direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Klazienaveen, vergister en WKK Gantel 37
Status: ontwerp
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.Zaak15890-V501

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

HoSt Klazienaveen B.V. heeft een aanvraag voor een wabo-omgevingsvergunning gedaan voor het bouwen van een biovergister en een houtgestookte WKK aan Gantel 37 te Klazienaveen. De aanvraag heeft betrekking op de onderdelen milieu, bouw en strijdigheid met het bestemmingsplan. Daarom is verzocht om de gewenste activiteiten via één omgevingsvergunning te kunnen realiseren.

Het bouwplan houdt het bouwen van biovergistingsinstallatie, een houtgestookte WKK, enkele sleufsilo's en bijbehorende zaken in. De aanvraag is geregistreerd onder Zaak 15890-2016. De bijbehorende verbeelding met de plancontour zijn geregistreerd onder het nummer NL.IMRO.0114.Zaak15890--V501.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak15890-V501_0001.png"

Figuur 1.1: Locatie plangebied in omgeving (gele vlak).

Deze ruimtelijke onderbouwing betreft een buitenplanse afwijking op basis van artikel 2.12 lid 1 onder a, sub 3 van de WABO.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie, beleid en planologische regeling

2.1 Ligging en huidige situatie

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op het perceel Gantel 37 te Klazienaveen, kadastraal bekend als gemeente Emmen, sectie AE, nummer 801. Het perceel is gelegen in de noordwesthoek van het glastuinbouwgebied Klazienaveen, zie afbeelding 1-1 en 2-1. Het perceel ligt al geruime tijd braak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak15890-V501_0002.png"

Figuur 2.1: Luchtfoto met locatie (gele vlak).

2.2 Beleid en planologische regeling

2.2.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

De "Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef", is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de "Strategienota Emmen 2020", vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. In de omgeving waarin het voorliggend plan Klazienaveen, vergister en WKK Gantel 37, NL.IMRO.0114.Zaak15890-V501 wordt gerealiseerd zijn vooral de thema's Werken en Duurzaamheid van belang.

Werken (met name glastuinbouwgebied):
Naast de geplande uitbreidingen tot 2015 zijn geen nieuwe uitbreidingen van bedrijventerreinen beoogd. Voor kantoren en zorg ('cure') wordt aangesloten op bestaande plannen en locaties. Ingezet wordt op een verknoping van nieuwe en aanwezige leisurevoorzieningen. Voor wat betreft glastuinbouw vindt inzet plaats op herstructurering van oudere delen.

Duurzaamheid:
Duurzame ontwikkeling betekent voorzien in behoeften van vandaag zonder kansen voor de generaties van morgen op het spel te zetten. Bij duurzaamheid gaat het niet alleen om milieu, maar ook om het zoeken naar evenwicht tussen milieutechnische, economische en maatschappelijke behoeften en het vinden van een geïntegreerd antwoord daarop. Met name het toekomstbestendig maken van de kanalenstructuur wordt in deze structuurvisie nader uitgewerkt. Andere duurzaamheidsonderwerpen zijn anno 2009 minder ver.

2.2.2 Bestemmingsplan

Het perceel Gantel 37 te Klazienaveen is gelegen binnen het bestemmingsplan Klazienaveen, glastuinbouwgebied Klazienaveen, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 april 2015. In dit bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming Bedrijf-Biovergister bedoeld voor biovergistingsinstallatie, met bijbehorende gasdistributiebedrijf, warmtekrachtcentrale en andere bouwwerken.
Het door HoSt B.V. aangevraagde is in strijd met het vigerende bestemmingsplan, omdat de maximaal toegestane oppervlakte van 150 m2 voor andere bouwwerken wordt overschreden. Hierbij moeten op basis van artikel 6.2.2. van het bestemmingsplan de sleufsilo's en bassins worden beschouwd als zijnde andere bouwwerken, welke een groter gezamenlijk oppervlak hebben dan 150 m2. De overschrijding betreft 6300 m2. Een vergelijkbaar voorgenomen ontwikkeling is meegenomen in het onlangs vastgestelde bestemmingsplan Klazienaveen, glastuinbouwgebied Klazienaveen. Echter, de voorliggende ontwikkeling wijkt ook af van de in 2008 ingediende bouwvergunning. Het nu aangevraagde bouwplan heeft de volgende afwijkingen ten opzichte van de vorige:

