direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Schoonebeek, woonwagenlocatie aan de Kerkhoflaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2014016-B701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot nieuw bestemmingsplan

In de raadsvergadering van 19 december 2013 is besloten over de aanpak en herstructurering van de vijf kleine woonwagenlocaties in Emmen. Tijdens deze vergadering is een uitwerking van het Woonwagenbeleid 2014 vastgesteld met het hieraan gekoppelde Sociaal plan. Het doel van de aanpak en herstructurering van de vijf kleine woonwagenlocaties in Emmen (afbeelding 1.1 geeft ligging van de 5 woonwagencentra weer) is het bieden van kwalitatief goede huisvestingsmogelijkheden voor de bewoners doelgroep die op een woonwagencentrum woont en wil wonen. Daarnaast dient de bestaande (huur)huisvesting opgewaardeerd te worden naar geldende wet- en regelgeving en in goede staat van onderhoud worden gebracht.
Om deze herstructurering en herinrichting mogelijk te maken is voorliggend bestemmingsplan Schoonebeek, woonwagenlocatie aan de Kerkhoflaan opgesteld. Door het opstellen van dit bestemmingsplan worden de regels waar binnen de herstructurering moet plaatsvinden vastgelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014016-B701_0001.png"

Afbeelding 1.1: Situering van de vijf te herstructureren woonwagenlocaties.

1.2 Ligging plangebied

Voorliggend bestemmingsplan Schoonebeek, woonwagenlocatie aan de Kerkhoflaan heeft betrekking op de woonwagenlocatie in Schoonebeek aan de Kerkhoflaan (afbeelding 1.1 en 2.1). De locatie is kadastraal bekend als Schoonebeek, sectie A, nummer 9632. De woonwagenlocatie ligt aan de rand van Schoonebeek grenzend aan een fietscrossterrein en het buitengebied van Emmen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014016-B701_0002.png"

Afbeelding 2.1: Globale ligging woonwagenlocatie Kerkhoflaan

1.3 Huidige planologische regelingen

De woonwagenlocatie aan de Kerkhoflaan te Schoonebeek is gelegen in het bestemmingsplan Schoonebeek.Het voorliggende bestemmingsplan Schoonebeek, woonwagenlocatie aan de Kerkhoflaan vervangt gedeeltelijk het bestemmingsplan Schoonebeek, vastgesteld 27-09-2007. Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan Schoonebeek, woonwagenlocatie aan de Kerkhoflaan zal eerder genoemd bestemmingsplan voor zover de gronden vallen binnen het plangebied Schoonebeek, woonwagenlocatie aan de Kerkhoflaan, rechtskracht verliezen en door het bestemmingsplan Schoonebeek, woonwagenlocatie aan de Kerkhoflaan worden vervangen.

1.4 Opzet bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

1.5 Overzicht verricht onderzoek

Ter voorbereiding van de bestemmingsplannen voor de vijf genoemde woonwagenlocaties zijn diverse onderzoeken verricht en adviezen gegeven. De conclusies uit de onderzoeken en adviezen zijn indien van toepassing verwerkt in de toelichting.

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan zijn de volgende onderzoeken verricht en adviezen gegeven:

  • QuickscanWabo Flora en faunawet voor het plaatsen van woonwagenwoningen te Emmen, Buro Bakker;
  • Verkennend bodemonderzoek, projectnummer 51122714, ingenieursbureau MUG;
  • Advies externe veiligheid, RUD- Drenthe.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef

De structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld Raad, september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden uit te nodigen tot en te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald,ten behoeve van voorliggend bestemmingsplan is het thema Wonen van belang, waarbij voor bestaande woningen ingezet wordt in een kwaliteitsimpuls.

2.1.2 Woonbeleid

De Woonvisie 2012-2017 "Thuis in Emmen" is op 20 december 2012 vastgesteld door de raad. Het beleidskader richt zich op goed wonen en leven; er is sprake van een kwalitatieve insteek. In de woonvisie wordt rekening gehouden met vergrijzing en mogelijke bevolkingskrimp. De prioriteiten in het beleid zijn: zorg voor voldoende en goede woningen voor de doelgroepen van beleid; herstructurering in relatie tot bevolkingskrimp en vergrijzing; zorg voor voldoende geschikte woningen voor senioren; duurzaamheidsmaatregelen (in het bijzonder energiebesparende maatregelen). Het accent ligt met deze prioriteiten op behoud en versterking van de bestaande woonkwaliteit. Dit komt ook tot uiting in de algemene woningbouwstrategie, waarin bij het beoordelen van nieuwe initiatieven herstructureringsprojecten prioriteit hebben. Ook van belang is dat nieuwe initiatieven en nieuw te ontwikkelen locaties/gebieden in samenhang worden bekeken.

2.1.3 Woonwagenbeleid 2014

Het door de gemeenteraad vastgestelde beleidsplan 'Woonwagenbeleid 2014' vormt het kader voor de herstructurering van de kleine woonwagencentra in Emmen.

2.1.4 Sociaal Plan

In het separate 'Sociaal Plan herstructurering kleine woonwagencentra 2014' zijn de elementen die in elk herstructureringsproject terugkomen, opgenomen. Er is beschreven wat huurders/bewoners, die met een ingrijpende aanpak van hun woonwagen te maken krijgen, van de gemeente, de corporatie(s) en eventuele andere instanties kunnen verwachten en wat er van de huurders/bewoners wordt verwacht.

2.1.5 Verhuur- en verkoopbeleid

In het separate 'Verhuur- en verkoopbeleid standplaatsen voor woonwagens, huurwoonwagens,
woonwagenwoningen en ligplaatsen voor woonschepen' is de verhuur en - selectieve - verkoop van standplaatsen, woonwagens en woonwagenwoningen alsmede de verhuur van ligplaatsen voor woonschepen geregeld.

2.1.6 Huisvestingsverordening

Vanwege schaarste in standplaatsen, woonwagens en woonwagen-woningen wordt met de separate 'huisvestingsverordening voor standplaatsen, woonwagens en woonwagen-woningen 2014' bij toewijzing voorrang gegeven aan achtereenvolgens woonwagenbewoners woonachtig op de betreffende locatie, woonwagenbewoners woonachtig op een andere woonwagenlocatie in de gemeente Emmen, overige inwoners van Emmen en daarna de regio en de provincie.

