direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Emmen, Oude Wilhelmsweg 13
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.Zaak201961962-V701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Er is een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor de realisatie van een groepsaccommodatie op het perceel Oude Wilhelmsweg 13 in Emmen. De aanvraag heeft betrekking op de onderdelen bouwen en afwijken van het bestemmingsplan.

De aanvraag (Bijlage 2) is geregistreerd onder zaaknummer 61962-2019. De bijbehorende verbeelding met het besluitvlak heeft nummer NL.IMRO.0114.Zaak201961962-V701.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak201961962-V701_0001.png"

Afbeelding 1: Ligging perceel Oude Wilhelmsweg 13 in Emmen (rood omlijnd).

Hoofdstuk 2 Huidige situatie, planologische regeling en beleid

2.1 Ligging en huidige situatie

Deze ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op het perceel Oude Wilhelmsweg 13 in Emmen. Het perceel is kadastraal bekend als Gemeente Emmen, sectie V, nummer 584.

Het perceel is gelegen aan de Oude Wilhelmsweg ten westen van de wijk Rietlanden in Emmen. Daarnaast is het perceel gelegen ten zuiden van station Emmen-Zuid. In de directe omgeving van het perceel zijn woningen gelegen die voorheen in gebruik zijn geweest als agrarisch bedrijf. Het perceel zelf is ook in gebruik geweest als agrarisch bedrijf. Op het perceel staat een woning en een voormalige agrarische bedrijfsschuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak201961962-V701_0002.png"

Afbeelding 2: Luchtfoto met het perceel Oude Wilhelmsweg 13 in Emmen.

2.2 Planologische regeling

In het bestemmingsplan 'Buitengebied Emmen' is het perceel bestemd als 'Wonen – Voormalige agrarische bebouwing', bestemd voor een woning met kenmerken van een voormalig agrarisch bedrijf en voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. De realisatie van een groepsaccommodatie is in strijd met deze bestemming. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de wijziging van de functie van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. In deze wijzigingsbevoegdheid zijn functies opgenomen die onder voorwaarden van ruimtelijke en milieutechnische inpassing mogelijk kunnen worden gemaakt: een grondgebonden agrarisch bedrijf, een paardenhouderij, bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 1 en 2, maatschappelijke doeleinden, opslag en/of stalling. De aangevraagde omgevingsvergunning betreft een recreatieve functie. Deze functie is niet opgenomen in de planregels. Voor de aangevraagde omgevingsvergunning is daarom voor het onderdeel afwijken van het bestemmingsplan een verklaring van geen bedenkingen van de raad vereist. De ontwerp verklaring van geen bedenkingen heeft gelijktijdig met het ontwerpbesluit omgevingsvergunning ter inzage gelegen.

Door aanvrager is gekozen om de groepsaccommodatie te realiseren middels een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Bij de beoordeling van deze aanvraag zijn diverse aspecten met betrekking tot de ruimtelijke en milieutechnische inpassing getoetst en betrokken bij de afweging omtrent medewerking.

2.3 Beleid

2.3.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

De Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor deze aanvraag is vooral het thema werken (leisure) van belang.

Met de Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef richt de inzet zich op het voortbouwen en verder koppelen van de aanwezige leisurevoorzieningen, het aanbieden van arrangementen, het langer vasthouden van bezoekers en marketing van leisure in en om Emmen. Sommige leisurevoorzieningen concentreren zich op 1 specifieke locatie (zoals bijvoorbeeld het centrum, het theater/dierenpark, de Meerdijk, een golfbaan, etc.), maar een ander belangrijk onderdeel van het leisure-aanbod bestaat uit ‘het Emmer landschap’. Diverse functies in het buitengebied, zoals landbouw, water en natuur fungeren als decor bij leisure-activiteiten. Ontwikkelingen vanuit deze functies hangen derhalve met elkaar samen.

