direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Emmen, Nieuw-Dordrecht, Bladderswijk WZ 32
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2017005-W701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot wijzigingsplan

Maatschap Siebring heeft burgemeester en wethouders van Emmen verzocht medewerking te verlenen aan het wijzigen van het bestemmingsplan voor het perceel Bladderswijk WZ 32 te Nieuw-Dordrecht. Het perceel is kadastraal bekend als Emmen, sectie AE, nummer 1977.

Dit wijzigingsplan heeft als doel de gewenste realisatie van een bedrijfswoning bij het akkerbouwbedrijf mogelijk te maken middels een bouwvlakvergroting. Ten behoeve van de realisatie van de bedrijfswoning is een mestbassin op het erf verwijderd.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt ten zuidwesten van Oranjedorp en wordt aan de oostzijde begrensd door het Oranjekanaal. Het plangebied is gelegen in de hoek van de wegen Bladderswijk WZ en Verlengde Herendijk. Ten westen van de locatie ligt het open agrarisch gebied van het Oranjedal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017005-W701_0001.png"

Afbeelding 1: Ligging plangebied in omgeving (indicatief rood aangegeven het plangebied)

1.3 Huidige planologische regeling

1.3.1 Bestemming

Het perceel Bladderswijk WZ 32 te Nieuw-Dordrecht heeft in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Emmen' de bestemmingen:

  • Agrarisch - Grondgebonden 1 (uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf). Het bouwvlak is 1,0 hectare groot. Binnen deze bestemming is het mogelijk een bedrijfswoning te realiseren. De bestaande gevellijn waarin de voorgevel van de bedrijfswoning dient te worden opgericht, is gericht op de Verlengde Herendijk.
  • Agrarisch met waarden - Grootschalige Veenontginningen.

Op circa 60 meter ten zuidoosten van het bedrijf is daarnaast de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' van toepassing.

De gewenste locatie van de bedrijfswoning is gelegen buiten het bouwvlak en heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden - Grootschalige Veenontginningen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017005-W701_0002.png"

Afbeelding 2: Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan. Locatie nieuwe bedrijfswoning in rood indicatief weergegeven.

1.3.2 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsplan

Vergroting bouwvlak

Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Grootschalige Veenontginningen' (artikel 16.7.1 onder c) is een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen voor het uitbreiden van de bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden 1' en de vergroting van het bouwvlak tot maximaal 1,5 hectare, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  • 1. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
  • 2. de uitbreiding is passend binnen de stedenbouwkundige- en landschappelijke structuur;
  • 3. voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
  • 4. er is geen sprake van significante toename van depositie op Natura 2000 gebieden;
  • 5. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Afweging omtrent medewerking

In de afweging omtrent toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: de woonsituatie, de stedenbouwkundige structuur, het landschap, archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, natuur, het functioneren van het watersysteem en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in de bijlage 'De Gemeente Emmen in het perspectief van het landschap' van het bestemmingsplan 'Buitengebied Emmen'. Deze bijlage wordt betrokken bij de afweging voor wat betreft de genoemde aspecten.

In de volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op bovenstaande aspecten.

1.4 Opzet wijzigingsplan

Het wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het plangebied aangegeven met de bestemming. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Emmen' zijn van toepassing voor dit wijzigingsplan. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

De Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid troef, is 24 september 2009 vastgesteld. De structuurvisie is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020 (vastgesteld 2001). De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid.

De koers voor de landbouw is gericht op een mogelijke schaalvergroting dat plaats dient te vinden binnen de structuur van het huidige landschap. In de structuurvisie wordt landbouw aangewezen als drager van het landschap. Het grondgebied van Emmen is daarbij onderverdeeld in 4 deelgebieden waarvoor een aantal koersen waar het gaat om landbouwontwikkeling is weergegeven. Het plangebied bevindt zich binnen deelgebied B. Dit deelgebied rond de kern Emmen is een verwevingsgebied van landbouw, recreatie en landschap.

2.1.2 Ruimtelijke waardenkaart

De Ruimtelijke waardenkaart (RWK) is een eind september 2011 vastgestelde uitwerking van de Structuurvisie Emmen 2020. De Ruimtelijke waardenkaart belicht de cultuurhistorische en de landschappelijke waarden van het grondgebied van de gemeente Emmen. Het geeft een beschrijving van het ontstaan van het landschap en stelt de belangrijkste karakteristieken van het landschap vast, geeft de knelpunten aan met betrekking tot hedendaagse ruimtelijke ontwikkelingen en stelt een strategie op voor behoud, versterking en ontwikkeling van het landschap in relatie tot cultuurhistorie. Het document biedt concrete handvatten voor de ontwikkeling van het landschap in relatie tot cultuurhistorie en geeft aan met welke aspecten in de planvorming rekening dient te worden gehouden.

