direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nieuw-Amsterdam - Veenoord, woningen Middenweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2016002-B701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot nieuw bestemmingsplan

Voor het perceel aan de Middenweg 54 te Veenoord, is een aanvraag ingediend voor het bouwen van maximaal 4 woningen. Op het perceel is op dit moment een supermarkt gevestigd, die in de nabije toekomst gaat verhuizen naar de Vaart Zuidzijde 11-19 te Nieuw-Amsterdam.

Het is de bedoeling van de initiatiefnemer om het bestaande pand aan de Middenweg 54 te slopen, en hiervoor in de plaats maximaal 4 woningen terug te bouwen. Er worden op het terrein drie of vier woningen gebouwd (in de vorm van twee 2-onder-1-kappers of een vrijstaande met één 2-onder-1-kapwoning). Ook is het toegestaan om maximaal 2 vrijstaande woningen te mogen bouwen als daar vraag naar is.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam, woningen middenweg, ligt in het plangebied van het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam en Veenoord. Het plangebied is gelegen in het centrum van het dorp Veenoord.

Het wordt globaal begrensd door woningen in het westen, oosten en zuiden. Ten noorden van het plangebied bevindt zich ten slotte Snackbar ’t Trefpunt (zie figuur).

Hieronder een weergave van het plangebied van het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam, woningen Middenweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2016002-B701_0001.jpg"

1.3 Huidige planologische regelingen

Het voorliggende bestemmingsplan ‘Nieuw-Amsterdam, woningen Middenweg’ vervangt het bestemmingsplan ‘Nieuw-Amsterdam en Veenoord’ met identificatienummer NL.IMRO.0114.2009020-0701 gedeeltelijk.

1.4 Opzet bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

1.5 Overzicht verricht onderzoek

Ten behoeve van het opstellen van voorliggend bestemmingsplan zijn diverse onderzoeken verricht en adviezen gegeven. De conclusies uit de verschillende onderzoeken en adviezen zijn verwerkt in de toelichting.

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan zijn de volgende onderzoeken verricht:

  • Verkennend bodemonderzoek (opgenomen als Bijlage 1)
  • Ecologisch onderzoek (opgenomen als bijlage 2)
  • Watertoets (opgenomen als bijlage 3);

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam & Veenoord

Het perceel Middenweg 54 is gelegen in het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam & Veenoord, zoals deze is vastgesteld op 22 december 2011.

In het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam & Veenoord kent het perceel de enkelbestemming: ‘Detailhandel’. Daarnaast geldt er voor het perceel een maximum goothoogte van 3,5 meter en een maximum bouwhoogte van 8 meter. Onderstaand een weergave van de bestemmingsplanverbeelding voor het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2016002-B701_0002.jpg"

Medewerking aan het plan om woningen te realiseren is mogelijk via een herziening van het bestemmingsplan ‘Nieuw-Amsterdam & Veenoord’. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het planologisch instrument (bestemmingsplan) om zodoende het woningbouwplan mogelijk en uitvoerbaar te kunnen maken.

2.1.2 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef

De Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor Wonen is dat onderstaand thema.

Vanuit de structuurvisie vindt aansluiting plaats op het bestaande bouwprogramma. Voor fase 2 en 3 van de Delftlanden vindt een verbijzondering plaats en wordt gericht op meer landelijke en dorpse woonmilieus. Naast een kwaliteitsimpuls van de bestaande woningen wordt ingezet op wervende woonmilieus, te weten: water/lintwonen tussen Barger- en Emmer Compascuum, boswonen op de Hondsrug en erfwonen in het zuidelijk deel van de gemeente.

Specifiek wordt er in de structuurvisie niet iets genoemd ten aanzien van wonen in Veenoord.

2.1.3 Woonbeleid

De Woonvisie 2012-2017 "Thuis in Emmen" is op 20 december 2012 vastgesteld door de raad. Het beleidskader richt zich op goed wonen en leven; er is sprake van een kwalitatieve insteek. In de woonvisie wordt rekening gehouden met vergrijzing en mogelijke bevolkingskrimp. De prioriteiten in het beleid zijn: zorg voor voldoende en goede woningen voor de doelgroepen van beleid; herstructurering in relatie tot bevolkingskrimp en vergrijzing; zorg voor voldoende geschikte woningen voor senioren; duurzaamheidsmaatregelen (in het bijzonder energiebesparende maatregelen). Het accent ligt met deze prioriteiten op behoud en versterking van de bestaande woonkwaliteit. Dit komt ook tot uiting in de algemene woningbouwstrategie, waarin bij het beoordelen van nieuwe initiatieven herstructureringsprojecten prioriteit hebben. Ook van belang is dat nieuwe initiatieven en nieuw te ontwikkelen locaties/gebieden in samenhang worden bekeken.

