direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nieuw-Weerdinge, Weerdinger-Erfscheidenveen 15
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.Zaak74317-V701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Door Forfarmers BV is namens Varkensbedrijf Dijk een gefaseerde aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het uitbreiden van het varkenshouderijbedrijf Weerdinger-Erfscheidenveen 15 te Nieuw-Weerdinge met een stal en wijzigen van een milieu-inrichting. De aanvraag heeft betrekking op de onderdelen:

  • 1. Inrichting oprichten of veranderen (Milieu)
  • 2. Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening

De aanvrager heeft een varkenshouderijbedrijf met vier bedrijfslocaties. Eén daarvan is gelegen binnen de gemeente Emmen, aan het Weerdinger-Erfscheidenveen 15. De aanvrager streeft ernaar om alle biggen die op de bedrijfslocaties worden geproduceerd, zelf af te mesten. Zodoende heeft men de gehele keten in eigen beheer. Om dit te realiseren is uitbreiding van net aantal vleesvarkenplaatsen noodzakelijk. De wens is dit op de locatie Weerdinger-Erfscheidenveen 15 te realiseren. Binnen de te bouwen stal zullen 1989 vleesvarkens worden gehouden. Na aanpassing van de bestaande stallen (plaatsing luchtwasser), kunnen er op de bedrijfslocatie in totaal 5719 vleesvarkens worden gehouden. In de bestaande situatie worden bijna 4000 vleesvarkens gehouden.

Na realisatie van het bouwplan ontstaat een volwaardig en levensvatbaar bedrijf welke voldoende arbeid en inkomsten biedt voor één volwaardige arbeidskracht. Daarnaast kan na schaalvergroting voldaan worden aan de dierwelzijnseisen uit het Besluit Huisvesting en het Varkensbesluit en aan de milieueisen uit de Wet Geurhinder en Veehouderij. De landschappelijke inpassing is geborgd. Om deze redenen kan medewerking worden verleend aan de gevraagde omgevingsvergunning.

De aanvraag is genoteerd onder zaaknummer 74317. De bijbehorende verbeelding met de plancontour heeft het nummer NL.IMRO.0114.Zaak74317-V701.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak74317-V701_0001.png"

Afbeelding 1: Locatie plangebied in omgeving (rode vierhoek)

1.2 Planologische regeling

Het bestemmingsplan Buitengebied Emmen is door de raad vastgesteld op 30 mei 2013 en inmiddels inwerking getreden. De aanvraag is in strijd met de bestemming "Agrarisch - Niet Grondgebonden 2", aangezien de uitbreiding van staloppervlak bij recht is uitgesloten.

De aanvraag is wel passend binnen de uitgangspunten voor wijziging van het bestemmingsplan voor de vergroting van staloppervlak van een niet grondgebonden agrarisch bedrijf. De aanvrager heeft echter gekozen voor een uitgebreide WABO procedure.

Bij de beoordeling van de aanvraag zijn diverse aspecten getoetst en betrokken bij de afweging omtrent medewerking.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie, beleid en planologische regeling

2.1 Ligging en huidige situatie

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op het perceel, kadastraal bekend "Gemeente Emmen, sectie AC, nummer 914" te Nieuw-Weerdinge. De aanvraag betreft de realisatie van een stal, de aanpassing van bestaande stallen en de aanleg van een beplantingssingel. Het perceel is gelegen aan de weg Weerdinger-Erfscheidenveen 15, een landbouwweg ten zuiden van de kern Nieuw-Weerdinge.

De meest nabijgelegen woning van derden bevindt zich op grote afstand, op meer dan 1200 m van het bedrijf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak74317-V701_0002.png"

Afbeelding 2: Luchtfoto omgeving. In rood indicatief het besluitvlak

Op 4 juni 1997 is een milieu-revisievergunning voor het bedrijf verleend. Op 8 juni 2000 is een veranderingsvergunning verleend. Het vergund aantal dieren bedraagt 3988 vleesvarkens, gehouden in een traditioneel stalsysteem.

2.2 Beleid

2.2.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

De Structuurvisie "Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef" is op 24 september 2009 door de raad vastgesteld. Het is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities, gesteld in de Strategienota Emmen 2020.

De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden.

In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald, deze zijn als volgt (wanneer relevant voor het plan):

Landschap
Versterken van het landschap door het koesteren van de landschappelijke openheid en de herkenbaarheid van de kanalenstructuur te vergroten.