2.1.7 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand". De Welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandcriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 16 december 2010 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Voor de woonwagencentra geldt dat geen specifieke welstandcriteria zijn opgenomen.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

Tijdens de vergadering van Provinciale Staten op 2 juni 2010 is het nieuwe omgevingsbeleid voor de komende tien jaar vastgesteld. Het omgevingsbeleid is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document waarin de voor de provincie vier wettelijke planvormen zijn samengenomen:

  • 1. de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;
  • 2. het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;
  • 3. het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  • 4. het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk- economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. Daarnaast zijn er zaken uitgelicht die van provinciaal belang worden geacht. Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn de volgende zaken van belang:

  • 1. het maken van bovenlokale afspraken over aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag;
  • 2. Daarnaast wordt het gebied aangemerkt als een gebied met archeologisch verwachtingen.
2.2.2 Provinciale omgevingsverordening

In de Provinciale Omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie (deels) door naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De provincie is verplicht vanuit de AMVB Ruimte (deze is nog niet in werking getreden) - een verordening voor erin opgesomde thema's te hanteren. De AMVB Ruimte bevat geen nieuw rijksbeleid, het is een 'beleidsneutrale' vertaling van de Nota Ruimte. Naast de vertaling van het rijksbelang beschrijft de POV de provinciale belangen waarover de provincie duidelijkheid wil geven en of wil verankeren in op gemeentelijk niveau, middels overleg of anderszins.
De ruimtelijke kwaliteit van Drenthe wordt in de verordening op drie manieren gefundeerd: kernkwaliteiten, SER ladder en milieu- en leefomgeving. Elk van de drie elementen is terug te vinden in de bepalingen van de verordening. Waarbij deze elementen een rol spelen voor het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit (Bruisend Drenthe). Gemeenten zullen binnen de kaders van de Omgevingsvisie de kernkwaliteiten ook moeten uitwerken naar hun ruimtelijke plannen. Ze zijn daarbij gebonden aan de kaders van het provinciaal beleid welke is neergelegd in de Omgevingsvisie en uitwerkingen zoals het Cultuurhistorisch Kompas en de beleidsnota Aardkundige waarden.Bij het opstellen van de cultuurhistorische hoofdstructuur beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas is gezocht naar een samenhangende relatie van elementen, structuren en gebieden. Aan de hand van deze structuren is de provincie opgedeeld in 10 deelgebieden. Een belangrijke opgave die voortvloeit uit de POV is het ontwikkelen van een integraal gebiedsperspectief om de aantrekkelijkheid van het gebied Emmen als woon- en werkplek en toeristische trekker te waarborgen voor de toekomst.

2.3 Rijksbeleid

2.3.1 Ruimtelijk beleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
Delen van de structuurvisie die de nationale ruimtelijke belangen borgen en die juridische doorwerking behoeven, zijn uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur, de Amvb Ruimte (Barro). Ook is een planmilieueffectrapport (plan-MER) opgesteld. Ten aanzien van het plangebied Schoonebeek, woonwagenlocatie aan de Kerkhoflaan zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

2.4 Conclusie

De conclusie van de in dit bestemmingsplan Schoonebeek, woonwagenlocatie aan de Kerkhoflaan beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct door werkt in het plangebied. Hierdoor is het bestemmingsplan niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan eveneens geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid. Wat betreft het gemeentelijk beleid kan gesteld worden dat het herstructureren en herinrichten van de woonwagenlocaties, met als doel het bieden van kwalitatief goede huisvestingsmogelijkheden voor de doelgroep die op het woonwagencentrum woont en wil wonen en de bestaande (huur)huisvesting opwaarderen naar geldende wet- en regelgeving en in goede staat van onderhoud brengen, is passend binnen het beleid van de gemeente. Door het plan zal het woonmilieu binnen de verschillende woonwagenlocaties verbeteren.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie en monumenten

3.1.1 Algemeen

De aanleiding voor het opnemen van de archeologische waarden en verwachtingen in bestemmingsplannen vloeit voort uit het Verdrag van Valletta, de Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2010. In de Monumentenwet is vastgelegd dat bij het opstellen van een bestemmingsplan nadrukkelijk rekening gehouden moet worden met de archeologische waarden in de bodem en dat deze beschermd moeten worden. Daarbij gaat het zowel om aanwezige als mogelijk te verwachten archeologische waarden.
In het kader van de Monumentenwet en de Culturele Alliantie tussen de gemeente Emmen en de provincie Drenthe heeft de gemeente Emmen eigen archeologie beleid opgesteld, vastgesteld d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologie beleid en waar de beleidskeuzes zijn gemaakt Bijlage 3 Archeologie en Bijlage 4 Archeologische beleidskaart.
Deze beleidskeuzes zijn verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan door het opnemen van de dubbelbestemming Waarde- archeologie op de verbeelding. Met deze vertaling is op eenvoudige wijze in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Binnen de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" is een onderverdeling gemaakt in 4 dubbelbestemmingen. Per dubbelbestemming zijn planregels opgenomen voor de te bouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor ontheffing is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en is vertaald naar oppervlakten en dieptes. Bij overschrijding van de gestelde vrijstellingseisen bij ruimtelijke ontwikkelingen betekent dit dat de aanwezige waarde of verwachting moet worden onderzocht. In het onderhavige bestemmingsplan is sprake van de volgende dubbelbestemming Waarde- Archeologie 4.

3.1.2 Archeologische waarden in het plangebied

De woonwagenlocatie aan de Kerkhoflaan ligt binnen de bebouwde kom van Schoonebeek in de gemeente Emmen. Volgens de archeologische beleidskaart heeft de locatie Kerkhoflaan een archeologisch waarde 4, Bijlage 3 Archeologie, Bijlage 4 Archeologische beleidskaart. Dit zijn gebieden waar op basis van de geologische en bodemkundige opbouw en reeds aangetroffen archeologische resten een (middel)hoge kans op het aantreffen van (intacte) archeologische vindplaatsen bestaat. Deze zones worden gekenmerkt door een - al dan niet verscholen onder het huidige maaiveld - redelijk gaaf landschap met dekzandruggen en dekzandkoppen. Van concrete vindplaatsen is hier echter vooralsnog geen sprake.
Algemeen aanvaard is een bouwvoordiepte van 30 cm (30 cm +10 cm principe). De woonwagenlocatie is nog nooit onderzocht. De herinrichting van de woonwagenlocatie aan de Kerkhoflaan houdt in dit geval in het verwijderen van de woonwagens en de overgebleven grond als groen te bestemmen. Dit heeft geen gevolgen voor de archeologische waarden. Archeologisch onderzoek is dan ook op dit moment niet nodig geacht.