Deelgebieden en kenmerken per deelgebied
De RWK maakt een onderscheid in deelgebieden. Het plangebied ligt binnen het deelgebied “Grootschalige veenontginningen” (het landschap van het veen). Dit is het landschap van de grote maten. Alles is hier groot en stoer. Het landschap wordt gevormd door open ruimten van formaat. De kanalen en linten geven contour aan de ruimte. Zij 'maken' de ruimten. Het is een open landschap; weids, maar geenszins kaal.

Naast de robuuste ruimten is de strikte regelmaat van het landschap kenmerkend. Het veenkoloniale landschap kent een uiterst regelmatige basisstructuur met een sterke ritmiek van kanalen, wijken en sloten.

De Ruimtelijke waardenkaart omvat een drietal kaarten.

  • 1. Ruimtelijke aspecten, genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    • a. Lintdorp/veendorp
    • b. Kanaal
    • c. Monumentale kanaal- en laanbeplanting
  • 2. Visuele aspecten, genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    • a. Robuuste ruimte hoogveenontginning
  • 3. Elementen, genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    • a. Geen

In de volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op bovengenoemde aspecten.

2.1.3 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand". Een welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandscriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 30 juni 2016 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.

Het bestemmingsplan en de Welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving. Het nieuwe welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden, grotendeels ook voor het buitengebied, geldt het welstandsniveau 'welstandsluw'.

De welstandscommissie heeft geadviseerd op het ingediende schetsontwerp van de bedrijfswoning en heeft deze akkoord bevonden.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

In 2014 is de geactualiseerde Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie vooral een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is.

De missie van de provincie is het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is. De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang ligt in het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten.

De kernkwaliteiten van Drenthe zijn uitgewerkt naar meer concrete indicatoren:

Kernkwaliteiten   Indicatoren  
Rust Stilte   Duisternis  
Ruimte   Openheid van het landschap  
Natuur   Biodiversiteit  
Landschap   Diversiteit
Gaafheid van landschappen  
Oorspronkelijkheid   Cultuurhistorische waarden
Archeologische waarden
Aardkundige waarden  
Veiligheid   Sociale veiligheid
Externe veiligheid
Verkeersveiligheid  
Noaberschap, Menselijke maat,
Kleinschaligheid (Drentse schaal)  
Leefbaarheid
Passend bij Drenthe  

Naast de kernkwaliteiten van Drenthe is er de dynamiek van bedrijvigheid. Bedrijvigheid in Drenthe is van grote maatschappelijke en economische betekenis vanwege de werkgelegenheid en de vitaliteit van het platteland en de steden. De provincie acht bedrijvigheid van provinciaal belang en benoemt dit tot een kernwaarde.

Specifiek voor het landelijk gebied wil de provincie voldoende ontwikkelingsmogelijkheden bieden voor landbouw, recreatie en toerisme en andere niet-agrarische bedrijvigheid. Het regionale economische vestigingsklimaat is van provinciaal belang.

Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe is bovenstaande nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) is het plangebied als volgt aangeduid:

Visiekaart en doelstellingen
Het plangebied ligt binnen het gebied dat op de visiekaart is aangeduid als 'Landbouwgebied'. De provincie Drenthe biedt de landbouw maximale speelruimte in deze gebieden. Bij de te nemen inrichtingsmaatregelen voor de landbouw wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de kernkwaliteiten.

Landbouw
Agrarische bedrijven die zich verder willen ontwikkelen, hebben vaak behoefte aan uitbreiding of nieuwbouw van bedrijfsgebouwen. Uitbreiding van het bouwvlak moet ruimtelijk worden ingepast. Hierbij moeten de kernkwaliteiten in acht worden genomen.

Voor de gebieden met de aanduiding 'Landbouwgebied' zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het vaststellen van de maximale oppervlaktemaat van het bouwvlak.

Kernkwaliteiten
Landschap

Het plangebied is gelegen binnen het landschap van de Veenkoloniën. Behoud en versterking van de wijkenstructuur en openheid is als doel benoemd. Kenmerkend voor deze hoogveengebieden is de strakke verkaveling, de bebouwingslinten langs kanalen en monden en de grote, weidse ruimtes met wijken. Elke ontginning heeft bovendien zijn eigen specifieke kenmerken, waaraan de tijd en de manier van ontginning is af te lezen.

Van provinciaal belang is de samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen.