Werken:
De koers voor de landbouw: schaalvergroting in landbouwgebieden mogelijk maken in aansluiting op het landschap.

Verder wordt binnen de structuurvisie aangegeven dat de belangrijkste uitgangspunten en ontwikkelingsprincipes voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen bestaan uit:

  • "Kwaliteit voor kwantiteit". Centraal staat een verschuiving van kwantiteit naar kwaliteit.
  • "Keuze voor een duurzame inrichting van de ruimte". Wijzigingen in de ruimtelijke opbouw worden geënt op de zogenaamde lagenbenadering;
  • "Rekening houden met de klimaatverandering".

In de Structuurvisie wordt landbouw aangewezen als drager van het landschap. In de grootschalige gebieden krijgt de landbouw voldoende mogelijkheden om op te schalen. Nieuwbouw c.q. vestiging in de als waardevol aangemerkte open ruimte is in principe alleen mogelijk indien er een ruimtelijke en economische meerwaarde is.

De Structuurvisie gaat uit van een lagenbenadering. Het grondgebied van Emmen is daarbij onderverdeeld in 4 deelgebieden. Het plangebied ligt binnen "Deelgebied A (de Monden)". Dit is het noordoostelijk, Veenkoloniale deel van de gemeente. Dit deelgebied kent een sterk agrarisch karakter.

2.2.2 Ruimtelijke Waardenkaart

De Ruimtelijke waardenkaart (RWK) is een in september 2011 door de raad vastgestelde uitwerking van de Structuurvisie Emmen 2020. Het biedt een beleidskader voor landschap en cultuurhistorie en vormt de basis of 'onderlegger' voor het ruimtelijk beleid en beheer van de gemeente Emmen. Andere waarden zoals de aardkundige, archeologische, ecologische en hydrologische waarden, evenals monumenten, worden in dit document beschreven waar zij samenhang vertonen met het cultuurhistorisch gevormde landschap.

De ruimtelijke waardenkaart kent drie onderdelen:

  • 1. In beeld brengen ontwikkelingsgeschiedenis;
  • 2. Vastleggen van de kenmerken, kwaliteiten en knelpunten van het huidige landschap;
  • 3. Aanreiken van handvatten ten aanzien van hoe met deze waarden om te gaan.

Deelgebieden en kenmerken per deelgebied
De RWK maakt verder een onderscheid in drie deelgebieden. Het plangebied ligt binnen het "landschap van de grootschalige verveningen". De hoogveenontginningen vormen een uitzonderlijk monumentaal landschap. De lange kanalen die zwaar in de beplanting staan, de gestrekte linten en de ritmiek van kanalen, wijken en sloten verschaffen dit landschap voor Nederlandse begrippen een unieke monumentaliteit. Het landschap wordt gevormd door open ruimten van formaat. De kanalen en linten geven contour aan de ruimte. Zij ‘maken’ de ruimten.

De RWK omvat een drietal kaarten.

  • 1. "Ruimtelijke aspecten": Voor het plangebied worden geen aspecten genoemd.
  • 2. "Visuele aspecten", genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    • 1. Essentiële zichtlijn;
    • 2. Robuuste ruimte hoogveenontginning.
  • 3. "Elementen": Voor het plangebied worden geen aspecten genoemd.

Behoud, versterking en ontwikkeling
De opgave is ontwikkelingen zodanig te geleiden dat kwaliteiten behouden blijven, knelpunten tot een oplossing worden gebracht, nieuwe kwaliteiten aan het landschap worden toegevoegd.

Binnen het landschap van de grootschalige verveningen wordt ingezet op behoud van archeologische waarden/vindplaatsen, het stelsel van kanalen en wijken, de robuuste, krachtig omzoomde ruimten en de verscheidenheid aan details. De afleesbaarheid van de gelaagdheid van het landschap en de levendigheid op en aan het kanaal kunnen bij ontwikkelingen versterkt worden.

2.2.3 Bestemmingsplan Buitengbied Emmen

Op 30 mei 2013 is het ontwerp bestemmingsplan Buitengebied vastgesteld. Het plan is inmiddels inwerking getreden.

Binnen het plan heeft de bedrijfslocatie de bestemming "Agrarisch - Niet grondgebonden 2" binnen de gebiedsbestemming "Agrarisch met waarden - Grootschalige Veenontginningen".

