direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Emmen, Bedrijvenpark A37
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2014031-B701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Emmen is voortdurend bezig met het actualiseren van de bestemmingsplannen. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geldt de verplichting dat alle bestemmingsplannen die ouder zijn dan 10 jaar op 1 juli 2013 moeten zijn herzien. Het Bedrijvenpark A37 is momenteel nog niet in een actueel bestemmingsplan vervat. Vanuit onder meer een effectieve en efficiënte inzet van de ruimtelijke ordeningsinstrumenten kiest de gemeente Emmen voor het Bedrijvenpark A37 voor het toepassen van het instrument beheersverordening, geregeld in artikel 3.38 en 3.39 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

De beheersverordening is bedoeld voor gebieden waarin nieuwe ontwikkelingen niet worden verwacht en legt de bestaande situatie (gebouwen en functies) vast. Nieuwe plannen en initiatieven die niet passen in de beheersverordening zijn echter mogelijk. Er kan een omgevingsvergunning in afwijking van de beheersverordening worden verleend mits de aanvraag past in het gemeentelijk beleid.

Omdat er geen concrete nieuwe ontwikkelingen in dit gebied zijn voorzien kan in dit geval worden volstaan met een beheersverordening.Vooruitlopend op een integrale bestemmingsplanherziening is deze beheersverordening opgesteld.

De ligging van het gebied waarop de beheersverordening betrekking heeft is direct ten noordwesten van de kern Klazienaveen en is weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014031-B701_0001.png"

Figuur 1: Ligging verordeningsgebied binnen gemeente Emmen

Het verordeningsgebied betreft het huidige Bedrijvenpark A37 ten zuiden van de kern van Emmen met uitzondering van het gedeelte ten zuiden van de A37 dat in het bedrijventerrein Pollux is opgenomen en de Vaarverbinding Erica-Ter Apel dat zijn eigen plangebied kent. Het plangebied wordt begrensd door de Oosterwijk aan de westzijde, de snelweg A37 aan de zuidzijde en aan de oostzijde door de

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014031-B701_0002.png"

Figuur 2: Luchtfoto verordeningsgebied Bedrijvenpark A37

De voorliggende beheersverordening 'Emmen, Bedrijvenpark A37' vervangt twee bestemmingsplannen gedeeltelijk, dit zijn:

  • Bestemmingsplan "Bedrijvenpark A37" vastgesteld op 26 februari 2004 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit op 6 mei 2004 (99.061);
  • Partiële herziening van de regels van diverse bestemmingsplannen van de gemeente Emmen ten aanzien van prostitutie- en escortbedrijven, vastgesteld op 29 maart 2001 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit op 12 juni 2001.

1.2 De beheersverordening

Een beheersverordening is een beheersregeling voor het bestaand gebruik voor een gebied met een lage dynamiek waarin geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien. Het begrip "bestaand" kan zowel "eng" als "ruim" worden uitgelegd. In deze beheersverordening wordt het begrip "bestaand in ruime zin" gehanteerd en worden de regelingen in de geldende bestemmingsplannen en de verleende vrijstellingen/ontheffingen/omgevingsvergunningen als uitgangspunt genomen. Dit houdt in dat ook niet benutte mogelijkheden uit de vigerende bestemmingsplannen worden meegenomen, zolang deze niet als een nieuwe ontwikkeling worden gezien. Bij een beheersverordening moet het gaan om beheer en niet om het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen. Uitbreidingen van bedrijven conform de vigerende bestemmingsplannen wordt dan ook niet als een ruimtelijke ontwikkeling aangemerkt. Ook nog niet bebouwde gronden mogen conform de mogelijkheden in de vigerende bestemmingsplannen worden bebouwd.

1.3 Leeswijzer

De beheersverordening is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de huidige situatie in het beheersgebied. Daarna wordt in hoofdstuk 3 het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten uiteengezet. Hoofdstuk 4 geeft een juridische toelichting op de beheersverordening en gaat in op de uitvoerbaarheid hiervan. Daarna volgen de regels die zijn opgesplitst in gebruiksregels en bouwregels.

Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande situatie

Het plangebied ligt direct ten noorden van de rijksweg A37. Het plangebied wordt doorsneden door het Koning Willem Alexanderkanaal. Op het bedrijventerrein mag niet worden gewoond. Er bevinden zich echter wel woningen op geringe afstand van het plangebied. Dichtbij de westelijke grens van het plangebied is de lintbebouwing van Oranjedorp gelegen. Op geringe afstand van het noordoostelijke deel van het plangebied ligt het dorp Nieuw-Dordrecht.

2.1 Beschrijving historie

Het plangebied valt in het gebied wat van oudsher het Oosterveen wordt genoemd. Dit gebied is pas laat ontgonnen en maakt daarom deel uit van de grootschalige veenontginningen.Het landschap van de grootschalige ontginningen is een ontworpen landschap waarbij vooraf is bepaald wat waar wordt aangelegd. Het Plan van Aanleg, een voorwaarde voor een vergunning, gaf aan waar kanalen/wijken moesten worden gegraven, hoe diep, waar bruggen, sluizen, bebouwing en wegen kwamen. In 1852 had de DVMKM (Drentsche Veen- en Middenkanaal Maatschappij) al een concessie gekregen tot het graven van een kanaal, bij de opening Oranjekanaal gedoopt.Het was de bedoeling dat het Oranjekanaal langs het Oosterveen zou lopen Het Oosterveen was door de Oosterwijk en een daarin gelegen schutsluisje verbonden met het Oranjekanaal. Dankzij een overeenkomst uit 1891 maalde de DVMKM door middel van een bij het sluisje gelegen gemaal water uit het Oranjekanaal naar de Oosterwijk. De opmaling was vooral ten behoeve van de scheepvaart (Bron: G.A. Coert; Drenthe en zijn waterschappen). De kanaalmaatschappij wenste de bemaling slechts te bestendigen indien er een waterschap over de gronden werd opgericht. Door het verschil in hoogte (mede door uitloper van de Hondsrug) is het doortrekken van het kanaal door Nieuw-Dordrecht te duur bevonden en nooit uitgevoerd.

In het zuidelijke deel van het Oosterveen ligt het plangebied van deze beheersverordening. In 1955 is het zuidelijke deel van het Oosterveen nog steeds, overigens zonder wijken, in vervening. Pas in 1975 is de vervening hier nagenoeg afgerond. Het berenbosje in het zuidelijke deel van het plangebied getuigt hiervan en is nog steeds nagenoeg onvergraven.In 1985 is vrijwel het gehele voormalige Oosterveen in ontwikkeling als bedrijfsterrein. Mede hierdoor zijn zowel de Oosterwijk als enkele gewone wijken gedeeltelijk gedempt, terwijl in het Bedrijvenpark A37 nieuwe watergangen zijn aangelegd.

2.2 Beschrijving bedrijvenpark A37

Het oorspronkelijke bedrijvenpark A37 lag aan weerszijden van de autosnelweg A37, de snelste verbinding tussen de Randstad en Duitsland, Scandinavië en de Baltische staten. Het gedeelte ten zuiden van de A37 is toegevoegd aan het plangebied van het actualisatieplan Klazienveen en valt om die reden buiten deze beheersverordening. Ook de Vaarverbinding Erica-ter Apel valt buiten het plangebied van deze beheersverordening; de Vaarverbinding kent zijn eigen plangebied.

De aansluiting op de A31 met directe verbinding naar het Ruhrgebied, Zuid-Duitsland en Oost Europa bevindt zich op 14 kilometer. Dit nieuwe bedrijvenpark biedt aan de noordzijde van de A37 uitstekende vestigingsmogelijkheden aan bedrijven in de sfeer van logistiek, distributie, Value Added Logistics en (lichte) maakindustrie.

Het bedrijvenpark is voorzien van een gescheiden rioleringsstelsel, gas, water, elektra en glasfiber. Het bedrijvenpark A37 biedt ruimte voor een breed scala aan ondernemingen. Van productie tot logistiek en handel, van dienstverlening tot research and development.

Het bedrijvenpark A37 beschikt over een Truck Facility Point. Dit nieuwe truckcentrum biedt een beveiligde parkeerplaats, een garage, een truck- en carwash en een restaurant.

Bij de aanleg van Bedrijvenpark A37 is nadrukkelijk rekening gehouden met de natuurlijke omgeving, milieuaspecten en duurzaamheid van het milieu. Stedelijk waterbeheer vormt een belangrijk onderdeel van het duurzame deel van de aanleg van Bedrijvenpark A37. Het hemelwater van de wegen en verharde bedrijfsterreinen wordt zoveel mogelijk opgevangen in zogenoemde wadi's: vijverachtige gebieden aan de rand van het Bedrijvenpark A37, onderdeel van een groene, recreatieve zone. Door gebruik te maken van de wadi's wordt ongeveer 90 procent van het hemelwater in het gebied opgevangen en vastgehouden. Tussen de bestaande bebouwing en het Bedrijvenpark A37 wordt zoveel mogelijk gestreefd naar groene zones, eventueel in de vorm van (natte) natuurzones.

2.3 Stedenbouwkundige beschrijving

Bij het ontwikkelen van het bedrijventerrein A37 is gestreefd naar een kwalitatief hoogwaardig en duurzaam bedrijvenpark. Het ambitieniveau wat hierbij aansluit is het streven naar een groen en duurzaam bedrijventerrein, waarbij het accent ligt op de groene structuur en de openbare ruimte. Het ontwerp is dan ook ingepast in het bestaande landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014031-B701_0003.jpg"

Op het bedrijvenpark wordt een ruimtelijke eenheid nagestreefd, ten gunste van een samenhangend ruimtelijk beeldwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014031-B701_0004.jpg"

Wegenstructuur

Hoofdontsluiting:

Het bedrijvenpark is ontsloten vanaf de weg Emmen-Klazienaveen (N862).Vanaf deze rotonde is de hoofdontsluitingsweg aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014031-B701_0005.jpg"

De rijbanen zijn door bermen van elkaar gescheiden, alsmede door een afwateringssysteem, een zogenaamde wadi (met een breedte van circa 12 m), die in het midden tussen de rijbanen is gesitueerd/ De rijbanen zijn slechts toegankelijk voor éénrichtingsverkeer, maar zijn door een drietal verbindingen

door middel van dammen in de watergang met elkaar verbonden

Secundaire ontsluiting:

De secundaire ontsluitingswegen zijn gebaseerd op de volgende doelen:

  • Oranjedorp vrijwaren van verkeer met bestemming bedrijvenpark A37;
  • aansluiting op bedrijventerrein de Pollux via een tunnel onder de rijksweg A37;
  • toekomstige doorverbinding naar bedrijventerrein Bargermeer.