3.1.3 Conclusie

Op basis van de archeologische beleidskader van de gemeente Emmen krijgt de woonwagenlocatie aan de Kerkhoflaan de dubbelbestemming Waarde- Archeologie 4. Bij nieuwe bouwontwikkelingen groter dan 1000m2 zal nader onderzoek plaatsvinden van de locatie. Echter gelet op het voornemen om de woonwagenlocatie hier om te zetten in de bestemming Groen en de aanwezige woonwagens te verwijderen is nader onderzoek niet nodig geacht.

3.2 Ecologie

3.2.1 Algemeen

De Flora- en Faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. Op grond van de wet geldt een algemeen verbod voor het verwijderen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.
In het algemeen geldt dat wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dit vooraf goed dient te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is voor het onderzoek zelf verantwoordelijk. Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden na verlening van afwijking op grond van artikel 75 van de Flora en faunawet (FFW). Overigens geldt voor alle bouwactiviteiten dat voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden waardoor:

  • Planning aanvang werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
  • Een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

Omdat de aanvraag uit diverse werkzaamheden op de verschillende locatie bestaat is door de gemeentelijke ecoloog geoordeeld dat voor de woonwagen locaties Gierzwaluw, Lijsterveld en Vleerackers een quickscan uitgevoerd moet worden. Waarbij gekeken wordt of de aanwezig flora en fauna door de ontwikkelingen worden aangetast. Voor de locatie Kerkhoflaan en Valtherlaan is dit niet nodig.

Door Buro Bakker is een ecologisch onderzoek uitgevoerd, Bijlage 5 Quickscan ecologie In de paragrafen 2.1 tot en met 2.7 van dit onderzoek wordt de (mogelijke) aanwezigheid van zwaar en matig zwaar beschermde flora en fauna per terrein besproken. De mogelijke aanwezigheid van deze soorten kan leiden tot de aanbeveling voor vervolgonderzoek of tot een mitigatieopgave.Tevens worden de effecten beoordeeld die de voorgenomen ontwikkeling heeft op beschermde flora en fauna.

3.2.2 Conclusie natuurwaarden in het plangebied

Zwaar of middelzwaar beschermde soorten komen op geen van de woonwagenterreinen voor. Alle gevonden en te verwachten soorten zijn licht beschermd. Voor deze soorten geldt een vrijstelling. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft voor deze soorten niet te worden aangevraagd. De algemene zorgplicht is dan wel van kracht.

3.3 Fysieke veiligheid

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat in oktober 2004 van kracht werd, verplicht het bevoegd gezag de externe veiligheid mee te wegen in het beleid. Het Bevi stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het 'plaatsgebonden risico'). Zo moet er tussen risicovolle bedrijven en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het 'groepsrisico'). Voor het groepsrisico geldt dat onderbouwing van het risico plaats dient te vinden als er besluiten genomen moeten worden die vermeld zijn in de artikelen 4 en 5 van het Bevi. Voor het vaststellen van het besluit dient het bestuur van de Veiligheidsregio Drenthe in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Het Bevi dient te worden toegepast voorafgaande aan de vaststelling van een bestemmingsplan. Beoordeeld dient te worden of voor burgers het minimum beschermingsniveau gehandhaafd wordt. Een nadere concretisering van het besluit is opgenomen in de (ministeriële) "Regeling externe veiligheid inrichtingen" (Revi) Hierin zijn onder andere de LPG-afstanden (Plaatsgebonden Risicocontouren) opgenomen. Naast het Bevi is er ook de "Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen, 2006", de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). De nota en de circulaire zullen op den duur vervangen worden door de Wet Basisnet met haar diverse besluiten en regelingen. De Nota geeft de beleidsuitgangspunten weer voor het op te stellen Besluit externe veiligheid transportroutes welke wettelijk verankerd is om veiligheidszones om weg, vaarwegen en spoor uit te zetten. De nota sluit aan op het Bevi waarin het beleid over de afweging van de veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving uiteengezet wordt.

De Wet basisnet, het Bevt, de wijziging van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen, de Regeling basisnet en de Beleidsregel voor de beoordeling van externe veiligheid bij tracébesluiten treden gelijktijdig - naar verwachting op 1 juli 2014 - in werking. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt o.a. welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Van belang bij Buisleidingen is ook de Wet informatie uitwisseling ondergrondse netten, WION, ook wel 'Grondroerdersregeling' (afspraken over graven), die per 1 juli 2010 officieel in werking is getreden. Alle gegevens over hogedrukaardgasleidingen binnen de gemeente kunnen op de provinciale risicokaart worden gevonden. VROM heeft de Handboek buisleidingen in bestemmingsplannen gepubliceerd, waarin praktische informatie en voorbeelden staan hoe buisleidingen in bestemmingsplannen opgenomen kunnen worden. Het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen dient als handleiding voor teksten in nieuwe bestemmingsplannen.

Naast het feit dat vanuit de Rijksoverheid risiconormen zijn gesteld, laat de wet- en regelgeving ook ruimte aan de gemeenten over om een eigen veiligheidsvisie te formuleren. In specifieke zin heeft de
gemeente de vrijheid en verplichting om binnen kaders voor de bescherming van groepen burgers een eigen visie op te stellen. In de Beleidsnota externe veiligheid gemeente Emmen (april 2013) geeft de gemeente Emmen invulling aan deze beleidsruimte.In de gemeentelijke beleidsnota Externe Veiligheid zijn de ruimtelijke uitgangspunten van de structuurvisie verder uitgewerkt. In de Beleidsnota externe veiligheid heeft de gemeente Emmen gekozen voor een gebiedsgerichte benadering voor de vestiging van risicovolle activiteiten. Tevens is in het beleid een afwegingskader bij concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten om de kwetsbaarheid van een object of activiteit die niet rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Bevi valt bepaald te beoordelen.Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met deze nota externe veiligheid.

Vanuit de Veiligheidsregio Drenthe en RUD is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van de gebouwen in) het plangebied van het bestemmingsplan Schoonebeek, woonwagenlocatie aan de Kerkhoflaan, Bijlage 6. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.

3.3.1 Fysieke veiligheidssituatie
3.3.1.1 Risicobronnen binnen het plangebied

Het plangebied is geïnventariseerd op de aanwezigheid van zogenoemde Bevi-bedrijven (vergunde situatie en feitelijke situatie). Binnen het plangebied Schoonebeek, woonwagenlocatie aan de Kerkhoflaan zijn geen risicobronnen geïnventariseerd.

3.3.1.2 Risicobronnen buiten het plangebied

De locatie van de Kerkhoflaan ligt niet binnen een invloedsgebied van een risicobron. Op een afstand van circa 215 meter ligt een voormalige mijnbouwlocatie van de NAM. Deze NAM-locatie heeft geen invloedsgebied die over de locatie Kekrhoflaan ligt. Het groepsrisico hoeft voor deze locatie dus niet te worden verantwoord.

3.3.2 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

Zodra plannen ontwikkeld worden dient de Veiligheidsregio Drenthe, brandweer, in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen. Voor de inrichting van het gebied zijn de volgende zaken van belang:

  • 1. Voor het gebied Schoonebeek, woonwagenlocatie aan de Kerkhoflaan geldt dat het openhouden van de brandveiligheidsruimte van belang is voor de veiligheid van de bewoners op de woonwagenlocaties en de brandbestrijding.
  • 2. Voor het bestrijden van een brand is de brandweer afhankelijk van een goede bluswatervoorziening. Conform de Wet op de Veiligheidsregio moet een gemeente zorgen voor een openbare bluswatervoorziening. Bij locaties waar geen toereikende openbare bluswatervoorziening kan worden aangelegd, zal de eigenaar moeten zorgen voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening in overleg met de brandweer. Vanaf 1 januari 2014 maakt de brandweer gebruik van tankautospuiten en tankwagens, aangevuld met vulpunten voor de tankwagens als primaire bluswatervoorziening.Ten aanzien van deze woonwagenlocatie zijn er geen aanvullende voorzieningen nodig.
  • 3. Op grond van de Wet op de veiligheidsregio (okt. 2010) is de Veiligheidsregio Drenthe, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. Als gevolg van deze taak zijn binnen de gemeente sirenes geplaatst op een zodanige wijze dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente. Er kan gesteld worden dat de locatie Kerkhoflaan op de grens van de dekking van het WAS-stelsel gelegen is. Gezien de locatie en omgeving valt dit binnen de kaders van de handleiding voor het WAS systeem (HAVOS).
  • 4. Het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdiensten direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. De locatie is bereikbaar voor de hulpdiensten.
  • 5. Het dekkingsplan van de Veiligheidsregio Drenthe, vastgesteld in december 2013, geeft in het kort het volgende weer: Het brandverloop verloopt tegenwoordig zo snel dat 3 zaken zeer belangrijk zijn om slachtoffers te voorkomen: het voorkomen van brand, het ontdekken van brand en het vluchten bij brand. Bij het vluchten bij brand heeft men een eigen verantwoordelijkheid of is men aangewezen op de BHV - organisatie. De brandweer heeft onder andere als taak het houden van een brandscheiding ter voorkoming van branduitbreidlng en het beschermen van (niet)zelfredzame personen achter die scheiding. De opkomsttijd van de woonwagenlocatie van de Kerkhoflaan ca. 09:00 minuten. Dit is minder dan 15 minuten en een inzettijd van 5 minuten is, is de brandweer in principe wel in staat een brandscheiding van 30 minuten te houden en een brandscheiding van 20 minuten hoogstwaarschijnlijk ook. Binnen een cluster van woonwagens zal er rekening gehouden moeten worden met een "uitbrandscenario" van de binnen dat cluster gelegen woonwagens. Ter voorkoming van brandoverslag naar een ander cluster zal de voorgeschreven afstand van 5 meter in beginsel voldoende zijn om deze met een inzet in stand te houden. Wij adviseren u de brandveiligheidsmaatregelen op elkaar af te stemmen. Denk hierbij aan de BlObiz factoren. Bouwkundige voorzieningen, Installatietechnische voorzieningen, Organisatorische voorzieningen, brandweeropkomsttijd, inventaris en de zelfredzaamheid van de aanwezigen. Denk hierbij onder andere aan het plaatsen van rookmelders (NEN2555) voor een tijdige ontdekking van een beginnende brand en tijdig kunnen vluchten. Eventueel plaatsen van draagbare blusmiddelen.

3.4 Milieu

3.4.1 Vormvrije m.e.r.

In voorliggend bestemmingsplan komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen (vormvrije) m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.

3.4.2 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt de bedrijvigheid in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Gelet op de woonfunctie van de woonwagenlocaties en de ligging van de woonwagenlocaties binnen de wijken van Emmen en in Schoonebeek is het niet gewenst om bedrijven op woonwagenlocaties in werking te hebben. Op deze manier wordt gezorgd dat de leefbaarheid van het plangebied ook in de toekomst behouden blijft.

3.4.3 Bodem

De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen.
Binnen de gemeente Emmen wordt op vele manieren grond hergebruikt en toegepast. Al het hergebruik en toepassen van grond dient te worden gemeld bij de gemeente Emmen. Bij de melding dient tevens een milieuhygiënische verklaring te worden overlegd om te bepalen wat de kwaliteit van de grond is. Soms is het mogelijk om grond her te gebruiken of toe te passen zonder milieuhygiënische verklaring. De gemeente Emmen heeft hiervoor in februari 2007, op basis van de Vrijstellingsregeling grondverzet, een bodemheersplan en bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Grond afkomstig van een locatie, welke als niet verdacht wordt beschouwd van bodemverontreiniging, kan op basis van de bodemkwaliteitskaart worden hergebruikt of toegepast. De bodemkwaliteitskaart van de gemeente Emmen is maximaal 5 jaar na vaststelling geldig. Vanaf 1 juli 2008 geldt het Besluit bodemkwaliteit als nieuw beleidskader voor grond, baggerspecie en bouwstoffen. Omdat de gemeente Emmen de bodemkwaliteitskaart heeft vastgesteld blijft het mogelijk om grond her te gebruiken of toe te passen via de bodemkwaliteitskaart.