Cultuurhistorie

Het beleid van de provincie Drenthe ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in het Cultuurhistorisch kompas. Het plangebied is gelegen binnen het gebied Emmen en haar venen. Het generieke beleid 'respecteren' is van toepassing. Het is bedoeld om de cultuurhistorische samenhang, zoals die is vastgelegd in de hoofdstructuur, te borgen. De ambitie voor de Veenkoloniën richt zich specifiek op het zichtbaar houden van de machinale veenwinning en veenverwerking op het Amsterdamscheveld en het Bargerveen, zowel in het landschap als in de bebouwing.

Aardkundige waarden

Aardkundige waarden zijn natuurlijke variaties in het aardoppervlak van geomorfologische, geologische, bodemkundige verschijnselen en/of processen die onder andere onder invloed van wind en water gebeuren. Onder aardkundige waarden vallen bijvoorbeeld veentjes, pingoruïnes, stuwwallen, zandkoppen en (micro en macro)reliëf.

Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie Drenthe behouden en waar mogelijk herstellen zonder daarbij het normale landbouwkundig gebruik te belemmeren. Voor de aardkundige waarden onderscheiden worden drie beschermingsniveaus onderscheiden die verschillen in de mate van inzet van de provincie. De hoge en het gemiddelde beschermingsniveau zijn van provinciaal belang.

Het plangebied is gelegen binnen een gebied met een generiek beschermingsniveau. In deze gebieden wil de provincie Drenthe lokale aardkundige waarden voor de toekomst bewaren.

2.2.2 Provinciale omgevingsverordening

Provinciale Staten van Drenthe hebben de Provinciale omgevingsverordening Drenthe vastgesteld. Ten aanzien van de ontwikkelingsmogelijkheden van grondgebonden agrarische bedrijven wordt met betrekking tot het plangebied niks specifieks geregeld.

2.3 Rijksbeleid

Het ruimtelijke rijksbeleid heeft geen directe invloed op het plangebied.

2.4 Conclusie

Het rijksbeleid werkt niet rechtstreeks door in het plangebied. Voor het voorliggende wijzigingsplan kan geconcludeerd worden dat het plan niet in strijd is met het geldende gemeentelijke- en provinciale beleid, wanneer rekening wordt gehouden met bepaalde aspecten zoals de ruimtelijke, landschappelijke en milieutechnische inpassing. Hierop wordt nader ingegaan in de volgende hoofdstukken.

Hoofdstuk 3 Huidige situatie en beschrijving ontwikkeling

3.1 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied is gelegen binnen het landschap van de grootschalige veenontginningen. Het wordt gerekend tot het gebied Oranjekanaal - zuidwest (gebied tussen het Oranjekanaal en de Ericasestraat).

Voordat het veen is afgegraven heeft door het gebied de Heeren- of Leidijk gelopen, die binnen de Gemeente Emmen van Veenoord via Den Oever en Emmer-Compascuum in noordelijke richting liep. De archeologische reconstructie geeft aan dat deze dijk ten noorden van de huidige weg Verlengde Herendijk heeft gelegen. In dit gebied is de dijk niet meer als lijn in het landschap te herkennen. Nadat de Eerste en tweede Boerwijk waren gegraven zijn er in de periode 1900 – 1935 enkele tientallen weggetjes c.q. paden aangelegd vanaf de Bladderswijk en Ericasestraat richting het gebied in vervening. Hierbij was de Verlengde Herendijk al in 1935 de enige weg die door middel van draaibruggen over de Eerste en Tweede Boerwijk een doorgaande verbinding was tussen de Bladderswijk en Ericasestraat.

Na 1935 zijn er eveneens paden aangelegd langs de Eerste en de Tweede Boerwijk. Overigens lagen deze paden aan de andere kant van deze hoofdwijken dan de huidige weg. Vrijwel alle weggetjes vanaf de Bladderswijk en Ericasestraat zijn in de loop der tijd verdwenen. In de periode 1975 – 1985 is de huidige A37 door het gebied aangelegd. De weg kent geen op- en afritten in het gebied.

Zowel bij de Eerste als Tweede Boerwijk waren tijdens de vervening enkele, tijdelijke, 'behuizingen' voor veenarbeiders. Zoals is gepland bij grootschalige verveningen, zijn deze na de vervening verdwenen. Het gebied is tot op de dag van vandaag onbewoond. Wat betreft de waterstructuur is niet alleen de 'schuine' ligging van de hoofdwijken Eerste en Tweede Boerwijk bijzonder maar ook de lengte van de loodrecht daarop gelegen gewone wijken. Evenals bij de hoofdwijken is hier de aardkundige ondergrond (hoogteverschillen en dikte veen) de reden voor het verschil in lengte. De beplantingsstructuur is zeer gaaf. Dit betekent dat het gebied onbeplant is gebleven. Het gebied is in ruimtelijk opzicht één van de meest gave representanten van de grootschalige hoogveenontginningen. Het is een grootschalig, open, onbewoond en onbeplant gebied met lange zichtlijnen.