    • a. hogere bouwhoogte van de biovergistingsinstallatie;
    • b. grotere sleufsilo's voor de opslag van de te verwerken goederen;
    • c. wijziging van ondergeschikte bouwwerken (plaats en verschijningsvorm).

Gezien de omvang van de bouwwerken die gewoonlijk onderdeel uitmaken van een biovergister is er bij het opstellen van de bouwregels voor andere bouwwerken in het bestemmingsplan op dit punt een fout gemaakt. Met deze procedure wordt deze fout hersteld.

2.2.3 Algemene verklaring van geen bedenkingen

De ontwikkeling van het bouwen van een biovergistingsinstallatie en houtgestookte WKK is een specifieke ontwikkeling.Om de gevraagde omgevingsvergunning te kunnen verlenen is het noodzakelijk dat de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen afgeeft (artikel, 2.27 Wabo, jo. artikel, 6,4 Besluit omgevingsrecht).
De Algemene verklaring van geen bedenking vastgesteld op 28 april 2011 en latere aanvullingen, voorziet in categorieën van gevallen aangewezen waarvoor een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist. Onder categorie 3 heeft de gemeenteraad geplaatst 'gehele nieuwbouw van ondergeschikte stedenbouwkundige betekenis, mits passend in de stedebouwkundige structuur'.

Gezien de bestemming, maar ook de bouwmogelijkheden voor gebouwen is hier sprake van ondergeschikte stedenbouwkundige betekenis. Gezien de bouwwerken die gewoonlijk onderdeel uitmaken van een biovergister is er bij het opstellen van de bouwregels voor andere bouwwerken een fout gemaakt. Stedenbouwkundig gezien is deze fout van geen belang. Er is op deze locatie een biovergister bestemd en met deze procedure wordt dat mogelijk gemaakt. Het gaat om het herstellen van een fout.

Omdat het plan valt onder categorie 3 van de Algemene verklaring van geen bedenkingen is het niet noodzakelijk voor dit plan een afzonderlijke verklaring van geen bedenkingen aan de gemeenteraad te vragen.

2.2.4 Conclusie

Het bouwplan past binnen het gemeentelijk beleid. Omdat het om een kleinde afwijking gaat ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan, zijn de beleidskaders van rijk en provincie niet beschreven.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie

De aanleiding voor het opnemen van de archeologische waarden en verwachtingen in ruimtelijke plannen vloeit voort uit het Verdrag van Valletta, de Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2010. In de Monumentenwet is vastgelegd dat bij het opstellen van een ruimtelijke plan rekening gehouden moet worden met de archeologische waarden in de bodem en dat deze beschermd moeten worden. Daarbij gaat het zowel om aanwezige als mogelijk te verwachten archeologische waarden.

Het perceel is volgens de archeologische beleidsadvieskaart gelegen in een gebied met lage archeologische waarden op de beleidsadvieskaart van de gemeente Emmen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak15890-V501_0003.png"

figuur 3.1: Waarde - archeologie 4 en lager: Geel betreft de locatie.

Dit zijn gebieden waar op basis van de geologische en bodemkundige opbouw en nauwelijks aangetroffen archeologische resten een lage kans op het aantreffen van (intacte) archeologische vindplaatsen bestaat. Deze zones worden gekenmerkt door een relatief jong landschap, ontstaan door vervening. Van concrete vindplaatsen is hier geen sprake.

Op basis van de lage archeologisch verwachtingen is het voor deze ontwikkeling niet nodig om een archeologisch onderzoek uit te voeren.

