direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nieuw-Dordrecht, woning Oosterwijk WZ 89
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.Zaak2020105942-V701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Er is een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van een vrijstaande woning op de locatie Oosterwijk WZ 89 in Nieuw-Dordrecht. De aanvraag heeft betrekking op de onderdelen bouwen en handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening.

De aanvraag (Bijlage 1) is geregistreerd onder zaaknummer 105942-2020. De bijbehorende verbeelding met het besluitvlak heeft nummer NL.IMRO.0114.Zaak2020105942-V701.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2020105942-V701_0001.png"

Afbeelding 1: Ligging locatie Oosterwijk WZ 89 in Nieuw-Dordrecht (rood omlijnd).

De locatie waar voorliggende ruimtelijke onderbouwing betrekking op heeft betreft een kavel van 32 meter breed. Separaat is er een vergunningaanvraag in behandeling voor het bouwen van een vrijstaande woning op de naastgelegen kavel, Oosterwijk WZ 91. Die kavel is circa 37 meter breed.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2020105942-V701_0002.png"

Afbeelding 2: Kavelindeling twee woningen Oosterwijk WZ 89 en Oosterwijk WZ 91 in Nieuw-Dordrecht.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie, beleid en planologische regeling

2.1 Ligging en huidige situatie

Deze ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op de locatie Oosterwijk WZ 89 in Nieuw-Dordrecht. De percelen zijn kadastraal bekend als Gemeente Emmen, sectie AE, nummer 2423 en gedeeltelijk sectie AE, nummer 2424.

De locatie is gelegen ten noorden van de A37 en ten noorden van de vaarverbinding Erica - Ter Apel. Aan de overzijde van de Oosterwijk is het bedrijvenpark A37 gelegen. De locatie zelf is gelegen tussen de woningen Oosterwijk WZ 87 en 93 en het woonlint aan de Bladderswijk OZ. De kavel is 32 meter breed en circa 77 meter diep. Op de kavel staat een veldschuur.

2.2 Planologische regeling

De locatie Oosterwijk WZ 89 in Nieuw-Dordrecht heeft in het bestemmingsplan 'Buitengebied Gemeente Emmen' de bestemming 'agrarisch bouwperceel Av (uitsluitend veldschuren) en gedeeltelijk de bestemming 'agrarisch gebied (zonder bouwperceel)'. De bouw van een vrijstaande woning is in strijd met het bestemmingsplan.

Aanvrager heeft een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend om de vrijstaande woning te realiseren. Bij de beoordeling van deze aanvraag zijn diverse aspecten getoetst en betrokken bij de afweging omtrent medewerking.

2.3 Beleid

2.3.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

De Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de gemeenteraad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor deze aanvraag is vooral het thema wonen van belang.

De Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef richt zich op een accentverschuiving van kwantiteit naar kwaliteit en differentiatie van woonmilieus: De opgave ligt er om de woningvoorraad in lijn te brengen en te houden met de woonwensen van huidige én toekomstige inwoners. Dit betekent meer levensloopbestendige woningen en meer ruimte voor bouwkavels. Om ervoor te zorgen dat de woningmarkt op orde blijft, is een continue aanpassing aan de veranderende vraag geboden. Dit geldt niet alleen voor de kern van Emmen, maar ook voor de dorpen. Zo ontstaat op termijn een cyclische vernieuwing van de bestaande woongebieden.

2.3.2 Woonvisie 2018-2023

De Woonvisie 2018-2023 richt zich op een nieuwbouwopgave passend bij de kwalitatieve behoefte en aanvullend op de bestaande voorraad. Daarbij moet de bestaande woningvoorraad beter benut worden. In de Woonvisie is een strategie opgenomen voor woningbouw:

  • 1. Woningbouwinitiatieven worden niet individueel, maar in samenhang bekeken.
  • 2. Prioriteit wordt gegeven aan plannen voor herstructurering en transformatie.
  • 3. Bij het maken van de woon- en leefbaarheidsvisies voor dorpen en wijken komen plekken naar voren waar inbreiding (verdichting) mogelijk en gewenst is.
  • 4. Bestaande uitbreidingslocaties worden afgerond.
  • 5. Woningbouwplannen dragen bij aan een gevarieerd woonmilieu (ruimte bieden aan plannen die een nichemarkt bedienen en aan kleinschalige experimentele, innovatieve en duurzame woonvormen).
  • 6. Woningbouwplannen dragen bij aan ruimtelijke kwaliteit.

De Woonvisie geeft voor het deelgebied Emmen (waar de locatie Oosterwijk WZ 89 onderdeel van is) tussen 2016 en 2021 een nette groei met 365-495 woningen op de woningvoorraad.

Vanuit het woonbeleid wordt het bouwen in de linten begrensd. Tussen 2018 en 2028 is er ruimte voor de bouw van maximaal 50 woningen. In de beleidsnotitie Bouwen in de linten staat beschreven waar gebouwd mag worden.

2.3.3 Beleidsnotitie Bouwen in de linten

De gemeenteraad heeft op 14 december 2017 de beleidsnotitie Bouwen in de linten vastgesteld. De beleidsnotitie geeft het onderzoek weer naar de ruimtelijke kaders en criteria die bij de beoordeling van verzoeken tot incidentele woningbouw in de linten moeten worden gehanteerd. In de beleidsnotitie is een balans gezocht tussen het incidenteel toevoegen van woningen enerzijds en het behoud van de waarde en karakteristiek van het landschap anderzijds.

Het doel van de beleidsnotitie Bouwen in de linten is het verkrijgen van een helder ruimtelijk kader voor het toetsen van nieuwe aanvragen voor het bouwen van woningen binnen lintbebouwingen in de gemeente Emmen.

In de beleidsnotitie zijn ruimtelijke criteria verwoord. Bij de ruimtelijke ontwikkeling van de linten dient een afweging te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de kernen, en anderzijds het belang van het landschap.

In de eerste plaats is bepaald wat de begrenzingen van de kernen zijn en wat de linten binnen en buiten de kernen zijn. Als vervolgstap is voor de linten buiten de kernen bepaald welke delen onlosmakelijk met het landschap zijn verbonden en welke delen met de kern zijn verbonden. De linten kunnen worden onderverdeeld in 'landschapsgerelateerde linten', in 'dorpsgerelateerde linten' en in 'lint binnen kern'.

De locatie Oosterwijk WZ 89 is gelegen in een lint aangeduid als 'dorpsgerelateerd lint'. Dorpsgerelateerde linten bestaan uit lintbebouwing buiten de kernbegrenzing die door een aaneengesloten (woon)bebouwing met de kern verbonden is. In de beleidsnotitie is de visie in 'dorpsgerelateerde linten' gericht op het incidenteel (max. 2 woningen) opvullen van open plekken. Hierdoor worden uitsluitend kleinschalige ontwikkelingen met een beperkt ruimtelijk effect mogelijk gemaakt.

'Dorpsgerelateerde linten' komen onder voorwaarden in aanmerking voor het toevoegen van woningen. De voorwaarden hebben betrekking op de stedenbouwkundige en milieutechnische inpassing. Bij toevoegingen dient te worden aangesloten bij de stedenbouwkundige structuren van de omgeving. Onder andere dient afstemming te worden gezocht bij aspecten als de kavelbreedte, de voorgevelrooilijn en bebouwingskenmerken ten aanzien van nokrichting, bebouwingsmassa en hoogten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2020105942-V701_0003.png"

Afbeelding 3: Uitsnede kaart beleidsnotitie Bouwen in de linten. De groene pijl geeft de locatie Oosterwijk WZ 89 in Nieuw-Dordrecht aan.

2.3.4 Structuurvisie Gebiedsontwikkelingsplan Vaarverbinding Erica - Ter Apel

De structuurvisie 'Gebiedsontwikkelingsplan Vaarverbinding Erica - Ter Apel' is vastgesteld door de gemeenteraad op 31 januari 2013. De omgeving van het plangebied is daarin aangeduid als bijzondere plek, vanwege de ligging tussen de A37 en een bedrijventerrein en een zorgvuldig aangelegde groenstrook. De aanwezigheid van een sluis geeft kansen voor recreatieve en commerciële ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen kunnen worden gecombineerd met een passantenhaven. De structuurvisie geeft aan dat de locatie stedenbouwkundig gezien vraagt om een inpassing die met zorg plaatsvindt. Dit heeft te maken met het bestaande bedrijventerrein op korte afstand. Eventuele ontwikkelingen moeten zorgvuldig worden afgestemd met de bestaande omgeving.

De structuurvisie sluit woningbouw op de locatie Oosterwijk WZ 89 niet uit. Gezien de mogelijkheden als gevolg van de beleidsnotitie Bouwen in de linten, wordt de woonfunctie in deze omgeving versterkt. Daarbij wordt de veldschuur op de locatie gesloopt. Het invullen van de locatie Oosterwijk WZ 89 voor woningbouw sluit aan bij de mogelijkheden uit de beleidsnotitie Bouwen in de linten.

2.3.5 Cultuurhistorische Waardenkaart en Erfgoednota 2017-2022

De Cultuurhistorische Waardenkaart Emmen betreft een inventarisatie en waardering van de cultuurhistorische waarden en bestaat uit een beleidskaart, bronnenkaart en een toelichtende rapportage. Aansluitend is een beleidsnota geschreven: Erfgoednota Emmen 2017-2022. De Cultuurhistorische Waardenkaart en Erfgoednota 2017-2022 zijn op 28 september 2017 door de gemeenteraad vastgesteld.

De Cultuurhistorische Waardenkaart en Erfgoednota hebben de volgende systematiek gebaseerd op beleidskeuzes. Er is op basis van analyse gekozen voor een drietal beleidskeuzen met bijbehorend maatregelenpakket, welke afloopt naar zwaarte:

  • Beschermen;
  • Herkenbaar houden;
  • Respecteren en rekening mee houden.