3.2 Huidige situatie

Het plangebied ligt ten zuidwesten van Oranjedorp en wordt aan de oostzijde begrensd door het Oranjekanaal. Het plangebied is gelegen in de hoek van de wegen Bladderswijk WZ en Verlengde Herendijk. Ten westen van de locatie ligt het open agrarisch gebied van het Oranjedal.

Bebouwing aan de Bladderswijk WZ is georiënteerd op het kanaal. In tegenstelling hiermee is het erf aan de Bladderswijk WZ 32 juist geörienteerd op de 'landschapszijde', het Oranjedal. Het bedrijfserf is aan deze zijde gelegen met voorheen ook een mestbassin. Dit mestbassin is inmiddels verwijderd. De dichtstbijzijnde woning aan de Bladderswijk WZ is gelegen op circa 150 meter van de locatie van de nieuwe bedrijfswoning.

Kenmerkend is de monumentale kanaalbeplanting langs het Oranjekanaal. Daarentegen is het Oranjedal het landschap van grote (regel)maat met grote open ruimtes die het landschap vormen. De kanalen en linten geven contour aan dit open landschap dat als weids maar zeker niet kaal wordt ervaren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017005-W701_0003.png"

Afbeelding 3: Bestaand erf gelegen in de hoek van de Bladderswijk WZ en Verlengde Herendijk met aan het Oranjekanaal monumentale kanaalbeplanting en aan de westzijde de overgang naar het open landschap van het Oranjedal.

3.3 Beschrijving van de ontwikkeling

3.3.1 Onderbouwing realisatie bedrijfswoning

Maatschap Siebring heeft burgemeester en wethouders van Emmen verzocht medewerking te verlenen aan het wijzigen van het bestemmingsplan voor het perceel Bladderswijk WZ 32 te Nieuw-Dordrecht.

Dit wijzigingsplan heeft als doel de gewenste realisatie van een bedrijfswoning bij het akkerbouwbedrijf mogelijk te maken middels een bouwvlakvergroting. Het bouwvlak wordt met circa 500 m2 vergroot. Ten behoeve van de realisatie van de bedrijfswoning is een mestbassin op het erf verwijderd.

Maatschap Siebring heeft een akkerbouwbedrijf aan de Bladderswijk WZ 32 te Nieuw-Dordrecht. Het geldende bestemmingsplan maakt binnen de bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden 1' (uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf) de realisatie van een bedrijfswoning mogelijk. De bestaande gevellijn waarin de voorgevel van de bedrijfswoning dient te worden opgericht, is gericht op de Verlengde Herendijk. Maatschap Siebring heeft verzocht de bedrijfswoning te realiseren op de locatie waar voorheen het mestbassin gelegen heeft.

De gewenste locatie van de bedrijfswoning is gelegen buiten het bouwvlak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017005-W701_0004.png"

Afbeelding 4: Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan. Locatie nieuwe bedrijfswoning in rood indicatief weergegeven.

Er zijn meerdere redenen voor de voorgestelde locatie buiten het bouwvlak:

  • Het bedrijfserf is georiënteerd aan de 'landschapskant' van het Oranjedal. Met de voorgestelde locatie van de bedrijfswoning is zicht op het bedrijfserf. Het bestaande bedrijfserf is verhard. Aansluitend op het bedrijfserf wordt de bedrijfswoning gerealiseerd. Met het erfinrichtingsplan wordt er voor gezorgd dat de bebouwing op het erf een ruimtelijke eenheid gaat vormen (zie paragraaf 3.3.2.2).
  • Aan de zijde van de Bladderswijk is fysiek binnen het huidige erf geen ruimte voor de bedrijfswoning, vanwege de huidige bedrijfsopzet, logistiek, inrichting van het erf en de beperkte afstand tot aan de Bladderswijk.
  • Daarnaast zijn op circa 60 meter ten zuidoosten van het bedrijf gasleidingen gelegen. Een gedeelte van het bestaande bouwvlak is gelegen binnen de plaatsgebonden risico contour van de gasleidingen. Binnen deze contour is het vanuit het aspect externe veiligheid niet mogelijk om een bedrijfswoning te realiseren. Zie hiervoor verder in paragraaf 4.3 Fysieke veiligheid.
3.3.2 Stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing
3.3.2.1 Bouwplan

Voor bedrijfswoningen bij agrarische bedrijven in het buitengebied zijn de volgende bouwregels van toepassing (bestemmingsplan 'Buitengebied Emmen'):

  • de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 250 m2;
  • de bouwhoogte mag maximaal 9 meter bedragen;
  • de goothoogte mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • de dakhelling mag niet minder dan 35 graden.

