direct naar inhoud van 3.5 Natuur
Plan: Buitengebied Emmen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009072-0710

3.5 Natuur

3.5.1 Gebiedsbescherming

Natura 2000
Met de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) wordt beoogd natuurgebieden van Europees belang (de zogenaamde Natura 2000-gebieden) van een adequate bescherming te voorzien. Deze wet is in 2005 in werking getreden en is primair gericht op het behoud van Habitattypen en de leefgebieden van diersoorten (gebiedsbescherming). De bescherming van de dier- en plantensoorten zelf valt niet onder de Natuurbeschermingswet maar onder de Flora- en faunawet (zie verder hierna). Met de Natuurbeschermingswet zijn enkele Europese verplichtingen, zoals de Europese Vogelrichtlijn (1979), Habitatrichtlijn (1992) en Wetlands Conventie (1984) opgenomen in de Nederlandse wetgeving.

Het doel van de Natuurbeschermingswet is om die natuurwaarden die door de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn aangewezen in een gunstige staat van instandhouding te brengen of te houden. Om de natuurwaarden te beschermen zijn speciale beschermingszones aangewezen, de zogenaamde Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden in de Europese Unie, met als doel het behoud en herstel van de biodiversiteit in Europa. Elk gebied is aangewezen vanwege het belang voor bepaalde diersoorten (Habitatrichtlijn) of Habitattypen. Naast speciale beschermingszones (Natura 2000-gebieden) vallen ook zogenaamde Beschermde natuurmonumenten onder de Natuurbeschermingswet.

De Natuurbeschermingswet bepaalt dat voor ieder Natura 2000-gebied een aanwijzingsbesluit moet worden opgesteld, waarin heldere instandhoudingsdoelen zijn vastgelegd. Deze beschrijven per soort en/of habitattype wat de doelen zijn om de natuurwaarden in een 'gunstige staat van instandhouding' te brengen en/of te behouden. Om schade te voorkomen aan de natuurwaarden waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, bepaalt de wet dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitats kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning. Dit geldt niet alleen voor activiteiten binnen het beschermde gebieden. Ook activiteiten die in de omgeving van een beschermd gebied plaatsvinden, kunnen een negatieve invloed hebben op het beschermde gebied. Er is dan sprake van externe werking.

Beheerplan
Voor Natura 2000-gebieden moet op de grond van de Natuurbeschermingswet 1998 door de provincie/ het rijk een beheerplan worden vastgesteld. Het beheerplan werkt de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied verder uit in ruimte en tijd. Het beschrijft de resultaten die dienen te worden bereikt om het behoud of het herstel van deze natuurlijke habitatten en soorten mogelijk te maken. Het beheerplan geeft een overzicht op hoofdlijnen van instandhoudingsmaatregelen die in de planperiode moeten worden genomen om de beoogde resultaten te behalen. Ten slotte gaat het beheerplan in op bestaand gebruik en geeft het inzicht hoe met externe werking moet worden omgegaan. Beheerplannen hebben een looptijd van maximaal zes jaar en worden meestal opgesteld onder het bevoegd gezag van de provincie.

Voor de Natura 2000-gebieden waar Staatsbosbeheer de grootste terreinbeheerder is, bijvoorbeeld het Bargerveen, is het Rijk voortrekker van het beheerplan. Samen met het Rijk en andere provincies wordt sinds 2009 een plan ontwikkeld om natuur en economische ontwikkelingen met elkaar te verenigen: de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).

Gewenste grond- en oppervlaktewaterregime (GGOR)
In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is afgesproken om het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime (GGOR) voor Natura 2000-gebieden bij voorrang vast te stellen. Waterschappen stemmen met behulp van het GGOR het waterbeheer af op de functies van een gebied en leggen dit vast. Zij doen dit in overleg met de betrokken partijen, per gebied en op basis van de functionele indeling van het landelijke gebied.

Waterschap Velt en Vecht heeft in 2009 het GGOR Bargerveen vastgesteld. Het GGOR voor het Bargerveen is een totaalpakket van maatregelen in het Bargerveen en het aangrenzende landbouwgebied. Het GGOR voor het Bargerveen wordt niet los gezien van een optimale waterhuishouding in het landbouwgebied Nieuw-Schoonebeek. Daarnaast zijn de afspraken die gemaakt zijn in het kader van de landinrichting Emmen-Zuid als vaststaand overgenomen in het GGOR voor het Bargerveen.