Conclusie woonbeleid:

De woonvisie 2012-2017 ‘Thuis in Emmen’ geeft dus aan dat bij het beoordelen van nieuwe initiatieven herstructureringsprojecten prioriteit hebben. Dit plan aan de Middenweg 54 te Veenoord is een dergelijk herstructureringsproject in de vorm van vervangende nieuwbouw. Het plan versterkt de kwaliteiten en voorziet in de behoeften van de lokale bevolking. Voorkomen wordt hiermee leegstand van bestaande winkelruimte in het gebied.

2.1.4 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand". Een zogenaamde Welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandcriteria opgenomen in de Welstandsnota. Donderdag 16 december 2010 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.

Het bestemmingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving. Het nieuwe welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden geldt de zogenaamde basis welstand. Alleen voor gevels die te zien zijn vanaf de openbare weg of het openbaar gebied is een welstandstoets nodig. Voor winkelcentra, het centrum van Emmen, monumenten, bijzondere gebouwen en locaties geldt uitgebreide welstand. Dit wil zeggen dat alle zijden van het gebouw moeten voldoen aan de welstandseisen.

Op basis van de gemeentelijke Welstandsnota kent het plangebied de zogeheten ‘basis welstand’. Met de criteria zoals die gelden voor dit welstandsniveau zal bij de verdere planontwikkeling rekening worden gehouden. Hierna de ambities en de criteria die gelden voor dit welstandsniveau en waarmee bij de verdere uitwerking van het bouwplan rekening gehouden dient te worden.

De ambitie in dit gebied is gericht op het behoud van de bestaande kwaliteit.

Hoofdvorm:

  • Bij verbouw of aanbouw is het materiaalgebruik, kleurgebruik en detaillering van het bestaande bouwwerk richtinggevend.

Gevelaanzicht:

  • De gevels van het bouwwerk, welke van uit de openbare ruimte in het zicht liggen, dienen van eenzelfde architectuur te zijn. Deze architectuurstijl past in de stijlkenmerken van de omgeving.
  • Bij wijziging van de gevel, de kapvorm of de kleur dient de eenheid binnen en samenhang van een aaneengesloten bouwblok niet verstoord te worden.

Erfafscheidingen:

  • Bij erfafscheidingen aan de openbare weg de eenheid in bestaande oplossingen respecteren.

Hardheidscriterium

  • Vernieuwende en afwijkende architectuur bij ver- en nieuwbouw wordt gestimuleerd en getoetst aan de criteria voor uitgebreide welstand.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2014

De Omgevingsvisie is hét kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. De missie van de provincie is het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is. De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang ligt in het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten. Omdat niet alle kernkwaliteiten goed te duiden zijn in het fysiek-ruimtelijk domein zijn deze vertaald naar indicatoren.

Het behouden en ontwikkelen van de kernkwaliteiten is belangrijk voor een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving in Drenthe. Even belangrijk is een gezond economisch klimaat, met voldoende bedrijvigheid en werkgelegenheid, en een gezond sociaal klimaat, met voldoende variatie in het aanbod van woonmilieus en voorzieningen met een hoge leefbaarheid.

De provincie wil met haar beleid voorwaarden creëren voor het ontwikkelen van een robuuste sociaaleconomische structuur van Drenthe. Daarbij wordt rekening houden met de economische en demografische ontwikkeling. De provincie streeft naar aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag.

Vanuit de doelstelling om zorgvuldig en doelmatig om te gaan met de ruimte in Drenthe, hanteert de provincie het uitgangspunt ‘inbreiding gaat voor uitbreiding’. Dit houdt in dat de provincie Drenthe prioriteit geeft aan herstructurering (inclusief verduurzaming) van de woningvoorraad en aan het herontwikkelen en herbestemmen van gronden en panden. Daarnaast ligt er een beperkte opgave om de woningvoorraad uit te breiden. De huidige plancapaciteiten in de gemeenten zijn voldoende om aan de woningvraag tot 2020 te voldoen.

2.2.2 Provinciale Omgevingsverordening

In de Provinciale Omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie (deels) door naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De provincie is verplicht vanuit de AMVB Ruimte een verordening voor erin opgesomde thema's te hanteren. De AMVB Ruimte bevat geen nieuw rijksbeleid, het is een 'beleidsneutrale' vertaling van de Nota Ruimte. Naast de vertaling van het rijksbelang beschrijft de POV de provinciale belangen waarover de provincie duidelijkheid wil geven en of wil verankeren in op gemeentelijk niveau, middels overleg of anderszins.