De maatregel 'Beschermen' heeft betrekking op erfgoed met een zeer hoge cultuurhistorische waarde, zoals monumenten (Rijk, provincie, gemeente), monumentale en waardevolle bomen en beschermde dorpsgezichten (Rijk).

'Herkenbaar houden' heeft betrekking op gebieden en structuren van hoge cultuurhistorische waarde, te weten:

  • Landschappelijke gebieden en structuren van hoge cultuurhistorische waarde
  • Stedenbouwkundige gebieden en structuren van hoge cultuurhistorische waarde
  • Groenstructuren van hoge cultuurhistorische waarde
  • Infrastructuur en waterwegen van hoge cultuurhistorische waarde

Ten slotte is de maatregel 'Respecteren en rekening mee houden' geformuleerd. Deze maatregel heeft betrekking op beeldbepalende bouwwerken, Canon van Emmen, inventarisatie ErfgoedNetwerk, tradities en de top vijf bewonersavonden.

Op de Cultuurhistorische Waardenkaart is het plangebied aangeduid als gelegen binnen het veenkoloniaal landschap - hoogveen - stuwwal onder veen.

De planmatige, grootschalige hoogveenontginningen kwamen na 1850 maar vooral na 1870 op gang. De verveningen van Zuidoost Drenthe zijn, in de tijd, de laatste grootschalige hoogveenontginningen van Nederland.

Het hoogveengebied van de Gemeente Emmen is vanaf drie hoofdrichtingen aan snee gebracht: vanuit het noorden als voortzetting van de Groninger veenkoloniën, vanuit het westen door het doortrekken van de Hoogeveensche Vaart en vanuit het noordwesten via het Oranjekanaal. Het Oranjekanaal zou oorspronkelijk via Nieuw-Dordrecht naar het Smeulveen worden aangelegd. Door een tegenvallende ondergrond, namelijk te grote hoogteverschillen, is de bestaande route gekozen. Over het traject van de Verlengde Hoogeveensche Vaart is lange tijd strijd gevoerd tussen concurrerende maatschappijen. Uiteindelijk is het bestaande traject aangelegd. De andere mogelijkheid was het kanaal vanaf Erica recht door te trekken richting Duitsland.

Een systeem met dubbel kanaal is bij Klazienaveen door de keuze voor de huidige loop van de Verlengde Hoogeveensche Vaart nooit uitgevoerd. Het gebied tussen Oranjedorp en Erica is door middel van het bloksysteem ontgonnen. Het gebied neemt daarbij een bijzondere positie in. Door de hoogteverschillen in de ondergrond liggen hier de hoofdwijken niet loodrecht op het kanaal. De aardkundige ondergrond is bepalend geweest voor de afwijkende wijze waarop het gebied tussen het Oranjekanaal en de Ericasestraat is ontgonnen. De hoofdwijken zijn namelijk evenwijdig met de westelijke flank van de Hondrug gelegd. Het gebied, dat voorheen uitmaakte van de veenkolonie Barger Westerveen ligt, tezamen met het huidige industrieterrein Bargermeer (voorheen de kolonie Oosterveen), tussen de twee uitlopers van de Hondsrug. Vooral aan de westzijde richting Ericasestraat is de overgang naar de hoger gelegen uitloper van de Hondsrug nog zeer goed waarneembaar.

De nog bestaande kanalen en wijken zijn de hoofdstructuur geweest van de veenkoloniale ontginning. Deze zijn kenmerkend voor het gebied. De wegen die vanaf 1850 in het hoogveengebied werden aangelegd hebben door hun rechtlijnigheid ook een ‘zeer hoge’ kenmerkenheid. Daarnaast is vaak de ensemblewaarde met het kanaal en de dorpslinten nog goed aanwezig.

Op grond van de Erfgoednota Emmen 2017-2022 valt het plangebied binnen de beleidskeuze 'herkenbaar houden'. Als maatregel is in de Erfgoednota genoemd: herkenbaar houden van de historische en ruimtelijke structuur en samenhang. De gemeentelijke opgave in deze categorie luidt ontwikkelingen zodanig vroegtijdig te begeleiden dat deze aansluiten of inspelen op de cultuurhistorische kwaliteiten.

Conclusie ten aanzien van de cultuurhistorische waarden

In het plangebied wordt rekening gehouden met de rationele verkaveling doordat de kavel van de woning haaks is gelegen op de Oosterwijk. Met de situering van de woning wordt rekening gehouden met de lintstructuur van bebouwing aan de Oosterwijk WZ. De situering van de woning, geörienteerd op de Oosterwijk WZ, sluit aan bij de bestaande bebouwing. In Hoofdstuk 3 Planbeschrijving wordt nader ingegaan op de stedenbouwkundige inpassing van het plan.

2.3.6 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Een welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandscriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 30 juni 2016 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling past bij de omgeving.