De komende jaren vindt de uitvoering van de vastgestelde maatregelen plaats. Op dit moment wordt gewerkt aan een waterbeheerplan voor het landbouwgebied Nieuw-Schoonebeek. De maatregelen binnen de herinrichting Emmen-Zuid worden via de herinrichting uitgewerkt door DLG.

De waterschappen nemen in de keur nadere regels op, waarmee het vergunningstelsel voor lozingen en onttrekkingen van toepassing wordt verklaard op een (in het GGOR) nader te bepalen zone. Op grond van dit artikel kunnen vergunningaanvragen voor lozing uit drainage, naast de onttrekkingen uit het grond- en oppervlaktewater, mede op het effect op de grondwaterstand beoordeeld worden. Daarnaast kunnen aan een vergunning voorschriften worden verbonden ter bescherming van de waterhuishouding. Hiermee heeft het waterschap een instrument in handen om de GGOR te handhaven.

Passende Beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998
Een Passende Beoordeling is aan de orde indien op voorhand niet uit te sluiten is dat een initiatief significant negatieve effecten tot gevolg kan hebben op de beschermde soorten en habitats waarvoor de betreffende Natura 2000-gebieden zijn aangewezen.

De opzet van een Passende Beoordeling is grotendeels vergelijkbaar met die van een (Plan-)MER. Er is dan ook een grote mate van overlap. Het grote verschil is dat in de Passende Beoordeling alleen getoetst wordt aan de instandhoudingsdoelen van de Habitattypen en -soorten waarvoor de gebieden zijn aangewezen als Vogel- en Habitatrichtlijngebied. Eventuele conflicten met andere natuurwetgeving of beleid (e.g. Flora- en faunawet, EHS) worden niet in een Passende Beoordeling behandeld. Ook vallen abiotische milieueffecten als bodem- en luchtkwaliteit buiten een Passende Beoordeling.

In het kader van dit bestemmingsplan is, als onderdeel van de Plan-MER, een Passende Beoordeling opgesteld. Voor dit bestemmingsplan is dus tevens een Plan-MER opgesteld, aangezien uitbreiding van veehouderijen de m.e.r.-drempel kan overschrijden en op voorhand ammoniakdepositie op het Bargerveen door uitbreiding van veehouderijen niet uit te sluiten is. Het zwaartepunt in de Plan-MER en de Passende Beoordeling ligt bij de afstemming van de ontwikkelingsmogelijkheden voor de agrarische sector met het natuurbeleid en wet- en regelgeving. In paragraaf 4.4.5 staat beschreven op welke wijze met dit bestemmingsplan bij uitbreiding van veehouderijen rekening wordt gehouden met de natuurwaarden waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen.

Ecologische hoofdstructuur (EHS)
Naast gebiedsbescherming vanuit de Natuurbeschermingswet is in het natuurbeleid de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van belang. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (door de minister vastgesteld op 13 maart 2012 en daarmee van kracht geworden) is als nationaal belang opgenomen: ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.

Om flora- en faunasoorten in staat te stellen om op lange termijn te overleven en zich te ontwikkelen zijn vanuit ruimtelijk oogspunt twee zaken essentieel: het behoud van leefgebieden en de mogelijkheden om zich te kunnen verplaatsen tussen leefgebieden. In internationaal verband heeft Nederland zich met het Biodiversiteitsverdrag en de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (Natura 2000) gecommitteerd aan afspraken over soorten (flor- en fauna) en leefgebieden van soorten (habitats).

Het Rijk is verantwoordelijk voor en door de EU aanspreekbaar op het nakomen van die aangegane verplichtingen. Binnen de door het Rijk gestelde kaders begrenzen, beschermen en onderhouden de provincie een natuurnetwerk met de juiste ruimtelijke, water- en milieucondities voor kenmerkende ecosystemen van (inter)nationaal belang. Dit provincie- en landsgrensoverschrijdende netwerk is de herijkte nationale Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De herijkte nationale EHS wordt uiterlijk in 2021 door provincies gerealiseerd. De Natura 2000-gebieden (met natuurwaarden van Europees belang) en de twintig Nationale Parken maken deel uit van de EHS en hebben een belangrijke recreatieve, educatieve en natuurwaarde.