De ruimtelijke kwaliteit van Drenthe wordt in de verordening op drie manieren gefundeerd: kernkwaliteiten, SER ladder en milieu- en leefomgeving. Elk van de drie elementen is terug te vinden in de bepalingen van de verordening. Waarbij deze elementen een rol spelen voor het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit (Bruisend Drenthe). Gemeenten zullen binnen de kaders van de Omgevingsvisie de kernkwaliteiten ook moeten uitwerken naar hun ruimtelijke plannen. Ze zijn daarbij gebonden aan de kaders van het provinciaal beleid welke is neergelegd in de Omgevingsvisie en uitwerkingen zoals het Cultuurhistorisch Kompas en de beleidsnota Aardkundige waarden. Bij het opstellen van de cultuurhistorische hoofdstructuur beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas is gezocht naar een samenhangende relatie van elementen, structuren en gebieden. Aan de hand van deze structuren is de provincie opgedeeld in 10 deelgebieden. Emmen behoord tot deelgebied Emmen en haar Venen. De ambities behorende bij dit deelgebied richten zich op het behouden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp en es, waarbij de esdorpen en essen als een keten op de Hondsrug liggen, afgewisseld met scherp begrensde boswachterijen. Het benadrukken van het lineair patroon van hunebedden, grafheuvels en andere zichtbare en onzichtbare prehistorische relicten die samenhangen met de prehistorische route over de Hondsrug. Het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. De belangrijkste opgave voor de Hondsrug is het ontwikkelen van een integraal gebiedsperspectief om de aantrekkelijkheid van het gebied als woon- en werkplek en toeristische trekker te waarborgen voor de toekomst.

2.2.3 Handreiking ladder voor duurzame verstedelijking in Drenthe

Het zorgvuldig ruimtegebruik heeft betrekking op het toepassen van de "ladder voor duurzame verstedelijking". Artikel 3.15 van de verordening stelt: "een ruimtelijk plan kan slechts in ruimtevragende ontwikkelingen voorzien op het gebied van woon-werklocaties, verblijfsrecreatie, detailhandel en infrastructuur indien uit het desbetreffende ruimtelijk plan blijkt dat dit op basis van de Ladder voor duurzame verstedelijking gerechtvaardigd is'. De ladder is geënt op de oude ‘SER- ladder’ uit 1999 die al langer gebruikt wordt bij de afweging voor nieuwe bedrijventerreinen. De drie treden van de ladder zijn als volgt:

  • 1. Is er een regionale behoefte?
  • 2. Zo ja: is (een deel van) de regionale behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied?
  • 3. Zo nee: zoek een locatie die multimodaal ontsloten is of kan worden gemaakt voor de (resterende) regionale behoefte.

Voor de toepassing van de ladder is de "Handreiking ladder voor duurzame verstedelijking in Drenthe opgesteld.

Deze ladder voor duurzame verstedelijking wordt uitgebreid behandeld in paragraaf 2.3.2, aangezien de ladder voor duurzame verstedelijking een vorm van Rijksbeleid is.

2.3 Rijksbeleid

2.3.1 Ruimtelijk - Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maar 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Voor Nieuw-Amsterdam zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

2.3.2 Ladder duurzame verstedelijking

Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is ‘de ladder voor duurzame verstedelijking’ daaraan toegevoegd. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft een handreiking beschikbaar gesteld als hulpmiddel bij de toepassing van de ladder.

Doel

De ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Motiveringsplicht en resultaat

Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkeling te motiveren met de drie opeenvolgende stappen. De stappen bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor (1) de ruimtevraag, (2) de beschikbare ruimte en (3) de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.

De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent. Dit gezag draagt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke afweging over die ontwikkeling.

Wettelijk kader

De ladder voor duurzame verstedelijking is het kader voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden.

Trede 1 vraagt de regionale ruimtevraag (kwantitatief én kwalitatief) voor stedelijke ontwikkelingen te bepalen. Dit betreft wonen, werken, detailhandel en overige stedelijke voorzieningen. Het gaat om de ruimtevraag waarin elders in de regio nog niet is voorzien. Is de vraag gelijk aan de behoefte minus het aanbod (in plannen én in de bestaande voorraad met eenzelfde kwaliteit als de gevraagde kwaliteit).

Met de regionale ruimtevraag in beeld kan worden beoordeeld of een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Zo ja, dan is trede 2 aan de orde.

Er wordt voorzien in de toename van maximaal 4 woningen tot de woningvoorraad. Is de toename van 4 extra woningen aan te merken als een stedelijke ontwikkeling?! Momenteel is jurisprudentie in ontwikkeling over het begrip ‘stedelijke ontwikkeling’ in relatie tot woningbouwplannen. In een uitspraak van de Raad van State is bepaald dat een woningbouwproject van 8 woningen niet is aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. In voorliggende casus wordt uitgegaan van 4 nieuwe woningen ten opzichte van de bestaande situatie en is er derhalve geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Hierdoor hoeft bij voorliggende casus de ladder voor duurzame verstedelijking niet verder te worden toegepast.

2.4 Conclusie

De conclusie van de in dit plan beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct doorwerkt in het plangebied. Hierdoor is het plan niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid.

Voor het voorliggende plan kan geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid. Het plan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie 2014 en voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Wat betreft het gemeentelijk beleid kan gesteld worden dat het in overeenstemming is met de relevante structuurvisies en beleidsnota’s.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie en monumenten

3.1.1 Algemeen

Per 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd ter uitvoering van het verdrag van Malta. Het verdrag vraagt om bescherming van het archeologisch bodemarchief tegen bodemverstoringen als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De Monumentenwet verplicht gemeenten om bij het opstellen van nieuwe planologische regelingen rekening te houden met de te verwachten en de aanwezige archeologische waarden. Behoud van die waarden is het uitgangspunt.