3.2 Ecologie

3.2.1 Flora en fauna

De Flora- en Faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. Op grond van de wet geldt een algemeen verbod voor het verwijderen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Omdat de aanvraag het bouwen van een biovergister en aanverwante zaken betreft, op een gecultiveerd perceel binnen het glastuinbouwgebied, is er geen kans dat de flora en fauna in de omgeving wordt aangetast. Om die reden is geen flora en fauna-onderzoek noodzakelijk geacht.
Wanneer de plannen daadwerkelijk worden ontwikkeld of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is voor het onderzoek zelf verantwoordelijk. Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden na verlening van afwijking op grond van artikel 75 van de Flora en faunawet (FFW). Overigens geldt voor alle bouwactiviteiten er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden waardoor:

  • Planning aanvang werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
  • Een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.
3.2.2 PAS-beoordeling

In het kader van Natura2000 dient gekeken te worden naar de effecten van stikstof op Natura2000 gebieden. Immers, als er significante effecten zijn, dient een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd. Er is nader onderzoek gedaan of de activiteiten zodanig stikstof uitstoten dat er effecten zijn op Natura2000 gebieden in de omgeving. Bepaald dient te worden middels een AERIUS-berekening of de effecten op het dichtstbijzijnde gebied meer of minder dan 1 mol/hectare/jaar bedraagt. Deze berekening is opgenomen in bijlage 1. Uit de berekening blijkt dat er effecten zijn door de afzonderlijke activiteiten, maar deze zijn minder groot dan de 1 mol/ha/jr, waardoor er geen Nb-wetvergunning hoeft te worden aangevraagd voor de te ontplooien activiteiten.

Wel blijkt uit de berekening dat er meer dan 0,5 mol/ha/jr uitstoot wordt verwacht, waardoor een melding bij provincie Drenthe moet worden gemaakt. De provincie bepaalt dan of er "ruimte" beschikbaar is.

3.3 Fytosanitaire maatregelen

In verband met de aard van de omliggende bedrijven, te weten glastuinbouw, is om een onderzoek naar de fytosanitaire situatie gevraagd.

Op 22 februari 2016 is onderzoek uitgevoerd door Delphy. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 2. Diverse grondstoffen en producten zijn onderzocht. Er zijn meerdere producten waarin geen enkele risico is op het verspreiden van ziekte en plagen naar de teelten op de omliggende percelen. De producten in de onderstaande lijst zijn volledig vrij van ziekte en plagen:

  • Tarwegist concentraat
  • Sojameel
  • Plantaardige Glycerine
  • Koffiedik
  • Plantaardig vet
  • Primair aardappelzetmeel slib
  • Bierborstel
  • Cacao doppen.

De producten in de onderstaande lijst kunnen ziekte en plagen bevatten:

  • Mais
  • Bieten puntjes
  • Suikerbieten
  • Uien
  • Bloembollen
  • Bermgras
  • Houtchips.

Geconcludeerd wordt, dat het verstandig is dat de opgeslagen producten afgedekt, op een harde ondoorlatende ondergrond en omheind met een voor insecten ondoorlatende wand worden opgeslagen. Indien deze maatregelen worden genomen en nageleefd, zijn de risico’s voor mogelijke verspreiding van ziekte en plagen voor de teelten op omliggende percelen laag.

Gebleken is dat, indien maatregelen worden getroffen de fytosanitaire situatie ter plaatse onder controle blijft. Omdat er maatregelen noodzakelijk zijn, is in de voorschriften bij de omgevingsvergunning hieromtrent een voorwaarde opgenomen, zodat het nemen van de maatregelen afgedwongen kan worden.

3.4 Milieu

HoSt B.V. heeft een revisievergunning aangevraagd. De relevante aspecten worden behandeld in deze paragraaf.