De bestemming "Agrarisch - Niet grondgebonden 2" kent een wijzigingsbevoegdheid voor het vergroten van staloppervlak naar maximaal 15.000 m2, waarbij een aantal voorwaarden gelden. De aanvraag voor de omgevingsvergunning voldoet aan de gestelde voorwaarden.

2.2.4 Omgevingsverordening Drenthe

Provinciale Staten van Drenthe hebben de Provinciale omgevingsverordening Drenthe vastgesteld.

Ten aanzien van de ontwikkelingsmogelijkheden van intensieve veehouderijen wordt binnen de Omgevingsverordening de maximale grootte van het bouwvlak bepaald. De aanvraag heeft geen betrekking op vergroting van het bouwvlak en is om deze reden niet in strijd met het provinciale beleid..

2.2.5 Conclusie

De aanvraag voor de vestiging van een melkveehouderij past binnen de uitgangspunten van de Structuurvisie "Gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef" en het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen". De aanvrager heeft er voor gekozen om een uitgebreide WABO vergunning aan te vragen.

Bij de inpassing van het bedrijf dient sprake te zijn van een stedenbouwkundig-, landschappelijk- en milieutechnisch inpasbare situatie. Voor wat betreft het de inpassing in het landschap dient rekening te worden gehouden met de voorkomende kenmerken van de omgeving.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Algemeen

De uitbreiding van het bedrijf vindt plaats t.b.v. het optimaliseren van het bedrijfsproces en de verbetering van dierwelzijn. Het bedrijf dient te gaan voldoen aan strengere eisen ten aanzien van het houden van varkens.

3.2 Omgeving

Historie
De ruimtelijke structuur van het gebied van de omgeving hangt samen met de veenontginningen. De grootschalige blokontginningen ten oosten van de Hondsrug betreft een noordelijk deel dat oorspronkelijk tot de marke van Weerdinge behoorde. Zoals bij de meeste Veenkoloniale ontginningen is met het afgraven van het veen, het egaliseren en geschikt maken van de dalgronden, de oorspronkelijke bodemkundige ondergrond niet meer herkenbaar. De steilrand van de Hondsrug is vanuit het gebied zeer goed zichtbaar.

De omgeving van het plangebied maakte onderdeel uit van het veengebied "Weerdinger Erfscheidenveen".

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak74317-V701_0003.png"

Afbeelding 3: Kaart 1955 met het Weerdinger-Erfscheidenveen

Het gebied ten noorden van Weerdinger-Erfscheidenveen (Blok 1 en 3) zijn vanuit Tramwijk en Hoofdwijk III (nu Siepelveenwijk) door middel van de hoofdwijken aan snee gebracht.

Vanaf 1930 was het Weerdinger Erfscheidenveen kleinschalig in ontginning. Na 1935 heeft hier deels een grootschalige ontginningsslag plaatsgevonden. De kaart van 1955 laat zien dat het gebied toen nog volop in vervening was Het gebied is vanuit de Tramwijk via Hoofdwijk IV aan snee gebracht.

Bijzonder detail is dat ongeveer op de plaats waar nu boerderij Weerdinger-Erfscheidenveen 15 staat, al tijdens de vervening bebouwing aanwezig was. Ook na de vervening is deze gebleven. Na 1985 zijn deze gebouwen van de oostzijde van de watergang verplaatst naar de westzijde. Daarmee kwamen ze langs de weg te liggen. Het bebouwde oppervlak is toegenomen.

De aanleg van de N391 heeft er visueel toe geleid dat het gebied in tweeën is gesplitst. Het deel ten oosten en ten zuiden van de N391 hoort in visueel opzicht dan ook bij de robuuste open ruimte van de Monden met de daarbij behorende lange essentiële zichtlijnen. Visueel hoort dat deel van het Weerdinger Erfscheidenveen dan ook bij het Emmer-Erfscheidenveen en Roswinkelerveen.

Hoewel de water- en verkavelingsstructuur ten noorden en zuiden van deze N391 nog gaaf is, is hier in visueel opzicht geen sprake meer van een doorgaande structuur.

3.3 Stedenbouwkundig plan

Het bedrijf heeft zich door de jaren heen steeds verder ontwikkeld als agrarisch bedrijf. Het is zeer vrij gelegen. Op het erf staat een bedrijfswoning, een werktuigenberging en twee stallen. Tevens is voorzien in buitenopslag van voer en mest.