3.1.2 Archeologische waarden in het plangebied
3.1.2.1 Archeologische verwachtingswaarde

De gemeente Emmen heeft archeologie beleid vastgesteld, d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologie beleid en waar de beleidskeuzes zijn gemaakt. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie" in het bestemmingsplan.

Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Onderstaande tabel geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2016002-B701_0003.jpg"

Op basis van de archeologische beleidskaart is het volgende van toepassing ten aanzien van het perceel aan de Middenweg te Veenoord. Hieronder een weergave van de genoemde archeologische beleidskaart. Er is sprake van ‘Waarde – 3’ gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2016002-B701_0004.jpg"

Bij Waarde – 3 gebieden is de onderzoeksnorm voor nader onderzoek naar archeologie vastgelegd bij ingrepen die groter of gelijk zijn aan 1000 m2 én dieper dan 0,40 meter.

Op dit moment is er sprake van bestaande bebouwing die in de toekomst wordt gesloopt. De oppervlakte van deze bebouwing bedraagt circa 900 m2. De nieuwe woningen worden gerealiseerd op deze reeds verstoorde gronden. De ruimtelijke ingreep zal niet groter zijn dan 1000 m2 aan ‘nieuwe’ verstoring (bestaande verstoring minus nieuwe verstoring). Nader onderzoek naar archeologie is niet nodig.

3.1.3 Conclusie

Vanuit archeologie zijn er geen belemmeringen voor uitvoering van het gewenste woningbouwplan. Wel blijft de meldingsplicht conform artikel 53 van de Monumentenwet van kracht. Dit houdt in dat mochten er tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische resten worden gevonden, de initiatiefnemer dit onmiddellijk dient te melden bij de gemeentelijke archeoloog.

3.2 Ecologie

De Flora- en Faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. Op grond van de wet geldt een algemeen verbod voor het verwijderen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Omdat het bestemmingsplan voorziet in het uiteindelijk slopen van het winkelpand is onderzoek naar ecologie nodig.

3.2.1 Onderzoek ZuickScan flora- en fauna

Door onderzoeksbureau EcoMilieu ecologisch onderzoek en advies uit Vriezenveen is een quickscan in het kader van de natuurwetgeving uitgevoerd. Voor de inhoud van het uitgvoerde onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 1. Onderstaand volgen de resultaten van het uitgevoerde onderzoek.

Uit de effectentoetsing Flora- en faunawet blijkt dat bij de sloop van de supermarkt mogelijk negatieve effecten te verwachten zijn op Broedvogels.

Gedurende de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen van vogels. Verstoring van broedgevallen van vogels dient ten alle tijde te worden voorkomen. Voor de in het plangebied te verwachten vogelsoorten kan hiermee rekening gehouden worden door werkzaamheden buiten de broedperiode uit te voeren. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd in het kader van de Flora- en faunawet, globaal wordt de periode half maart tot medio juli aangehouden. Hierbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat veel vogels meerdere legsels per jaar kunnen hebben.

Om te voorkomen dat de vogels tot broeden komen binnen het plangebied kunnen voorbereidende maatregelen worden getroffen om het plangebied ongeschikt te maken. Tevens kan in het broedseizoen worden gesloopt als het plangebied kort voor de daadwerkelijke sloop is geïnspecteerd door een ecoloog en er geen broedvogels

zijn aangetroffen.

3.3 Fysieke veiligheid

Rijksoverheid stelt risiconormen op het gebied van veiligheid aan inrichtingen, ter bescherming van de omgeving. Naast de wet- en regelgeving mogen gemeenten invulling geven aan een eigen veiligheidsvisie. In de Beleidsnota externe veiligheid gemeente Emmen (april 2013) geeft de gemeente Emmen invulling aan deze beleidsruimte. In de gemeentelijke beleidsnota Externe Veiligheid zijn de ruimtelijke uitgangspunten van de structuurvisie verder uitgewerkt.

In de Beleidsnota externe veiligheid heeft de gemeente Emmen gekozen voor een gebiedsgerichte benadering voor de vestiging van risicovolle activiteiten. Tevens is in het beleid een afwegingskader bij concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten om de kwetsbaarheid van een object of activiteit die niet rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) valt bepaald te beoordelen. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met deze nota externe veiligheid.

3.3.1 Externe veiligheid

3.3.1.1 Bevi-inrichtingen binnen het plangebied

Het plangebied is geïnventariseerd op de zogenoemde Bevi-bedrijven (vergunde situatie en feitelijke situatie). Hieruit blijkt dat in het plangebied geen Bevi-bedrijven gelegen zijn. Op de kaart hierna is dit visueel verduidelijkt. Het plangebied bevindt zich bij de oranje ster.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2016002-B701_0005.jpg"

3.3.1.2 Bevi-inrichtingen buiten het plangebied

Nabij het plangebied bevinden zich geen Bevi-bedrijven die invloed hebben op de planlocatie.