De natuur in de EHS blijft goed beschermd met een ‘nee, tenzij’-regime. Binnen de EHS zijn nieuwe projecten, plannen en handelingen met een significant negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet toegestaan, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang en reële alternatieven ontbreken. De flexibiliteit in begrenzing en de mogelijkheden om ontwikkelingen toe te staan, die in het beleidskader Spelregels EHS zijn uitgewerkt (EHS-saldobenadering, herbegrenzen EHS, compensatie), blijven hierbij overeind. In de Plan-MER, behorende bij dit bestemmingsplan (Bijlage 5), is op pagina 59 en 60 uitgebreid ingegaan op de spelregels die gelden voor de EHS.

De provincie Drenthe is primair verantwoordelijk voor het realiseren van de EHS en het instandhouden van de natuurwaarden in de EHS. Met de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe is bepaalt dat tot de EHS het gebied behoort dat op de tot de verordening behorende kaart 'EHS Concretisering 2010' begrensd is met de aanduiding 'Provinciale EHS actualisatie 2010'.

3.5.1.1 Natuurgebieden in Emmen

Ten zuidoosten van Emmen ligt het hoogveengebied Bargerveen dat is aangewezen als Natura 2000-gebied. Het Bargerveen is het grootste hoogveenrestant van Nederland en deel van het ooit zeer uitgestrekte Bourtangerveen op de grens van Nederland en Duitsland. Waar het veen tot dicht aan de minerale ondergrond is verwijderd is na vernatting grote plassen ontstaan. Andere delen zijn in gebruik geweest voor boekweitbrandcultuur. Voor het herstel van hoogveen is gebruik gemaakt van compartimentering met veendammen. Het gebied bestaat uit rustend en actief hoogveen, droge en vochtige heide en enkele bossen. Vrij grote gebiedsdelen zijn door langdurig gebruik met lichte drainage omgevormd tot schraal grasland (bovenveengraslanden). In het noordelijke deel van het gebied, het Meerstalblok, komen circa 20 meerstallen voor op de onvergraven en weinig vergraven terreinen. Dit zijn voormalige veenmeertjes welke kenmerkend waren voor het centrum van de meest ontwikkelde grote gewelfde hoogveencomplexen. Door de gradiënt naar de Hondsrug is er een grote variatie aan biotopen aanwezig.

Het Bargerveen vormt het kerngebied van de EHS in de gemeente Emmen. De andere EHS gebieden zijn Oosterbos, Valtherbos en Emmerdennen, Noordbargerbos, Emmerschans, Dalerveensche Veen, Oosteindse Veen en de Runde. De EHS gebieden in de gemeente staan in verbinding met elkaar via ecologische verbindingszones:

  • Van het Bargerveen via het Schoonebeekerveld-Oosteindse Veen naar Dalerveensche Veen (EVZ 27).
  • Van Emmerdennen via Oosterbos en Veenpark via de Runde naar het Bargerveen en de verbinding via de Runde richting Emmer-Compascuum, Ter Apel en de Ruiten Aa (EVZ 26)
  • Van het Valtherbos naar Ter Apel (EVZ 11).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009072-0710_0007.png"

Figuur 7: Ligging van de EHS gebieden en ecologische verbindingszones in de gemeente Emmen (bron: Provincie Drenthe).

Het Valtherbos, de Emmerdennen en het Noordbargerbos bestaan uit aangeplante bossen op heide- en stuifzand. Het Oosterbos is een verdroogd en daardoor bebost hoogveen restant. EVZ 11 loopt langs het stroomdal van de Valtherstroom. De zone verbindt bossen en kleine bosgebiedjes voor dassen en mogelijk op langere termijn voor boommarter en eikenpage. EVZ 26 verbindt het Bargerveen met het Oosterbos. Het verbindt daarmee vochtige heide en hoogveenrestanten met droge heide, bossen en kleine bosjes. Soorten die hiervan gaan profiteren zijn libellen, (zand)loopkevers, amfibieën, boommarter en eikenpage. Daarnaast is een verbinding van het Bargerveen via de Runde richting Emmer-Compascuum, Ter Apel en de Ruiten Aa. EVZ 27 loopt ten noorden van het Schoonebeekerdiep. Het landschap is hier kleinschalig, met houtsingels en kleine bosjes, heideterreintjes en schrale graslanden. De zone zal worden gebruikt door soorten van heide en veen, zoals de heikikker, bruine vuurvlinder, heideblauwtje.

Natuurgebieden en -elementen buiten de EHS en in agrarische gebieden
Buiten de EHS liggen in de gemeente daarnaast een aantal kleinere gebieden en landschapselementen die natuurwaarden herbergen en van belang zijn voor de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de gemeente. Als voorbeeld is het Oevermansbosje direct ten zuidoosten van Emmen te noemen. De vegetatie van het Oevermansbosje behoort tot een waardevolle bosgemeenschap van hulstrijk beuken/eikenbos op keileem.

3.5.1.2 Ontwikkeling natuur

Structuur- en Compensatievisie gemeente Emmen
In de Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef geeft de gemeente Emmen in grote lijnen aan waar welke ontwikkelingen plaats zullen vinden. Samengevat wil de gemeente het landschap versterken door in te zetten op bebossing van de Hondsrug, het vrijwaren van de steilrand, het koesteren van de openheid, de herkenbaarheid van de kanalenstructuur te vergroten, de beekdalen te herstellen en het gebruik van de essen te vergroten. In de visie is onder andere aangegeven waar bosontwikkeling plaats moet vinden (al dan niet gecombineerd met wonen), welke natuurgebieden als zodanig behouden moeten blijven en welke delen van het landschap open moeten blijven.

Bovenstaande is onder andere doorvertaald in de Compensatievisie gemeente Emmen (vastgesteld door het college van B&W op 6 mei 2008). Hierin zijn gebieden aangegeven waar natuurontwikkeling in het kader van compensatieregelingen kan plaatsvinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009072-0710_0008.png"

Figuur 8: Locaties waar natuurontwikkeling in het kader van compensatieregelingen plaats kan vinden (Bron: Compensatievisie gemeente Emmen)

Voor elk van de gebieden is in de compensatievisie aangegeven op welke manier ze versterkt kunnen worden. Daarbij is naast een versterking van de ecologische functie ook gestreefd naar een versterking van landschap en recreatie. Compensatie heeft betrekking op bos, natuur, landschap en archeologie. De ligging van de compensatielocaties moet aansluiten op bestaande natuurterreinen of hiertussen een verbinding vormen. De ligging en omvang moeten zodanig zijn dat de terreinen robuuste, duurzame natuurgebieden vormen. Daarnaast moet de ligging aansluiten bij de structuurvisie. Dit betekent onder andere dat de locaties bijdragen aan het behoud en de versterking van de aardkundige waarden. Compensatielocaties dragen ook bij aan de bestaande en gewenste recreatie-structuur, maar niet ten koste van de natuurwaarden. De inrichting en het beheer van de locaties wordt afgestemd op de cultuurhistorische en archeologische waarden in de gemeente. Tenslotte kan compensatie vorm krijgen in verbetering van kwaliteit van bestaande gebieden en waarden. Het type natuur dat moet worden gecompenseerd, kan ook door middel van de aanleg van een ander type natuur worden gecompenseerd

Ten aanzien van het Bargerveen is in de structuurvisie gesteld dat het een uniek natuurgebied betreft. Vanuit natuur- en cultuurhistorisch perspectief ligt behoud voor de hand. Om het contrast in waterpeil tussen het Bargerveen en het omliggende agrarische land te verkleinen, zet de structuurvisie in op de realisatie van een ruimtelijke overgangszone (in noordelijke en westelijke richting). Deze zone vormt de overgang tussen de landbouw en natuur. Daar waar landbouw onrendabel wordt, kan extensivering en/of recreatief medegebruik een plek krijgen. Peilstijgingen kunnen van invloed zijn op andere functies, zoals wonen of verkeer.

Om negatieve effecten te voorkomen is de begrenzing van de ruimtelijke overgangszone afhankelijk van datgene wat door gebruikmaking van duurzame technische voorzieningen mogelijk is.

In de structuurvisie wordt ook rekening gehouden met de mogelijke gevolgen van de klimaatverandering. Investeringen om effecten te voorkomen, kunnen goed worden gecombineerd met investeringen in natuur, zeker als het gaat om waterberging en bosaanplant. Andersom is het belangrijk om bij investeringen in behoud en versterking van natuurgebieden rekening te houden met verandering van klimaat. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de buffering van een gebied tegen de verwachte extremere weersomstandigheden.

3.5.2 Soortenbescherming

De Flora- en faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. De Flora- en faunawet regelt de soortbescherming van planten- en diersoorten in Nederland. Volgens artikel 2 van de wet neemt een ieder voldoende zorg in acht voor de in het wilde levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. De zorg houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten. Diegene zal dan alle maatregelen nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.

Op grond van de wet is het verboden beschermde planten te verwijderen of te beschadigen, beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen of opzettelijk te verontrusten en voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren te beschadigen. Ook is het rapen of beschadigen van eieren van beschermde dieren verboden.

De regels zijn alleen van toepassing als ergens beschermde planten of dieren voorkomen. De bescherming is voor sommige soorten strenger dan voor andere. De beschermde soorten zijn volgens de AMvB betreffende artikel 75 van de Flora- en faunawet ingedeeld in drie beschermingsregimes (tabellen):

  • 1. Algemene soorten (soorten in tabel 1)
    Voor deze soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen vrijstelling voor de verbodsbepalingen genoemd in de Flora- en faunawet.
  • 2. Overige soorten (soorten in tabel 2).
    Voor overige soorten geldt ook een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen, mits de activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit goedgekeurde gedragscode.
  • 3. Strikt beschermde soorten (soorten in tabel 3), betreffen ook alle vogels.
    Voor deze soorten geldt in principe geen vrijstelling. Voor verstoring van deze soorten en van vogels kan slechts onder bepaalde voorwaarden ontheffing worden verleend.

Naast de soorten die beschermd zijn via de Flora- en faunawet, bestaat de Rode Lijst. Veel Rode Lijst soorten zijn tevens beschermd via de Flora- en faunawet. Er is echter ook een aantal Rode Lijst soorten, met name planten, die niet beschermd zijn via de Flora- en faunawet. De bescherming van deze planten is niet juridisch vastgelegd, behalve via de zorgplicht (artikel 2 van de Flora- en faunawet).

3.5.2.1 Ecologisch onderzoek

In de "Plan-MER Bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Emmen" (Royal Haskoning), behorende bij dit bestemmingsplan (Bijlage 5), is op pagina 61 t/m 63 uitgebreid ingegaan op de reikwijdte van de Flora- en faunawet. Ook heeft een inventarisatie plaatsgevonden van bedreigde en beschermde soorten in de gemeente Emmen. Daarvoor is gebruik gemaakt van de Flora- en vegetatiekartering van de provincie Drenthe (2009) en van het document "Ecologisch wensbeeld voor gemeente Emmen" (bureau Eelerwoude). De Plan-MER en het Ecologisch wensbeeld zijn bijgevoegd als Bijlage 5 (Plan-MER) en Bijlage 4 (Ecologisch wensbeeld).

Flora- en vegetatiekartering Emmen
In 2009 heeft een actualisatie plaatsgevonden van natuurinformatie. In overleg met de provincie Drenthe is een aanzienlijk deel van de gemeente opnieuw onderzocht. Het veldonderzoek heeft zich voornamelijk gericht op een herkartering van de flora en vegetatie van kleine natuurlijke elementen, langs sloten, waterlopen en perceelsscheidingen, in wegbermen, op houtwallen en in bosjes. Grote aaneengesloten eigendommen van natuurbeherende instanties vielen buiten de inventarisatie. Kleine natuurterreintjes temidden van cultuurland zijn wel meegenomen. Onderstaand is een kaart weergegeven met de trajecten die gekarteerd zijn en natuurinformatie beschikbaar is binnen de gemeente Emmen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009072-0710_0009.jpg"

Figuur 9: Gekarteerde trajecten uit de Flora- en vegetatiekartering Emmen

Bij een uiteindelijke uitwerking van concrete ruimtelijke plannen kunnen de inventarisatiegegevens, met kennis over de aanwezigheid van de in de Flora- en faunawet aanwezige beschermde soorten, betrokken worden. Ook bij activiteiten buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan, zoals beheer en onderhoud van wegbermen, kunnen de inventarisatiegegevens toegepast worden. Concrete informatie over de aanwezigheid van soorten binnen de gemeente zijn beschikbaar bij de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling en Infrastructuur van de gemeente Emmen.