3.4.3.1 Algemeen beeld bodemkwaliteit plangebied

Gelet op de diversiteit aan bodemverontreiniging en de mogelijke functies van een perceel, is het niet mogelijk een complete lijst met locaties en beperkingen op te nemen bij het bestemmingsplan. Elk geval dient afzonderlijk te worden beoordeeld. Bij locaties waarvan de bodemkwaliteitsgegevens niet meer actueel zijn (ouder dan vijf jaar) of niet bekend zijn, zal bij verdere nieuw- en/of verbouwplannen doormiddel van een verkennend bodemonderzoek (conform NEN 5740) de actuele bodemkwaliteit opnieuw moeten worden vastgesteld. Aan de hand van het voorgenomen gebruik en de resultaten van het onderzoek kan worden bezien of maatregelen noodzakelijk zijn.
In het kader van het landsdekkend Beeld van de bodemkwaliteit zijn potentieel verdachte locaties in beeld gebracht. Dit zijn locaties waar op grond van de activiteit uit het verleden wordt vermoed dat mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Voor actuele informatie over bodemverontreiniging dient altijd contact te worden opgenomen met de gemeente Emmen.

De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen. Ten behoeve van het bestemmingsplan is geen bodemonderzoek uitgevoerd voor de huidige locatie. Dit omdat er geen verdere bouwactiviteiten meer zullen plaatsvinden.

3.4.3.2 Saneringsmaatregelen en kosten

Voor wat betreft de verdachte en vervuilde locaties geldt dat de gronden gesaneerd moeten worden voordat hierop gebouwd mag worden. De kosten voor sanering dienen door de aanvrager te worden bekostigd.

3.4.4 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrens- waarde.
Voor het plangebied Schoonebeek, woonwagenlocatie aan de Kerkhoflaan geldt dat de nu nog aanwezige woonwagens staan in een gebied waar niet harder mag worden gereden dan 30 km per uur en voldoende beschermd zijn tegen geluid afkomstig van verkeer. Na herstructurering zal hier geen woonbebouwing meer aanwezig zijn.

3.4.5 Lucht

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
3.4.5.1 Algemeen beeld luchtkwaliteit plangebied

Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOX en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

3.5 Waterparagraaf

Uitgangspunt bij een watertoets is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat grond- of oppervlaktewater overlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.
In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe de waterhuishoudkundig systeem ten behoeve van de nieuwe ontwikkelingen op de woonwagenlocaties is ingericht en of fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen.

3.5.1 Lokaal bestuursakkoord Water

De uitgangspunten van het Nationaal bestuursakkoord Water zijn door het Waterschap Vechtstromen en de gemeente Emmen bekrachtigd in het Lokaal bestuursakkoord Water. In dit akkoord is vastgelegd op welke wijze de wateropgave van het Waterschap Vechtstromen zal worden opgelost en worden verdeeld over de gemeenten.

3.5.2 Waterbeheerplan 2010- 2015

De waterschappen Rijn - Oost (Groot Salland, Reest en Wieden, Vechtstromen en Rijn en IJssel) hebben een deels gelijk Waterbeheerplan opgesteld. De opdracht van de waterschappen in Rijn - Oost is te zorgen voor voldoende schoon water en voor veilig wonen en werken. Met het oog op het veranderende klimaat is het verder ontwikkelen van de veiligheid in het watersysteem een belangrijke opgave voor de waterschappen. In stedelijke en landelijke gebieden wordt het water steeds meer ruimte gegeven, waarbij zoveel mogelijk kansen worden benut om wateropgaven te combineren met plannen en initiatieven voor landbouw, natuur en recreatie.

Daarbij wordt flexibel omgegaan met de eventuele planning zodat er maximaal maatschappelijk rendement komt. Veel projecten zullen in hoge mate interactief met burgers en maatschappelijke organisaties worden uitgevoerd.
In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem voor het plangebied van het bestemmingsplan Schoonebeek, woonwagenlocatie aan de Kerkhoflaan is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen.

3.5.3 Gebiedsspecifieke kenmerken

De woonwagenlocatie ligt in het stroomgebied Rijn- Oost en valt onder het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Waterbeheerplan van waterschap Vechtstromen en in het waterplan van de gemeente Emmen.
Het verharde oppervlak neemt uiteindelijk af door de realisatie van het plan. Dit doordat uiteindelijk alle standplaatsen worden verwijderd.

3.5.3.1 Grondgebruik

De woonwagenlocatie is gelegen binnen bebouwd gebied van Schoonebeek. De bestaande standplaatsen zijn sterk versteend. De woonwagenlocaties hebben een woonfunctie. Na herstructurering zijn alle standplaatsen verdwenen en wordt het terrein ingezaaid met gras/ beplant met groen.

3.5.4 Waterhuishouding

Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap is gericht op afkoppelen van hemelwater van de riolering en te lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem. Bij woonwagenlocaties is dit echter niet mogelijk doordat het water zorgt voor uitspoeling van de ondergrond, met als gevolg verzakkingen van de woonwagens. Om die reden wordt het hemelwater van de woonwagenlocaties afgevoerd via de HWA-riolering op het oppervlaktewater.

In principe kunnen de riolering op de woonwagenlocaties nog zo'n 30 à 40 jaar mee. Echter een groot deel van de riolering zijn op de woonwagenlocaties overbouwd. Uit het oogpunt van reparatie en onderhoud is dit ongewenst. Wanneer er problemen/verstoppingen ontstaan, kan men er niet bij voor inspectie c.q. reparatie. Het risico hierbij is dus dat wanneer er sprake is van verstopping van de riolering meer kosten gemaakt zullen moeten worden om een dergelijke calamiteit te verhelpen. Vanuit die optiek is het voor de gemeente als rioolbeheerder een wens om dit zodanig te wijzigen dat het riool toegankelijk wordt in het openbaar gebied. Vervanging van het rioleringsstelsel is wenselijk vanuit het oogpunt van toegankelijkheid, maar is echter niet strikt noodzakelijk vanuit het oogpunt van vervangingstijd/duur.

Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied. In een gemengd rioolstelsel worden afvalwater en regenwater 'gemengd' en vervolgens gezamenlijk afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Tijdens perioden met meer neerslag kan het voorkomen dat de rioolberging geheel gevuld raakt en zal rioolwater via de riooloverstorten naar het oppervlaktewater stromen. Een gescheiden rioolstelsel houdt afvalwater en regenwater gescheiden. Afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering, regenwater wordt rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd.

3.5.5 Wateradvies waterschap

De gemeente Emmen heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. In dit plan wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding. Door het waterschap is niet gereageerd op het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Algemeen

Voorliggend bestemmingsplan maakt onderdeel uit van de herinrichting en herstructurering van 5 woonwagenlocaties binnen Emmen. Deze herstructurering en herinrichting houdt in dat bestaande standplaatsen opnieuw worden ingemeten en of verplaatst, nieuwe standplaatsen worden gecreëerd, bestaande bebouwing wordt verzet of afgebroken om een brandveiliger omgeving te creëren. Daarnaast wordt door de aanpak van het openbaar gebied de leefomgeving aangepakt.
De herstructurering is een uitwerking van het 'Woonwagenbeleid 2014' en het hieraan gekoppelde Sociaal Plan. Het doel van van deze herinrichting is het bieden van kwalitatief goede huisvestingsmogelijkheden voor de doelgroep die op het woonwagencentrum woont en wil wonen. Tevens wordt de bestaande (huur)huisvesting opgewaardeerd naar geldende wet- en regelgeving en in goede staat van onderhoud gebracht. Daarnaast moeten de huidige woonwagenlocaties weer een goede beheer- c.q. onderhoudssituatie krijgen. De gemeente streeft met de herinrichting en herstructurering van de 5 woonwagenlocaties naar een duurzame situatie op de woonwagenlocaties met kwalitatief goede woningen in een duurzaam kwalitatief goede woonomgeving waarbij de leefbaarheid voorop staat. Een oude woonwagen past hier niet in. Daarnaast wil de gemeente goed geïsoleerde woningen die bijdragen aan de verlaging van de CO2 uitstoot. De gemeente (en corporaties) ziet duurzaamheid breed; niet alleen energie maar ook aandacht voor onder anderen levensloopbestendigheid, gezondheid binnen klimaat, materiaal gebruik, onderhoud.

De standplaatsen liggen binnen de sociale sector: huur/koop. De standplaatsen zullen zo goed mogelijk betaalbaar moeten zijn voor de huidige c.q. toekomstige bewoners; daarom wordt het puntensysteem van VROM gehanteerd. De standplaatsen met berging bevinden zich in 'huur-huur' en 'huur-eigendom'. Er wordt naar gestreefd standplaatsen aan te bieden voor een huurbedrag waarbij rekening wordt gehouden met het door het door de huurcommissie vastgestelde puntensysteem voor 80% van de maximale huurberekening voor de huurstandplaatsen.Na herstructurering worden de huurprijzen van de standplaatsen gewijzigd aan de standplaats grote. Op dit moment betalen de bestaande huurders voor minder ruimte dan men in de loop der tijd in gebruik heeft genomen. Voor aanvang van de renovatie worden de standplaatsen opnieuw ingemeten aan de hand waarvan een nieuwe huurprijs wordt vastgesteld op basis van het werkelijke aantal m2 van de standplaats. Zo niet, dan moet de huurder de extra ingenomen ruimte inleveren.

4.2 Ontwikkeling van de woonwagenlocatie

Voor woonwagens is in 1995 de wettelijke verplichting ontstaan om ook een 'bouwvergunning' aan te vragen voor bouwactiviteiten. Door nu strikt te gaan vasthouden aan het vigerende Bouwbesluit 2012, voldoet bijna geen woonwagen. Hierdoor kunnen binnen de woonwagenlocaties bijna geen woonwagens worden verplaatst. Na verplaatsingen moeten de woonwagens immers voldoen aan het vigerende Bouwbesluit 2012.
De gemeente heeft het herstructureren van de woonwagenlocaties geruime tijd voor zich uitgeschoven. Hierbij is de huidige situatie ten aanzien van het niet kunnen voldoen aan het Bouwbesluit 2012 gedoogd. Om die reden is besloten eenmalig de huidige woonwagens toe te staan op de nieuw aan te leggen standplaatsen met dien verstande dat de woonwagens tenminste voldoen aan de vereisten van Bouwbesluit 1992. Voldoet de woonwagen niet, dan dient de eigenaar deze aan te passen op eigen kosten. Tevens zal elke eigenaar zelf de omgevingsvergunning dienen aan te vragen.
Zodra een huurder zijn woonwagen vervangt dan wel verbouwt, dient deze nieuwe woonwagen c.q. de aan te brengen aanpassingen wel geheel te voldoen aan de vereisten van Bouwbesluit 2012 en passend binnen de mogelijkheden van de woonwagenlocatie.

Oorspronkelijk was per standplaats één voorzieningengebouw gesitueerd, met hierin zogenaamde 'natte voorziening' = sanitaire voorziening en 'droge voorziening'= berging. Op dit moment is de staat van onderhoud van deze voorzieninggebouwen over het algemeen matig/redelijk te noemen. Voor de deze voorzieninggebouwen zal er een uitsterf beleid worden gehanteerd voor wat betreft het sanitair in de bergingen. Alle bewoners hebben sanitaire gelegenheid in hun woonwagen dan wel woonwagenwoning. Daarom is het niet noodzakelijk meer om gebruik van sanitair ter beschikking te stellen in de bestaande bergingen. Concreet betekent het hanteren van een uitsterf beleid dat geen onderhoud meer gepleegd wordt op het sanitair in de bergingen. Wanneer dit noodzakelijk is zal de gemeente het sanitair verwijderen en ontkoppelen. De sanitaire aansluitpunten kunnen behouden blijven op verzoek van de huurder.
Van alle bergingen die verhuurd blijven na herinrichting, is zowel een bouwkundig als elektrotechnische rapportage opgesteld waarin staat aangegeven welke renovatie benodigd is om de bergingen te kunnen blijven exploiteren. Voor bestaande bergingen op leeggekomen standplaatsen geldt dat deze worden gesloopt. De bergingen op de overige standplaatsen zullen worden voorzien van een uitbreiding van elektragroepen in de meterkast naar huidige maatstaven. Extra bergingen worden ontdaan van de meterkast met installatie voor zover dit nog niet het geval is.

