direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Recreatieve ontwikkeling Amsterdamsche Veld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2010001-0003

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en maximaal één bedrijfswoning met de daarbij behorende andere bouwwerken:

  • a. erftoegangswegen en inritten;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het oppervlak van gebouwen (uitgezonderd de bedrijfswoning en bijgebouwen) bedraagt ten hoogste 500 m²;
  • c. het oppervlak van de bedrijfswoning inclusief bijgebouwen bedraagt ten hoogste 130 m²;
  • d. de bouw- en goothoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte en ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte van de bedrijfswoning ten hoogste 6 m bedraagt;
  • e. de afstand van de bedrijfswoning ten opzichte van de as van de weg (Noordersloot) bedraagt ten minste 20 meter;
  • f. de afstand van een gebouw en bijgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 m te bedragen, dan wel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, indien de erfscheiding in een sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 m afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 100 m² bedragen;
  • h. bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak op het zij- en achtererf worden opgericht;
  • i. bijgebouwen en overkappingen dienen minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden opgericht, dan wel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder d bedraagt de goothoogte van een bijgebouw maximaal 3 m;
  • k. in afwijking van het bepaalde onder d bedraagt de bouwhoogte van een bijgebouw en een overkapping maximaal 6 m;
  • l. in afwijking van het bepaalde onder f en k zijn bijgebouwen toegestaan binnen 3 m afstand van de perceelsgrens indien de bouwhoogte ten hoogste 3,5 m bedraagt .

4.2.2

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot 1 m achter de voorgevelrooilijn, mag maximaal 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen 1 m achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 8 m bedragen.

4.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder d en een afwijkende bouwhoogte voor gebouwen toestaan waarbij de afwijking maximaal 2 m bedraagt.
  • b. De toepassing van het bepaalde onder a is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging voor omgevingsvergunning worden in ieder geval de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken beoordeeld, tevens worden de aspecten van milieucontouren en ruimtelijke en landschappelijke inpassing in acht genomen. Indien de waarden/belangen als genoemd onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

4.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan.
  • b. Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is het bepaalde in artikel 15 (algemene gebruiksregels) van toepassing.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Wro-zone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming Bedrijf wijzigen in de bestemming Wonen met inachtneming van de volgende regels:

  • a. alle bestaande bedrijfsgebouwen, inclusief toren- en mestsilo's, verharding en mest- en kuilplaten worden verwijderd;
  • b. de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven worden niet belemmerd;
  • c. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • d. het perceel wordt gesplitst in ten hoogste twee bouwvlakken waarbij per bouwvlak maximaal 1 woning is toegestaan;
  • e. bij de situering van de woningen wordt rekening gehouden met de aanwezige landschappelijke waarden en natuurwaarden;
  • f. de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • g. de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 8 m;
  • h. de dakhelling van het hoofdgebouw bedraagt niet minder dan 35 graden;
  • i. het oppervlak per woning inclusief bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 250 m²;
  • j. de geluidsbelasting op woningen is niet hoger dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • k. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, waarbij het aantal m² dat gebouwd wordt als bijgebouw niet meer mag bedragen dan het hoofdgebouw;
  • l. bijgebouwen en overkappingen dienen minimaal 3 m achter de voorgevel van de woning te worden gebouwd;
  • m. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 m bedragen;
  • n. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 m en van overkappingen maximaal 3 m bedragen;
  • o. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw, mag maximaal 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 m mag bedragen;
  • p. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken en toestaan dat een deel van de woning voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf gebruikt wordt, waarbij de volgende bepalingen gelden:
    • 1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
    • 2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
    • 4. het aan-huis-gebonden beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    • 5. het vloeroppervlak van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf bedraagt ten hoogste 40% met een maximum van 50 m²;
    • 6. detailhandel is niet toegestaan behoudens beperkte verkoop in direct verband met het aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;
    • 7. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst;
    • 8. er mag geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreden.