direct naar inhoud van Artikel 9 Agrarisch met waarden - Kleinschalige Veenontginningen
Plan: Klazienaveen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009032-0701

Artikel 9 Agrarisch met waarden - Kleinschalige Veenontginningen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden - Kleinschalige Veenontginningen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud en herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. agrarische doeleinden;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. behoud en herstel van watergangen;

met bijbehorende:

  • e. andere bouwwerken;
  • f. fiets- en voetpaden;
  • g. toegangswegen in- en uitritten;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op deze gronden mogen geen gebouwen of overkappingen worden opgericht;
  • b. binnen de gronden die zijn aangeduid als "specifieke vorm van agrarisch - mestopslag en weegbrug" mag:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen maximaal 12 m² bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter bedragen;
9.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 3 meter bedragen;
  • c. mestopslagen en sleufsilo's zijn niet toegestaan;
  • d. spoel- en wasinstallaties ten behoeve van bollenteelt zijn niet toegestaan.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 9.2.1 onder a en toestaan dat stallen en schuilgelegenheden t.b.v. het hobbymatig houden van dieren worden gerealiseerd, waarbij de volgende bepalingen gelden;
    • 1. er is minimaal 1 ha. aaneengesloten grond in gebruik ten behoeve van de activiteiten;
    • 2. de oppervlakte van de bebouwing bedraagt maximaal 50 m2
    • 3. de hoogte van de bebouwing bedraagt maximaal 3,5 m.
  • b. artikel 9.2.1 onder a en toestaan dat niet-permanente teeltondersteunende voorzieningen ten behoeve van de seizoensteelt worden gerealiseerd, waarbij de volgende bepalingen gelden;
    • 1. de voorzieningen worden niet langer gebruikt dan 6 maanden per jaar;
    • 2. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    • 3. de hoogte bedraagt maximaal 2 m;
  • c. artikel 9.2.2 onder b en toestaan dat een mestopslag ten behoeve van agrarische bedrijfsvoering worden gerealiseerd, waarbij de volgende bepalingen gelden;
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    • 2. de inhoud bedraagt maximaal 2500 m3
    • 3. voor zover aangemerkt als bouwwerk (silo) bedraagt de hoogte maximaal 6 m;
    • 4. voor zover niet aangemerkt als bouwwerk (foliebassin) bedraagt de hoogte van de grondwal en bijbehorend hekwerk maximaal 2 m;
  • d. artikel 9.2.2 onder b en toestaan dat sleufsilo's ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering worden gerealiseerd, waarbij de volgende bepalingen gelden;
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    • 2. de hoogte bedraagt maximaal 2 m
9.3.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in artikel 9.3.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast;
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking dient in ieder geval rekening worden gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 1 Rapport "De Gemeente Emmen in het perspectief van het landschap" van de planregels. Deze bijlage wordt betrokken bij de onder b genoemde afweging voor wat betreft de aspecten stedenbouw, landschap en cultuurhistorie;
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voorzover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken;
9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het realiseren van permanente teeltondersteunende voorzieningen (gebruik langer dan 6 maanden per jaar);
  • b. het aanleggen van paardenbakken.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 9.1 en toestaan dat een terrein wordt ingericht voor boomteelt;
  • b. artikel 9.4 onder b en toestaan dat gronden gebruikt worden ten behoeve van een paardenbak, waarbij de volgende bepalingen gelden;
    • 1. de afmeting maximaal 20 x 40 m bedraagt;
    • 2. de paardenbak minimaal 50 m verwijderd is van woningen van derden;
    • 3. lichtmasten mogen worden opgericht tot een hoogte van 6 m;
9.5.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in artikel 9.5.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast;
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking dient in ieder geval rekening worden gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 1 Rapport "De Gemeente Emmen in het perspectief van het landschap" van de planregels. Deze bijlage wordt betrokken bij de onder b genoemde afweging voor wat betreft de aspecten stedenbouw, landschap en cultuurhistorie;
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voorzover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken;
9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.6.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. Het ophogen, ontgronden, egaliseren, ontginnen van de bodem;
  • b. Het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  • c. Het aanbrengen van overige oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 100 m2;
  • d. Het aanleggen, verbreden, verdiepen, en dempen van sloten, wijken en andere wateren;
  • e. Het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • f. Het bebossen van gronden, met een oppervlakte van meer dan 1 hectare;
  • g. Het realiseren van een terrein voor boomteelt, fruitteelt op verhoogde stellingen of fruit op laagstam of hoogstam, met een oppervlakte van meer dan 1 hectare;
  • h. Het rooien van bos, bomen, boomgaard, houtwal of singel;
9.6.2 Toegestane werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in artikel 9.6.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. Noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • b. Al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. Mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende vergunning.
9.6.3 Combinaties

Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

9.6.4 Toetsingscriteria

Bij de afweging omtrent verlening van de vergunning wordt de landschappelijke waarde betrokken, zoals weergegeven in Bijlage 1 Rapport "De Gemeente Emmen in het perspectief van het landschap" van de planregels.

9.6.5 Voorwaarden

De artikel 9.6.1 bedoelde vergunning wordt niet verleend indien het werk of de werkzaamheid plaatsvindt met het oog op het ontwikkelen of versterken van natuurwaarden in een nieuw natuurgebied en door de uitvoering op directe of indirecte wijze aantoonbare afbreuk wordt of zou worden gedaan aan de agrarische bedrijfsvoering op aangrenzende of nabijgelegen percelen, dan wel aantoonbare schade of nadeel aan nabijgelegen agrarische bedrijven en/of de landbouwfunctie wordt of zou worden gedaan.

9.6.6 Weigering

De in artikel 9.6.1 bedoelde vergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken, of werkzaamheden de waarden van een gebied zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de vergunning kan worden voorkomen.

9.7 Wijzigingsbevoegdheid
9.7.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:

  • a. voor het uitbreiden van de bestemming Agrarisch - Grondgebonden 1 en de vergroting van het bouwvlak tot maximaal 1,5 ha, waarbij de volgende bepalingen gelden;
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    • 2. de uitbreiding is passend binnen de stedenbouwkundige- en landschappelijke structuur;
    • 3. voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
    • 4. er is geen sprake van een significante toename van depositie op Natura 2000 gebieden;
    • 5. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • b. voor het uitbreiden van de bestemming Agrarisch - Niet grondgebonden 1 en de vergroting van het bouwvlak tot maximaal 1,5 ha, waarbij de volgende bepalingen gelden;
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    • 2. de uitbreiding is passend binnen de stedenbouwkundige- en landschappelijke structuur;
    • 3. voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
    • 4. er is geen sprake van een significante toename van depositie op Natura 2000 gebieden;
    • 5. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • c. voor het wijzigen van de bestemming naar de bestemming Natuur of Water, waarbij de volgende bepalingen gelden;
    • 1. de ontwikkeling bijdraagt aan de verdere ontwikkeling van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS);
    • 2. de uitbreiding is passend binnen de landschappelijke structuur;
    • 3. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
9.7.2 Afwegingen
  • a. De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten.
  • b. In de afweging omtrent toepassing van de in 9.7.1 opgenomen wijzigingsbevoegdheden worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: de woonsituatie, de stedenbouwkundige structuur, het landschap, archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, natuur, het functioneren van het watersysteem en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 1 Rapport "De Gemeente Emmen in het perspectief van het landschap" van de planregels. Deze bijlage wordt betrokken bij de onder b genoemde afweging voor wat betreft de aspecten stedenbouw, landschap en cultuurhistorie;
  • d. Voorzover voor meerdere activiteiten een wijziging benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken;
  • e. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.