De welstandscommissie heeft geadviseerd op de ingediende aanvraag en heeft deze akkoord bevonden.

2.3.7 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Drenthe

De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. Als in de tekst wordt gesproken over ‘lange termijn’, betreft het de periode na 2030.

De Omgevingsvisie heeft voor de provincie vooral een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is.

Missie

De missie van de provincie is het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten. Deze missie is ingegeven door wat inwoners, medeoverheden en maatschappelijke partners belangrijk vinden voor de toekomst van Drenthe. De kernkwaliteiten zijn samen met partners en de inwoners van Drenthe benoemd, te weten landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Kernkwaliteiten

De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Samen met vertegenwoordigers van overheden, belangengroepen, marktpartijen en inwoners heeft de provincie de volgende kernkwaliteiten van Drenthe benoemd :

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen);
  • noaberschap;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal);
  • menselijke maat;
  • veiligheid.

Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteiten. In hoofdstuk 4 van de Omgevingsvisie is voor alle kernkwaliteiten een uitwerking naar meer concrete indicatoren gemaakt, namelijk landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Zorgvuldig Ruimtegebruik

In Drenthe kunnen mensen nog ruimte beleven. Dat wil de provincie bewaken, ook wanneer er nieuwe ontwikkelingen zijn. Zorgvuldig ruimtegebruik is van provinciaal belang.

Milieu- en leefomgevingskwaliteit

De provincie streeft naar een gezonde en veilige leefomgeving voor mens, plant en dier. Het beschermen van de kwaliteit van milieu en leefomgeving is veelal op Europees en nationaal niveau geregeld. Daarbij zijn diverse taken en verantwoordelijkheden bij de provincies neergelegd. Deze taken, gericht op het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid, zijn daarmee van provinciaal belang.

Kaarten en doelstellingen

Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe zijn de kernkwaliteiten nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) is het plangebied als volgt aangeduid:

Landschap

Het plangebied is gelegen binnen het landschap van de veenkoloniën. Van provinciaal belang is de orthogonale samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen.

Cultuurhistorie

Het beleid van de provincie Drenthe ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in de beleidsnota Cultuurhistorisch Kompas Drenthe. Het plangebied is gelegen binnen het gebied Emmen en haar venen. Het generieke beleid 'respecteren' is van toepassing. Het is bedoeld om de cultuurhistorische samenhang, zoals die is vastgelegd in de hoofdstructuur, te borgen. De ambitie voor de Veenkoloniën richt zich specifiek op het zichtbaar houden van de machinale veenwinning en veenverwerking op het Amsterdamscheveld en het Bargerveen, zowel in het landschap als in de bebouwing.

Archeologie

De inhoudelijke kaart Archeologie geeft een overzicht van de archeologische waarden en verwachtingen die de provincie van provinciaal belang achten. In gebieden of terreinen met een archeologische verwachting op de archeologiekaarten, wordt gestuurd op een goede uitvoering van archeologisch onderzoek. Niet voor alle bodemingrepen is archeologisch onderzoek vereist. Dit hangt af van de omvang en aard van de ingreep, de waarde/verwachting van de locatie en het vrijstellingenbeleid zoals dat is uitgewerkt in de gemeentelijke archeologiekaarten.

Aardkundige waarden

Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie behouden en, waar mogelijk, herstellen. Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteit aardkundige waarden. De provincie wil inhoud geven aan ruimtelijke kwaliteit, om de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe te behouden en te versterken. Het doel is de archiefwaarde van de bodem te behouden en de landvormen, die karakteristiek zijn voor het Drentse landschap, te behouden en te versterken, als onderdeel van de kernkwaliteit oorspronkelijkheid.

Het plangebied is gelegen binnen het gebied De Hondsrug met een hoog beschermingsniveau voor aardkundige waarden. In gebieden met een hoog beschermingsniveau staat de provincie ontwikkelingen toe als aardkundige kwaliteiten en kenmerken worden behouden.

De Hondsrug is een markant en dominerend onderdeel van het Drents Plateau. Het landschappelijk contrast met het naastgelegen Hunzedal is beeldbepalend. De bijzondere geologie van de Hondsrug is de inspiratie geweest voor het ontwikkelen van een geopark. De Hondsrug is het eerste gebied in Nederland dat is erkend als UNESCO Global Geopark. Dat is een gebied met bijzondere geologische kwaliteiten en, daarmee samenhangende, cultuurhistorische en ecologische waarden.

In dit gebied zijn de kernkwaliteiten archeologie, landschap en cultuurhistorie onlosmakelijk gekoppeld aan het (economische) vestigingsklimaat en de vrijetijdseconomie. De provincie zet deze gebiedskwaliteiten in voor een duurzame economische ontwikkeling van het gebied. De Hondsrug UNESCO Global Geopark draagt bij aan bewustwording, kennisverbreding en een inspirerend kader van kernkwaliteiten voor nieuwe initatieven.