Vanuit de recreatie is het belang (en beleid) gericht op versterking van de sector in de hele gemeente. Gestreefd wordt naar zoveel mogelijk aanbod, omdat dit elkaar versterkt. Hiertoe worden de verschillende ‘bronpunten’ zoveel mogelijk met elkaar verbonden. Bronpunten zijn verblijfsaccommodaties, trekpleisters, attracties, bezienswaardigheden (natuur, cultuurhistorie), hoofdroutes stations en recreatieve parkeerplaatsen. Veel aandacht gaat daarbij uit naar het verbeteren van de verbindingen (fysiek en organisatorisch). Ook het aantrekkelijker maken van bronpunten en de routes ertussen is een belangrijk aandachtspunt. Bijzondere kansen worden toegedicht aan het parelsnoer dat vanuit het centrum van Emmen in zuidelijke richting loopt. Parels als het Dierenpark, winkelcentrum, Parc Sandur liggen aan een recreatief snoer dat Emmen met haar omgeving (Bargerveen, Schoonebeek) verbindt. Naast de specifieke inzet op een aantal grotere toeristische ontwikkelingen, is kleinschalige recreatie kansrijk; dit versterkt het brede palet aan leisuremogelijkheden.

2.3.2 Beleidskader Vrijetijdseconomie Gemeente Emmen

Op 22 december 2016 is het beleidskader Vrijetijdseconomie Gemeente Emmen door de raad vastgesteld. Hierin is een vijftal iconen benoemd. Deze iconen zijn de speerpunten van het vrijetijdsbeleid. De vijf iconen zijn Wildlands, De Veenvaart, Emmen-Centrum, Bargerveen en Geopark de Hondsrug. In het actieprogramma van het beleidskader is als actie benoemd om ruimte te maken voor nieuwe initiatieven. In de Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef was reeds de doelstelling benoemd om meer overnachtingen in de verblijfsrecreatieve sector te realiseren.

2.3.3 Bestemmingsplan 'Buitengebied Emmen'

In het bestemmingsplan 'Buitengebied Emmen' is in de toelichting benoemd dat het stimuleren van een verdere ontwikkeling van het toeristisch recreatief aanbod past binnen het gemeentelijk beleid de economische potentie van deze sector verder te ontwikkelen én te benutten. Recreatief medegebruik gaat goed samen met verbrede landbouw en hergebruik van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing. Naast mogelijkheden voor kleinschalige bedrijvigheid bestaat de mogelijkheid om een maatschappelijke of recreatieve functie te vestigen binnen de voormalige agrarische bebouwing. Door andere (kleinschalige) bedrijvigheid toe te staan kan de leefbaarheid en de economische vitaliteit in het buitengebied op peil gehouden worden.

2.3.4 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Een welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandscriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 30 juni 2016 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling past bij de omgeving.

De welstandscommissie heeft geadviseerd op de ingediende aanvraag en heeft deze akkoord bevonden.

2.3.5 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Drenthe

De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. Als in de tekst wordt gesproken over ‘lange termijn’, betreft het de periode na 2030.

De Omgevingsvisie heeft voor de provincie vooral een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is.

Missie

De missie van de provincie is het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten. Deze missie is ingegeven door wat inwoners, medeoverheden en maatschappelijke partners belangrijk vinden voor de toekomst van Drenthe. De kernkwaliteiten zijn samen met partners en de inwoners van Drenthe benoemd, te weten landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Kernkwaliteiten

De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Samen met vertegenwoordigers van overheden, belangengroepen, marktpartijen en inwoners heeft de provincie de volgende kernkwaliteiten van Drenthe benoemd :

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen);
  • noaberschap;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal);
  • menselijke maat;
  • veiligheid.

Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteiten. In hoofdstuk 4 van de Omgevingsvisie is voor alle kernkwaliteiten een uitwerking naar meer concrete indicatoren gemaakt, namelijk landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Zorgvuldig Ruimtegebruik

In Drenthe kunnen mensen nog ruimte beleven. Dat wil de provincie bewaken, ook wanneer er nieuwe ontwikkelingen zijn. Zorgvuldig ruimtegebruik is van provinciaal belang.