3.3.1.3 Buisleidingen, route gevaarlijke stoffen en hoogspanningsleidingen

Er bevinden zich in de nabijheid van het plangebied geen buisleidingen, geen hoogspanningsleidingen en ook geen transportroutes van gevaarlijke stoffen. in de nabijheid van het plangebied. Tevens vindt er geen transport van gevaarlijke stoffen plaats in de omgeving en bevinden zich ook geen.

3.3.2 Conclusie

Ter plaatse van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen met een risicocontour waartoe een nadere verantwoording van het plaatsgebonden dan wel groepsrisico dient plaats te vinden. Een nader onderzoek of berekening naar het groepsrisico is dan ook niet nodig.

3.4 Milieu

In deze paragraaf worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Aangegeven wordt wat de beperkingen en mogelijkheden in het plangebied zijn, bezien vanuit verschillende milieudisciplines.

3.4.1 Vormvrije M.E.R.-beoordeling

In voorliggend bestemmingsplan "Nieuw-Amsterdam, woningen Middenweg" komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r., bijlage D, onder artikel 11 (Woningbouw, Stedelijke ontwikkeling, Industrieterreinen) staat onder artikel 11.3 genoemd dat een m.e.r-beoordeling moet plaatsvinden in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op de aanleg, wijziging of uitbreiding van woningbouw, stedelijke ontwikkeling of industrieterrein indien het oppervlakte groter is dan 100 hectare of meer als 2000 woningen omvat. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen vormvrije m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.

3.4.2 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt het inpassen van nieuwe functies in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Binnen het plangebied is sprake van nieuw te realiseren woningen. Van belang is na te gaan welke functies/bedrijven zich in de nabijheid van het plangebied bevinden.

Direct ten noorden van het plangebied bevindt zich een snackbar. Een dergelijke voorziening kent volgens de VNG-reeks voor bedrijven- en milieuzonering normafstanden op het gebied van geur, geluid en gevaar van 10 meter. Het is de bedoeling dat de te realiseren woningen op een afstand groter dan 10 meter worden gebouwd. Omdat de afstand van het plangebied tot aan de snackbar meer bedraagt dan 10 meter, wordt er voor de te realiseren woningen geen hinder verwacht.

Verder bevinden zich in de nabijheid van het plangebied geen in werking zijnde bedrijven of instellingen.

3.4.3 Bodem

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 5 maart 2013 de Beleidsregel Bodemkwaliteit vastgesteld. Om de kwaliteit te waarborgen, moet grondverzet worden gemeld bij het landelijk meldpunt. Om het verplaatsen van grond te vereenvoudigen, heeft de gemeente Emmen een aantal kaarten ontwikkeld. Deze bodemkwaliteitskaarten zijn als bijlage in de Nota Bodembeheer opgenomen. Aan de hand van deze kaarten is het mogelijk om zonder voorgaand onderzoek grond te ontgraven en toe te passen. Partijen grond en baggerspecie die niet voldoen aan de bodemkwaliteitskaart en de Nota Bodembeheer van de gemeente Emmen mogen alleen worden toegepast als er sprake is van een nuttige toepassing. Is het werk niet ‘nuttig’, dan is er sprake van het zich ontdoen van ‘nuttig’ gebruik. Tijdelijke uitname zijn werkzaamheden waarbij de grond na korte tijd weer teruggebracht wordt. Een voorbeeld is het graven van een sleuf voor kabels en leidingen. In dat geval hoeft de kwaliteit van de te ontgraven bodem niet onderzocht te worden, tenzij er sprake is van (een verdenking van) bodemverontreiniging.

3.4.3.1 Bodemonderzoek

Aangezien op de locatie Middenweg 54 te Veenoord sprake is van de bouw van woningen, waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen (kunnen) verblijven is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk.

Het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd door onderzoeksbureau Verhoeven Milieutechniek uit Zaltbommel. Voor de volledige onderzoeksrapportage wordt verwezen naar Bijlage 2 "‘Verkennend bodemonderzoek, Middenweg 54 te Veenoord’.

Conclusie van het uitgevoerde onderzoek is dat de milieu-hygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van het plangebied aan de Middenweg 54 te Veenoord in voldoende mate kon worden vastgesteld en dat er vanuit milieu-hygiënisch oogpunt er geen bezwaren aanwezig zijn tegen de voorgenomen bouw van woningen.

3.4.4 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

3.4.4.1 Wegverkeerslawaai

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones. Uitzondering hierop zijn wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en wegen die zijn gelegen binnen als erf woonerf aangeduid gebied. Ter plaatse bedraagt de snelheid op onder andere de Middenweg 30 km/uur en is er geen akoestisch onderzoek nodig. Het perceel is gelegen midden in een woonwijk, waar overal 30 km/uur mag worden gereden.

Wel ligt de locatie van de nieuwe woningen binnen een straal van 200 meter vanaf de Nieuweweg. De Nieuweweg is een weg waar een maximum snelheid geldt van 50 km/uur.

