direct naar inhoud van 3.8 Watertoets
Plan: Bestemmingsplan Emmen, Centrum-West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.200909054-0701

3.8 Watertoets

3.8.1 Waterbeleid

Sinds 2003 is bij het opstellen van ruimtelijke plannen een watertoets wettelijk verplicht gesteld. Doel van de watertoets is het waarborgen van waterhuishoudkundige doelstellingen en het meer expliciet afwegen van gevolgen van ontwikkelingen voor de waterhuishouding. Vast onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. In het desbetreffende plangebied zijn Waterschap Velt en Vecht en Waterleidingmaatschappij Drenthe (WMD) de aangewezen adviespartners.

In een eerder stadium van planvorming heeft een aantal overleggen plaatsgevonden tussen waterschap, WMD, provincie, dierenpark en gemeente. Naar aanleiding van deze overleggen is ten behoeve van het bestemmingsplan is een concept-waterparagraaf opgesteld (zie bijlage 5). Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg (ex artikel 3.1.1.) toegezonden aan het waterschap. Het advies van het waterschap is verwerkt in de onderstaande paragraaf.

3.8.2 Uitkomsten geohydrologisch onderzoek

Verandering in gebiedsafvoer en waterberging

Binnen het plangebied neemt het verhard oppervlak toe met 8,8 hectare (inclusief 3,3 hectare van het grondwater af te schermen waterpartijen). Ten aanzien van het verhard oppervlak van het water, moet binnen het plangebied in bergingscompensatie worden voorzien. In verband met het naastgelegen grondwaterbeschermingsgebied, wordt gestreefd naar een gesloten watersysteem. Mede op verzoek van het waterschap is onderzocht of er voldoende waterbergingsmogelijkheden zijn binnen het Dierenpark. Hiertoe is een aanvullende berekening uitgevoerd (zie bijlage 6).

Uit de berekening blijkt dat er ruimschoots voldoende mogelijkheden zijn om een maatgevende regenbui (T = 100+13%) op te vangen, mits het water gelijkmatig wordt verdeeld over verschillende vijverpartijen. Deze conclusie vormt dan ook het uitgangspunt voor de nadere uitwerking van het plan.

Na de aanleg van het dierenpark en het theater zal de relatie tussen het oppervlaktewater binnen en buiten het plangebied kunstmatig worden onderhouden.

Verandering in oppervlaktewaterkwaliteit

Het bedrijfswater wordt niet door het riool afgevoerd maar gezuiverd in de waterfabriek en hergebruikt binnen het plangebied. De toekomstige waterfabriek krijgt voldoende capaciteit voor het nieuw in te richten dierenpark en theater. Bij watertekort wordt er drinkwater aangevoerd, bij extreme neerslag kan er eventueel op het Oranjekanaal geloosd worden. Omdat alleen regenwater wordt geloosd is er geen noemenswaardig effect op de kwaliteit van het water in de Oranjekanaal. Door het nagenoeg gesloten systeem van reiniging, opvangen en hergebruiken, is er geen invloed op het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.

Verandering van de grondwaterstand

Als gevolg van de aanleg van het park zal de grondwaterstand deels verlagen, verhogen dan wel niet wijzigen. Dit heeft te maken met de manier waarop het park wordt aangelegd in relatie tot het afsluiten van de ondergrond. De verschillende soorten verharding (circa 8,8 hectare) zorgen voor een reductie van infiltratie van water naar het grondwater. De toename aan verharding betekent dat in 1/4 deel van het plangebied door verharding geen infiltratie van regenwater naar het grondwater meer zal optreden.

Verandering in de kwel- en infiltratiesituatie

Ten aanzien van de kwel- en infiltratiesituatie wordt onderscheid gemaakt in gebieden waar de kwel toeneemt of de infiltratie afneemt en gebieden waar de kwel afneemt of de infiltratie toeneemt.

Nabij de winning treedt in alle gevallen infiltratie op. Er zijn geen veranderingen te verwachten in kwelpatronen (geen kwel aanwezig) en in infiltratiepatronen.

Het Schapenveen direct ten noorden van het plangebied wordt gevoed door regenwater en vanuit het grondwater boven de keileem (schijngrondwaterspiegel). De toevoer van ondiep grondwater boven de keileem naar het Schapenveen kan verminderen wanneer net buiten deze kom obstakels in de grond komen,zoals afgesloten oppervlaktewaterpartijen. De bovenste bodemlaag aan de westkant van het gebied zal niet vergraven of onderbroken worden,waardoor dit risico niet aanwezig is.

Beïnvloeding grondwaterbeschermingsgebied in relatie tot de grondwaterkwaliteit

De grenzen van het intrekgebied veranderen slechts in geringe mate. Met uitzondering van het gebied direct rond het dierenpark zijn ook de veranderingen in de verblijftijdenzones marginaal. Deze veranderingen zijn van invloed op de verspreiding van verontreinigingen.

Bodembeschermende voorzieningen worden aangebracht onder gebieden waar de keileem wordt vergraven, onder gebieden waar waterpartijen zullen worden aangelegd en onder wegen en gebouwen. Hierdoor zal beïnvloeding van het grondwater door nieuwe bronnen niet of nauwelijks optreden. In het overige gebied zal de wijziging van het landgebruik wel voor veranderingen in de kwaliteit van het infiltrerende grondwater zorgen.

De bodem in onverharde gebieden kan verontreinigd worden door dierlijke mest en daarin aanwezige (veterinaire) medicijnen, door effecten van bemesting en groenonderhoud en door uitloging van bouwmaterialen voor zover deze niet zijn afgekoppeld naar riool (denk aan leidingen en technische installaties, hekwerk, etc.). Dierlijke mest zal echter geruimd worden en uitloging uit bouwmaterialen is in Nederlandse drinkwaterwinningen niet van belang.

De invloed van diergeneesmiddelen wordt in tegenstelling tot die van humane geneesmiddelen niet teruggevonden in Nederlandse drinkwaterwinningen ondanks de hoge mate van verspreiding door vee in weidegebieden door het grote gebruik. Vanwege het dierenpark wordt dan ook geen extra risico verwacht. Ten aanzien van bestrijdingsmiddelen geldt dat in het waterwingebied geen bemesting en bestrijdingsmiddelen toegepast mogen worden en in het plangebied (= grondwaterbeschermingsgebied) slechts onder voorwaarden. Monitoring van het grondwater geeft hierbij de extra benodigde zekerheid. De invloed op het watersysteem in het plangebied is gering en geen belemmerende factor voor de uitvoering van de plannen.

3.8.3 Conclusie en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Op grond van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat door het gesloten karakter van de toekomstige waterhuishouding, de effecten voor de verdere omgeving van het plangebied beperkt blijven. Doordat het grondwaterbeschermingsgebied constant wordt gemonitord zijn ook de belangen van het nabijgelegen waterwingebied gewaarborgd.

Nadere regeling binnen het bestemmingsplan is niet noodzakelijk.