In volgende paragrafen wordt voor de woonwagenlocatie aan de Kerkhoflaan de bestaande situatie en de nieuwe ontwikkeling beschreven.

4.2.1 Kerkhoflaan bestaande situatie

Woonwagenlocatie Kerkhoflaan is gelegen in Schoonebeek. Voor de gronden waarop de woonwagenlocatie gelegen is, is het bestemmingsplan “Schoonebeek” van toepassing. Volgens dit bestemmingsplan heeft de woonwagenlocatie de bestemming Wonen, woonwagencentrum, waarbij de gronden zijn bestemd voor maximaal 5 woonwagenstandplaatsen. De hoofdgebouwen mogen op de standplaatsen alleen binnen de bouwvvlakken worden gebouwd. De hoofdgebouwen dienen achter de voorgevel geplaatst te worden. Voor de hoofdgebouwen geldt een goothoogte van 3 meter en een bouwhoogte van maximaal 4,5 meter. Per standplaats mag bestemmingsplanmatig buiten het bouwvlak achter de voorgevel een bijgebouw worden gerealiseerd van maximaal 15m2 met een bouwhoogte van 3 meter. Op basis van het bestemmingsplan kan gesteld worden dat diverse bouwwerken en (hoofd)gebouwen in de huidige situatie in strijd met het bestemmingsplan zijn. Doordat deze buiten het bouwvlak zijn gerealiseerd, te hoog zijn en te veel m2 bedragen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014016-B701_0003.png"

Afbeelding 4.1: Uitsnede bestemmingsplan Schoonebeek.

Twee van de vijf standplaatsen worden niet meer verhuurd (de bergingen bestaan nog wel). Hierdoor zijn in de bestaande situatie drie verhuurde standplaatsen op de locatie Kerkhoflaan. De algehele onderhoudssituatie op het woonwagencentrum aan de Kerkhoflaan is matig tot slecht te noemen. Hierdoor zijn verschillende bewoners uit eigen beweging al vertrokken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014016-B701_0004.png"

Afbeelidnge 4.2: Bestaande situatie Kerkhoflaan

4.2.2 Kerkhoflaan nieuwe situatie

Het woonwagencentrum 'Kerkhoflaan' heeft op dit moment geen volwaardige woon-, verblijfs- en gebruikskwaliteit. Het woonwagencentrum 'Kerkhoflaan' is slecht aangesloten op de omgeving. Het woonwagencentrum 'Kerkhoflaan' heeft weliswaar een eigen karakter en uitstraling waarin de bewoners zich kunnen herkennen, maar wordt door de gemeente als onwenselijk ervaren. Daarbij is op dit moment geen animo voor de standplaatsen aan de Kerkhoflaan. Gelet op de onderhoudssituatie en de beperkte animo is bepaald dat geen standplaatsen meer worden verhuurd buiten de nog verhuurde standplaatsen. Teven zal voor deze locatie een afbouwbeleid worden gehanteerd voor de nog verhuurde standplaatsen. Dat wil zeggen dat wanneer bewoners zelf besluiten de standplaats te verlaten c.q. de huurovereenkomst op te zeggen, de betreffende standplaats zal worden opgeheven.

De nu al onverhuurde standplaatsen vervallen en de bergingen, gebouwen en overig bebouwing behorende bij deze standplaatsen worden verwijderd. Het terrein wordt voorlopig ingericht conform figuur 4.3 De ruimte die vrijkomt zal ingevuld worden met groen en wel zodanig dat geen mogelijkheid meer is tot de opslag van auto's, wrakken en handelswaar. Hiervoor wordt een beplantingsplan opgesteld Voor de overgebleven woonwagens met bergingen worden een omgevingsvergunning aangevraagd. Uiteindelijk zal op deze locatie geen woonwagenstandplaats met bebouwing meer aanwezig zijn.

Het geherstructureerde woonwagencentrum, voldoet ongeacht de bebouwingsvorm, aan alle eisen van brandveiligheid en andere relevante wetgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2014016-B701_0005.png"

Afbeelding 4.3: Voorlopige nieuwe situatie Kerkhoflaan, (uiteindelijk zal hier geen bebouwing meer staan)

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting op het bestemmingsplan

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.
Het bestemmingsplan Schoonebeek, woonwagenlocatie aan de Kerkhoflaan is een bestemmingsplan, waarmee de herinrichting en de uiteindelijke sluiting van de woonwagenlocatie aan de Kerkhoflaan te Schoonebeek mogelijk wordt gemaakt.
Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012" van het ministerie.

5.2 Inventarisatie

De inventarisatie van het plangebied heeft op verschillende manieren plaatsgevonden. Begonnen is met het bekijken en vergelijken van de vigerende bestemmingsplannen met de meest recente topografische ondergrond en luchtfoto. Hierbij is gelet op veranderingen van de topografische ondergrond en luchtfoto ten op zichten van het vigerende bestemmingsplan. Daarna is het gebied ter plaatse geïnventariseerd en opmerkelijke en sterk afwijkende zaken zijn vervolgens nader onderzocht. Op basis van al deze gegevens en de gewenste nieuwe ontwikkelingen zijn bestemmingen toegekend en zijn de verbeelding en de regels opgesteld.

5.3 Toelichting op de verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart. Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

5.4 Toelichting op de regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is. Dit heeft alsnog geleid tot een tot een bestemmingsplan met 9 artikelen.

Opzet regels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

5.4.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 Inleidende regels worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd, wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik. Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden moeten worden gemeten.

5.4.2 Hoofdstuk 2 bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 worden artikelsgewijs de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven. Tevens wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot gebruik of bouwen.
In de gebruiksregels is per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld. Met de bouwregels worden de bouwmogelijkheden gereguleerd.

5.4.2.1 Groen

Artikel 3 Groen

De op de verbeelding voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor openbare groenvoorziening, bos, (erf)toegangswegen, fietsstroken, voetpaden, voorziening ten behoeve van de waterhuishouding en nutsvoorzieningen. Voorzieningen ten behoeve van sport- en speelgelegenheden en andere bouwwerken mogen binnen deze bestemming opgericht worden.
Binnen de bestemming groen is geen bouwmogelijkheid opgenomen, het is dus niet moelijk om gebouwen binnen de bestemming groen te realiseren. Uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding specifieke vorm van groen-parkeren is parkeren binnen de bestemming groen toegestaan.