Milieu- en leefomgevingskwaliteit

De provincie streeft naar een gezonde en veilige leefomgeving voor mens, plant en dier. Het beschermen van de kwaliteit van milieu en leefomgeving is veelal op Europees en nationaal niveau geregeld. Daarbij zijn diverse taken en verantwoordelijkheden bij de provincies neergelegd. Deze taken, gericht op het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid, zijn daarmee van provinciaal belang.

Kaarten en doelstellingen

Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe zijn de kernkwaliteiten nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) is het plangebied als volgt aangeduid:

Landschap

Het plangebied is gelegen binnen het landschapstype Esdorpenlandschap. Het Drents plateau bestaat voornamelijk uit esdorpenlandschap. Dit landschapstype bevat enkele telkens terugkerende onderdelen, namelijk het dorp, de es, het beekdal en de velden/bossen/heide.

Het esdorpenlandschap is een agrarisch cultuurlandschap ten voeten uit. Elk onderdeel van het landschap komt voort uit het agrarisch gebruik en is gerelateerd aan het functioneren van de lokale agrarische dorpsgemeenschap, met de boermarken als het oorspronkelijke gezag. De esdorpen vormen vanouds de ontginningsbasis van het landschap. Ze liggen veelal op landschappelijke overgangen van nat (beekdal) naar droog (es/heide/bos).

Rond de dorpen liggen de landschapsonderdelen die vanouds in het landbouwsysteem elk hun eigen functie hadden. Direct aan de rand van het dorp lagen de ‘goorns’: kleinschalige, verkavelde gebieden met hagen en singels, waar onder andere groenten voor menselijke consumptie werden verbouwd. Op de hoger gelegen gronden ontwikkelden zich door de eeuwen heen de essen, omzoomd door bosjes, strubben of soms een ringwal. In het lager gelegen beekdal lagen de graslanden, tot aan het begin van de vorige eeuw onverdeeld, de zogenaamde madelanden. Later zijn de beekdalen sterk verkaveld en hebben ze door de aanleg van houtwallen een kleinschalig, besloten karakter gekregen. Buiten de gecultiveerde wereld lag de grote ‘woestenij’: het veld, de heide. Dit is een vaak enorm grote ruimte die gebruikt werd om de schapen te weiden. Door ontginning en bebossing zijn de meeste van deze heidevelden verdwenen.

Van provinciaal belang voor (de omgeving van) het plangebied zijn:

  • de essen: deze voor het esdorpenlandschap kenmerkende open ruimtes zijn veelal omgeven met esrandbeplanting.
  • de beekdalen: onbebouwd gebied met kleinschalige beplantingstructuren en beekdal(rand)beplanting.

Het provinciaal beleid is gericht op:

  • behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting;
  • behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van karakteristieke beekdal(rand)beplanting.

Het plangebied is niet gelegen binnen de essen en de beekdalen.

Cultuurhistorie

Het beleid van de provincie Drenthe ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in de beleidsnota Cultuurhistorisch Kompas Drenthe. Het plangebied is gelegen binnen het deelgebied Emmen en haar venen. Het generieke beleid 'respecteren' is van toepassing. Het is bedoeld om de cultuurhistorische samenhang, zoals die is vastgelegd in de hoofdstructuur, te borgen. Bepalend voor dit deelgebied is de stad Emmen als naoorlogse groeikern op de rand van de Hondsrug met een omringend veengebied.

In dit deelgebied wil de provincie specifiek sturen op:

  • Het behouden van de kenmerkende stedenbouwkundige concepten van de naoorlogse wijken van Emmen als representanten van opeenvolgende fasen in het denken over wonen en de stad;
  • Bij nieuwe ontwikkelingen van Emmen consequent vasthouden aan het wijkontwerp als totaalbeeld en als uitdrukking van een vernieuwend denkbeeld over de wijze van wonen;
  • Het zichtbaar houden van de machinale veenwinning en veenverwerking op het Amsterdamscheveld en het Bargerveen, zowel in het landschap als in de bebouwing;
  • Het benadrukken van het lineair patroon van hunebedden, grafheuvels en andere zichtbare en onzichtbare prehistorische relicten die samenhangen met de prehistorische route over de Hondsrug;
  • Het herkenbaar houden van de lintstructuur van de randveenontginningen met een variatie aan bebouwing langs de slingerende oost-west georiënteerde wegen.

