kader van de Ffw is vereist. De wetgeving is op dit punt echter niet duidelijk.

In het plangebied bevinden zich enkele (zwaar) beschermde soorten die in de aanleg en beheersfase verstoord kunnen raken. Het inrichting- en beheerplan bevat een overzicht van maatregelen die genomen worden om overtreding van de Ffw voorkomen. Het inrichting- en beheerplan wordt in het kader van de aanvraag voor een ontheffing van de Ffw ter goedkeuring voorgelegd aan de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV. Het Ministerie zal vervolgens beslissen of gelet op de te nemen maatregelen nog een ontheffing noodzakelijk is.

Kansen voor nieuwe natuurwaarden

Als onderdeel van de voorgenomen ontwikkeling wordt een groot oppervlak agrarisch gebied omgevormd tot een parkachtig gebied met een natuurlijke uitstraling. Met name buiten de te begrazen terreindelen biedt de nieuwe inrichting nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden voor natuur.

Vertaling naar het bestemmingsplan

In dit bestemmingsplan krijgen de deelgebiedjes met de belangrijkste natuurwaarden een daarop afgestemde dubbelbestemming, met de daarbij behorende beschermende regels. Voor het overige zijn inrichtings- en beheersmaatregelen gericht op behoud en ontwikkeling van natuurwaarden en beschermde soorten uitgewerkt en vastgelegd in het inrichtings- en beheerplan. Er is een koppeling tussen het inrichting- en beheerplan gemaakt in de algemene gebruiksregel van de planregels.