In het plan wordt de bestaande oppervlakte stallen (3.800 m2 ) bij realisatie van de aanvraag met ca. 2.700 m2 uitgebreid, waarna het totale staloppervlak ca. 6.500 m2 zal gaan bedragen.

Ruimtelijk gezien is de vergroting van de stal op de voorgestelde wijze inpasbaar. Het bedrijf presenteert zich met de voorzijde richting de N391. Er wordt op en compacte wijze aangesloten op de bestaande bedrijfsbebouwing. De kaprichting van de stal sluit aan bij de verkavelingsstructuur van het landschap en de overige bebouwing in de omgeving. De maximale bouwhoogte van de stal bedraagt 9 m, de goothoogte 3 m.

3.4 Landschappelijke inpassing

Een deel van het bedrijfsterrein is beplant met een dichte singel. Om het bouwplan in te passen binnen het landschap wordt beplanting aan het erf toegevoegd. Voor de landschappelijke inpassing van de nieuwe stal is een beplantingsplan opgesteld door Buro Stad en Land BV. Het landschappelijke inpassingsplan is opgenomen in Bijlage 4.

Met het beplantingsplan is ingespeeld op de landschappelijke omgevingskenmerken als openheid, grootschaligheid, robuustheid, zichtlijnen en verkavelingsstructuren. De bestaande beplantingssingel op het erf wordt gerespecteerd en deels uitgebreid.

In de regels van de omgevingsvergunning is bepaald dat de groenstrook moet worden aangelegd en in stand gehouden.

3.5 Verkeer

De voorgenomen ontsluitingsroute van het bedrijf, via de route Limietweg Oost, Limietweg richting Emmer-Compascuum is in het kader van aanvraag akkoord bevonden.

Voor wat betreft de Limietweg Oost is hierbij het huidige gebruik van de weg door akkerbouwbedrijven en vervenersbedrijven meegewogen. Aan de rijbaan van de Limietweg-Oost is in 2011 klein onderhoud uitgevoerd in samenhang met het project 'aanleg fietspad Emmen - Haren'. De Limietweg-Oost kan zonder aanpassingen voldoen.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

4.1 Bedrijfsplan

De aanvrager heeft een varkenshouderijbedrijf met vier bedrijfslocaties. Eén daarvan is gelegen binnen de gemeente Emmen, aan het Weerdinger-Erfscheidenveen 15. De aanvrager streeft ernaar om alle biggen die op de bedrijfslocaties worden geproduceerd, zelf af te mesten. Zodoende heeft men de gehele keten in eigen beheer. Om dit tte realiseren is uitbreiding van net aantal vleesvarkenplaatsen noodzakelijk. De wens is dit op de locatie Weerdinger-Erfscheidenveen 15 te realiseren. Binnen de te bouwen stal zullen 1989 vleesvarkens worden gehouden. Na aanpassing van de bestaande stallen (plaatsing luchtwasser), kunnen er op de bedrijfslocatie in totaal 5719 vleesvarkens worden gehouden. In de bestaande situatie worden ongeveer 4000 vleesvarkens gehouden.

Na realisatie van het bouwplan ontstaat een volwaardig en levensvatbaar bedrijf welke voldoende arbeid en inkomsten biedt voor één volwaardige arbeidskracht. Daarnaast kan na schaalvergroting voldaan worden aan de dierwelzijnseisen uit het Besluit Huisvesting en het Varkensbesluit en aan de milieueisen uit de Wet Geurhinder en Veehouderij.

4.2 Archeologie

Per 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd ter uitvoering van het verdrag van Malta. Het verdrag vraagt om bescherming van het archeologisch bodemarchief tegen bodemverstoringen als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De Monumentenwet verplicht gemeenten om bij het opstellen van nieuwe planologische regelingen rekening te houden met de te verwachten en de aanwezige archeologische waarden. Behoud van die waarden is het uitgangspunt.

Het plangebied heeft deels een lage verwachting op de op 30 mei 2013 door de raad vastgestelde archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Emmen. Gezien de lage verwachtingswaarde hoeft geen archeologisch inventariserend uitgevoerd te worden.

4.3 Ecologie

De Flora- en Faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. Op grond van de wet geldt een algemeen verbod voor het verwijderen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

De uitbreiding in bebouwing vindt plaats binnen het bestaande bouwperceel, op het bedrijfserf. De ontwikkeling heeft geen kap van bomen- of sloop van gebouwen tot gevolg. Er zullen geen werkzaamheden worden gestart binnen het broedseizoen voor vogels. Het bedrijf heeft hiervoor een verklaring opgesteld Bijlage 5.