Archeologie

De inhoudelijke kaart Archeologie geeft een overzicht van de archeologische waarden en verwachtingen die de provincie van provinciaal belang achten. In gebieden of terreinen met een archeologische verwachting op de archeologiekaarten, wordt gestuurd op een goede uitvoering van archeologisch onderzoek. Niet voor alle bodemingrepen is archeologisch onderzoek vereist. Dit hangt af van de omvang en aard van de ingreep, de waarde/verwachting van de locatie en het vrijstellingenbeleid zoals dat is uitgewerkt in de gemeentelijke archeologiekaarten.

Aardkundige waarden

Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie behouden en, waar mogelijk, herstellen. Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteit aardkundige waarden. De provincie wil inhoud geven aan ruimtelijke kwaliteit, om de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe te behouden en te versterken. Het doel is de archiefwaarde van de bodem te behouden en de landvormen, die karakteristiek zijn voor het Drentse landschap, te behouden en te versterken, als onderdeel van de kernkwaliteit oorspronkelijkheid.

Het plangebied is gelegen binnen het gebied De Hondsrug UNESCO global geopark. In dit gebied zijn de kernkwaliteiten archeologie, landschap en cultuurhistorie onlosmakelijk gekoppeld aan het (economische) vestigingsklimaat en de vrijetijdseconomie. De provincie zet deze gebiedskwaliteiten in voor een duurzame economische ontwikkeling van het gebied. De Hondsrug UNESCO Global Geopark draagt bij aan bewustwording, kennisverbreding en een inspirerend kader van kernkwaliteiten voor nieuwe initatieven.

Voor aardkundige waarden worden drie beschermingsniveaus onderscheiden (hoog, middel en generiek) die verschillen in de mate van inzet van de provincie. Het plangebied is gelegen binnen een gebied met een generiek beschermingsniveau. In deze gebieden wil de provincie Drenthe de lokale, aardkundige kenmerken voor de toekomst bewaren. Bij ontwikkelingen kunnen aardkundige kwaliteiten als inspiratiebron worden gebruikt.

Conclusie ten aanzien van de kernkwaliteiten

De aanvraag om een omgevingsvergunning voor de realisatie van een groepsaccommodatie leidt niet tot een aantasting van de beschreven kernkwaliteiten. In Hoofdstuk 3 Planbeschrijving en Hoofdstuk 4 Onderzoeken en milieubeoordeling wordt nader ingegaan op de rumtelijke en milieutechnische inpassing van de groepsaccommodatie.

Provinciale omgevingsverordening

Provinciale Staten van Drenthe hebben de Provinciale omgevingsverordening Drenthe vastgesteld. In de omgevingsverordening is het perceel gelegen binnen een gebied aangeduid als 'Landbouwgebied'. Een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op locaties die op de bij de verordening behorende kaart zijn aangeduid als ‘Landbouwgebied’, voorziet niet in ontwikkelingen die een structureel negatief effect op het functioneren van de agrarische sector in het gebied hebben.

De aanvraag heeft geen structureel negatief effect op het functioneren van de agrarische sector in het gebied. In de omgeving van het plangebied zijn geen agrarische bedrijven gevestigd die door de aanvraag zouden kunnen worden beperkt in de exploitatiemogelijkheden.

Een ruimtelijk plan kan voorzien in alternatieve gebruiksmogelijkheden voor vrijkomende agrarische bebouwing als in dat ruimtelijk plan wordt aangetoond dat:

  • a. de nieuwe (bedrijfs)activiteit niet milieubelastend van aard is; en
  • b. de woonfunctie van de vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing gehandhaafd blijft.

De woonfunctie op het perceel blijft gehandhaafd. In Hoofdstuk 4 Onderzoeken en milieubeoordeling is nader onderbouwd dat de nieuwe activiteit niet milieubelastend van aard is.