Tertiare ontsluiting:

Naast de hoofdontsluiting en de secundaire ontsluitingswegen, is er ook nog een wegenstructuur van een “lagere” orde die geen doorstroomfunctie heeft. Deze tertiare structuur complementeert de wegenstructuur van het bedrijvenpark en heeft als oprimaire functie de optimalisatie van de bereikbaarheid van alle bedrijven in het gebied. De meeste bedrijven zullen door middel van in- en uitritten aansluiten op deze tertiare structuur. De betreffende wegen hebben een smaller wegprofiel ten opzichte van de hoofdontsluiting en de secundaire ontsluiting en er is geen aparte fietsvoorziening nodig gezien de lagere/beperkte verkeersintentiteit.

Fietsvoorziening

Binnen het gebied zijn gebied zijn goed zichtbare fietspaden aangelegd zodat een goede bereikbaarheid per fiets vanuit Emmen, Klazienaveen en de directe omgeving is ontstaan. Bovendien is een recreatief fietspad in de groenstructuur en de waterbuffering tussen het bedrijvenpark en Oranjedorp aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014031-B701_0006.jpg"

Groenstructuur

Het groene karakter van het bedrijventerrein wordt mede ingegeven door de inpassing van twee kleinschalige boselementen in het plan. Door een viervoudige bomenrij langs de hoofdwegenstructuur wordt allure gegeven aan de hoofdentree.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014031-B701_0007.jpg"Ook de secudaire wegen hebben een breed dwarsprofiel met groene elementen. De groene strook aan de westzijde van het plangebied vormt tesamen met een watergang de fysieke en natuurlijke afscheiding met Oranjedorp. Langs de N862 is gekozen voor een open strook zodat het bedrijvenpark duidelijk zichtbaar is.

Waterstructuur

Omdat het plangebied op een slecht doorlaatbare bodemlaag is gelegen, is gekozen voor integraal waterbeheer. In dit kader zijn mogelijkheden gecreëerd om regen en/of afvalwater tussen bepaalde typen bedrijven te hergebruiken. In de groenstructuur zijn wadi's dan wel watergangen aangelegd om te voldoen aan de door het waterschap gestelde vasthouden, bergen en later afvoeren van hemelwater.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014031-B701_0008.jpg"

Bebouwingstructuur

Binnen het plangebied is sprake van representatieve zones. De zones worden gevormd door het overgangsgebied tussen de openbare ruimte en het gebouw en bepaalt in belangrijke mate de identiteit van het bedrijvenpark.

Sommige kavels, die gesitueerd zijn in de representatieve zone langs de A37 dienen voorzien te zijn van twee voorzijden (zowel voor als achterkant van de gebouwen). De kavels op hoekpercelen dienen voorzien te zijn van twee voorzijden. Overige tussen percelen kunnen volstaan met een zone voorzijde en een zone achterzijde

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014031-B701_0009.jpg"

Zichtlocaties

Enkele percelen zijn direct zichtbaar vanaf de A37, de zogenaamde zichtlocaties. De invulling van deze percelen dient een hoogwaardig gevelbeeld te krijgen. Om dit effect te benadrukken is eenheid in situering, schaal en maat noodzakelijk.

Het bebouwingsbeeld van deze locaties gerealiseerd te worden door:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte/breedte-verhouding tussen de bebouwing onderling;
  • een samenhang tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd zijn;
  • een moderne architectuur van overwegend plat afgedekte gebouwen, die qua hoogte op elkaar zijn afgestemd;
  • een representatieve uitstraling van met name het kantoorgedeelte van de gebouwen;
  • de wijze van uitvoering van de bedrijfsactiviteiten mede gericht zijn op het behoud van de representativiteit van het terrein;

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014031-B701_0010.png"

Op de kavels die als zichtlocatie zijn aangemerkt, kunnen gebouwen met een bouwhoogte van minimaal 15 en maximaal 18 meter worden gerealiseerd.

Landmark

Een kavel is direct gelegen aan de A37 en wordt gezien als een hoogwaardige zichtlocatie. Naast de goede bereikbaarheid, maar ook de parkachtige allure geeft vorm aan deze hoogwaardigheid. Het bebouwingsbeeld voor deze locatie dient gerealiseerd te worden conform het gemelde bij zichtlocatie met de volgende uitzondering. Op deze locatie is een gebouw van minimaal 15 meter tot 30 meter hoog en 30 meter hoog gewenst, een "landmark" dat door zijn formaat en uitstraling een markant baken vormt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014031-B701_0011.png"

Uitgeefbaar terrein

Het bedrijvenpark omvat circa 75 hectare, waarvan circa 51 hectare uitgeefbaar is. Het bedrijventerrein richt zich op bedijvigheid met een groter ruimtebeslag, te weten kavels van circa 2 hectare. Het bedrijvenpark kent dan ook een rechtlijnige, overzichtelijke verkaveling, die goed aansluit op de strokenverkaveling in het omliggende gebied.

Inrichting terrein

De wijze van uitvoering van de bedrijfsactiviteiten moeten mede zijn gericht op het behoud van de representativiteit van het terrein. De tuinarchitectuur moet zijn gericht op het verhogen van de esthetische kwaliteit van het bedrijfsgebouw, waarbij de ontsluiting en de parkeervoorzieningen in het groenontwerp zijn geïntegreerd en waarbij de overige bebouwing, de stalling en de opslag zijn gecamoufleerd

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Gemeentelijk beleid

3.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef

De structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld Raad, september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden uit te nodigen tot en te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald, deze zijn als volgt:

Landschap:
Versterken van het landschap door in te zetten op bebossing van de Hondsrug, het vrijwaren van de steilrand, het koesteren van de openheid, de herkenbaarheid van de kanalenstructuur te vergroten, de beekdalen te herstellen en het gebruik van de essen te vergroten.

Verkeer:
Voor de externe bereikbaarheid wordt ingezet op verdubbeling van de N34 (Emmen-Zuid tot Emmen-centrum) en de N862 en optimalisering van het spoor naar Zwolle en Twente.
Interne bereikbaarheid: opwaarderen van de Rondweg door de stroomfunctie te verbeteren en onderzoek doen naar de verbeter-opties van de Hondsrugweg.

Werken:
Naast de geplande uitbreidingen tot 2015 zijn geen nieuwe uitbreidingen van bedrijventerreinen beoogd. Voor woon-werkcombinaties is behalve op de Meerdijk op termijn ruimte langs de as naar Nieuw Amsterdam, op Pollux IV en in Emmer-Compascuum (mits passend binnen de milieucontouren). Voor kantoren en zorg ('cure') wordt aangesloten op bestaande plannen en locaties. Ingezet wordt op een verknoping van nieuwe en aanwezige leisure-voorzieningen. Voor wat betreft glastuinbouw vindt inzet plaats op herstructurering van oudere delen. Omstreeks 2012 wordt de ruimtevraag naar glastuinbouw opnieuw in beeld gebracht. Daarbij past ook bezinning op mogelijk andere functies in het Rundedal. Tenslotte de koers voor de landbouw: schaalvergroting in landbouwgebieden (zone 1 en 2 uit het POP) mogelijk maken in aansluiting op het landschap. Daar waar de landbouw in de knel komt wordt ingezet op alternatieven.

Veiligheid:
Emmen wenst een gemeente te zijn waarin een ieder veilig woont. Hier tegenover staat dat Emmen dé industriestad van het Noorden is en in de toekomst een gemeente wil blijven waarin economie, bedrijvigheid en werkgelegenheid hoog in het vaandel staan. Voor risicovolle activiteiten is ruimte op bedrijventerreinen Bargermeer, de Vierslagen en A37. Buiten de zoekgebieden op de industrieterreinen Bargermeer, A37 en De Vierslagen mag geen nieuwvestiging BEVI inrichtingen plaatsvinden. Met uitzondering van LPG-tankstations hiervoor wordt per locatie een beoordeling gemaakt in het kader van de daarvoor te voeren planologische procedure conform het BEVI. Buiten de industrieterreinen staat de ambitie Veilig Wonen voorop. Hier heeft wonen de prioriteit boven (risicovolle) bedrijvigheid. Nieuwe ontwikkelingen in de vorm van (beperkt) kwetsbare objecten worden nadrukkelijk getoetst aan het aspect externee veiligheid. De vestiging van niet BEVI-inrichtingen (beperkt kwetsbare inrichtingen) vindt in principe buiten locatie 1 en 2 en buiten de PR=10-6 contouren plaats (uitzonderingen kunnen worden gevormd door branche gerelateerde inrichtingen), zie onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014031-B701_0012.jpg"
Figuur: Zoekgebied BEVI-inrichtingen

rode contou r= Zoekgebied te vestigen BEVI- inrichtingen. De PR=10-6 contour dient binnen eigen inrichtings-grens te blijven en dient binnen de PR=10-6 contour van het zoekgebied te blijven. Indien PR=10-6 contour niet binnen de eigen inrichtingsgrens te houden is mag hier op de locaties 1 en 2 (op industrieterrein Bargermeer) onder voorwaarden van worden afgeweken, mits rekening gehouden wordt met de beperking die dit oplevert voor de gevestigde niet-BEVI inrichtingen.

3.1.2 Structuurvisie Werklocaties Emmen 2020

De Raad van de gemeente Emmen heeft de Structuurvisie Werklocaties Emmen 2020 op 26 mei 2011 vastgesteld. In deze structuurvisie staat hoe de gemeente Emmen tot 2020 om wil gaan met de bedrijventerreinen en winkelcentra. Het vormt de sectorale/facetmatige uitwerking van de structuurvisie gemeente Emmen 2020 “Veelzijdigheid troef”.

De doelen van de Structuurvisie Werklocaties Emmen 2020 zijn onder meer het vergroten van de werkgelegenheid en het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. De locaties worden aantrekkelijker gemaakt, waardoor nieuwe ondernemers aangetrokken. Ook wordt hiermee de regiofunctie van Emmen als winkelstad verder versterkt.