3.4.1 Vormvrije m.e.r.

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage is aangegeven welke activiteiten leiden tot een mer-plicht dan wel mer-beoordelingsplicht. In kolom 1 van categorie D 18.1 is de oprichting wijziging of uitbreiding van een installatie voor de verwijdering van afval aangewezen en uit jurisprudentie blijkt dat onder verwijdering tevens nuttige toepassing moet worden verstaan. HoSt gaat bij het opwerken van gas een andere techniek toepassen. Dit betekent dat sprake is van een geringe wijziging van de installatie ten opzichte van de vigerende vergunning. De capaciteit van de installatie wijzigt niet. De drempelwaarde van 50 ton per dag wordt daarom niet overschreden. Er is daarom sprake van een vormvrije mer-beoordeling. Ten opzichte van de vigerende vergunning is sprake van een geringe toename van geluid en geur. De selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling geven ons dan ook geen aanleiding tot het opstellen van een MER.

3.4.2 Bodem

De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen.

De bouwaanvraag betreft het plaatsen van een biovergistingsinstallatie en een houtgestookte WKK. Ten behoeve van deze activiteiten is al in 2008 een bodemonderzoek uitgevoerd, welke is opgenomen in bijlage 3. Geconcludeerd wordt dat de locatie nagenoeg vrij is van verontreiniging. De geconstateerde waarden vormen geen risico voor de volksgezondheid en het waargenomen puin vormt geen belemmering. De locatie hoeft niet opnieuw uitgebreid onderzoecht te worden, omdat het om industrie en niet om kantoren of wonen gaat. Wel dient, indien grond wordt afgevoerd, een partijkeuring te worden gedaan.

3.4.3 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrens- waarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

3.4.3.1 Conclusie akoestisch onderzoek

Ten behoeve van de goede ruimtelijke ordening zijn de geluidsgevolgen van de bouw en in gebruik hebben van de biovergistingsinstallatie en houtgestookte WKK beoordeeld. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 4 en uitgevoerd door Tideman. Bij het in kaart brengen van de geluidsemissie van een bedrijf gaat het in principe om de representatieve bedrijfssituatie: de normale bedrijfssituatie met optimale benutting van de productiemiddelen.Voor het aantal transportbewegingen is gebruik gemaakt van de gegevens uit het geur- en luchtkwaliteitsrapport. Bij de beoordeling zijn 7 woningen in de omgeving betrokken. Ten aanzien van het Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau Lar,LT is sprake van overschrijdingen van de vergunde waarden op een aantal punten en op andere punten is er een onderschrijding. De gewijzigde opzet van de inrichting is niet milieu neutraal. Dit betekent een aanpassing van de voorschriften, welke middels een revisievergunning zijn uitgevoerd.

De vastgestelde waarden vallen wel binnen de grenswaarden die gesteld zijn in het Activiteitenbesluit en zijn milieutechnisch gezien dus vergunbaar. Ook de piekniveau’s zijn op enkele punten hoger. De niveaus blijven onder de grenswaarden die het Activiteitenbesluit stelt aan woningen op bedrijventerreinen. Voor wat betreft de indirecte hinder is de conclusie dat het niveau ruim onder de streefwaarde blijft.Hierdoor is deze ontwikkeling op deze locatie vanuit akoestisch oogpunt ruimtelijk gezien aanvaardbaar.

3.4.4 Lucht

De wijze van berekening van de concentraties luchtverontreinigende stoffen is vastgelegd in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Omdat een houtgetookte WKK wordt gebouwd, is er een luchtonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 5. In het onderzoek is, gezien de lage GCN achtergrondconcentraties voor NO2, PM10 en PM2,5 een sommatie van de GCN achtergrondconcentratie en de bijdrage van de inrichting berekend. De resultaten leiden niet tot overschrijdingen van de grenswaarden voor de jaargemiddelde en uurgemiddelde concentraties voor de stof NO2. Voor PM10 wordt de maximaal toegestane jaargemiddelde concentratie van 40 ìg/m3 en de daggemiddelde grenswaarde niet overschreden. Ook voor PM2,5 wordt de grenswaarde van 25 ìg/m3 niet overschreden. De berekende concentraties in de buitenlucht liggen ruim onder de vigerende luchtkwaliteitseisen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling inpasbaar is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit op basis van artikel 5.16 lid 1a van de Wet luchtkwaliteit.