Ecologisch wensbeeld voor gemeente Emmen
In 2008 heeft bureau Eelerwoude een bureauonderzoek uitgevoerd, wat geresulteerd heeft in het document "Ecologisch wensbeeld voor gemeente Emmen". Dit document is toegevoegd als Bijlage 4. In dit document zijn de leefgebieden van bijzondere soorten geïnventariseerd. Daarvoor is gebruik gemaakt van verspreidingsgegevens van de provincie Drenthe en diverse rapporten en verspreidingsatlassen. De gegevens zijn meestal per kilometerhok (vierkante kilometer) verzameld. Op de kaart 3 t/m 9 van het document zijn de gebieden aangegeven waarbinnen de soorten zijn waargenomen. Deze leefgebieden vallen vaak samen met de natuurgebieden in Emmen.

3.5.2.1.1 Resultaten ecologisch onderzoek

Het resultaat van de inventarisatie van bedreigde en beschermde soorten via het bureauonderzoek van Eelerwoude en de flora- en vegetatiekartering van de provincie Drenthe staat weergegeven in tabel 4.6 op pagina 57 van de Plan-MER. In de tabel zijn ook de beschermingsstatus en Rode Lijst staat van de soorten genoemd. In de tabel zijn vogels niet opgenomen. Vogels vormen een aparte categorie binnen de Flora- en faunawet. Alle broedvogels in Nederland genieten een streng beschermde status. Werkzaamheden waarbij broedende vogels worden gedood of verontrust zijn verboden. Ook zijn de vaste nesten van sommige soorten, zoals buizerd en havik, jaarrond beschermd.

In het buitengebied van Emmen én het Bargerveen komen verschillende (zwaar) beschermde soorten vogels, dieren en planten voor:

In de gemeente komt een groot aantal bijzondere vaatplanten voor. De meeste zwaarder beschermde plantensoorten (tabel 2 en 3 Flora- en faunawet) groeien in de natuurgebieden. Op kaart 3a van het document "Ecologisch wensbeeld voor gemeente Emmen" zijn overige gebieden aangegeven waar bijzondere soorten voorkomen. Dit zijn de NAM-locatie bij Schoonebeek en het nabij gelegen Westeindsche veen. Hier groeien diverse bijzondere soorten, waaronder gevlekte orchis, lange ereprijs, ronde zonnedauw, jeneverbes en steenanjer. In het Stieltjeskanaal groeit de zwaar beschermde drijvende waterweegbree.

Op kaart 3b zijn gebieden aangegeven waar kwelindicatoren zijn waargenomen. Dit zijn soorten die voor hun groeiplaats in enige mate afhankelijk zijn van de aanwezigheid van kwel. Voor kwelsoorten zijn veranderingen in de waterhuishouding de grootste bedreiging.

Kaart 3c geeft de gebieden aan waar de sloten botanische waarden hebben. Dit zijn de beekdalen van het Schoonebeekerdiep, de Sleenerstroom en de Valtherstroom.

De waarnemingen van reptielen komen uit het Bargerveen, Berkenrode, het Valtherbos en de ecologische verbindingszone Bargerveen-Dalerveensche Veen (zie kaart 4). De populatie gladde slang in het Bargerveen is één van de twee populaties in Drenthe en daarmee bijzonder. De andere populatie in Drenthe is die bij het Fochteloërveen. De waarnemingen van de zandhagedis komen van de enige bekende grote populatie in Drenthe. Het voorkomen van deze twee soorten is dus van groot belang voor het voortbestaan van de regionale en landelijke populaties. Voor de instandhouding van de populaties is het van belang dat de leefgebieden worden beschermd en verbonden met andere leefgebieden, ook buiten de gemeente. Droge landschapselementen (o.a. houtwallen, houtsingels) dienen daartoe beschermd en versterkt te worden.