De uitgangspunten uit deze visie komen terug in bestemmingsplannen. Daarnaast krijgen deze uitgangspunten verder vorm in projecten voor het herstructureren en aanleggen van bedrijventerreinen en het verbeteren van winkelcentra en andere winkellocaties.

Bedrijventerreinen
De gemeente Emmen versterkt de al ingezette segmentering van bedrijventerreinen. Bedrijven kunnen zo een heldere locatiekeuze maken die het beste aansluit bij hun activiteiten. Economische activiteiten komen daar terecht waar deze het minste hinder opleveren (indien dit het geval is) en zich daardoor het best kunnen ontplooien. Deze segmentering vindt naast de traditionele segmentering op functie vooral plaats op basis van de verschijningsvorm. Juist de verschijningsvorm geeft goede aangrijpingspunten bij de (her)inrichting. Voor Emmen betekent segmentering in hoofdlijnen:

  • 1. De terreinen gericht op de productie-industrie, dus de segmenten zware industrie, logistiek en modern gemengde industrie: in de werkas Emmen-Klazienaveen (Bargermeer, Emmtec, Bargerpoort, Bedrijvenpark A37, en deels Pollux) en daarnaast op De Vierslagen en De Tweeling.
  • 2. De terreinen gericht op hoogwaardige werklocaties (o.a. kantoren en woon-werk combinaties): in de Westflank van de gemeente de terreinen Waanderveld, Eigenhaard, en de kantoorparken Hooggoorns/Bukakkers en Westenesch en daarnaast het Business Park Meerdijk.
  • 3. Overige gemengde terreinen (o.a. bij de dorpen).

Ten aanzien van het segment modern gemengde bedrijventerrein kan er (beperkte) ruimtewinst worden behaald met herstructurering en intensivering van bestaande terreinen zoals Bargermeer, De Tweeling, Vierslagen en Klazienaveen. Toch levert dit onvoldoende ruimte op om ook op termijn te kunnen voorzien in de behoefte aan gemengde bedrijventerreinen. Daarom is het nodig dat de terreinen Tweeling II en Bargerpoort en de uitbreiding van Emmer-Compascuum doorgang vinden.

Bedrijventerrein A37
De gemeente constateert in haar Werklocatievisie dat bedrijventerrein A37 onderdeel uitmaakt van de werkas en vanaf Klazienaveen, via bedrijventerrein De Pollux is opgericht. Met onder andere deze uitbreiding is volgens Oranjewoud in gemeente Emmen in 2020 voldoende ruimte voor te vestigen bedrijven. Het bedrijventerrein A37 omvat circa 35 hectare, welke ingezet wordt voor een modern gemengd bedrijventerrein. Dit komt tot uiting in de vorm van ruime kavels en breed vertakt wegenpatroon.Gezien de locatie aan de rijksweg A37 is tevens het accent gelegd op logistiek.

Perifere detailhandel
De structuurvisie stelt gemeentelijke kaders voor de perifere detailhandel. De locatie Nijbracht in Emmen is aangemerkt als dé locatie voor grootschalige winkels in volumineuze artikelen en voor doelgerichte aankopen. Omdat nabijheid tot consumenten voor de tuin en doe-het-zelf branches ook van groot belang is en vanwege de uitgestrektheid van de gemeente en de spreiding van de bevolking over verschillende dorpen, is enige mate van spreiding over de gemeente is voor tuincentra en doe-het-zelf zaken het uitgangspunt.

3.1.3 Beleidsnota Externe veiligheid gemeente Emmen

De raad heeft op 25 april 2013 de Beleidsnota "Externe veiligheid gemeente Emmen" vastgesteld.

Hierin wordt aandacht besteed aan de volgende zaken ten aanzien van externe veiligheid:

  • Gemeentelijke ambities;
  • Toetsingskader;
  • Beschrijving externe veiligheidsgebieden;
  • LPG tankstations;
  • Nieuwe locaties Bevi-bedrijven;
  • Transport gevaarlijke stoffen (weg, spoor, buisleidingen);
  • Vuurwerkopslag;
  • Co-vergisters.

Doel van deze gemeentelijke visie op externe veiligheid is het realiseren van dat niveau van veiligheid, dat voldoende bescherming biedt aan de inwoners én de economische en ruimtelijke ontwikkelingen niet onnodig belemmert. Het veiligheidsniveau hoeft niet overal hetzelfde te zijn. De nota stelt dat de afweging tussen veiligheid en ruimte in woongebieden anders is dan op de industrieterreinen. Hierbij is gekozen voor een gebiedsgerichte benadering waarbij per gebied naar een passend niveau van veiligheid wordt gestreefd.

De gemeente Emmen hanteert daarbij de volgende gebiedsindeling:

  • 1. Voorkeursgebieden
    Dit zijn de gebieden waar als eerste wordt gekeken of er ruimte is voor een nieuwe risicovolle activiteit. De regels in dit gebied zijn afgestemd op de aanwezige functies en gebruik: geen (beperkt) kwetsbare objecten, wel risicovolle activiteiten. De aard van de aanwezige bedrijvigheid levert geen belemmeringen op voor de risicovolle activiteiten;
  • 2. Zoekgebieden
    Als er geen ruimte meer in het voorkeursgebied is of een bepaalde risicovolle activiteit niet past binnen het voorkeursgebied dan wordt naar een geschikte locatie binnen het zoekgebied gekeken. In relatie tot gebruik geldt in dit gebied dat risicovolle en niet-risicovolle bedrijven gemengd voorkomen en geen kwetsbare objecten worden toegelaten. Deze situatie vraagt dat de mogelijke effecten van risicovolle bedrijven op de andere niet-risicovolle activiteiten beperkt moet blijven. De regels die in dit gebied gelden zijn op dit uitgangspunt afgestemd.
  • 3. Overgangszone
    Deze zone is bedoeld als een bufferzone tussen de gebieden met risicovolle activiteiten en de woonkernen. Hiermee is beoogd om een duidelijke ruimtelijke scheiding te realiseren tussen deze functies. Om deze redenen worden in de bufferzone geen nieuwe risicovolle activiteiten toegelaten. Het bedrijventerrein A37 is in zijn geheel aangewezen als Overgangszone (zie afbeelding)

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014031-B701_0013.png"

Figuur: De gehele werkas en de overgangszone bij bedrijventerrein A37 als aangemerkt in beleidsnota "externe veiligheid gemeente Emmen"

De Beleidsnota externe veiligheid benoemt expliciet wat in de overgangszones wel en niet mag en welke EV-regels er gelden. Zie onderstaande tabellen uit de nota. Voor bedrijventerrein A37 is in dit verband relevant dat de woningen in Oranjedorp en Nieuw-Dordrecht zijn aangemerkt als beperkt kwetsbaar object. Verder zijn deze woningen van invloed op de omvang van het groepsrisico.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014031-B701_0014.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014031-B701_0015.png"

Figuur: Uitsnede tabel Beleidsnota "externe veiligheid gemeente Emmen" (pagina 26)

Buisleidingen
Buisleidingen met een plaatsgebonden risicocontour (vooral gastransportleidingen) dienen in het verordeningsgebied te ingetekend, voorzien van een bouwverbod binnen de plaatsgebonden risicocontour van de leiding.

Afwegingen: kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft voor veel objecten aan of deze kwetsbaar of beperkt kwetsbaar zijn. Dit is onder meer relevant in relatie tot de beoordeling van het groepsrisico en plaatsgebonden risico. Maar in een aantal gevallen geeft het Bevi aan onder nadere de gemeente als bevoegd gezag de vrijheid om zelf een afweging te maken. De beleidsnota bevat daartoe gemeentelijke uitgangspunten om te beoordelen of de kwetsbaarheid van een object of activiteit wel of niet rechtstreeks onder het Bevi valt:

  • 1. Is de activiteit of het object bestemd voor 50 personen voor minimaal 40 uur per week? (Het gaat er dus om of dit kan en niet of dit in de feitelijke situatie ook zo is)
    Ja=kwetsbaar
  • 2. Is de activiteit of het object bestemd voor niet-zelfredzame personen (o.a. minderjarigen, bejaarden, zieken)?
    Ja=kwetsbaar
  • 3. Is het object bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten (geen kantoren) waar doorgaans dezelfde personen aanwezig zijn (o.a. industriële panden)?
    Ja=beperkt kwetsbaar (uitgangspunt 1 komt te vervallen, uitgangspunt 2 blijft gelden)*
    * Hier is voor gekozen, omdat ervan uit mag worden gegaan dat deze personen goed zijn voorbereid op eventuele ongevallen en daarmee een hoge mate van zelfredzaamheid hebben.

Technische maatregelen
Daarnaast worden in de omgevingsvergunning ook technische maatregelen voor bedrijven voorgeschreven die bedoeld zijn om de kans op ongelukken te verkleinen. Dit gaat bijvoorbeeld om bouwtechnische maatregelen of het compartimenteren van de opslag van de gevaarlijke stoffen. Per gebied is ook aangegeven welke eisen gelden voor de bereikbaarheid door de hulpdiensten en de aanwezigheid van bluswater. Deze zaken zijn door de brandweer op een groot detailniveau uitgewerkt.

3.1.4 Ruimtelijke Waardenkaart Emmen

De ruimtelijke waardenkaart belicht de cultuurhistorische en de landschappelijke waarden van het grondgebied van de Gemeente Emmen. De kaart is opgesteld ten behoeve van het buitengebied, hierdoor ligt het accent op de waarden in buitengebied, maar komen de in het onderliggende waarden in de kernen ook aanbod. De ruimtelijke waardenkaart biedt een beleidskader voor landschap en cultuurhistorie en vormt met de beleidsnota “Ruimtelijke Waardenkaart Emmen" de basis of 'onderlegger' voor het ruimtelijk beleid en beheer van de Gemeente Emmen. Andere waarden zoals de aardkundige, archeologische, ecologische en hydrologische waarden evenals monumenten worden in dit document beschreven waar zij samenhang vertonen met het cultuurhistorisch gevormde landschap.
De ruimtelijke waardenkaart is een interne beleidskader, welke richting geeft aan de inrichting van een gebied. De ruimtelijke waardenkaart hangt samen met regelingen op de gebieden als flora- en faunabescherming, archeologie, monumenten. Vastgestelde waarden binnen deze gebieden vinden hun juridische bescherming binnen de specifieke wettelijke kaders. In de Ruimtelijke Waardenkaart zijn de waarden op deze gebieden dan ook niet “opnieuw” vastgesteld maar in woord en beeld met elkaar in verband gebracht.”