Om bovenstaande redenen zijn in principe geen nadelige effecten ten aanzien van het aspect flora en fauna te verwachten. Nader onderzoek is om deze reden niet benodigd.

4.4 Milieu

4.4.1 WABO Milieu

Voor de beoogde bedrijfsuitvoering (<200 stuks melkvee) dient een melding te worden gedaan in het kader van het Activiteitenbesluit. Voldaan wordt aan de afstandseisen.

4.4.2 MER

BesluitMER
De activiteiten binnen de inrichting vallen in beginsel onder de activiteiten zoals vermeld in de onderdelen C en D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. Het bevoegd gezag moet bij de beoordeling of een milieueffectrapport moet worden gemaakt rekening houden met de in bijlage III van richtlijn 85/337/EEG aangegeven omstandigheden. In deze bijlage zijn kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect als omstandigheden genoemd.

De exactie uitbreiding van het aantal vleesvarkens bedraagt 1989. Relevante emissies en depositie's van het bedrijf veroorzaken slechts een geringe bijdrage aan heersende achtergrondconcentraties. Het bedrijf is niet gesitueerd in een kwetsbare omgeving of in de nabijheid van gevoelige objecten.

Naar ons oordeel is er geen sprake van bijzondere milieuomstandigheden die een noodzaak zouden kunnen vormen tot het uitvoeren van een BesluitMER.

Vormvrije MER
Dit besluit kan worden beschouwd als een vormvrije Mer-beoordelingstoets, waarin per relevant aspect (natuur, ammoniak, geur, geluid, stof) wordt onderbouwd dat geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu optreden.

PlanMER
Voor een omgevingsvergunning-procedure geldt alleen een BesluitMER-plicht (of een MER). Een PlanMER is dus in het kader van de aanvraag niet aan de orde.

4.4.3 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (hierna: Wgv) is vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder veroorzaakt door veehouderijen. De Wgv bevat de normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld woningen). De geurbelasting wordt berekend en getoetst met het verspreidingsmodel V-Stacks vergunningen.

Uit de gemaakte V-Stacks berekening blijkt dat, gezien de ligging van het bedrijf in zeer open gebied, ruim kan worden voldaan aan de gestelde normen. Zie Bijlage 6 voor de geurberekening.

4.4.4 Lucht

De wijze van berekening van de concentraties luchtverontreinigende stoffen is vastgelegd in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Voor de veehouderij zijn voor de diverse diersoorten en stalsystemen specifieke emissiefactoren vastgesteld. Voor agrarische bedrijven is met name de emissie van fijnstof relevant.

Door Farmconsult is een berekening uitgevoerd naar de toename van fijnstof. Geconcludeerd wordt dat de fijnstofbelasting beoordeeld mag worden als 'Niet In Betekende Mate' (NIBM). Het door Farmconsult opgestelde onderzoek is opgenomen in Bijlage 7.

4.4.5 Geluid

De geluidbelasting is getoetst aan de 'Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (VROM, 1998)', verder te noemen de 'Handreiking'. De Handreiking is opgesteld als hulpmiddel bij het voorkomen en beperken van hinder door industrielawaai.

In de indicatieve berekening is één representatieve en één incidentele bedrijfssituatie beschouwd. Uit de berekeningen blijkt dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in zowel de representatieve als ook de incidentele bedrijfssituatie op de meest nabijgelegen woningen voldoet aan de richtwaarde van 40 dB(A) etmaalwaarde.

Gelet op de afstand tot de meest nabijgelegen woningen (minimaal 1250 meter) wordt aan de grenswaarde voor de maximale geluidsniveaus (‘piekgeluidsniveaus’) (LAmax) van 70, 65 en 60 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode voldaan. Hoofdzakelijk zal het verkeer of in noordelijke richting naar de N391 rijden of in zuidelijke richting naar de Emmerweg. Omdat de eigen bedrijfswoning de enige woning is tussen het bedrijf en de N391 of Emmerweg, zal het inrichtingsgebonden verkeer ter hoogte van de overige woningen in het heersend beeld opgenomen zijn. Dit is het geval als het inrichtingsgebonden verkeer zich in snelheid en rij- en stopgedrag niet onderscheidt van het overige verkeer dat zich op de betrokken weg kan bevinden. Derhalve is de geluidbelasting ten gevolge van de indirecte hinder niet berekend.