Voor het overige zijn de kernkwaliteiten van belang zoals hiervoor benoemd.

2.3.6 Rijksbeleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Voor Emmen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

2.3.7 Conclusie

Het rijksbeleid werkt niet rechtstreeks door in het plangebied. Voor de voorliggende ruimtelijke onderbouwing wordt geconcludeerd dat het plan niet in strijd is met het geldende gemeentelijke- en provinciale beleid, wanneer rekening wordt gehouden met de ruimtelijke en milieutechnische inpassing. Hierop wordt nader ingegaan in de volgende hoofdstukken.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Aanleiding en opzet plan

Er is een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor de realisatie van een groepsaccommodatie op het perceel Oude Wilhelmsweg 13 in Emmen.

Het aanbod groepsaccommodaties is in Emmen en omgeving beperkt. De ligging van het perceel Oude Wilhelmsweg 13 is nabij Emmen en nabij het station Emmen-Zuid. De groepsaccommodatie richt zich op een aanbod in een luxer segment met per kamer een eigen sanitaire ruimte. Maximaal 32 personen kunnen gebruikmaken van de groepsaccommodatie. De kamers kunnen afhankelijk van de vraag ook afzonderlijk gebruikt worden als Bed & Breakfast voorziening. De initiatiefnemers streven ernaar om arrangementen aan te bieden voor bestaande recreatieve voorzieningen in Emmen en omgeving. Gelet op de ligging nabij Emmen, het beperkte aanbod aan groepsaccommodaties en de na te streven kwaliteit van de groepsaccommodatie, is dit initiatief een verblijfsrecreatieve aanvulling op het bestaande aanbod.

3.2 Stedenbouwkundig plan

Door hergebruik van een vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie wordt verpaupering van bebouwing voorkomen. Op het perceel staat een voormalige agrarische schuur met een oppervlakte van ca. 250 m2.. Het asbestdak van de schuur wordt gesaneerd en de schuur wordt uitgebreid met ca. 250 m2. Op de situatietekening is de uitbreiding en de inrichting van het perceel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak201961962-V701_0003.png"

Afbeelding 3: Situatietekening.

Het ontwerp van de groepsaccommodatie is toegevoegd als Bijlage 3. De uitbreiding van de schuur met een zadeldak en een lage gootlijn is passend bij de kenmerken van voormalige agrarische schuren in het landelijk gebied. Er wordt in het ontwerp rekening gehouden met de stedenbouwkundige structuur van bebouwing op het erf en van de omgeving. De bouwhoogte van de uitbreiding bedraagt 5,3 meter. De bouwhoogte van de bestaande te verbouwen schuur is 7,0 meter. De voorgevel van de groepsaccommodatie is in lijn met de gevellijn van de woning en sluit met de nokrichting aan op die van de bestaande schuur.

Parkeren vindt plaats op eigen terrein. Voor de groepsaccommodatie is hier ruimte voor beschikbaar.

In het ontwerp wordt verder rekening gehouden met een groene inpassing van het gehele erf. In het bouwplan wordt gebruik gemaakt van houten geveldelen (kleur zwart) als materiaal. De welstandscommissie heeft geadviseerd op de ingediende aanvraag en heeft deze akkoord bevonden. Het bouwplan is toegevoegd als Bijlage 4.

De situering op het perceel en het bouwplan leiden niet tot een onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de geluidemissie van de groepsaccommodatie beoordeeld op omliggende woningen. De resultaten van het uitgevoerde akoestisch onderzoek zijn opgenomen in paragraaf 4.3.2 Geluid.

Voor het overige dient voor het onderdeel bouwen de aanvraag te voldoen aan het Bouwbesluit, waaronder brandveiligheidseisen.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken en milieubeoordeling

4.1 Archeologie

4.1.1 Algemeen

Op 30 mei 2013 is het gemeentelijk archeologisch beleid vastgesteld. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport. Dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologiebeleid en waarop de beleidskeuzes zijn gebaseerd. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën 'Waarde - Archeologie'. Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Onderstaande tabel geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak201961962-V701_0004.png"

De categorieën zijn vertaald naar dubbelbestemmingen in het bestemmingsplan.