Bedrijventerrein A37 bevindt zich in een gebied dat als "Grootschalige veenontginningen" is aangeduid. De Ruimtelijke Waardenkaart Emmen benoemt de volgende voor bedrijventerrein A37 relevante punten ten aanzien van behoud, versterking, (her)ontwikkeling en (andere) aandachtspunten:

Behouden

  • Archeologische waarden/vindplaatsen.
  • Stelsel van kanalen en wijken.
  • Robuuste, krachtig omzoomde ruimten.
  • Verscheidenheid aan details (bruggen, sluizen, industrieel erfgoed)
  • Resterende veengebieden.

Versterken

  • De afleesbaarheid van de gelaagdheid van het landschap. Onder andere door elementen uit de periode van voor de grootschalige vervening nadrukkelijker ‘uit te lichten’.
  • Herkenbaarheid industrieel verleden door herbestemming en een actieve herontwikkeling industrieel erfgoed.

Aandachtspunten

  • Situering van bebouwing/objecten (waaronder mest- en foliebassins) in de open ruimten.
  • Tegengaan van de verrommeling langs toegangswegen.

3.1.5 Verkeersbeleid

Op 19 december 2013 heeft de raad het 'Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan, 2012-2020. Oog voor Mobiliteit ' vastgesteld.

Uitgangspunt van het GVVP is de inrichting van wegen volgens de Duurzaam veilig-principes. Concreet betekent dit dat in de wijken een 30 km/u-regiem voor auto's geldt, en op de zogenoemde stroomwegen 50 km/u. Daarnaast is in 2010 de Parkeernota vastgesteld. Hierin zijn de uitgangspunten van het parkeerbeleid en de parkeernormen opgenomen. In het centrum van Emmen is het parkeren voornamelijk ondergronds, in twee bouwlagen. Daarnaast zijn er grote parkeerterreinen ten noord- en zuidwesten van het centrum. Voor toekomstige (nieuwbouw)ontwikkelingen zijn parkeernormen vastgesteld conform de landelijke richtlijnen van het CROW. Verder wordt uitgegaan dat initiatiefnemers en ontwikkelaars zelf voor voldoende parkeerruimte zorgen. Het openbaar vervoer - zowel bus als trein - valt onder verantwoordelijkheid van de provincie, c.q. het OV-Bureau Groningen-Drenthe. De gemeente draagt als belangrijke gesprekspartner bij aan een goede openbaar vervoer-bereikbaarheid van de stad, de wijken en dorpen. Het beleid is erop gericht het huidige bedieningsniveau te handhaven (bus) dan wel te verbeteren (trein). De concessies met de busvervoerders QBuzz en Arriva loopt af in december 2015, met mogelijk 2 jaar verlenging. Arriva beheert sinds 2012 de treindienst; deze concessie loopt dan tot 2027.

Parkeerbeleid

Ook qua parkeerbeleid is er voor gemeente Emmen en specifiek voor bedrijventerrein A37 het volgende gesteld. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden. Zowel werknemers als bezoekers dienen hier een plaatsje te vinden. De parkeernorm is volledigheidshalve opgenomen in bijlage 4 Parkeernorm.

Op de A37 is in november 2014 eveneens een verkeersbesluit aangaande parkeren vrachtwagens genomen. Uit oogpunt van het in standhouden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan en het bevorderen van een goede doorstroming en de verkeersveiligheid voor de weggebruiker, is het gewenst om op het bedrijvenpark A37 een zonaal parkeerverbod voor vrachtwagens in te stellen. Het zonale parkeerverbod voor vrachtwagens geldt voor alle wegen binnen dit bedrijventerrein (Bellstraat, Edisonstraat en Maxwellstraat).

Veel vrachtwagenchauffeurs parkeren voor langere tijd hun voertuig langs de weg op het bedrijvenpark A37 (bijvoorbeeld omdat ze de volgende dag pas kunnen laden/lossen). De vrachtwagens worden vaak geparkeerd tegenover in-uitritten van bedrijven. Dit veroorzaakt overlast voor mensen die het terrein willen oprijden/verlaten bij dat bedrijf. Verder komt het voor dat er meerdere vrachtwagens achter elkaar geparkeerd staan wat zorgt voor onveilige verkeerssituaties omdat overige weggebruikers hierdoor moeten uitwijken naar de andere weghelft.
Binnen een parkeerverbod mag wel worden geladen en gelost. Parkeren is niet toegestaan. Voor het parkeren van vrachtwagens zijn voldoende alternatieven: een bewaakt parkeerterrein op het bedrijvenpark waarbij diverse voorzieningen aanwezig zijn voor chauffeurs. Verder kan er worden geparkeerd op de parkeerterreinen langs de A37. Deze parkeerterreinen worden momenteel vergroot door Rijkswaterstaat.

3.1.6 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand". Een zogenaamde Welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandscriteria opgenomen in de Welstandsnota. Donderdag 16 december 2010 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.
De beheersverordening en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. De beheersverordening geeft aan wat, naast het bestaande gebouwde en het bestaande gebruik, waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving. Het nieuwe welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden geldt de zogenaamde basis welstand. Alleen voor gevels die te zien zijn vanaf de openbare weg of het openbaar gebied is een welstandstoets nodig. Voor winkelcentra, het centrum van Emmen, monumenten, bijzondere gebouwen en locaties geldt uitgebreide welstand. Dit wil zeggen dat alle zijden van het gebouw moeten voldoen aan de welstandseisen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014031-B701_0016.png"

figuur: Uitsnede beeldkwaliteitplan Bedrijvenpark A37.

Betekenis voor bedrijventerrein A37

De gemeenteraad heeft als bijlage (nr. 68) van de welstandsnota het beeldkwaliteitsplan "bedrijvenpark A37" vastgesteld. Naast een beschrijving van de omgeving en de structuren zijn uitgangspunten aangegeven voor de inrichting van de bedrijfskavels en de gebouwen. Opgemerkt wordt dat het beeldkwaliteitsplan een groter gebied bestrijkt dan het plangebied van de voorliggende beheersverordening

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

Tijdens de vergadering van Provinciale Staten op 2 juni 2010 is het nieuwe omgevingsbeleid voor de komende tien jaar vastgesteld. Het omgevingsbeleid is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document waarin de voor de provincie vier wettelijke planvormen zijn samengenomen:

  • 1. de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;
  • 2. het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;
  • 3. het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  • 4. het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk- economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. Daarnaast zijn er zaken uitgelicht die van provinciaal belang worden geacht. Deze zijn:

  • 1. het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, veiligheid, naoberschap, menselijke maat, kleinschaligheid (Drentse schaal);
  • 2. het behouden en versterken van de biodiversiteit door het realiseren van de Ecologische hoofdstructuur (EHS);
  • 3. het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid;
  • 4. het streven naar voldoende, gevarieerde, aantrekkelijke en vitale vestigingsmogelijkheden op regionale bedrijventerreinen en andere stedelijke werklocaties en het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden in het landelijk gebied voor landbouw, recreatie en toerisme en bedrijvigheid;
  • 5. het ontwikkelen van een adequate strategie voor krimpgebieden, met aandacht voor wonen, leefbaarheid, bereikbaarheid en arbeid;
  • 6. het maken van bovenlokale afspraken over aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag;
  • 7. het streven naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische of gebiedskenmerken waardoor de stedelijke centra gedifferentieerde blijven;
  • 8. het ontwikkelen en behouden van robuuste stedelijke netwerken, waardoor de steden samenhangen, samenwerken en complementair zijn;
  • 9. de kwaliteit en kwantiteit van (grond)water;
  • 10. het benutten van de mogelijkheden voor duurzame energieopwekking en -distributie en tevens het besparen van energie, het zorgvuldige gebruik van de ondergrond voor de energiewinning, de opslag van CO2, groen gas en aardgas en de energie-infrastructuur;
  • 11. het creëren van voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling van de mobiliteit in samenhang met het creëren van betrouwbaarheid van (inter)regionale netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en goederen door de lucht en over weg, spoor en water evenals de verknoping met de (inter)nationale netwerken;
  • 12. de Ecologische Hoofdstructuur, de verschillende Drentse landschapstypen en de diversiteit in landschapstypen;
  • 13. het verbinden van stad en land door het verweven van de gebruiksfuncties, landbouw, natuur en water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de plattelandseconomie;
  • 14. sport- en cultuurparticipatie en de infrastructuur die hiervoor nodig is;

Voor al deze zaken geldt dat de provincie van mening is dat het ruimtelijke belang het gemeentelijk niveau overstijgt en de provincie hier haar verantwoordelijk voor heeft. De provincie zal dan ook een standpunt innemen over het gemeentelijke ruimtelijke plan indien een van de genoemde onderwerpen in het ruimtelijke plan voorkomt.

Uit de Omgevingsvisie Drenthe valt op te maken dat bedrijventerrein A37 qua ambitie wordt gerekend tot het bestaande stedelijk gebied. Verder ligt het bedrjvenpark in gebied waar het volgende voor geldt:

  • Kaversterken van recreatie en toerisme, waaronder grootschalige dagrecreatie en de vaarverbinding Erica-Ter Apel
  • Bereikbaarheid Emmen Centrum en integrale gebiedsontwikkeling Atalanta. Het doel is het centrum van Emmen een forse opwaardering te geven en de ruimtelijk-economische structuur, bereikbaarheid en leefbaarheid te verbeteren.
  • Verbetering van de spoorlijn Emmen-Zwolle (buiten Coevorden; provinciaal project). Doel is een robuuste treinverbinding tussen beide steden.

 

3.3 Rijksbeleid

3.3.1 Ruimtelijk beleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en 13 maart 2012 vastgesteld. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
Delen van de structuurvisie die de nationale ruimtelijke belangen borgen en die juridische doorwerking behoeven, zijn uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur, de AMvB Ruimte (Barro). Ook is een planmilieueffectrapport (plan-MER) opgesteld.