Door B-TAM, bouwkundig teken- en adviesbureau is een schetsontwerp gemaakt van de bedrijfswoning. Het schetsontwerp is opgenomen als Bijlage 2.

Het schetsontwerp voldoet aan bovengenoemde bouwregels. De welstandscommissie heeft tevens geadviseerd op het ingediende schetsontwerp van de bedrijfswoning en heeft deze akkoord bevonden.

Voor het overige heeft het wijzigingsplan niet als doel andere ontwikkelingen mogelijk te maken dan zoals deze op basis van het geldende bestemmingsplan mogelijk zijn. De dichtstbijzijnde woning aan de Bladderswijk WZ is gelegen op circa 150 meter van de locatie van de nieuwe bedrijfswoning. Gelet hierop is er geen sprake van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en functies.

3.3.2.2 Erfrinrichtingsplan

Door Reuvers, Buro voor Groene Ruimtes is een erfinrichtingsvoorstel opgesteld.

Uitgangspunten voor de erfinrichting zijn:

  • Herkenbaarheid landschap waarborgen en versterken.
  • Robuuste, open landschap behouden evt. versterken forse maat en schaal.
  • Evt. aanwezige wijken herstellen en weer duidelijk in beeld brengen.
  • Achterzijde als 'voorkanten van het landschap' in richten, beeldbepalend.
  • Duidelijke structuur op het erf, hiërarchie en samenhang.

Het erf zal worden afgerond met de bedrijfswoning. Er dient een goede overgang te komen van wonen naar erf en van erf naar landschap. Het biedt kansen om het huidige erf beter in te passen.

Landschappelijke inpassing

De nieuwbouw heeft geen invloed op de open landschappelijke hoofdstructuur. Doel is dat het erf minder aandacht trekt in dit open en beplantingsloze landschap. Naast de huidige loods staan enkele forse bomen, deze moeten worden aangevuld om een betere verankering te krijgen aan het lint (Bladderswijk). Verder kan er door de nieuwe bouw een samenhang en hiërarchie worden gecreëerd zoals het wenselijk is in dit landschap: voorhuis met bedrijfsgebouwen.

Het complete erfinrichtingsvoorstel is toegevoegd als Bijlage 1 van de regels.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken en milieubeoordeling

4.1 Archeologie

De aanleiding voor het opnemen van de archeologische waarden en verwachtingen in ruimtelijke plannen vloeit voort uit het Verdrag van Valletta, de Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2010. In de Monumentenwet is vastgelegd dat bij het opstellen van een ruimtelijke plan rekening gehouden moet worden met de archeologische waarden in de bodem en dat deze beschermd moeten worden. Daarbij gaat het zowel om aanwezige als mogelijk te verwachten archeologische waarden.

Op de gemeentelijke beleidsadvieskaart Archeologie (vastgesteld op 30 mei 2013) is de locatie gelegen in een gebied met een lage archeologische verwachting. Dit zijn gebieden waar de kans op het aantreffen van archeologische sporen klein wordt geacht. Deze gebieden zijn vrijgesteld voor archeologisch onderzoek. Er hoeft derhalve geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.

4.2 Ecologie

De Flora- en Faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. Op grond van de wet geldt een algemeen verbod voor het verwijderen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

De locatie van de bedrijfswoning is voorheen gebruikt als mestbassin. Gelet op dit gebruik wordt een flora- en faunaonderzoek niet nodig geacht.

Voor wat betreft gebiedsbescherming heeft de realisatie van de bedrijfswoning geen gevolgen voor gebieden die aangewezen zijn in het kader van Natura 2000 of het Natuurnetwerk Nederland.

4.3 Fysieke veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen, zoals LPG-tankstations is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing.

Het huidige beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt). Het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het beleid stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het 'plaatsgebonden risico'). Zo moet er tussen risicovolle bedrijven en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het 'groepsrisico').

4.3.1 Fysieke veiligheidssituatie

Ten behoeve van dit wijzigingsplan is door de RUD Drenthe onderzoek uitgevoerd ten aanzien van het aspect externe veiligheid. Het complete onderzoek is toegevoegd als Bijlage 3.

Er liggen vier aardgasleidingen ten zuiden van de planlocatie. Verder zijn er in de omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig die relevant kunnen zijn voor de wijzigingsprocedure.

Omdat het plangebied binnen het invloedsgebied van de hoge druk aardgasleidingen ligt, moet op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) aan het plaatsgebonden risico worden getoetst en moet het groepsrisico worden berekend en worden verantwoord.

Voor het uitvoeren van een kwantitatieve risico analyse (QRA) is een Carola berekening uitgevoerd.