De waarnemingen van amfibieën zijn gedaan in het Valtherbos, Weerdinge en de zandwinning, het Oosterbos, het Bargerveen en in en in de omgeving van de ecologische verbindingszone Bargerveen-Dalerveensche Veen, zie kaart 5. In Emmen komt een groot aantal soorten amfibieën voor, waaronder de bijzondere knoflookpad, rugstreeppad, kamsalamander en poelkikker. De populatie van knoflookpad is de enige in Drenthe. De enige bekende grote populatie van rugstreeppad leeft in Midden- Drenthe. De waarnemingen van Emmen zouden op een tweede populatie kunnen duiden. Binnen Drenthe zit de grootste populatie van kamsalamander in het westen van de provincie. De populatie in Emmen is één van de twee kleinere populaties. Poelkikker komt in de zuidelijke helft van Drenthe vrij veel voor. In het zuidoosten relatief weinig. Het voorkomen van deze vier soorten in Emmen is dus bijzonder en van belang voor het regionale of zelfs landelijke voortbestaan van de soorten. Voor het in standhouden van de populaties moeten de leefgebieden beschermd worden en verbonden met andere leefgebieden, binnen en buiten de gemeente. In de leefgebieden van amfibieën dienen geschikte landschapselementen (plasjes, watergangen, singels, houtwallen, bosschages, etc.) beschermd en versterkt te worden.

De waarnemingen van beschermde dagvlinders en soorten van de Rode lijst concentreren zich in de volgende gebieden (zie kaart 6): Valtherbos, Weerdinge, Emmerschans, de ecologische verbindingszone Valtherbos-Ter Apel, Roswinkel, Oosterbos, Zwartemeer, Bargerveen, de ecologische verbindingszone Bargerveen-Dalerveensche Veen, Parc Sandur en Barger-Oosterveen. De populatie van aardbeivlinder langs de randen van het Bargerveen is één van de vier belangrijkste populaties in Nederland en de enige van substantiële omvang in Drenthe. De bruine eikenpage en kommavlinder komen verspreid voor op de hogere zandgronden van Drenthe. De waarnemingen betreffen waarschijnlijk zwervers, geen populaties. Bruine vuurvlinder en heideblauwtje komen in grote delen van Drenthe voor. Heivlinder komt verspreid op de hogere zandgronden van Drenthe voor. De waarnemingen in het Bargerveen lijken van een geïsoleerde populatie te komen, net als die van zilveren maan. Groot geaderd witje, grote vos, kleine parelmoervlinders, koninginnepage en rouwmantel zijn zwervers. De waarnemingen betreffen geen populaties. Deze soorten zullen profiteren van maatregelen die getroffen worden om de overige vlinders te behouden. Voor het in standhouden van de populaties moeten de leefgebieden beschermd worden en verbonden met andere leefgebieden, binnen en buiten de gemeente. In de leefgebieden dienen geschikte landschapselementen (singels, houtwallen, bosschages, heideveldjes, schrale graslanden) beschermd en versterkt te worden.

Bij de provincie zijn geen (recente) waarnemingen van vleermuizen in de gemeente Emmen bekend. In het kader van flora- en faunaonderzoeken voor concrete ruimtelijke plannen zijn wel waarnemingen van vleermuizen bekend. In het kader van die concrete plannen wordt afgewogen welke maatregelen genomen worden. In de periode 1989-1994 zijn baardvleermuis, franjestaart, watervleermuis, meervleermuis, gewone dwergvleermuis en laatvlieger in ieder geval waargenomen. De eerste twee soorten zijn in het zuidwesten van de gemeente waargenomen. Deze soorten zijn landelijk niet algemeen en komen voor in boomrijke gebieden. Water- en meervleermuis komen in de hele gemeente voor en zijn voor voedsel en oriëntatie sterk afhankelijk van open water en watergangen. Gewone dwergvleermuis en laatvlieger zijn algemeen voorkomende soorten die voor voedsel en oriëntatie afhankelijk zijn van landschapselementen met opgaande begroeiing, ruigte of water. Vleermuizen hebben slaap- en kolonieplaatsen in boomholtes en in gebouwen. Overwinteringsplaatsen worden gevonden in huizen. De lijnvormige elementen in de gemeente zijn voor vleermuizen een essentieel onderdeel van hun leefgebied. Deze elementen moeten daarom behouden blijven en met elkaar in verbinding staan. Voor vleermuizen is bescherming en versterking van geschikte lijnvormige landschapselementen (singels, houtwallen, brede watergangen en schrale graslanden) van belang om in het schemer van hun slaapplaatsen naar de foerageergebieden te vliegen.