Het Rijk gaat er vanuit dat de nationale ruimtelijke belangen die via wet- en regelgeving opgedragen worden aan de andere overheden goed door hen worden behartigd. Het nieuwe Rijkstoezicht in de ruimtelijke ordening richt zich op het toezicht achteraf. Wanneer rijksdoelen en nationale belangen raken aan regionale opgaven, vraagt dit om heldere taakverdeling en samenwerkingsafspraken tussen de betrokken overheden.
Waar het Barro bepalingen bevat gericht op gemeentelijke bestemmingsplannen gaat het Rijk er vanuit dat deze doorwerking krijgen. Het Rijk zal tijdens het opstellen en vaststellen van bestemmingsplannen dan ook niet toetsen op een correcte doorwerking van nationale belangen. Voor zover van toepassing is dat ook meegenomen in voorliggende beheersverordening. Daarnaast blijft het Rijk opkomen voor zijn directe belangen bij gemeentelijke en provinciale plannen vanuit de rol van weg- en waterbeheerder (Rijkswaterstaat), eigenaar van defensieterreinen (ministerie van Defensie) en voor projecten in het kader van de rijkscoördinatieregeling rond rijksinpassingsplannen op het terrein van de energie-infrastructuur (het ministerie van EL&I).
Voor Emmen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. Wel maakt de spoorlijn ten zuiden van het plangebied (het voormalige oliespoorlijntje) onderdeel uit van het (inter)nationale hoofdspoorwegennet. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

3.4 Conclusie

Bij het opstellen van een beheersverordening dient de gemeente rekening te houden met het rijksbeleid, het beleid van de provincie Drenthe, regionaal beleid en het opgestelde eigen beleid. De conclusie van de in deze beheersverordening Emmen, Bedrijvenpark A37 beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct door werkt in het plangebied. Hierdoor is deze beheersverordening in niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor de voorliggende beheersverordening kan eveneens geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid. Wat betreft het gemeentelijk beleid kan gesteld worden dat enkele visies kaderstellende en richtinggevende criteria bevatten die een basis vormen voor deze beheersverordening.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Archeologie

In het kader van de Monumentenwet en de Culturele Alliantie tussen de gemeente Emmen en de provincie Drenthe heeft de raad op 30 mei 2013 de "Beleidsnota Archeologie 2013-2018 gemeente Emmen" vastgesteld. Van deze bijbehorende "Archeologische Beleidskaart Emmen" is hier afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014031-B701_0017.png"

Figuur: Uitsnede Archeologische beleidsadvieskaart (Beige staat voor Waarde-Archeologie 4)

De aanleiding voor het opnemen van de archeologische waarden en verwachtingen in bestemmingsplannen vloeit voort uit het Verdrag van Valletta, de Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2010. In de Monumentenwet is vastgelegd dat bij het opstellen van een bestemmingsplan nadrukkelijk rekening gehouden moet worden met de archeologische waarden in de bodem en dat deze beschermd moeten worden. Daarbij gaat het zowel om aanwezige als mogelijk te verwachten archeologische waarden. Uit het verordeningsgebied en de regels van deze beheersverordening dient de zorg voor de genoemde archeologische waarden te blijken.

Om bepaalde natuurlijke, landschappelijke en/ of cultuurhistorische/ archeologische waarden te beschermen worden de archeologische waarden als besluitvlak op verordeningsgebied opgenomen. Aan deze dubbelbestemming zijn in planregels maatregelen opgenomen voor de te bouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Bij een vergunningaanvraag wordt de beheersverordening als toetsingskader gebruikt.

Uit de beleidskaart blijkt dat voor dit plangebied Waarde- Archeologie 4 is opgenomen.

4.2 Ecologie

De Flora- en Faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. Op grond van de wet geldt een algemeen verbod voor het verwijderen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Omdat een beheersverordening voorziet in het opnieuw vastleggen van de bestaande situatie, is geen flora en fauna-onderzoek noodzakelijk geacht. Wel is in 2011 voor de gehele Werkas een inventariserend onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat ter plaatse van het bedirjventerrein A37 vleermuizen, veldspitsmuizen, steenmarters en broedvogels kunnen voorkomen.

In het zuidelijke deel van het bedrijventerrein is een restant hoogveen en bos aanwezig. In dit gebied zijn qua flora de koningsvaren, de steenanjer, rietorchis en de wilde marjolein geconstateerd. In dit gebied zal de sperwer en de ransuil broeden. In de laagten en natte delen kan de poelkikker, de heikikker en de levendbarende hagedis voorkomen.


Wanneer er toch plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is voor het onderzoek zelf verantwoordelijk. Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden na verlening van afwijking op grond van artikel 75 van de Flora en faunawet (FFW). Overigens geldt voor alle bouwactiviteiten er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden waardoor:

  • Planning aanvang werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
  • Een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

4.3 Milieu

4.3.1 Vormvrije m.e.r.

In voorliggend bouwplan komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen (vormvrije) m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.

4.3.2 Bodem

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 5 maart 2013 de Beleidsregel Bodemkwaliteit vastgesteld. Deze beleidsregel is een nadere uitwerking van de Visie op bodemkwaliteit 2012 (bodemvisie) en bevat onder meer nadere regels betreffende de wijze waarop de gemeente omgaat met saneringen, gebiedsgericht grondwaterbeheer en andere zaken die verband houden met bodemverontreiniging. In de gemeente Emmen hebben we over het algemeen een schone bodem. Het is dan ook belangrijk om verantwoord en duurzaam met onze bodem om te gaan. De kwaliteit van de bodem moet goed blijven en hergebruik van grond en baggerspecie gestimuleerd en gereguleerd. Door bodem te hergebruiken krijgen we minder afval en voorkomen we onnodige productie/delving van primaire grondstoffen. De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen. Op locaties waar zeker of mogelijk sprake is van bodemverontreiniging, is de Wet bodembescherming van toepassing.
Om de kwaliteit te waarborgen, moet grondverzet worden gemeld. Voorheen kon dit bij de gemeente, maar per 1 oktober 2012 moet dit bij het landelijke meldpunt: www.meldpuntbodemkwaliteit.agentschapnl.nl. Bij de melding dient tevens een milieuhygiënische verklaring te worden overlegd om te bepalen wat de kwaliteit van de grond is.
Voor het grondverzet en voor het hergebruiken van grond en (bagger)specie heeft de gemeente Emmen haar beleid middels de vaststelling van de Nota Bodembeheer vastgelegd. De opgestelde nota is de uitwerking van het Besluit bodemkwaliteit en biedt de mogelijkheid om binnen de gemeente Emmen grond toe te passen als bodem zonder dat partijkeuringen nodig zijn. Om het verplaatsen van grond te vereenvoudigen, hebben we in de gemeente Emmen een aantal kaarten ontwikkeld. Deze bodemkwaliteitskaarten zijn als bijlage in de Nota Bodembeheer opgenomen. Aan de hand van deze kaarten is het mogelijk om zonder voorgaand onderzoek grond te ontgraven en toe te passen.
Partijen grond en baggerspecie die niet voldoen aan de bodemkwaliteitskaart en de Nota Bodembeheer van de gemeente Emmen mogen alleen worden toegepast als er sprake is van een nuttige toepassing. Is het werk niet 'nuttig', dan is er sprake van het zich ontdoen van afvalstoffen. Tijdelijke opslag en grootschalige toepassingen van grond en bagger zijn vormen van 'nuttig' gebruik. Tijdelijke uitname zijn werkzaamheden waarbij de grond na korte tijd weer teruggebracht wordt. Een voorbeeld is het graven van een sleuf voor kabels en leidingen. In dat geval hoeft de kwaliteit van de te ontgraven bodem niet onderzocht te worden, tenzij er sprake is van (een verdenking van) bodemverontreiniging.
Per 1 januari 2014 is er een aanpassing Richtlijn bodemkwaliteitskaarten voor PCB's geweest Emmen heeft hieraan voldaan waardoor de kaart weer volledig up to date is.

4.3.2.1 Algemeen beeld bodemkwaliteit plangebied

Gelet op de diversiteit aan bodemverontreiniging en de mogelijke functies van een perceel, is het niet mogelijk een complete lijst met locaties en beperkingen op te nemen bij de beheersverordening. Elk geval dient afzonderlijk te worden beoordeeld. Bij locaties waarvan de bodemkwaliteitsgegevens niet meer actueel zijn (ouder dan vijf jaar) of niet bekend zijn, zal bij verdere nieuw- en/of verbouwplannen door middel van een verkennend bodemonderzoek (conform NEN 5740) de actuele bodemkwaliteit opnieuw moeten worden vastgesteld. Aan de hand van het voorgenomen gebruik en de resultaten van het onderzoek kan worden bezien of maatregelen noodzakelijk zijn.
In het kader van het landsdekkend Beeld van de bodemkwaliteit zijn potentieel verdachte locaties in beeld gebracht. Dit zijn locaties waar op grond van de activiteit uit het verleden wordt vermoed dat mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Voor actuele informatie over bodemverontreiniging dient altijd contact te worden opgenomen met de gemeente Emmen.

4.3.3 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrens- waarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

Het verordeningsgebied is geen gezoneerd bedrijventerrein. Het noordelijker gelegen bedrijventerrein Bargermeer is een gezoneerd bedrijventerrein. De bijbehorende geluidscontour ligt ten noorden van het verordeningsgebied van deze beheersverordening.De rijksweg A37 ten zuiden van het bedrijvenpark heeft een geluidszone die over (een deel van) het bedrijventerrein valt. Dit levert voor de bedrijfsvestiging geen problemen op. Als gevolg van dit wegverkeerslawaai is het op dit bedrijventerrein niet mogelijk om bedrijfswoningen of andere geluidgevoelige objecten te realiseren.

4.3.4 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt de bedrijvigheid in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Op basis van de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering is een indeling gemaakt. De aan te houden afstand tot de milieugevoelige objecten buiten het plangebied is sturend in de zonering en heft tot gevolg dat bepaalde bedrijfscategorieën per zone kunnen worden toegelaten. Bedrijven met de kleinste milieuzonering kunnen op de kleinste afstand tot de milieugevoelige objecten worden toegelaten en bedrijven met een grote milieubelasting komen op een grotere afstand. De toe te laten bedrijven bevinden zich in de milieucategorieën 1 t/m 4 op basis van de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering en zij de basis voor een drietal bedrijfsbestemmingen:

De volgende zones worden onderscheiden voor de bedrijven in:

  • 1. categorie 1 t/m 3, afstand tot 100 meter (Bga);
  • 2. categorie 1 t/m 3, afstand tot 200 meter (Bg);
  • 3. categorie 1 t/m 4, afstand tot 300 meter (B);

uit de bij dit plan behorende "Staat van bedrijfsactiviteiten".