4.3.1.1 Plaatsgebonden risico buisleidingen

Twee buisleidingen van de NAM (312 en 510) hebben een plaatsgebonden risico 10-6 contour die gedeeltelijk binnen het plangebied valt. De PR-contouren van beide leidingen zijn ter hoogte van het plangebied ongeveer van dezelfde omvang. In de huidige situatie wordt de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar niet overschreden. De gebouwen liggen namelijk juist buiten deze contouren.

Op de figuur hieronder zijn de contouren voor het plaatsgebonden risico 10-6 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017005-W701_0005.png"

Afbeelding 5: Plaatsgebonden risico 10 -6 van leidingen 312 en 510

Een bedrijfswoning wordt aangemerkt als een beperkt kwetsbaar object. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar. De richtwaarde dient voor nieuwe situaties te worden gerespecteerd, tenzij er zwaarwegende gronden aanwezig zijn om van de richtwaarde af te mogen wijken.

De voorgestelde locatie van de bedrijfswoning ligt buiten de PR-contour en kan acceptabel worden geacht. Van belang bij het vaststellen van het nieuwe bouwvlak is, dat de bedrijfswoning buiten de PR-contour moet komen te liggen.

Conclusie plaatsgebonden risico buisleidingen

Op de verbeelding van het wijzigingsplan is de locatie van de bedrijfswoning aangeduid met 'bedrijfswoning' zodat de bedrijfswoning buiten de PR-contour komt te liggen.

4.3.1.2 Groepsrisico

Binnen het invloedsgebied van de maatgevende buisleiding moet het groepsrisico worden verantwoord. Het invloedsgebied bedraagt ruim 465 meter vanaf de buisleiding. Het plangebied ligt geheel binnen het invloedsgebied. Het invloedsgebied wordt gevormd door de 1% letaliteitszone.

Binnen het invloedsgebied, zoals hiervoor vermeld, bevindt zich tevens de 100% letaliteitszone. Deze zone bedraagt circa 160 meter vanaf de buisleiding. De planlocatie ligt eveneens volledig binnen deze zone. In de figuur hieronder wordt de ligging van de maatgevende 100% letaliteitszone weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2017005-W701_0006.png"

Afbeelding 6: Ligging 100% letaliteitszone maatgevende buisleiding

De planlocatie ligt eveneens binnen het invloedsgebied van de overige buisleidingen, maar buiten de 100% letaliteitszone van de andere leidingen. De buisleiding van de Gasunie A-605 is van de bundel van 4 leidingen voor deze procedure dus maatgevend.

4.3.1.3 Hoogte groepsrisico

In de kwantitatieve risico analyse (QRA) is de hoogte van het groepsrisico per buisleiding beoordeeld voor zowel de bestaande als voor de nieuwe situatie. De hoogte van het groepsrisico vanwege het transport van aardgas via de ondergrondse buisleiding A-605, die maatgevend is, bedraagt voor de bestaande situatie circa 0,24% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Het maximale aantal slachtoffers bedraagt 20 bij een kans van 5.89E-8.

Met de uitbreiding met een bedrijfswoning is gerekend met 2,4 personen. Deze bezetting is voor de nachtperiode gemodelleerd. Overdag zijn 1,2 personen aanwezig.

De toename van de populatiegrootte met 2,4 personen heeft geen invloed op de hoogte van het groepsrisico.

4.3.2 Verantwoording groepsrisico

Het groepsrisico moet op grond van het Bevb (artikel 12) bij de vaststelling van een ruimtelijk besluit worden verantwoord. De ontwikkeling speelt zich af binnen de 1% letaliteitsgrens en binnen de 100% letaliteitgrens maar het groepsrisico is lager dan 10% van de oriëntatiewaarde en het groepsrisico neemt niet toe, hetgeen inhoud dat in deze situatie volstaan kan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Dat wil zeggen dat er geen onderzoek naar mogelijkheden die tot een lager groepsrisico leiden noodzakelijk is.

4.3.2.1 Advies VRD

In verband met de verantwoording is de Veiligheidsregio Drenthe (VRD) om advies gevraagd. Het complete advies is toegevoegd als Bijlage 4. Het advies van de VRD gaat in op de hulpverlening en zelfredzaamheid. In de toelichting dient te worden aangegeven op welke wijze met het advies van de VRD wordt omgegaan. Omdat geen sprake is van een toename van het groepsrisico kan volstaan worden met een beperkte verantwoording. Hiermee kan het bevoegd gezag haar afweging maken om het initiatief door te laten gaan en wellicht met welke maatregelen of het besluit nemen het alsnog niet door te laten gaan.