Met betrekking tot de grondgebonden zoogdieren is het zuidoostelijke deel van de gemeente Emmen het leefgebied van de veldspitsmuis, zie kaart 7. Deze soort komt elders in Nederland weinig voor. De populatie is dus van regionaal en landelijk belang. Het leefgebied bestaat uit kleinschalig landschap met een vrij open vegetatie. De gemeente Emmen is een doortrekgebied van de das. Met name het landschap rond Roswinkel en de ecologische verbindingszone Valtherbos-Ter Apel is geschikt als (stapsteen in de) verbinding tussen Valthe en Ter Apel. Voor het behoud van de populatie veldspitsmuis is het van belang dat voor veldspitsmuis geschikte milieus (struweel en ruigtes) binnen het leefgebied behouden blijven. Voor das is het van belang dat de ecologische verbindingszone Valtherbos-Ter Apel wordt gerealiseerd, als verbinding tussen twee leefgebieden.

De oostelijke veenkoloniën (zie kaart 8a) vormen een functioneel onderdeel van het Bargerveen. Diverse vogelsoorten die overwinteren in het Bargerveen foerageren in grote aantallen in de veenkoloniën, met name overwinterende ganzen. Deze foerageren op de akkers. Het open karakter van het landschap is voor hen essentieel. Hierdoor hebben zij goed zicht op eventuele predatoren. Het open karakter maakt het gebied ook aantrekkelijk voor diverse akkervogels van de Rode lijst om te broeden, waaronder gele kwikstaart en veldleeuwerik. De oevers van de wijken in het gebied vormen vaak de enige plek waar de vogels kunnen broeden of een vluchtplaats kunnen vinden. De oevers zijn dus van belang voor het voortbestaan van de populaties. De beekdalen van de Sleenerstroom en het Schoonebeekerdiep zijn door hun relatieve openheid en de relatief hoge grondwaterstand aantrekkelijk voor weidevogels (kaart 8b). Binnen de gemeente zijn dit de twee meest aantrekkelijke en daarmee belangrijke gebieden voor weidevogels.

Zuid-Drenthe is relatief visarm. Tegelijkertijd komen in Noord-Nederland waarschijnlijk relatief veel kleine modderkruipers voor. Op kaart 9 is aangegeven waar beschermde vissoorten zijn waargenomen. De gemeente is niet uitputtend onderzocht op het vóórkomen van vissen. Het is waarschijnlijk dat de vissen ook elders in de oostelijke veenkoloniën voorkomen. Voor het behoud van de populatie kleine modderkruipers is het belangrijk de wijken in de veenkoloniën in stand te houden.

3.5.2.1.2 Conclusie

Dit bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. De leefgebieden van bedreigde en beschermde soorten vallen vaak samen met natuurgebieden in Emmen. Buiten deze gebieden zijn per landschapstype kenmerkende landschapselementen van belang voor het voorkomen van soorten (bosschages, houtwallen, watergangen voor bijv. vleermuizen, amfibieën en dagvlinders maar ook voor reptielen en de oevers van wijken als plek waar vogels kunnen broeden of een vluchtplaats kunnen vinden).

Bij nieuwe ruimtelijke plannen in de toekomst zal rekening moeten worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten, zoals aangewezen volgens de Flora- en faunawet. Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat sprake is van (een) beschermde soort(en) kan de activiteit pas doorgang vinden als voldaan kan worden aan de bepalingen uit de Flora- en faunawet.

Bij een uiteindelijke uitwerking van concrete ruimtelijke plannen kunnen de inventarisatiegegevens van de Flora- en vegetatiekartering Emmen, met kennis over de aanwezigheid van de in de Flora- en faunawet aanwezige beschermde soorten, betrokken worden. Ook bij activiteiten buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan, zoals beheer en onderhoud van wegbermen, kunnen de inventarisatiegegevens toegepast worden. Concrete informatie over de aanwezigheid van soorten binnen de gemeente zijn beschikbaar bij de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling en Infrastructuur van de gemeente Emmen.

In paragraaf 4.6 Natuur staat nader beschreven op welke wijze in dit bestemmingsplan rekening is gehouden met soortenbescherming.