4.3.5 Lucht

De wijze van berekening van de concentraties luchtverontreinigende stoffen is vastgelegd in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOx en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het verlenen van een omgevingsvergunning.

4.4 Externe veiligheid

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), verplicht het bevoegd gezag de externe veiligheid mee te wegen in het beleid. Het Bevi stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het 'plaatsgebonden risico'). Zo moet er tussen risicovolle bedrijven en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen.
Een nadere concretisering van het besluit is opgenomen in de (ministeriële) "Regeling externe veiligheid inrichtingen" (Revi) Hierin zijn onder andere de LPG-afstanden (Plaatsgebonden Risicocontouren) opgenomen. Naast het Bevi is er ook de "Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen, 2006", de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). De nota en de circulaire zullen op den duur vervangen worden door de Wet Basisnet met haar diverse besluiten en regelingen. De Nota geeft de beleidsuitgangspunten weer voor het op te stellen Besluit externe veiligheid transportroutes welke wettelijk verankerd is om veiligheidszones om weg, vaarwegen en spoor uit te zetten. De nota sluit aan op het Bevi waarin het beleid over de afweging van de veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving uiteengezet wordt.
Daarnaast gaat het Bevi in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het 'groepsrisico'). Voor het groepsrisico geldt dat onderbouwing van het risico plaats dient te vinden. Voor het vaststellen van het besluit dient het bestuur van de Veiligheidsregio Drenthe in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval.
Naast het feit dat vanuit de Rijksoverheid risiconormen zijn gesteld, laat de wet- en regelgeving ook ruimte aan de gemeenten over om een eigen veiligheidsvisie te formuleren. In specifieke zin heeft de
gemeente de vrijheid en verplichting om binnen kaders voor de bescherming van groepen burgers een eigen visie op te stellen. In de Beleidsnota externe veiligheid gemeente Emmen (april 2013) geeft de gemeente Emmen invulling aan deze beleidsruimte. In de gemeentelijke beleidsnota Externe Veiligheid zijn de ruimtelijke uitgangspunten van de structuurvisie verder uitgewerkt. In de Beleidsnota externe veiligheid heeft de gemeente Emmen gekozen voor een gebiedsgerichte benadering voor de vestiging van risicovolle activiteiten. Tevens is in het beleid een afwegingskader bij concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten om de kwetsbaarheid van een object of activiteit die niet rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Bevi valt bepaald te beoordelen. Bij het opstellen van deze beheersverordening is rekening gehouden met deze nota externe veiligheid.

Vanuit de Veiligheidsregio Drenthe en RUD Drenthe is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van de gebouwen in en rondom het verordeningsgebied van de beheersverordening Emmen, Bedrijvenpark A37. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.

4.4.1 Externe veiligheidssituatie
4.4.1.1 Risicobronnen binnen het plangebied

Het plangebied is geïnventariseerd op de aanwezigheid van zogenoemde Bevi-bedrijven (vergunde situatie en feitelijke situatie) en andere risicobronnen geïnventariseerd. Binnen het plangebied Emmen, Bedrijvenpark A37 zijn de buisleidingen de risicobronnen waarmee rekening gehouden dient te worden. Deze risicobronnen in het plangebied moeten wettelijk beoordeeld worden.

4.4.1.2 Risicobronnen buiten het plangebied

Buiten het plangebied zijn ook geen Bevi-bedrijven gesitueerd.

4.4.2 Plaatsgebonden risico
4.4.2.1 Route gevaarlijke stoffen

Ten aanzien van transportrisico’s zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de Circulaire ‘Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen verschenen. De circulaire bevat veiligheidsnormen voor het vervoer en voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes. Op korte termijn wordt het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (Btev) vastgesteld. Het Btev is vergelijkbaar met het Bevi en bevat risiconormen voor transportroutes.

Voor het transport van gevaarlijke stoffen via de weg gelden momenteel ten aanzien van externe veiligheid de eisen van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRNGVS). Aangrenzend aan het plangebied worden gevaarlijke stoffen via de rijksweg A37 getransporteerd. De N862 is eveneens in ogenschouw genomen, maar heeft net als de A37 geen PR10-6 contour.

Ten aanzien van spoorwegen en waterwegen zijn er geen relevante risico's die normoverschrijdend zijn

4.4.2.2 Buisleidingen

Van belang bij Buisleidingen is de Wet informatie uitwisseling ondergrondse netten, WION, ook wel 'Grondroerdersregeling' (afspraken over graven), die per 1 juli 2010 officieel in werking is getreden. Alle gegevens over hogedrukaardgasleidingen binnen de gemeente kunnen op de provinciale risicokaart worden gevonden.

Voor het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn de normen voor externe veiligheid in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vastgelegd. De regels voor buisleidingen zijn op basis van het Bevb uitgewerkt in de Ministeriële regeling externe veiligheid buisleidingen. Ook het Bevb is op nagenoeg dezelfde wijze opgesteld als het Bevi. Het Bevb stelt verplicht om bij onder andere het vaststellen van een beheersverordening rekening te houden met de externe veiligheidsaspecten. Volgens het besluit externe veiligheid buisleidingen zijn gemeenten verplicht om bij het opstellen van bestemmingsplannen of een beheersverordening rekening te houden met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het plaatsgebonden risico (PR) van de buisleiding wordt bepaald door het product dat via de buisleiding wordt getransporteerd, de druk van de leiding, de diameter alsmede de diepteligging van de leiding en eventuele maatregelen die aan de buisleiding zijn getroffen. Er worden alleen externe veiligheidsafstanden vastgesteld voor hogedruk aardgasleidingen. Voor leidingen met een ontwerpdruk lager dan 16 bar is geen externe veiligheidsbeleid van kracht. Over de hele noordzijde van het plangebied voeren 4 buisleidingen. Het gaat om de volgende buisleidingen:

Leidingnummer   Diameter   Werkdruk   Belemmeringenstrook  
A-605/Gasunie   762 mm   80 bar   5 m  
000510/NAM   457.2 mm   66.2 bar   5 m  
000312/NAM   508 mm   66.2 bar   5 m  
000303/NAM   406.4 mm   30 bar   4 m  

Uit de risicoberekening met het programma Carola blijkt dat de ondergrondse buisleidingen binnen het plangebied deels wel en deels geen PR10-6 contour hebben. De PR10-6contour ligt op 114 meter. (zie bijlage 2 het advies van de RUD Drenthe).

Maatregelen:
In een beheersverordening dient ruimte gereserveerd te worden voor onderhoud aan de leiding door een belemmeringenstrook strook op te nemen van minimaal 4 c.q. 5 meter aan weerszijden van de leiding met een bouwverbod en een aanlegvergunningenstelsel. Conform het gestelde in het besluit externe veiligheid buisleidingen is in de regels en het verordeningsgebied rekening gehouden met de belemmerende strook van minimaal 4 c.q.5 meter aan weerszijden van de leiding. In het verordeningsgebied is dit met een vlak "Leiding-Gas" opgenomen.

4.4.2.3 Hoogspanningslijnen

Binnen en in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen hoogspanningslijnen gesitueerd die nadelig op het plangebied kunnen werken.

4.4.3 Groepsrisico

Bij het vaststellen van deze beheersverordening geeft de externe veiligheid regelgeving de verplichting om het groepsrisico te verantwoorden. Het verordeningsgebied bevat verschillende risicobronnen. Deze risicobronnen zijn buisleidingen en het transport van gevaarlijke stoffen over de weg.
Van deze risicobronnen moeten de volgende bronnen wettelijke beoordeeld worden: transportas (weg) en hogedruk aardgastransportleidingen.
De wijze waarop en hoe ver de verantwoording gaat is per regeling verschillend. In dit geval zijn de risicobronnen in het verordeningsgebied getoetst aan de eisen uit het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen anticiperend op het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen.

Ten behoeve van de beoordeling van het aspect externe veiligheid voor deze beheersverordening heeft het steunpunt Externe Veiligheid Drenthe een veiligheidsstudie uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 2, het advies van de RUD Drenthe bij de beheersverordening Emmen, Bedrijvenpark A37 opgenomen. Dit onderzoek bestaat uit de volgende onderdelen:

1. Inventarisatie van de risicobronnen in en nabij het plangebied;
2. Analyse van de invloed van risicobronnen op de veiligheid;
3. Toetsing van de veiligheidssituatie aan de geldende veiligheidsnormen;
4. Uitvoering van een kwantitatieve risicoanalyse;
5. Beoordeling van de noodzaak voor een verantwoording van het groepsrisico.

Op grond van artikel 13, derde lid van het Bevi en artikel 12, tweede lid van het Bevb, dient voorafgaand aan de vaststelling van de beheersverordening advies te worden gevraagd aan Regionale Veiligheidsdienst Drenthe (VRD). In Bijlage 2 het advies van de RUD Drenthe bij de beheersverordening Emmen, Bedrijvenpark A37 opgenomen.In Bijlage 3 is het advies van de VRD opgenomen.

De VRD adviseert over de zelfredzaamheid en de mogelijkheid voor de bestrijding van een ramp alsmede over de bereikbaarheid van het gebied waar zich een ramp kan voordoen. Bij de verantwoordingsplicht gaat het om de vraag in hoeverre risico's, als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling, nog acceptabel zijn. Daarbij moet worden afgewogen, welke veiligheidsverhogende maatregelen moeten of kunnen worden toegepast. Met de verantwoordingsplicht worden betrokken partijen gedwongen om een goede ruimtelijke afweging te maken waarin de veiligheid voor de maatschappij als geheel voldoende gewaarborgd wordt. Op deze manier wordt beoogd een situatie te creëren, waarbij zoveel mogelijk de risico's zijn afgewogen en geanticipeerd is op de mogelijke gevolgen van een incident. Deze afweging is kwalitatief van aard en richt zich op aspecten als de mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een mogelijke calamiteit en de mate van zelfredzaamheid van de bevolking.