Maatregelen die getroffen kunnen worden m.b.t. de beperkte verantwoording t.a.v. de buisleiding enten zich op de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid door en voor de brandweer en de zelfredzaamheid van de bewoners. Ten aanzien van de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid zijn er geen te adviseren maatregelen, omdat bij het fakkelen van de buisleiding de warmtestralingscontouren dermate groot zijn dat de brandweer niet bij het incident kan komen en ook niet bij de woning.

Met betrekking tot de zelfredzaamheid van de bewoners zijn er een aantal opties afhankelijk van het tijdsverloop van het incident.

  • Bij lekkage zonder ontsteking de woning ontvluchten en op minimaal 500 meter afstand geraken.
  • Bij lekkage met ontsteking kan getracht worden om te vluchten indien de warmtestraling dat "toelaat". Lukt vluchten door de warmtestraling niet meer, dan schuilen in de woning, bijvoorbeeld in een kelder.

Ten aanzien van de propaantank wordt geadviseerd om een stenen muur te realiseren op ca. 1 meter afstand van de propaantank gezien naar de woning.

De aanvrager wordt op de hoogte gebracht van deze adviezen.

4.3.3 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

Zodra plannen ontwikkeld worden dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen. Voor de inrichting van het gebied zijn de volgende zaken van belang:

  • 1. Voor het bestrijden van een brand is de brandweer afhankelijk van een goede bluswatervoorziening. Conform de Wet op de Veiligheidsregio's moet een gemeente zorgen voor een openbare bluswatervoorziening. Bij locaties waar geen toereikende openbare bluswatervoorziening kan worden aangelegd, zal de eigenaar moeten zorgen voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening in overleg met de brandweer. Vanaf 1 januari 2014 maakt de brandweer gebruik van tankautospuiten en tankwagens, aangevuld met vulpunten voor de tankwagens als primaire bluswatervoorziening. Er is geen noodzaak tot het realiseren van extra bluswatervoorzieningen.
  • 2. Op grond van de Wet op de veiligheidsregio's (okt. 2010) is de Veiligheidsregio Drenthe, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. Als gevolg van deze taak zijn binnen de gemeente sirenes geplaatst op een zodanige wijze dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente. Er kan gesteld worden dat het plangebied buiten de dekking van het WAS-stelsel gelegen is. Dit is conform de handleiding voor het WAS systeem (HAVOS). De gemeente Emmen participeert echter bij NL-Alert waardoor wel een "communicatiedekking" is gerealiseerd. Dit middel kan een handelingsperspectief bieden voor inwoners bij een calamiteit.
  • 3. Het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdiensten direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. Het gebied voldoet aan deze vereisten.
  • 4. Het dekkingsplan van de Veiligheidsregio Drenthe, vastgesteld in december 2013, geeft in het kort het volgende weer: Het brandverloop verloopt tegenwoordig zo snel dat 3 zaken zeer belangrijk zijn om slachtoffers te voorkomen: het voorkomen van brand, het ontdekken van brand en het vluchten bij brand. Bij het vluchten bij brand heeft men een eigen verantwoordelijkheid of is men aangewezen op de BHV - organisatie. De brandweer heeft in beginsel als taak het houden van een brandscheiding ter voorkoming van branduitbreiding en het beschermen van niet-zelfredzame personen achter die scheiding. Gezien de opkomsttijd van Bladderswijk WZ 32 van 12:32 minuten iets minder dan 15 minuten is waar bovenop een gemiddelde inzettijd van 5 minuten komt, is de brandweer in beginsel wel in staat een brandscheiding van 30 minuten te houden en een brandscheiding van 20 minuten misschien. Daarnaast wordt geadviseerd de nodige brandveiligheidsmaatregelen op elkaar af te stemmen. Denk hierbij aan de BIObiz factoren.
  • Bouwkundige voorzieningen, bijv. conform bouwregelgeving.
  • Installatietechnische voorzieningen, bijv. woningrookmelders - woningsprinklers.
  • Organisatorische voorzieningen, bijv. informatie door NAM/Gasunie en vice versa.
  • brandweeropkomsttijd, vrij houden van wegen / zo min mogelijk verkeersbelemmerende maatregelen.
  • inventaris, toepassen van moeilijk brandbaar materiaal.
  • de zelfredzaamheid van de aanwezigen, toepassen veilige vluchtroutes of laat het niet toe bijvoorbeeld.

4.4 Milieu

4.4.1 Geluid
4.4.1.1 Inleiding

Door ABT bv BV is onderzoek verricht naar de geluidsituatie ter plaatse van de te realiseren bedrijfswoning. Het complete akoestisch onderzoek is toegevoegd als Bijlage 5.

De locatie is gelegen binnen de geluidszones van de wegen Verlengde Herendijk en de Bladderswijk WZ. Van overige geluidbronnen als overige wegen, industrie- en spoorlawaai is geen sprake.