4.1.2 Archeologische waarden in het plangebied

Het plangebied Emmen, Oude Wilhelmsweg 13 is gelegen in een gebied aangeduid met de categorie 'Waarde - Archeologie 4' (middelhoge of hoge verwachting op het aantreffen van archeologische waarden). Voor deze categorie geldt voor bodemverstoringen tot 1000 m2 vrijstelling van archeologisch onderzoek. De werkzaamheden die gaan plaatsvinden overschrijden deze oppervlaktemaat niet. Nader archeologisch onderzoek is daarom niet nodig.

4.2 Ecologie

4.2.1 Algemeen

De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden).

Gebiedsbescherming

In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) -voorheen Ecologische Hoofdstructuur- is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.

Het plangebied valt niet binnen de aangewezen natuurgebieden van het Natuurnetwerk Nederland in de provincie Drenthe. Het natuurgebied Bargerveen is gelegen op circa 10 kilometer van het plangebied.

Soortenbescherming

Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten. Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:

  • uit gegevens of onderzoek blijkt dat er sprake is van verstoring of doden van (een) beschermde soort(en);
  • het bouwwerk en/of de activiteit veroorzaakt beschadiging of vernieling van voortplanting- of rustplaatsen van dieren, danwel ontworteling of vernieling van plantensoorten;
  • er kan geen gebruik gemaakt worden van een vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming;
  • er kan niet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode.

Houtopstanden

In de Wnb is de bescherming van houtopstanden buiten de bebouwde kom geregeld. Doel is de instandhouding van het bosareaal. In de Provinciale Omgevingsverordening van de provincie Drenthe is geregeld hoe een kapmelding moet worden ingediend, waaraan herbeplanting moet voldoen en wanneer ontheffing van de herbeplantingsplicht kan worden verleend.

Voor houtopstanden binnen de bebouwde kom geldt de Bomenverordening gemeente Emmen 2011. In het bijbehorende bomenregister zijn de monumentale en waardevolle bomen en waardevolle houtopstanden vastgelegd. Zonder vergunning is het verboden deze te kappen.

4.2.2 Conclusie

Het perceel is voorheen in gebruik geweest als agrarische bedrijfslocatie. Het perceel heeft nu een woonbestemming. Gelet op het huidige woongebruik en de geldende woonbestemming is het uitvoeren van een flora- en fauna onderzoek niet noodzakelijk geacht. Het perceel is daarnaast niet gelegen in of nabij een gebied waarop gebiedsbeschermingsregels van toepassing zijn. De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor het plan.

Op basis van de Wet natuurbescherming is altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Daarbij geldt voor alle bouwactiviteiten dat er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden, waardoor:

  • de aanvang van de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
  • een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

4.3 Milieu

4.3.1 Bodem

Er is door Sigma Bouw & Milieu verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. Het bodemonderzoek is toegevoegd als Bijlage 5.

Het onderzoek heeft tot doel inzicht te verkrijgen in de milieuhygienische kwaliteit van de bodem en vast te stellen of er sprake is van bodemverontreiniging. Aan de hand van dit onderzoek wordt inzicht verkregen in hoeverre het bodemgebruik van de locatie heeft geleid tot verontreiniging. Op basis van de onderzoeksresultaten kan een milieuhygienische beoordeling worden gegeven ten aanzien van de beoogde c.q. de toekomstige gebruiksmogelijkheden van de locatie. Indien uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er sprake is van bodemverontreiniging zal worden beoordeeld of vervolgonderzoek noodzakelijk geacht wordt.

Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de locatie niet vrij is van bodemverontreiniging. De bovengrond alsmede het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie bevat plaatselijk verontreinigingen t.o.v. resp. de achtergrondwaarde en de streefwaarde. De plaatselijk verhoogd gemeten chemische verontreiniging overschrijden de tussenwaarde en/of de bodemindex >0.5 niet en geven daardoor geen aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek.