4.4.3.1 Verantwoordingsplicht groepsrisico

Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico dient op basis van het Bevb het groepsrisico van de buisleiding in de toelichting van de beheersverordening te worden verantwoord. Op basis van RBMII is het groepsrisico van de transportroutes berekend.

Van drie buisleidingen is een groepsrisico berekend. De PR10-6 contour ligt op 114 meter. Op 95 meter van de buisleidingen zijn bedrijven gevestigd. Echter, dit betreffen bedrijfscategorieën zonder veel personen per vloeroppervlak en dus aangemerkt als geen kwetsbare objecten. Het groepsrisico is erg laag en ligt ver beneden de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Het aantal slachtoffers neemt niet toe, want er zijn geen nieuwe ontwikkeling binnen het invloedsgebied van de buisleidingen. Op grond van de Ministeriële regeling externe veiligheid buisleidingen kan in deze situatie worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Hierdoor is onderzoek naar alternatieve locaties niet aan de orde en is een onderzoek naar risicoreducerende maatregelen niet noodzakelijk.

Het transport van gevaarlijke stoffen via de weg heeft een invloedsgebied, dat basis vormt voor het groepsrisico. Uit de berekeningen blijkt dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico over het gehele traject niet wordt overschreden, maar op enkele specifieke locaties wel. Dat is namelijk ter hoogte van de markante zichtlocatie, de landmark. Omdat het groepsrisico over het hele traject moet worden beoordeeld, is geen overschrijding die voor de verantwoording van belang is. dit is niet in strijd met het Externe Veiligheidsbeleid van de gemeente.

4.4.3.2 Aanvaarding groepsrisco

Vanwege het transport ligt het groepsrisico de vrij hoog, maar voor het verordeningsgebied als geheel ligt het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico voldoet hiermee aan het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid. Wel wordt opgemerkt dat op enkele zichtlocaties in een individueel geval de oriëntatiewaarde overschreden kan worden. Daarom wordt door de VRD het advies gegeven om deze locaties nader te beschouwen. Bezien moet worden of de populatiegrootte kan worden verkleind. Verkleining van de populatiegrootte is alleen mogelijk indien de bouwhoogte van deze zichtlocaties wordt verlaagd. Door het aantal bouwlagen te verminderen, zal het aantal personen per zichtlocatie afnemen..Juist vanwege de ligging van deze zichtlocaties aan de A37 is vanuit stedenbouwkundig oogpunt gekozen voor een hoogwaardig gevelbeeld. De bebouwing, het groen en de bestrating op afzonderlijke kavels is vanuit de openbare ruimte zichtbaar en bepaalt mede daarom mede het karakter en de uitstraling van het totaal.

Omdat voldaan wordt aan het gemeentelijk beleid en ten opzichte van het bestaande bestemmingsplan geen veranderingen worden verwacht is vastgehouden aan het stedenbouwkundige plan voor het behoud van de zichtlocaties.

Gelet op het berekende groepsrisico, welke ver beneden de oriëntatiewaarde ligt en het conserverende karakter van de beheersverordening is het risico ten aanzien van de buisleidingen eveneens aanvaardbaar.

4.4.4 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

In aanvulling op het advies van de RUD heeft de Veiligheidsregio ook een advies afgegeven. Deze is eveneens opgenomen in Bijlage 3 .

  • 1. Zodra plannen ontwikkeld worden dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen.
  • 2. Voor het gebied Emmen, Bedrijvenpark A37 geldt dat het een bedrijventerrein betreft waar bedrijven zonder predicaat "Bevi-inrichting"zijn gevestigd. Buiten het plangebied is de rijksweg in verband met transport van gevaarlijke stoffen en 4 buisleidingen aan de noordzijde van het plangebied van belang.
  • 3. Voor het bestrijden van een brand is de brandweer afhankelijk van een goede bluswatervoorziening. Conform de Wet op de Veiligheidsregio moet een gemeente zorgen voor een openbare bluswatervoorziening. Bij locaties waar geen toereikende openbare bluswatervoorziening kan worden aangelegd, zal de eigenaar moeten zorgen voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening in overleg met de brandweer. Vanaf 1 januari 2014 maakt de brandweer gebruik van tankautospuiten en tankwagens, aangevuld met vulpunten voor de tankwagens als primaire bluswatervoorziening.
  • 4. Op grond van de Wet op de veiligheidsregio (okt. 2010) is de Veiligheidsregio Drenthe, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. Als gevolg van deze taak zijn binnen de gemeente sirenes geplaatst op een zodanige wijze dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente. Er kan gesteld worden dat het plangebied (binnen de dekking van het WAS-stelsel gelegen is conform de handleiding voor het WAS systeem (HAVOS).
  • 5. Het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdiensten direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. Het gebied voldoet wel aan deze vereisten. Het gebied heeft 2 normale toeritten vanaf de N862 en vanaf bedrijventerrein De Pollux onder de A37 door langs de sluis. Tevens is er een secundaire route te gebruiken in geval van obstructie van deze 2 toeritten via fietspaden vanaf Oranjedorp. Hiermee voldoet het gebied goed aan de uitgangspunten van bereikbaarheid
  • 6. Het dekkingsplan van de Veiligheidsregio Drenthe, vastgesteld in december 2013, geeft in het kort het volgende weer:
    • a. Het brandverloop verloopt tegenwoordig zo snel dat 3 zaken zeer belangrijk zijn om slachtoffers te voorkomen: het voorkomen van brand, het ontdekken van brand en het vluchten bij brand.
    • b. Bij het vluchten bij brand heeft men een eigen verantwoordelijkheid of is men aangewezen op de BHV – organisatie. De brandweer heeft als taak het houden van een brandscheiding ter voorkoming van branduitbreiding en het beschermen van niet-zelfredzame personen achter die scheiding.
    • c. Gezien de opkomsttijd van het bedrijventerrein iets minder dan 15 minuten en een inzettijd van 5 minuten is de brandweer wel in staat een brandscheiding van 30 minuten te houden maar een brandscheiding van 20 minuten hoogstwaarschijnlijk niet.
    • d. Wij adviseren u de brandveiligheidsmaatregelen op elkaar af te stemmen. Denk hierbij aan de BIObiz factoren. Bouwkundige voorzieningen, Installatietechnische voorzieningen, Organisatorische voorzieningen, brandweeropkomsttijd, inventaris en de zelfredzaamheid van de aanwezigen.

4.5 Waterparagraaf

4.5.1 Inleiding

Uitgangspunt bij een watertoets is dat bij een ontwikkeling moet worden voorkomen dat grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.
In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het waterhuishoudkundig systeem ten behoeve van bedrijvenpark A37 is ingericht en of fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen.

4.5.2 Waterhuishouding

Het plangebied ligt in het stroomgebied Rijn-Oost en valt onder het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Waterbeheerplan van waterschap Vechtstromen en in het waterplan van de gemeente Emmen.

4.5.3 Ligging plangebied

Het plangebied ligt tussen twee uitlopers van de Hondsrug en is veenkoloniaal gebied. Dit gebied wordt landschappelijk gekenmerkt door een strokenverkaveling zonder sloten of wijken door de recente vervening tussen 1955 en 1975. Op basis van een uitsnede van de bodemkaart is te zien dat het plangebied overwegend een infiltratiegebied betreft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014031-B701_0018.png"

Figuur: Uitsnede bodemkaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014031-B701_0019.png"

Figuur: Slechtdoorlatende laag (donkerbruin)

Het terrein is inmiddels ingericht als bedrijventerrein met een slotenpatroon. Het plangebied is overwegend een infiltratiegebied. Ter plaatse van het bedrijventerrein is de drooglegging groter dan 120 cm. Voor een venig gebied is dit een goede basis. Regenwater wordt rechtstreeks afgevoerd naar de aanwezige sloten in het plangebied en de kanalen in het nabijgelegen gebied. Wel kunnen in het gebied nabij Oranjedorp problemen voorkomen. Dit heeft te maken met de capaciteit van de zinker, die het watersysteem verbind met de Boerwijk. Tijdens perioden met hoge afvoer treedt een zodanige opstuwing op dat delen van het omliggende terrein inunderen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014031-B701_0020.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014031-B701_0021.png"

Figuur: Kwel en infiltratie

Het grootste knelpunt dat optreedt is dat bij zware neerslagsituaties de waterstanden in het Bargermeerkanaal sterk oplopen. Dit leidt direct tot problemen, omdat de maximale stijging van de waterstanden slechts 0,30 m mag zijn.

4.5.4 Stedelijke wateropgave

In het kader van de stedelijke wateropgave is ook het gebied rondom Bargermeer bekeken. Geconstateerd is dat in het eigen gebied niet voldoende berging aanwezig is. Samen met bedrijventerrein Pollux heeft bedrijvenpark A37 een berekend bergingstekort van 31.154 m3. Er zijn mogelijke alternatieven en oplossingen voor de stedelijke wateropgave.

  • Alternatief 1: handhaven huidige situatie en afwentelen overschot neerslag;
  • Alternatief 2: Benutten bergingsruimte in de wijken van het Boerwijksysteem (Oranjedal);
  • Alternatief 3: Benutten bergingsruimte in de Bladderwijk/Bargermeerkanaal door toelaten van een grotere peilstijging in combinatie met alternatief 2;
  • Alternatief 4: Boerwijksysteem (Oranjedal) laten inunderen;
  • Alternatief 5: Variant 2 in combinatie met het aanleggen van een bergingsvoorziening elders.

De conclusie luidt dat in de huidige situatie in het Bargermeersysteem niet voldoende water aanwezig is om overtollige neerslag vanuit Emmen en het eigen gebied te bergen. In de praktijk leidt dit met enige regelmaat tot problemen. Bij een neerslagsituatie volgens het klimaatscenario gaat het om een bergingstekort van ca. 450.000 m3.

Door een aantal maatregelen te nemen, kan de overtollige neerslag geborgen worden in een bergingsvoorziening in de omgeving en een regionale bergingsvoorziening (Sleenerstroomgebied). Na uitvoer van deze maatregelen is de gehele wateropgave van het Bargermeersysteem opgelost.