3.4.5 Geur

De bedrijfsactiviteiten van HoSt zijn geurrelevant. Geurverspreiding wordt door vele voorzieningen tot een minimum beperkt maar kan uit een deel van de inrichting en de activiteiten die daar plaatsvinden optreden. De vergistingsinstallatie zelf dient geheel gesloten te zijn, er mag bijvoorbeeld geen geproduceerd biogas ongecontroleerd ontsnappen. Aan dit deel van de inrichting is dan ook geen relevante geuremissie te koppelen. Geur kan in principe wel vrijkomen bij de aanvoer en opslag van grondstoffen, en bij de (tussen-)opslag en afvoer van het digestaat. Met name de handelingen met het materiaal, zowel bij aanvoer als afvoer, zijn een bron voor het vrijkomen van geuren.

De te verwachten geurbelasting op de omgeving is in kaart gebracht in een geuronderzoek welke is opgenomen in bijlage 6 . De conclusie luidt dat ten aanzien van de geurbelasting die het gevolg is van de activiteiten van HoSt, is de situatie milieuhygiënisch aanvaardbaar. De verwachte geurbelasting op nabijgelegen woningen overschrijdt de gehanteerde niveaus voor toetsing op aanvaardbaarheid niet. Wel zijn aan de vergunning voorschriften verbonden die zowel de emissies van het bedrijf als de geurbelasting bij woningen van derden reguleren. Bovendien zijn voorschriften opgenomen die hiervoor benodigde maatregelen borgen.

3.4.6 Externe veiligheid

Aan een biovergistingsinstallatie kunnen brand- en explosierisico's verbonden zijn door de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. Ten behoeve van de planontwikkeling zijn deze risico's in beeld gebracht door de Anteagroep. In bijlage 7 is het veiligheidsrapport met een QRA (kwantitatieve risicoanalyse) opgenomen.

In de QRA wordt vermeld dat de inrichting niet onder de bepalingen van het Besluit risico's zware ongevallen (BRZO'15) valt. Voor de biovergister moet voor het BRZO rekening worden gehouden met twee verschillende drempelwaarden. Namelijk het ruwe biogasmengsel wordt ingedeeld in deel 1 van bijlage1, onder P2 Ontvlambare gassen categorie 1 of 2 met een drempelwaarde van 10 ton. Het opgewerkte biogas (methaan) wordt ingedeeld onder nummer 18 van deel 2 van bijlage 1, ontvlambare gassen en aardgas met een drempelwaarde van 50 ton.

De hoeveelheid ruw biogas en opgewerkt biogas zijn binnen de inrichting dusdanig laag dat de drempelwaarden van het BRZO niet worden overschreden. Ook bij toepassing van de sommatieregel van het BRZO blijft de sommatie kleiner dan 1. Het BRZO is dus niet van toepassing.

Op basis van het veiligheidsrapport kan worden geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid deze ontwikkeling niet in de weg staat.

3.5 Waterparagraaf

3.5.1 Inleiding

Uitgangspunt bij een watertoets is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.
In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem ten behoeve van de nieuwe ontwikkeling aan de Gantel 37 is ingericht en of fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen.

3.5.2 Ligging plangebied

Het perceel Gantel 37 te Klazienaveen is gelegen aan de rand van het glastuinbouwgebied. Langs het terrein liggen afwateringsloten Het terrein wordt ingericht als biovergister en houtgestookte WKK met bijbehorende bouwwerken. Er wordt minder ruimte verhard dan bij een glastuinbouwbedrijf, waar de afwatering voor is bedoeld. Het bouwplan betreft geen toename van verhard oppervlakte. Vooraf is dan ook over dit punt geen contact gezocht met het waterschap.