Conclusie ten aanzien van de kernkwaliteiten

Het plan leidt niet tot een aantasting van de beschreven kernkwaliteiten. In Hoofdstuk 3 Planbeschrijving en Hoofdstuk 4 Onderzoeken en milieubeoordeling wordt nader ingegaan op de ruimtelijke inpassing van het plan.

Provinciale omgevingsverordening

Provinciale Staten van Drenthe hebben de Provinciale omgevingsverordening Drenthe vastgesteld. In de omgevingsverordening is de locatie gelegen binnen een gebied aangeduid als 'Bestaand Stedelijk Gebied'. Binnen Bestaand Stedelijk Gebied ligt de verantwoordelijkheid ten aanzien van woningbouw primair bij de gemeente. De verordening geeft verder geen specifieke bepalingen voor percelen met deze aanduiding.

2.3.8 Rijksbeleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Voor Emmen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

2.3.9 Conclusie

Het rijksbeleid werkt niet rechtstreeks door in het plangebied. Voor de voorliggende ruimtelijke onderbouwing wordt geconcludeerd dat het plan niet in strijd is met het geldende gemeentelijke- en provinciale beleid, wanneer rekening wordt gehouden met de stedenbouwkundige en milieutechnische inpassing. Hierop wordt nader ingegaan in de volgende hoofdstukken.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

Er is een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van een vrijstaande woning op de locatie Oosterwijk WZ 89 in Nieuw-Dordrecht.

De kavel voor de vrijstaande woning is 32 meter breed en circa 77 meter diep. Op de locatie staat een (agrarische) veldschuur. De veldschuur op de locatie wordt gesloopt. Het beëindigen van de agrarische bedrijfsactiviteiten bij de veldschuur en het slopen van deze veldschuur is positief voor het woon- en leefklimaat van de omgeving.

In de beleidsnotitie Bouwen in de linten staat beschreven dat binnen dorpsgerelateerde linten de visie gericht is op het incidenteel (max. 2 woningen) opvullen van open plekken. In de kavelschets is er rekening mee gehouden dat op de locatie Oosterwijk WZ 89 en de locatie Oosterwijk WZ 91 maximaal 2 woningen worden gebouwd.

De nieuwe vrijstaande woning op de locatie Oosterwijk WZ 89 wordt centraal gesitueerd op de kavel. De voorgestelde kavelindeling met een centrale ligging van de woning op de kavel sluit aan op de bestaande verkavelings- en bebouwingsstructuur voor dit gedeelte van de Oosterwijk WZ.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2020105942-V701_0004.png"

Afbeelding 4: Situatie vrijstaande woning locatie Oosterwijk WZ 89 in Nieuw-Dordrecht.

De nieuw te bouwen woning is gesitueerd op een grote kavel met ruime afstanden tot de perceelsgrenzen. De afstand van de nieuwe woning is 10 meter van de perceelsgrenzen van de aangrenzende woningen. Er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

De voorgevellijn van de vrijstaande woning is circa 5 meter achter de voorgevellijnen van de woningen Oosterwijk WZ 87 en Oosterwijk WZ 93. In de omgeving is sprake van een verspringende rooilijn van bestaande woningen. Een situering van circa 5 meter achter de voorgevellijn van de naastgelegen woningen is stedenbouwkundig inpasbaar. De stedenbouwkundige voorwaarden die verder van toepassing zijn, hebben betrekking op een maximale bouwhoogte van 9 meter en een maximale goothoogte van 3,5 meter. Met deze hoogten past de woning in het straat- en bebouwingsbeeld. De bouwhoogte van de te bouwen woning is circa 8,2 meter en de goothoogte is circa 3,0 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2020105942-V701_0005.png"

Afbeelding 5: Impressie nieuwe woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2020105942-V701_0006.png"

Afbeelding 6: Voorgevel nieuwe woning.

Het bouwplan van de woning is opgenomen als Bijlage 2.

De welstandscommissie heeft geadviseerd op de ingediende aanvraag en heeft deze akkoord bevonden.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken en milieubeoordeling

4.1 Archeologie

4.1.1 Algemeen

Op 30 mei 2013 is het gemeentelijk archeologisch beleid vastgesteld. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport. Dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologiebeleid en waarop de beleidskeuzes zijn gebaseerd. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën 'Waarde - Archeologie'. Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Onderstaande tabel geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak2020105942-V701_0007.png"

4.1.2 Archeologische waarden in het plangebied

Het plangebied Nieuw-Dordrecht, woning Oosterwijk WZ 89 is gelegen in een gebied aangeduid met de categorie 'Waarde - Archeologie 4' (middelhoge of hoge verwachting op het aantreffen van archeologische waarden). Voor deze categorie geldt voor bodemverstoringen tot 1000 m2 vrijstelling van archeologisch onderzoek. De werkzaamheden die gaan plaatsvinden overschrijden deze oppervlaktemaat niet. Nader archeologisch onderzoek is daarom niet nodig.

4.2 Ecologie

4.2.1 Algemeen

De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden).