De oplossingsrichting zoals geformuleerd is in alternatief 5 lost het probleem op. Door in te zetten op twee bergingslocaties wordt het risico op overlast gespreid. De bergingsmogelijkheden in de wijkensysteem in het Boerwijksysteem (Oranjedal) worden maximaal benut, zonder dat hierdoor schade optreedt. Er hoeven daarom ook geen zware procedures te worden gevoerd om e.e.a. te realiseren. Voor het afwentelen van het resterende neerslagoverschot naar een bergingsmogelijkheid in het Sleenerstroomgebied kan aangesloten worden bij het lopende beekherstel project.

Momenteel wordt het oplossen van de stedelijke wateropgave in dit gebied nader uitgewerkt.

4.5.5 Riolering

Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap is gericht op afkoppelen van hemelwater van de riolering en te lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem. Op deze manier wordt waar mogelijk geprobeerd extra ruimte voor water te maken. Ook wordt om wateroverlast te voorkomen naar extra afvoermogelijkheden gezocht.

Het gebied is overwegend met een verbeterd gescheiden rioolstelsel gerioleerd. Het bergingsniveau van de riolen (de hoogte van de overstortdrempels is minimaal NAP +17,90 m. Het rioleringssysteem voldoet, er is geen sprake van wateroverlast.

4.5.6 Wateradvies waterschap

Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding. Vooraf is geen contact geweest met het waterschap.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de planregels en verbeelding

5.1 Toelichting op de regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.

Gebruiksregels

Naast het bestaande gebruik is voor sommige besluitvlakken via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld.

Bouwregels

In sommige besluitvlakken zijn bouwregels opgenomen, waarbij de bouwmogelijkheden mee worden gereguleerd. Hoofdgebouwen moeten altijd worden gebouwd binnen een daarvoor aangeduid bouwvlak. Uitgangspunt voor de bebouwing is de bestaande voorgevel. Dit betekent dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Daarnaast is voor sommige besluitvlakken de maximale bouw- en/of goothoogte aangegeven.

Staat van inrichtingen
In de regels wordt verwezen naar de staat van inrichtingen. Hierin zijn de toegestane vormen van bedrijvigheid in het plangebied opgenomen. Deze staat van inrichtingen is ontleend aan de 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, 2009. Op basis van deze lijst is voor deze beheersverordening, conform het gestelde in het oorspronkelijke bestemmingsplan een specifieke Staat van inrichtingen opgesteld.

Bescherming van waarden
Om de veiligheid te waarborgen en bepaalde cultuurhistorische/archeologische waarden te beschermen zijn in de volgende regels een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen:'Waarde - Archeologie 4' en 'Leiding - Gas'. Daardoor wordt de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet altijd en overal in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden gebonden. Het stelsel biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst.
Normale onderhoudswerkzaamheden kunnen zonder vergunning uitgevoerd worden. Daarom is bij alle Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningsplicht vallen. In de praktijk kan het lastig zijn om te bepalen of een bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden aangemerkt. In ieder geval zal het bij "normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden" moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Incidentele ingrepen zoals bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen niet als "normaal" beschouwd kunnen worden.

Opzet regels
De planregels van deze beheersverordening zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2. Gebruiks- en bouwregels;
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

5.1.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begripsbepalingen

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan deze beheersverordening wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Met uitzondering van de eerste twee begrippen (verordening en verordeningsgebied) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in deze beheersverordening gebruik is gemaakt.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.1.2 Hoofdstuk 2 Gebruiks- en bouwregels

Per thema wordt aangegeven hoe de bouw- en gebruiksregels zijn bedoeld.

In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat bestaand gebruik van in het verordeningsgebied gelegen gronden en bouwwerken, dat op het tijdstip van inwerking treden van deze verordening plaats heeft op basis van een rechtsgeldig planologisch beluit, mag worden voortgezet.

5.1.2.1 Bedrijfsdoeleinden

Afhankelijk van de mate van hinder ten opzicht van de woonomgeving is de hoofdbestemming Bedrijf opgedeeld in een gespecificeerde besluitvlakken B, Bg en Bga, waarbij rekening is gehouden met de afstanden tot de omliggende woongebieden en andere kwetsbare objecten. De verdeling is van oudsher als volgt omschreven: "de uitoefening van zware tot middelzware (B en Bg), middelzware tot lichte (Bga) industriën en/of bedrijfsactiviteiten" (uit bestemmingsplan "Emmen, industrie- en bedrijventerrein Bargermeer").Uitgangspunt voor deze beheersverordening conform het oorspronkelijke bestemmingsplan is dat aan de rand, nabij woongebieden in principe alleen milieucategorie 1- en 2 bedrijven (de zogeheten lichte vormen) gevestigd kunnen worden.

Elk bedrijf dient het parkeren op het eigen terrein te regelen. Zowel werknemers als bezoekers dienen een plaatsje te kunnen vinden op het eigen perceel van het bedrijf. Voor normering van parkeerplaatsen wordt verwezen naar de beleidregel "Parkeercijfers Emmen", zoals opgenomen in bijlage 4 Parkeernorm.

5.1.2.2 Groen

De op de verordeningsgebied voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor openbare groenvoorziening, bos, voorziening ten behoeve van de waterhuishouding en nutsvoorzieningen.
Binnen de bestemming groen is geen bouwmogelijkheid opgenomen. Het is niet mogelijk om parkeergelegenheden in het groen te realiseren.

5.1.2.3 Natuur

Het bestaande natuurgebied het Berenbosje heeft de bestemming Natuur gekregen. Het betreft net als het noordelijker gelegen besluitvlak hoogveenrestanten met opschot. De aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud, versterking en herstel van de aan deze gebieden eigen zijnde landschappelijke en natuurlijke natuurwaarden in samenhang met de waterhuishouding. Het oprichten van bebouwing is niet toegestaan met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het natuurbeheer of van recreatieve natuurbeleving.

5.1.2.4 Leiding-Gas

In het plangebied liggen buisleidingen ten behoeve van gasvoorzieningen. Het besluitvlak Leiding - Gas is opgenomen vanwege de gasleiding die het plangebied ligt. Daar waar het besluitvlak is gelegen, geldt dus zowel de bepaling van het onderliggende besluitvlak als de bepaling zoals gesteld in het besluitvlak Leiding - Gas.

Expliciet is opgenomen dat er geen kwetsbare objecten,gebouwd mogen worden. Hierbij valt te denken aan hotels en kantoren met een minimale brutovloeroppervlak van 1500 m2. Kleinere kantoren, bijvoorbeeld als onderdeel van een bedrijf zijn wel toegestaan.

5.1.2.5 Waarde-Archeologie 4

Om bepaalde natuurlijke, landschappelijke en/ of cultuurhistorische/ archeologische waarden te beschermen worden de archeologische waarden als dubbelbestemming op de verbeelding opgenomen. Aan deze dubbelbestemming zijn in planregels maatregelen opgenomen voor de te bouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Bij een vergunningaanvraag wordt deze beheersverordening als toetsingskader gebruikt.


Uit de beleidskaart blijkt dat voor dit plangebied Waarde- Archeologie 4 is opgenomen. Voor gronden binnen categorie 3 of 4 geldt dat archeologisch onderzoek nodig om vast te stellen of er waarden aanwezig zijn en of deze behoudenswaardig zijn. Om bepaalde natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische/ archeologische waarden te beschermen is in de volgende regels een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen. Daardoor wordt de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet altijd en overal in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden gebonden. Het stelsel biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst. Het onderzoekstraject kan verschillende fasen omvatten waarbij per fase de afweging wordt gemaakt of er voldoende aanleiding is om aan te nemen dat er behoudenswaardige archeologie aanwezig is om een vervolgonderzoek uit te voeren. Tot Waarde - Archeologie 4 behoren zones die op grond van landschappelijke kenmerken een hoge tot middelhoge verwachting hebben op het aantreffen van intacte sporen en vondsten. Deze zones worden gekenmerkt door een - al dan niet verscholen onder het huidige maaiveld - redelijk gaaf landschap met dekzandruggen en dekzandkoppen. Delen van dit landschap kunnen bovendien zijn afgedekt door esdekken. Van concrete vindplaatsen is hier echter vooralsnog geen sprake. In hoofdzaak geldt een grote trefkans op nederzettingen, grafvelden, losse boerderijen, wegen, dijken, linies, kleine jachtkampen en losse vondsten uit alle perioden. De vrijstelling geldt voor oppervlaktes tot 1000m2 en dieptes tot 30 cm +10 cm. De diepte vrijstelling volgt de lijn van de overeenkomst tussen LTO en de provincie. Hier geldt dan ook een drainageverbod.


Rijksmonumenten (beschermd) worden in principe niet binnen een gemeentelijk bestemmingsplan of beheersverordening op de verbeelding/verordeningsgebied getoond. Desondanks zijn deze objecten wel weergegeven, aangezien het voor Emmen zeer belangrijke en in het oog springende objecten betreft, zoals grafheuvels en hunebedden. Bovendien heeft de gemeente een zone van 50m rondom het wettelijk beschermde gebied, bestempeld tot gebied met 'archeologische waarden'


Drainage is toegestaan buiten de aangewezen essen, bekende archeologische vindplaatsen en de AMK-terreinen, zoals in de overeenkomst tussen LTO en de provincie is opgenomen. Concreet geldt het drainageverbod voor alle terreinen van (zeer) (hoge) archeologische waarde. Vanzelfsprekend geldt het verbod ook voor alle beschermde terreinen.

5.1.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan de beheersverordening beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels  

Afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een omgevingsvergunning verlenen voor het 10 % vergroten van de bouwmogelijkheden voor goot- en nokhoogte, het bouwen van bijgebouwen in de voorgevel van het hoofdgebouw, het bouwen van het hoofdgebouw maximaal 5 meter achter de gevellijn en het bouwen met een minder steile dakhelling.
De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.

5.1.4 Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels bestaat uit 2 artikelen, de eerste is het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de tweede de slotregel waarin de citeertitel van de beheersverordening wordt aangehaald.

Artikel 7 Overgangsrecht bouwen en Artikel 8 Overgangsrecht gebruik regelen het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met de nieuwe beheersverordening, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.
Artikel 9 Slotregel is de Slotregel van de beheersverordening. In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van de beheersverordening aangehaald worden als "Regels van de beheersverordening Emmen, Bedrijvenpark A37".