Voor wegen binnen de bebouwde kom met een snelheid van 50 km/uur geldt een geluidszone van 200 meter aan weerszijden van de weg. Het bouwplan bevindt zich binnen 200 meter van de as van de weg en dus binnen de geluidszone.

Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten of het college van burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor woningen binnen een zone 48 dB als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel (Wet geluidhinder 2006). Bij het voorbereiden van een plan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op grond behorende bij een eerdergenoemde zone, dienen burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek in te stellen. Indien de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde van 48 dB te boven gaat, kunnen, mits gemotiveerd, burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen (artikel 83 van de Wet geluidhinder).

Het plangebied is gelegen op circa 190 meter vanaf de Nieuweweg, dus binnen de geluidszone. De geluidsbelasting van wegverkeerslawaai zal echter, door afscherming vanwege tussengelegen bebouwing, voldoen aan de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai (48dB). Het aspect geluid (wegverkeerslawaai) vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

3.4.4.2 Spoorweglawaai

Op circa 500 meter van het plangebied is het spoorwegtraject Emmen-Coevorden gelegen. Op dit traject is een geluidszone van 100 m aan weerszijden van de spoorweg van kracht. Aangezien het plangebied niet binnen de desbetreffende geluidszone is gelegen, is akoestisch onderzoek ten aanzien van spoorweglawaai niet aan de orde.

3.4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Projecten die ‘niet in betekende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. In de AMvB-nibm zijn de criteria vastgelegd om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm. Zo is een project waarbij in totaal 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg worden gebouwd nog aangemerkt als een Nibm-project. De realisatie van maximaal vier woningen blijft daarmee ruimschoots onder de drempelnorm. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit is niet nodig.

Omdat ook verder geen significante ontwikkelingen rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOX en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

3.5 Verkeer en Vervoer

Nieuwe functies betekenen meestal ook dat er sprake is of zal zijn van een toename van verkeersbewegingen, alsmede ontstaat er een parkeerbehoefte. Uitgangspunt is dat nieuwe functies geen onevenredige extra hinder veroorzaken voor reeds aanwezige functies in de omgeving.

Voor het berekenen van het aantal benodigde parkeerplaatsen is gebruik gemaakt van de rekentool Verkeersgeneratie & Parkeren van het CROW. Voor de voorgenomen ontwikkeling wordt uitgegaan van: vier woningen in de categorie: wonen – koop twee-onder-een-kap. De locatie ligt in een gebied dat als ‘rest bebouwde kom’ wordt getypeerd. Op basis van de rekentool van de CROW blijkt dat er (uitgaande van de minimale parkeernorm) 8 parkeerplaatsen benodigd zijn.

Het is de bedoeling dat deze parkeerplaatsen op eigen erf worden gerealiseerd. Op de oprit behorende bij de woningen is voldoende plaats voor minimaal 2 parkeerplaatsen per woning. Er worden dus voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd voor dit woningbouwplan.

3.6 Waterparagraaf

3.6.1 Algemeen

In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem voor het plangebied van het bestemmingsplan ‘Nieuw-Amsterdam, woningen Middenweg’, is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen. De tekst in deze paragraaf is een uittreksel van de watertoets zoals deze is verzonden naar het waterschap. Voor een volledige weergave van de watertoets wordt verwezen naar de watertoets die als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

3.6.2 Doorwerking naar het plan
3.6.2.1 Grondgebruik

Het grondgebruik voor het perceel Middenweg 54 te Veenoord is op basis van de kaart Normering Wateroverlast aangemerkt als grondgebruik ‘stedelijk’.

Het rioolstelsel in Veenoord is uitgevoerd als gemengd rioolstelsel. Het afvalwater wordt verpompt naar het rioolstelsel van Nieuw-Amsterdam. Er zijn drie riool-overstorten aanwezig, waarvan er één op de Verlengde Hoogeveense Vaart loost. Twee overstorten lozen op watergangen ten westen van Veenoord.

3.6.2.2 Wateradvies Waterschap

Ten behoeve van het plan is op 19 april 2016 de watertoets uitgevoerd. Er is sprake van de ligging in het beheersgebied van het Waterschap Vechtstromen en er is sprake van de zogeheten ‘normale procedure watertoets’. Het watertoetsdocument is als bijlage 3 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Voor het plangebied geldt dat er momenteel sprake is van een terrein nagenoeg in zijn geheel is voorzien van verhard oppervlakte. Na sloop kunnen hier maximaal 4 woningen worden gebouwd met hun bijbehorende tuinen. In de nieuwe situatie zal minder verhard oppervlakte aanwezig zijn.

Momenteel bevindt zich ter plaatse van het plangebied een gemengd rioolstelsel. De nieuwe woningen worden op dit gemengd stelsel aangesloten, waarbij wel alvast gebruik wordt gemaakt van het gescheiden afvoeren van schoon hemelwater en het vuile afvalwater op eigen terrein, zodat voorgesorteerd wordt op het al dan niet in de toekomst aanleggen van een gescheiden stelsel.