Gebiedsbescherming

In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) -voorheen Ecologische Hoofdstructuur- is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.

Het plangebied valt niet binnen de aangewezen natuurgebieden van het Natuurnetwerk Nederland in de provincie Drenthe. De locatie is niet gelegen in of nabij een gebied waarop gebiedsbeschermingsregels van toepassing zijn. Het natuurgebied Bargerveen is gelegen op circa 5 kilometer van het plangebied.

Soortenbescherming

Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten. Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:

  • uit gegevens of onderzoek blijkt dat er sprake is van verstoring of doden van (een) beschermde soort(en);
  • het bouwwerk en/of de activiteit veroorzaakt beschadiging of vernieling van voortplanting- of rustplaatsen van dieren, danwel ontworteling of vernieling van plantensoorten;
  • er kan geen gebruik gemaakt worden van een vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming;
  • er kan niet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode.

Houtopstanden

In de Wnb is de bescherming van houtopstanden buiten de bebouwde kom geregeld. Doel is de instandhouding van het bosareaal. In de Provinciale Omgevingsverordening van de provincie Drenthe is geregeld hoe een kapmelding moet worden ingediend, waaraan herbeplanting moet voldoen en wanneer ontheffing van de herbeplantingsplicht kan worden verleend.

Voor houtopstanden binnen de bebouwde kom geldt de Bomenverordening gemeente Emmen 2011. In het bijbehorende bomenregister zijn de monumentale en waardevolle bomen en waardevolle houtopstanden vastgelegd. Zonder vergunning is het verboden deze te kappen.

4.2.2 Natuurwaarden in of nabij het plangebied

De locatie is in gebruik geweest als veldschuur. De plek waar de woning gebouwd gaat worden is ingericht met verharding. Voor het onbebouwde weiland in het lint (hierna: plangebied) is door Jansen&Jansen groenadviesbureau een quickscan flora en fauna uitgevoerd (Bijlage 3).

Flora

Het plangebied bestaat uit soortenarm grasland; geen geschikt biotoop voor beschermde flora. De aanwezigheid van beschermde flora kan worden uitgesloten.

Amfibieën, vissen en reptielen

Het plangebied bestaat uit soortenarm grasland. Er is geen water aanwezig in het plangebied. De aanwezigheid van (beschermde) amfibieën, vissen en reptielen kan redelijkerwijs worden uitgesloten.

Door de aanwezigheid van water buiten het plangebied is het echter wel mogelijk dat algemene amfibiesoorten, zoals de gewone pad, het plangebied af en toe doorkruisen.

Vogels

Het plangebied bestaat geheel uit weiland. Er zijn geen voor vogels met jaarrond beschermde verblijfplaatsen geschikte bomen (met holten en spleten) of geschikte gebouwen aanwezig. De aanwezigheid van jaarrond beschermde verblijfplaatsen van vogels kan worden uitgesloten.

Wel is het mogelijk dat algemene broedvogels nesten hebben in de struiken/houtsingel rond het plangebied, tijdens het broedseizoen.

Zoogdieren

Het plangebied bestaat geheel uit weiland. Er zijn geen voor zoogdieren met jaarrond beschermde verblijfplaatsen geschikte bomen (met holten en spleten) of geschikte gebouwen aanwezig. De aanwezigheid van jaarrond beschermde verblijfplaatsen van zoogdieren kan worden uitgesloten.

Ook de aanwezigheid van verblijfplaatsen van algemene zoogdiersoorten wordt op basis van ongeschiktheid van het plangebied niet/nauwelijks verwacht.

Wel is het de verwachting dat het plangebied gebruikt wordt als foerageergebied door vleermuizen. Het is echter niet de verwachting dat door het uitvoeren van de voorgenomen ingreep deze functie wezenlijk wordt aangetast.

Libellen en dagvlinders

In het plangebied komen geen voedselarm water of voor libellen en vlinders geschikte vegetaties voor. De aanwezigheid van (beschermde) libellen en dagvlinders kan dan ook redelijkerwijs worden uitgesloten.

Overige ongewervelden

In het plangebied ontbreekt voor overige ongewervelden geschikt leefgebied. De aanwezigheid van overige ongewervelden kan dan ook redelijkerwijs worden uitgesloten.

4.2.3 Toetsing aan de Wet natuurbescherming

Op basis van de resultaten van deze quickscan en de te verwachten effecten van de ingreep is een toetsing aan de Wet natuurbescherming uitgevoerd. Hierdoor is duidelijk geworden voor welke soorten mogelijk een negatief effect optreedt en of hiervoor aanvullend onderzoek dan wel een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming vereist is.

Op basis van de resultaten van deze quickscan en de te verwachten effecten van de ingreep is duidelijk geworden dat het uitgesloten kan worden dat met de uitvoer van de voorgenomen werkzaamheden vaste rust- en verblijfplaatsen van vogels, zoogdieren, beschermde standplaatsen van planten of andere door de Wet natuurbescherming beschermde waarden verloren gaan.