3.5.3 Waterhuishouding

Het perceel ligt in het stroomgebied Rijn-Oost en valt onder het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Waterbeheerplan van waterschap Vechtstromen en in het waterplan van de gemeente Emmen.

Het verharde oppervlak neemt door de realisatie van het plan niet toe. De te realiseren biovergister en houtgestookte WKK staan niet in verbinding met de ter plaatse voorkomende waterhuishouding. Het mogelijk perculaat uit de sleufsilo's of biovergister heeft de aandacht van het waterschap. Naar aanleiding hiervan hebben wij de volgende reactie ontvangen:

Het waterschap ziet geen aanleiding om advies te geven voor de indirecte lozing. De lozing zal qua samenstelling en hoeveelheid geen invloed hebben op de doelmatige werking van de rioolwaterzuivering te Emmen. De directe lozing blijft onder het Activiteitenbesluit vallen en hiervoor is geen watervergunning nodig. Onder andere hierom is in de vergunning opgenomen dat er niet dan wel onder strikte voorwaarden op het openbare riool kan worden geloosd.

Ten behoeve van de werknemers zal de kantine, toiletten ed. kunnen aangesloten worden op het bestaande vrijverval stelsel en dit stelsel kan de eventueel extra hoeveelheden wel aan in de nieuwe situatie. Immers het stelsel is ingericht op huishoudelijk afvalwater.

3.5.4 Wateradvies waterschap

Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Algemeen

De Nederlandse doelstelling voor duurzame energieproductie is 14% in 2020 en 17% in 2023. Vandaag de dag worden deze duurzame energieproducties bij lange na niet gehaald. Om vanuit glastuinbouw een bijdrage te leveren, heeft HoSt een aanvraag ingediend voor een biovergistingsinstallatie en een houtgestookte WKK op het perceel Gantel 37 te Klazienaveen. De grootte van beide installaties is afhankelijk van de uitgangspunten van het ontwerp:

  • Vergisting van plantaardige organische reststromen voor maximaal 25.000 ton per jaar.
  • Digestaatscheiding in een dunne en dikke fractie middels een separator;
  • Opwerking van het biogas middels een membraantechniek tot op het openbare gasnet invoedbaar gas;
  • Verbranding van maximaal 16.000 ton schoon hout uit bos en/of ongeverfd hout (A-hout), met de productie van elektriciteit (te leveren aan het openbare elektriciteitsnet) en warmte (aan omliggende tuinders)

De eindproducten van het vergistingsproces binnen de inrichting zijn:

  • Vloeibare overige organische meststof;
  • Vaste overige organische meststof;
  • Groen gas;
  • Gasvormige CO2.

De eindproducten van het houtverbrandingsproces binnen de inrichting zijn:

  • Elektriciteit;
  • Warmte;
  • As.

4.2 Tuinbouwgelieerdheid

Aangevraagd is een vergistingsinstallatie tezamen met houtgestookte WKK te realiseren aan de Gantel te Klazienaveen. Voor deze locatie geldt "Bedrijf – Biovergisting". Alhoewel het niet in de regels van het bestemmingsplan is opgenomen, is het bestemmingsplan wel met de gedachtegang van "voor tuinders en door tuinders" opgesteld. Om aan te tonen dat de op te richten installatie geliëerd moet zijn aan de in de omgeving aanwezige tuinbouwbedrijven, zijn de volgende zaken van belang.