De onderzoeksresultaten stemmen niet geheel overeen met de gestelde hypothese, de vooraf gestelde hypothese "onverdacht" dient formeel verworpen te worden. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat er mogelijk een geringe beinvloeding van de bodemkwaliteit heeft plaatsgevonden.

De vooraf gehanteerde hypothese is gezien de doelstelling van het onderzoek alsmede de bekende onderzoeksresultaten voldoende om conclusies te verbinden betreffende de kwaliteit van de bodem t.p.v. de onderzoekslocatie. Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er uit milieuhygienische overwegingen in relatie tot de bodemkwaliteit geen belemmeringen ten aanzien van de geplande nieuwbouw op de onderzoekslocatie.

Conclusie

In de bovengrond is een overschrijding van de achtergrondwaarde aan lood en PAK aangetoond. In de ondergrond zijn geen van de onderzochte stoffen verhoogd aangetoond. Het grondwater is licht verontreinigd met koper en nikkel. De grond onder de druppelzone van het asbestdak bevat geen asbest.

Het aspect bodem geeft geen belemmeringen voor de omgevingsvergunning met dien verstande dat de bovengrond afgevoerd dient te worden. Indien grond van de locatie via een erkende verwerker afgevoerd wordt zal een melding gedaan moeten worden via het landelijk meldpunt: www.meldpuntbodemkwaliteit.nl.

4.3.2 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid.

Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

4.3.2.1 Verkeerslawaai

Volgens de Wet geluidhinder is een groepsaccommodatie als logiesgebouw niet geluidsgevoelig en geldt er geen voorkeursgrenswaarde en/of ontheffingswaarde voor de geluidsbelasting ten gevolge van verkeerslawaai.

4.3.2.2 Geluidemissie groepsaccommodatie

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de geluidemissie van de groepsaccommodatie beoordeeld. Door Geluid Plus adviseurs is akoestisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 6).

De geluidsbelasting ter plaatse van omliggende woningen is getoetst aan de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering'. Het toetsingskader voor geluid bestaat uit verschillende stappen waarbij per stap de onderzoeks- en motiveringsplicht toeneemt. Het toetsingskader is afhankelijk van de gebiedstypering van de woonomgeving. De woonomgeving van het plan kan gekarakteriseerd worden als een rustige woonwijk. De directe omgeving van het plan bestaat uit een landelijke omgeving en hoofdzakelijk woningen. Voor de groepsaccommodatie geldt een richtafstand van 50 meter in een rustige woonwijk.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de woning aan de Oude Wilhelmsweg 17 binnen de richtafstand van 50 meter vanaf de erfgrens van de inrichting is gelegen, dus uitgebreid akoestisch onderzoek naar de inpasbaarheid van het plan is noodzakelijk. Het toetsingskader bedraagt voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau 45, 40 en 35 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode en voor het maximaal geluidsniveau 65, 60 en 55 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Daarnaast is de indirecte hinder beschouwd.

Voor de inpassing van het plan zijn de meest maatgevende geluidsbronnen van de groepsaccommodatie opgenomen in het akoestisch onderzoek. Dit betreffen de verkeersbewegingen op het terrein van de inrichting, het dichtslaan van autoportieren en stemgeluid van bezoekers.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau ten hoogste 30, 37 en 31 dB(A) bedraagt. Hiermee wordt voldaan aan de VNG-richtwaarden van ten hoogste 45, 40 en 35 dB(A). Vanwege het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau is er geen belemmering voor het realiseren van de groepsaccommodatie. Ter plaatse van omliggende woningen is sprake van een goed akoestisch woon- en leefklimaat als gevolg van de groepsaccommodatie.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat het maximaal (piek)geluidsniveau ten hoogste 50, 53 en 53 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode bedraagt. Hiermee wordt voldaan aan de VNG-richtwaarden van ten hoogste 65, 60 en 55 dB(A). Vanwege het maximaal (piek)geluidsniveau is er geen belemmering voor het realiseren van de groepsaccommodatie. Ter plaatse van omliggende woningen is sprake van een goed akoestisch woon- en leefklimaat als gevolg van de groepsaccommodatie.