Wel moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van nesten van algemene broedvogels in de struiken (bomen) rond het plangebied. Actieve nesten van vogels zijn altijd beschermd door de Wet natuurbescherming.

4.2.4 Conclusie

De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor het plan.

Op basis van de Wet natuurbescherming is altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Daarbij geldt voor alle bouwactiviteiten dat er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden, waardoor:

  • de aanvang van de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
  • een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

4.3 Milieu

4.3.1 Bodem

Er is door Sigma Bouw & Milieu een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. Het bodemonderzoek is toegevoegd als Bijlage 4.

Aanleiding tot de uitvoering van dit verkennend milieukundig bodemonderzoek vormt de wens inzicht te verkrijgen in de kwaliteit van de bodem in verband met een geplande nieuwbouw van een woning op de onderzoekslocatie.

Het onderzoek geeft aan dat op basis van zintuiglijke waarnemingen in het opgeboorde bodemmateriaal geen bodemvreemde afwijkingen of asbestverdacht materiaal waargenomen zijn (indicatieve waarneming).

De onderzochte grond- en grondwatermonsters bevatten geen van de onderzochte stoffen verhoogd t.o.v. de toetsingswaarden.

Op basis van dit onderzoek zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen bouw van de woning.

Aanbevelingen

1) Het dak van de af te breken schuur/stal is voorzien van asbestverdachte dakplaten, het dak is de noordzijde niet voorzien van een dakgoot, het dak watert af op de onverharde bodem. De grond (druppelzone) onder de daklijn van het asbestverdachte dak dat zonder dakgoot afwatert op onverharde bodem is vanwege erosie van de dakplaten potentieel verdacht voor de aanwezigheid van asbest in grond. De toplaag onder de druppelzone valt buiten het onderzochte plangebied en is daardoor in dit onderzoek niet onderzocht op de aanwezigheid van asbest.

Wanneer de schuur/stal in de toekomst wordt afgebroken dient een asbestinventarisatie van het gebouw plaats te vinden. Wanneer vaststaat dat het dak bestaat uit asbesthoudende dakplaten wordt geadviseerd voor evt. sloop de toplaag onder de druppelzone alsnog te onderzoeken op het gehalte asbest.

2) Indien de grond ontgraven gaat worden, bijvoorbeeld ten behoeve van bouwwerkzaamheden, is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing. Middels het Besluit is het mogelijk om door het lokaal bevoegd gezag lokale maximale bodemgebruikswaarden vast te stellen, of om deze bodemgebruikswaarden te conformeren aan de maximale waarden uit het (landelijke) generieke model.

Indien grond van het eigen terrein moet worden afgevoerd zal deze verwerkt dienen te worden conform de eisen van het Besluit Bodemkwaliteit. De mogelijkheden hiertoe kunnen worden vastgesteld na overleg met de betrokken overheidsinstanties.

Volledige duidelijkheid omtrent de bodemkwaliteitsklasse van vrijkomende grond wordt pas verkregen op basis van een partijkeuring conform het Besluit Bodemkwaliteit. Opgemerkt dient te worden dat de vertaalslag van verkennend bodemonderzoek naar hergebruik van grond volgens het Besluit Bodemkwaliteit, veelal, niet mogelijk is. In de meeste gevallen zijn aanvullende gegevens noodzakelijk, het bevoegd gezag (de gemeente waarin de grond wordt toegepast) kan hier uitsluitsel over geven.

Indien het noodzakelijk is dat er grond afgevoerd moet worden van de locatie zal er een melding grondverzet gedaan moeten worden via het landelijk meldpunt: www.meldpuntbodemkwaliteit.nl.

Mocht grondwater onttrokken worden t.b.v. bemaling, dient bekeken te worden in hoeverre de grondwaterkwaliteit de lozingsnormen overschrijdt.

4.3.2 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

De woning is voor de Wet geluidhinder een geluidsgevoelige bestemming en de planlocatie is gelegen binnen de wettelijke geluidzones van de Bellstraat, Bladderswijk OZ, Bladderswijk WZ en de A37. Daarnaast ligt de woning in de nabijheid van Bedrijvenpark A37. Door Ingenieursbureau Spreen is er een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 5).

4.3.2.1 Wegverkeerslawaai

Bij de berekeningen dient uitgegaan te worden van de verkeerssituatie over 10 jaar (2030). De gemeente Emmen heeft de verkeersgegevens van de gemeentelijke wegen aangeleverd. De verkeersgegevens van de A37 zijn ontleend aan het geluidsregister van Rijkswaterstaat. De gemeentelijke wegen zijn voorzien van fijn asfalt (referentiewegdek) en de A37 van enkellaags ZOAB. De wettelijke toegestane rijsnelheid op de Bladderswijk WZ bedraagt 60 km/uur. Op de Bellstraat en de Bladderswijk OZ bedraagt deze 50 km/uur. De rijsnelheden op de A37 zijn ontleend aan het geluidsregister van Rijkswaterstaat. De woning is voorzien van twee bouwlagen.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting op de woning vanwege de Bellstraat, Bladderswijk OZ & WZ niet meer bedraagt dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Vanwege deze wegen ontmoet het plan geen bezwaren.