Hoofdstuk 4 Locatie- en planbeschrijving

4.1 Huidige situatie omgeving

Het plangebied is gelegen in het centrum van Veenoord. In de nabijheid van het plangebied bevinden zich voornamelijk woningen. Rondom het plangebied en ten oosten van het plangebied zijn deze woningen voornamelijk uitgerust met 1 bouwlaag met kap. Ten westen van het plangebied kennen de woningen 2 bouwlagen met kap. Kenmerkend voor het straatbeeld is de groene berm. Dit verhoogt de belevingswaarde. Ter plaatse van de supermarkt zijn de afgelopen jaren, ter plaatse van de groenstrook, parkeerplaatsen aangelegd. Ten noorden van het plangebied bevindt zich ten slotte een snackbar. Hieronder een weergave van het plangebied in zijn directe omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2016002-B701_0006.jpg"

4.2 Huidige situatie terrein

Hieronder volgen enkele foto’s van de huidige staat van het terrein en de aanwezige bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2016002-B701_0007.jpg"

4.3 Verkeer

Het perceel is direct gelegen aan de Middenweg en de Kennedystraat. Beide wegen kennen een maximum snelheid van 30 km/uur. De ontsluiting van de nieuwe woningen zal ook plaats vinden via deze wegen.

4.4 Algemene planbeschrijving

De ontwikkeling op het perceel Middenweg 54, voorziet in het bouwen van maximaal 4 woningen. Het gebouw dat nu op het perceel staat, is in gebruik als supermarkt. Het is de bedoeling dat deze supermarkt gaat verhuizen naar de Vaart Zuidzijde 11-19. Hiervoor in de plaats mogen maximaal 4 woningen worden gerealiseerd.

Om leegstand te voorkomen wil de gemeente Emmen medewerking verlenen om het perceel geschikt te maken voor wonen. Eén van de uitgangspunten is om de groene berm te herstellen, die men overal ziet in het plangebied. Deze groene bermen zijn op onderstaande verbeelding vanuit het vigerende bestemmingsplan duidelijk zichtbaar.

Er is op dit moment nog geen concreet bouwplan. Het is de bedoeling dat er op de plaats van de supermarkt drie of vier woningen worden teruggebouwd. Dit in de vorm van twee 2-onder-1-kappers of een vrijstaande met één 2-onder-1-kapwoning). Hiervoor zijn twee mogelijke verkavelingsopties opgesteld. Indien er woningen worden gebouwd van het type 2-onder-1-kapwoning dan geldt dat de voorgevel minimaal 12 meter en maximaal 15 meter uit het hart van de Middenweg moet worden gebouwd. Als er voor wordt gekozen om 3 woningen te bouwen dan dienen de voorgevels van de hoofdgebouwen 14 meter uit de as van de Kennedystraat te worden gebouwd. Deze afstanden van de voorgevels tot aan de as van de weg zijn in overeenstemming en in lijn met de voorgevels aan respectievelijk de Middenweg dan wel de Kennedystraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2016002-B701_0008.jpg"

Deze varianten zijn mede gebaseerd op de bestaande stedenbouwkundige structuur rondom het plangebied. Aan de westzijde van het plangebied bevinden zich met name rijenwoningen. Ten zuiden en oosten bevinden zich met namen woningen van het type twee onder één kap. Naar het zuidoosten toe bevinden zich langs de Kennedystraat vooral vrijstaande woningen. Vanuit deze bestaande structuur en gezien de grootte van het plangebied is er daarom stedenbouwkundig gezien voor gekozen om aansluiting te zoeken bij de twee onder één kap woningen en ook ruimte te bieden aan één vrijstaande woning. Ook is het toegestaan om maximaal 2 vrijstaande woningen te mogen bouwen als daar vraag naar is.

Ten aanzien van goot- en bouwhoogten is aansluiting gezocht bij het bestaande bebouwingsbeeld van langs de Rooseveltstraat. De woningen hebben daar eveneens een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 meter en 9,0 meter.

Kenmerkend voor het gebied zijn ook de vele bomen die in het openbaar groen zijn gesitueerd. Om een gedegen buffer te vormen naar de ten noorden gelegen snackbar zal tussen de woningen en de snackbar een bestemming Groen worden aangebracht.

Op deze wijze ondergaat het plangebied een wijziging qua gebruik en bebouwing die zorgvuldige is ingepast in de bestaande opbouw en geleding van de wijk, niet alleen qua bouwlagen maar ook met het terugbrengen van groenstructuren.

4.5 Parkeren

Voor het berekenen van het aantal benodigde parkeerplaatsen is gebruik gemaakt van de rekentool Verkeersgeneratie & Parkeren van het CROW. Voor de voorgenomen ontwikkeling wordt uitgegaan van: vier woningen in de categorie: wonen – koop twee-onder-een-kap. De locatie ligt in een gebied dat als ‘rest bebouwde kom’ wordt getypeerd. Op basis van de rekentool van de CROW blijkt dat er (uitgaande van de minimale parkeernorm) 8 parkeerplaatsen benodigd zijn.