De inrichting voldoet aan de richtwaarde en grenswaarde voor geluid. Zie Bijlage 8 met de beoordeling van RUD Drenthe op de aangeleverde stukken.

4.4.6 Externe veiligheid

In het kader van regelgeving in relatie tot Externe Veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het ontwikkelen van een veehouderij op deze locatie. Er zijn geen bronnen aanwezig.

Het bouwplan blijft buiten de zone die is gereserveerd voor de nabijgelegen hoogspanningsleiding met de bijbehorende vrije zone.

4.5 Natuurbeschermingswet

Voorafgaand aan de aanvraag is bij Gedeputeerde Staten van de Provincie Drenthe een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet aangevraagd. De effecten van het plan op aangewezen natuurgebieden is onderzocht. Gedeputeerde Staten hebben de beschikking inmiddels verleend. Deze is opgenomen in Bijlage 9.

4.6 Waterparagraaf

4.6.1 Inleiding

In de waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem van het plangebied is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden (bodemopbouw, grondgebruik, maaiveldhoogte, grondwatersituatie, rioolstelsel etc.) en of speciale regelingen voor het plangebied gelden. De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan en beschrijft de uitwerking hiervan op het watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het plan oplegt. De waterparagraaf is de plek waar, naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan of besluit, het wateradvies en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar een plaats krijgen.

4.6.2 Ligging plangebied

Het plangebied valt binnen het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's. In december 2013 heeft overleg plaatsgevonden door het aanvragen en afgeven van de watertoets. Uitgangspunt is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat er grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.

4.6.3 Waterhuishouding

Het verharde oppervlak neemt door de realisatie van het plan toe. In de watertoets wordt uitgegaan van een toename van het verharde oppervlak van ca. 3.000 m2. Om wateroverlast in gebouwen te voorkomen adviseert het waterschap om voor een vloerpeil te kiezen die tenminste 30 centimeter boven de weg ligt.
 

4.6.4 Afvoer van water

Bedrijfsafvalwater
Het bedrijfsafvalwater van het bedrijf wordt afzonderlijk opgevangen in een keldercompartiment onder de stal om het vervolgens af te voeren.

Hemelwater
Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap is erop gericht het hemelwater af te koppelen van de riolering en te lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem. Voor lozing van het hemelwater dient in principe waterberging op eigen terrein gerealiseerd te worden.

Voor dit plan dient circa 180 m3 waterberging worden aangelegd. Dit kan plaatsvinden door de aanleg van extra ruimte in het oppervlaktewater, te realiseren door verruimen en/of aanleg van watergangen . Een watervergunning is daarvoor nodig. Er is voor gekozen een sloot aan te leggen op eigen terrein, direct ten zuiden van te realiseren stal.

4.6.5 Kwaliteit oppervlaktewater

Voor dit plan is het Lozingenbesluit Open Teelt en Veehouderij (LOTV) van toepassing. Het LOTV bepaalt dat het rechtstreeks afstromen van verontreinigd (hemel)water van het verharde erf naar het oppervlaktewater (=erfafspoelwater) voorkomen moet worden.

Het rechtstreeks afstromen van verontreinigd (hemel)water van het verharde erf naar het oppervlaktewater (=erfafspoelwater) moet voorkomen worden. Het erf dient veegschoon te zijn en het reinigingen van materialen, trailers, vee en dergelijke op een aparte spoelplaats dient plaats te vinden.

Bij de inrichting van de sleufsilo (kuilopslag) dienen er maatregelen genomen worden tegen vrijkomende perssappen. Perssappen zijn zeer zuur en zijn schadelijk voor het milieu. Perssappen mogen niet afstromen naar het oppervlaktewater. De perssappen moeten worden afgevoerd naar de kelder of een opslagtank.

4.6.6 Wateradvies waterschap

De aanvrager heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente op de hoogte gesteld van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.

De uitgangspuntennotitie van het Waterschap Hunze en Aa's met de reactie van het Waterschap is opgenomen in Bijlage 10.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

Op de gevraagde vergunning is de uitgebreide procedure van toepassing.

De terinzagelegging van de ontwerpbesluiten is op 25 maart 2014 gepubliceerd in de Zuidoosthoeker en de Staatscourant. Met ingang van 26 maart 2014 heeft het ontwerp van de vergunning voor zes weken voor een ieder ter inzage liggen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De planonwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de aanvrager van de omgevingsvergunning. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.