De geluidsbelasting vanwege de A37 bedraagt op de woning ten hoogste 50 dB en hiermee wordt niet voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Er wordt wel voldaan aan de grenswaarde van 53 dB. Aangezien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden zijn maatregelen overwogen.

Op de A37 is reeds ZOAB toegepast. Het toepassen van ander type asfalt voor het bouwen van een woning is daarom niet doelmatig. Tevens zijn geluidschermen, omdat de A37 op een talud is gelegen, niet doelmatig en vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk.

In nieuwe situaties dient gestreefd te worden (beleid van de gemeente Emmen) naar ten minste een geluidluwe gevel. Geluidluw betekent in deze situatie een gevel waarop aan de voorkeursgrenswaarde (van 48 dB ten gevolge van wegverkeerslawaai) wordt voldaan. Onderhavige situatie voldoet aan dit beleidstreven.

Indien sprake is van een relevante blootstelling door meerdere bronnen, dient naar cumulatie gekeken te worden. Dit is alleen het geval indien de zogenaamde voorkeurswaarde van die onderscheiden bronnen wordt overschreden. De voorkeursgrenswaarde wordt alleen door wegverkeerslawaai van de A37 overschreden. Cumulatie is niet aan de orde.

Als er hogere waarden worden vastgesteld, dient de geluidwering van de gevels bepaald te worden in verband met de toetsing aan het Bouwbesluit (binnenwaarde 33 dB). Hierbij dient de (gecumuleerde) geluidsbelasting (excl. aftrek art. 110gWgh) te worden gehanteerd. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de (gecumuleerde) geluidsbelasting ten hoogste 52 dB bedraagt. Hiermee wordt, met de minimale vereiste geluidwering van 20 dB uit het Bouwbesluit, voldaan aan de binnenwaarde van 33 dB. Verdere toetsing kan achterwege blijven.

4.3.2.2 Hogere grenswaarde

Gelet op het voorgaande dienen burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde van 50 dB ten gevolge van wegverkeerslawaai van de A37 vast te stellen. Hiertoe wordt tegelijkertijd met de procedure voor de omgevingsvergunning een procedure hogere grenswaarde Wet geluidhinder gevoerd. Het besluit vaststellen hogere grenswaarde is opgenomen als Bijlage 6.

4.3.2.3 Bedrijvenpark A37

Ten oosten van de nieuw te bouwen woning ligt het Bedrijvenpark A37. De nieuw te bouwen woning komt niet dichter bij het bedrijvenpark te liggen dan de bestaande woningen. De bedrijven op het bedrijvenpark worden daarom niet in de bedrijfsvoering beperkt door de realisatie van de woning. Verdere toetsing kan achterwege blijven.

4.3.3 Lucht

De Wet luchtkwaliteit is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Luchtkwaliteit vormt in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Het plan betreft een project dat 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Omdat er verder geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOX en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het verlenen van de vergunning.

4.3.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen.

Binnen en nabij het plangebied zijn geen bedrijven, transportroutes en buisleidingen gelegen waarbij rekening moet worden gehouden met het aspect externe veiligheid.

4.4 Waterparagraaf

Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

4.4.1 Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.

Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn waterveiligheid, klimaatbestendigheid omgeving en ruimte voor waterberging. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.

Watersysteem

In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.

Afvalwaterketen

Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.

4.4.2 Wateraspecten plangebied

Waterhuishouding

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1500 m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.

Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer

In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via een gescheiden stelsel. Hemelwater wordt afgevoerd naar oppervlaktewater.

Aanleghoogte van de bebouwing

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.

4.4.3 Watertoetsproces

De initiatiefnemer heeft het waterschap Vechtstromen geinformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (Bijlage 7). De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.

De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Vechtstromen geeft een positief wateradvies.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

Op de gevraagde vergunning is de uitgebreide procedure van toepassing. De terinzagelegging van het ontwerpbesluit is op 28 juli 2020 gepubliceerd (Bijlage 8) in de Emmer Courant en in de Staatscourant. Van 29 juli 2020 tot en met 8 september 2020 heeft het ontwerpbesluit omgevingsvergunning en het ontwerpbesluit vaststellen hogere grenswaarde voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn er geen inhoudelijke zienswijzen ingediend. Provincie Drenthe heeft aangegeven dat het ontwerpbesluit omgevingsvergunning geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen (Bijlage 9). Op 29 september 2020 is de terinzagelegging van het besluit omgevingsvergunning en het besluit vaststelling hogere grenswaarde gepubliceerd in de Emmer Courant en in de Staatscourant (Bijlage 10).

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De planonwikkelingskosten komen voor rekening van de aanvrager van de omgevingsvergunning. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.