Het is de bedoeling dat deze parkeerplaatsen op eigen erf worden gerealiseerd. Op de oprit behorende bij de woningen is voldoende plaats voor minimaal 2 parkeerplaatsen per woning.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de planregels en verbeelding

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.

Het bestemmingsplan ‘Nieuw-Amsterdam, woningen Middenweg’ dient rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.

Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012" van het ministerie van VROM.

5.2 Toelichting op de verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de Basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.

Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

5.3 Toelichting op de regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen over de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.

Gebruiksregels

Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld.

Bouwregels

In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen, waarbij de bouwmogelijkheden mee worden gereguleerd. Hoofdgebouwen moeten altijd worden gebouwd binnen een daarvoor aangeduid bouwvlak. Uitgangspunt voor de bebouwing is de bestaande voorgevel. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Waar het wenselijk is om het huidige bebouwingsbeeld in stand te houden zijn tevens aanduidingen opgenomen ten aanzien van bijbehorende bouwwerken of de kapvorm van daken.

Flexibiliteit

Af en toe kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Deze flexibiliteitbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. In het bestemmingsplan zijn diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:

  • Afwijken van de bouwregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Nadere eisen;
  • Algemene afwijkingsregels;
  • Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro;

De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de bouwvergunning, afwijkingen van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning

Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.

Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

Bij toepassing van een ontheffing en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2016002-B701_0009.jpg"

De bevoegdheid ex. Artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.

Opzet regels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

5.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 : Begrippen

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.

Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2 : Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.3.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 van de regels worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden.

Artikel 3 : Groen

De op de verbeelding voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor openbare groenvoorziening, bos, (erf)toegangswegen, fietsstroken, voetpaden, voorziening ten behoeve van de waterhuishouding en nutsvoorzieningen. Voorzieningen ten behoeve van sport- en speelgelegenheden en andere bouwwerken mogen binnen deze bestemming opgericht worden.

Het is niet mogelijk om parkeergelegenheden in het groen te realiseren. De reeds bestaand parkeervoorzieningen binnen de bestemming Groen mogen voorgezet worden maar kunnen direct omgezet worden in groen. Het vergroten van de bestaande parkeervoorzieningen binnen deze bestemming is niet mogelijk, hiervoor is eveneens altijd een afwijking nodig.

Artikel 4 : Tuin 

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen worden gebouwd. Voor erfafscheidingen gelden specifieke hoogtematen, overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen maximaal m hoog zijn op basis van het bestemmingsplan.

Artikel 5 Wonen : Vrijstaand of Twee-aanéén

Bij Wonen – Vrijstaand of Twee-aaneen gaat het om grondgebonden twee- onder- één kap woningen dan wel grondgebonden woningen die door middel van een garage, berging of bijbehorend bouwwerk aan elkaar geschakeld zijn. In de regels is bepaald dat er danwel maximaal 4 woningen van het type twee-aanéén mogen worden gebouwd dan wel 2 woningen van het type twee-aanéén en één vrijstaande woning. Zelfs twee vrijstaande woningen bestaat tot de mogelijkheden.Ook de bijbehorende bouwregels zijn in dit artikel opgenomen.

5.3.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 6 : Anti-dubbeltelregel

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerder bouwplan. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

Artikel 7 : Algemene bouwregels

In artikel 7 zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.

Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a. in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.

Artikel 8 : Algemene afwijkingsregels

Afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een omgevingsvergunning verlenen voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10 %. De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.

Artikel 9 : Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is verwoord hoe met geringe wijzigingen omgegaan kan worden.

5.3.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

Artikel 10: Overgangsrecht

In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken opgenomen die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling.

Artikel 11 : Slotregel

In de Slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam, woningen Middenweg".

5.4 Handhaving

In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan eigentijdser en zowel voor gemeente als publiek beter toepasbaar geworden.

Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke betrokkenheid

6.1 Overleg ex. Artikel 3.1.1 Bro en zienswijzen

Het college heeft het bestemmingsplan ‘Nieuw-Amsterdam, woningen Middenweg’ vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het plan is gezonden aan provincie Drenthe, waterschap Vechtstromen en de EOP Plaatselijk belang Nieuw-Amsterdam/Veenoord. Gedurende de termijn heeft de provincie per mail aangegeven dat het provinciaal belang door dit plan niet wordt geschaadt.

6.2 Ontwerpbestemmingsplan

Vanaf vrijdag 5 augustus 2016 heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is 1 zienswijze ontvangen. Deze is behandeld in het bijgevoegde raadsvoorstel. De zienswijze heeft geen aanleiding gegeven om het bestemmingsplan te wijzigen. De ongewijzigde vaststelling bij besluit van de gemeenteraad op 22 december 2016 heeft vanaf 20 januari 2017 ter inzage gelegen.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

De kosten die gepaard gaan met de uitvoering van de plannen zullen door de initiatiefnemer worden gedragen en zijn daarmee economisch uitvoerbaar. Voor dit plan worden immers leges geheven.