De indirecte hinder wordt veroorzaakt door verkeer dat ten behoeve van de inrichting op de openbare weg rijdt. De verkeersbewegingen van en naar de inrichting vinden plaats over de Oude Wilhelmsweg, hoofdzakelijk richting de Nieuw Amsterdamsestraat. De verkeersbewegingen worden beoordeeld tot deze niet meer herkenbaar zijn als komende van de inrichting. Kort na het verlaten van het terrein van de inrichting kan aangenomen worden dat het inrichtingsgebonden verkeer is opgenomen in het heersende verkeersbeeld. Er is derhalve geen relevante geluidsbelasting ter plaatse van de omliggende woningen als gevolg van de indirecte hinder. Hiermee wordt aan de VNG richtwaarden voldaan.

Op basis van het akoestisch onderzoek kan geconcludeerd worden dat ter plaatse van omliggende woningen voldaan wordt aan de richtwaarden conform de VNG-systematiek. Ter plaatse van omliggende woningen is er sprake van een goed woon- en leefklimaat als gevolg van de geluidemissie van de groepsaccommodatie.

4.3.3 Lucht

De Wet luchtkwaliteit is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Het plan betreft een project dat 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Ter vergelijking: bij woningbouw geldt tot maximaal 1500 woningen dat deze niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met het plan zal ter plaatse de verkeersaantrekkende werking licht toenemen, maar is dat zeker aanzienlijk minder vergeleken met een woningbouwproject tot maximaal 1500 woningen. Omdat er zodoende geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOX en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het verlenen van de vergunning.

4.3.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen.

Binnen en nabij het plangebied zijn geen bedrijven, transportroutes en buisleidingen gelegen waarbij rekening moet worden gehouden met het aspect externe veiligheid.

4.4 Waterparagraaf

Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

4.4.1 Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.

Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn waterveiligheid, klimaatbestendigheid omgeving en ruimte voor waterberging. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.

Watersysteem

In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.

Afvalwaterketen

Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.

4.4.2 Wateraspecten plangebied

Waterhuishouding

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1500 m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.

Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer

In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via een gescheiden stelsel. Indien mogelijk wordt hemelwater geïnfiltreerd of het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater.

Aanleghoogte van de bebouwing

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.

Riolering

Het rioolstelsel aansluitend op het plangebied is uitgevoerd als riool onder druk. Het rioolstelsel voldoet aan de eisen. Er zijn geen hydrologische knelpunten bekend. De groepsaccommodatie kan worden aangesloten op het bestaande rioolstelsel.

4.4.3 Watertoetsproces

De initiatiefnemer heeft het waterschap Vechtstromen geinformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (Bijlage 7). De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.

De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Vechtstromen geeft een positief wateradvies.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

Op de aangevraagde omgevingsvergunning is de uitgebreide procedure van toepassing. De terinzagelegging van het ontwerpbesluit omgevingsvergunning is op 8 oktober 2019 gepubliceerd (Bijlage 8) in de Emmer Courant en in de Staatscourant. Van 9 oktober 2019 tot en met 19 november 2019 heeft het ontwerpbesluit en de ontwerp verklaring van geen bedenkingen zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn er geen inhoudelijke zienswijzen ingediend. Provincie Drenthe heeft gereageerd dat de ontwikkeling geen reden geeft tot het maken van opmerkingen (Bijlage 9).

De gemeenteraad van Emmen heeft op 30 januari 2020 besloten tot het afgeven van een verklaring van geen bedenkingen voor het onderdeel afwijken van het bestemmingsplan (Bijlage 10). Op 11 februari 2020 is het besluit omgevingsvergunning en het raadsbesluit tot het afgeven van een verklaring van geen bedenkingen gepubliceerd in de Emmer Courant en in de Staatscourant (Bijlage 11).

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De planonwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de aanvrager van de omgevingsvergunning. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.