HoSt B.V. heeft gekozen voor de locatie aan de Gantel te Klazienaveen, vanwege de nabijheid van tuinbouwbedrijven. Over en weer heeft men profijt van elkaars bedrijfsactiviteiten. De meerwaarde van deze installatie voor de tuinbouwbedrijven is concreet en bestaat uit onder meer de volgende zaken:

  • De vergistingsinstallatie levert groen gas met 89% methaan en 11% CO2, die voldoet aan de eisen van de ministeriële regeling qua invoeding in het openbare netwerk. Tuinders krijgen hierdoor automatisch meer (waardevolle) CO2 bij het verbranden van dit gas in hun WKK's/ketels. De gaskwaliteit van het ingevoede gas wordt continue gecontroleerd door een onafhankelijke derde, zijnde Enexis;
  • Er is sprake van een aanbod van zuivere CO2 (van OCAP-kwaliteit, zoals bekend in de glastuinbouw) tegen een vraagprijs van 10 euro per ton. Dit is een zeer aantrekkelijke prijs, aangezien de marktprijs op 60-80 euro per ton ligt;
  • De nabije tuinbouwbedrijven kunnen hun groenafval (mits niet vervuild met touw, klipjes en grond) gratis afleveren bij HoSt aan de Gantel. Normaliter moeten partijen hiervoor bij verwerkingsbedrijven (compostering) zo'n 15-20 euro per ton betalen;
  • De nabije tuinbouwbedrijven kunnen gietwater (na sanitatie, door de nVWA geaccrediteerd) ontvangen met nutriënten als stikstof en fosfaat. HoSt betaalt het tuinbouwbedrijf hiervoor 7 euro per ton afname;
  • De nabije tuinbouwbedrijven kunnen dikke fractie/compost (na sanitatie, door de nVWA geaccrediteerd) ontvangen met nutriënten als stikstof en fosfaat. HoSt betaalt het tuinbouwbedrijf hiervoor eveneens 7 euro per ton afname;
  • Eveneens kan aan direct nabij gelegen tuinbouwbedrijven warmte op lagere temperatuur uit de vergistingsinstallatie worden aangeboden, zo'n 500 kW per uur of zo'n 4.000 MW op jaarbasis. HoSt heeft tuinbouwbedrijven in de directe omgeving hiervoor reeds aanbiedingen gedaan;
  • Aan de direct nabij gelegen tuinbouwbedrijven kan warmte uit de houtgestookte WKK aangeboden worden, zo'n 4,5 MW per uur, uitgaande van 8.000 uur per jaar, tegen scherpe marktconforme tarieven. Dit komt neer op de levering van warmte, overeenkomstig met de verbranding van 550 m3 aardgas per uur.

4.3 Bouwplan

Het bouwplan houdt in het realiseren van een biovergister en een houtgestookte WKK aan Gantel 37 te Klazienaveen..

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak15890-V501_0004.jpg"

Figuur 4-1: Situatie terrein biovergister en WKK

De houtgestookte WKK op het oostelijke deel van het perceel betreft een installatie van 12,3 meter hoog.

De biovergistingsinstallatie is op het middengedeelte van het perceel aan de Gantel gesitueerd. Het betreffen twee silo's (vergister en navergister) met een maximale doorsnee van 24 meter. De silo's met toebehoren zijn 15 en 13 meter hoog.

Aan de westzijde van het perceel zijn de sleufsilo's ten behoeve van de opslag geprojecteerd. De wanden van de sleufsilo's zijn 2,3 meter hoog. Aan de zuidwestzijde zijn twee waterbassins gepland.

Aan de noordzijde van het perceel wordt een groene afscheiding ingeplant in de vorm van bomen en struiken.

Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden. Daarvoor is ook voldoende ruimte op eigen terrein.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

Op de gevraagde vergunning is de uitgebreide procedure betreffende een buitenplanse afwijking op basis van artikel 2.12 lid 1 onder a, sub 3 van de WABO van toepassing.

De terinzagelegging van de ontwerpbesluiten is op 16 juni 2016 gepubliceerd in de Emmen.nu en de Staatscourant.

Met ingang van 17 juni 2016 heeft het ontwerp van de vergunning voor zes weken voor een ieder ter inzage liggen. Gedurende deze termijn zijn <wel/geen> zienswijzen ingediend.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De planonwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de aanvrager van de omgevingsvergunning. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.