4.4.1.2 Bevindingen naar aanleiding van het akoestisch onderzoek

Verlengde Herendijk

De geluidsbelasting ten gevolge van de Verlengde Herendijk bedraagt ten hoogste Lden = 48 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh). Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Er geldt voor deze weg geen beperking voor geluid.

Bladderswijk WZ

De geluidsbelasting ten gevolge van de Bladderswijk WZ bedraagt ten hoogste Lden = 28 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh). Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Er geldt voor deze weg geen beperking voor geluid.

Binnenniveau

Volgens het Bouwbesluit dienen nieuwe woningen een standaard geluidwering te bezitten van tenminste 20 dB(A). De geluidbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai bedraagt (excl. aftrek art. 110g Wgh) ten hoogste 53 dB. Met de minimale vereiste geluidwering uit het Bouwbesluit wordt voldaan aan de grenswaarde van 33 dB in een verblijfsgebied. Er is derhalve geen aanvullend bouwakoestisch onderzoek naar het binnenniveau nodig.

4.4.1.3 Conclusie

Het akoestisch onderzoek is beoordeeld en akkoord bevonden. Het plangebied ligt binnen de geluidszones van de wegen de Verlengde Herendijk en de Bladderswijk WZ. Beide wegen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Hogere waarden zijn niet nodig. Er is geen aanvullend bouwakoestisch onderzoek naar het binnenniveau nodig.

4.4.2 Activiteitenbesluit milieubeheer

Dit wijzigingsplan heeft als doel de gewenste realisatie van een bedrijfswoning mogelijk te maken. Voor het overige heeft het wijzigingsplan niet als doel andere ontwikkelingen mogelijk te maken dan zoals deze op basis van het geldende bestemmingsplan mogelijk zijn. Voor de bestaande bedrijfsactiviteiten heeft het akkerbouwbedrijf van maatschap Siebring melding gedaan in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

4.4.3 Bodem

De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen.

Door Sigma Bouw & Milieu is een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd (volgens NEN -5740). Het complete onderzoek is toegevoegd als Bijlage 6.

Uit het onderzoek blijkt dat in de grond ter plaatse geen van de onderzochte stoffen verhoogd is aangetroffen. Het grondwater is licht verontreinigd met barium, zink, benzeen, minerale olie. De grond welke vrijkomt van deze locatie is vrij toepasbaar binnen de gemeente Emmen volgens de bodemnota van de gemeente. Voor overige afvoer of toepassing zal volgens het Besluit Bodemkwaliteit melding moeten worden gedaan via het landelijk meldpunt www.meldpuntbodemkwaliteit.nl.

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt zijn geen belemmeringen voor de realisatie van de bedrijfswoning.

4.5 Waterparagraaf

4.5.1 Inleiding

De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan en beschrijft de uitwerking hiervan op het watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het plan oplegt. De waterparagraaf is de plek waar, naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan of besluit, het wateradvies en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar een plaats krijgen.

Uitgangspunt is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat er grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.

4.5.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. De watertoets is uitgevoerd. De watertoets is toegevoegd als Bijlage 7.

4.5.3 Waterhuishouding

Het verharde oppervlak neemt door de realisatie van het plan toe met circa 250 m2. Er zijn geen situaties van wateroverlast bekend in het plangebied of in de directe omgeving.

Het gebied waar de woning moet worden gebouwd is in een structuurnota van Vechtstromen aangewezen als een potentieel bergingsgebied in tijden van wateroverlast en daarom aangewezen als een beperkingsgebied. Aangezien het hier gaat om wijziging van reeds bestaande bebouwing (woning voor mestbassin) heeft de te bouwen woning geen of weinig invloed op de bergingscapaciteit in dit gebied.

De invloed van het plan op de waterhuishouding is gering.

4.5.4 Afvoer van water

Huishoudelijk afvalwater
Voor het huishoudelijke afvalwater moet door het bedrijf een aansluiting op de riolering gerealiseerd worden.

4.5.5 Kwaliteit oppervlaktewater

Vermeden dient te worden dat hemelwater in aanraking komt met materialen die milieu belastende stoffen uitlogen. Om verontreiniging te voorkomen dient derhalve bij de bouw geen gebruik te worden gemaakt van uitlogende materialen.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

5.1 Ontwerp wijzigingsplan en zienswijzen

Het ontwerp wijzigingsplan heeft vanaf 8 mei 2017 gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tegen het ontwerp wijzigingsplan zijn geen zienswijzen ingediend. Provincie Drenthe heeft aangegeven dat het plan geen reden geeft tot het maken van opmerkingen (Bijlage 9).

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Voor het opstellen van een wijzigingsplan is een bedrag opgenomen in de legesverordening. De plankosten komen geheel voor rekening van de aanvrager. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.