5.4.3 Dubbelbestemmingen

DUBBELBESTEMMINGEN

Dubbelbestemmingen worden opgenomen als meerdere functies onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. In feite betreft het hier twee (of meer) afzonderlijke bestemmingen voor één (deel van een) gebied. Daar waar een dubbelbestemming is gelegen, geldt zowel de bepaling van de betreffende (hoofd)bestemming als de bepaling zoals gesteld in de dubbelbestemming. Aan een dubbelbestemming bestaat behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoelen die op de betrokken gronden toelaatbaar (moeten) zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd.
Dubbelbestemmingen hebben voorrang op de hoofdbestemmingen. Dit betekent dat bepalingen van bestemmingen alleen van toepassing zijn als deze niet strijdig zijn met bepalingen die horen bij dubbelbestemmingen. Door deze dubbelbestemmingen worden beperkingen opgelegd aan onderliggende (hoofd) bestemmingen. In de bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming worden niet alle doeleinden opnieuw genoemd maar alleen die waarvoor de dubbelbestemming is opgenomen.

Het plangebied Schoonebeek, woonwagenlocatie aan de Kerkhoflaan kent 1 dubbelbestemmingen te weten: Waarde- Archeologie 4. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie". Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Er is een onderverdeling gemaakt in vier categorieën. Zie onderstaande tabel:

Categorie   Archeologische waarden   Oppervlakte   Diepte   Drainage  
Rijksmonument   Beschermd   -   -   Verbod  
Waarde - Archeologie 1   Zeer hoge archeologische waarde   0 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 2   (zeer) (hoge) archeologische waarde   100 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 3   Middelhoge of hoge verwachting   1000 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 4   Middelhoge of hoge verwachting   1000 m2   30 cm + 10 cm   ToegestaanI  


Tot Waarde - Archeologie 4 behoren zones die op grond van landschappelijke kenmerken een hoge tot middelhoge verwachting hebben op het aantreffen van intacte sporen en vondsten. Deze zones worden gekenmerkt door een - al dan niet verscholen onder het huidige maaiveld - redelijk gaaf landschap met dekzandruggen en dekzandkoppen. Delen van dit landschap kunnen bovendien zijn afgedekt door esdekken. Van concrete vindplaatsen is hier echter vooralsnog geen sprake. In hoofdzaak geldt een grote trefkans op nederzettingen, grafvelden, losse boerderijen, wegen, dijken, linies, kleine jachtkampen en losse vondsten uit alle perioden.
De dubbelbestemming kent een ontheffingsmogelijkheid voor oppervlaktes tot 1000m2 en dieptes tot 30 cm +10 cm. De diepte vrijstelling volgt de lijn van de overeenkomst tussen LTO en de provincie. Daarnaast kent de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 4 een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. Door het opnemen van een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in de bestemming kan de uitvoering van bepaalde activiteiten aan bepaalde voorwaarden gebonden worden. Met een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen dus geen extra gebruiksmogelijkheden aan een bestemming worden toegevoegd. Voor de gebruiksmogelijkheden blijft de doeleindenomschrijving het kader. Normale onderhoudswerkzaamheden kunnen zonder vergunning uitgevoerd worden. Daarom is bij alle Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamhedenen aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningsplicht vallen. In de praktijk kan het lastig zijn om te bepalen of een bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden aangemerkt. In ieder geval zal het bij "normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden" moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Incidentele ingrepen zoals bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen niet als "normaal" beschouwd kunnen worden.Voor de dubbelbestemmingen Waarde geldt dat bestemmingen een wijzigingsbevoegdheid kennen, waarin overeenkomstig artikel 3.6 van de Wro Burgemeester en Wethouders de dubbelbestemming kunnen laten vervallen of alsnog aan de gronden de dubbelbestemming kunnen toekennen.

5.4.4 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel voorkomt dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels geeft het bestemmingsplan de nodige extra flexibiliteit. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning hiervoor dient het college van burgemeester en wethouders eerst toestemming te verlenen. De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.

5.4.5 Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels bestaat uit 2 artikelen, de eerste is het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de tweede de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

Artikel 8 overgangsrecht regelt het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.
Artikel 9 slotregel is de Slotregel van het bestemmingsplan. In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als:
"Regels van het bestemmingsplan Schoonebeek, woonwagenlocatie aan de Kerkhoflaan".

5.5 Handhaving

In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan voor de gemeente en de burger beter toepasbaar geworden. Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.

Het besluitvormingstraject omtrent de herinrichting van de woonwagenlocaties is een nieuw ijkmoment ten aanzien van illegale bouwwerken. Zodat in de gevallen waarin een bouwwerk is gebouwd zonder of in afwijking van de bouwvergunning of in strijd met het bestemmingsplan, kan worden geoordeeld of de gemeente als bevoegd bestuursorgaan daartegen wenst op te treden. Na een jarenlange 'gedoogsituatie' van diverse illegale bouwwerken, gebouwen en gebruik zal de handhaving op de illegaal geplaatste bouwwerken op gepaste wijze dienen te worden opgepakt. Op basis van dossieronderzoek naar de verleende bouwvergunningen is geconstateerd dat voor veel woonwagens, bouwwerken en gebouwen op de standplaatsen nog een omgevingsvergunning aangevraagd dient te worden. Gebleken is dat diverse woonwagens zonder de vereiste bouwvergunning zijn geplaatst en/of zijn omgebouwd tot chalet. Het gedane dossieronderzoek en inventarisatie kan als 0-meting voor legalisatie worden gebruikt.
Legalisatie wordt als uitgangspunt genomen voor de aanpak van illegaal geplaatste bouwwerken op de woonwagenlocaties, uitgaande van de gemeentelijke inventarisatie, uitgevoerd voor iedere woonwagenlocatie. Deze inventarisatie wordt als ijkpunt gehanteerd. Dit betekent dat voor de opstallen/ gebouwen en gebruik die niet verwoord zijn als uitgangspunt handhaving geldt, behalve wanneer legalisatie middels een vergunningaanvraag mogelijk is. Afzien van handhaving is in bijzondere gevallen geoorloofd. Daarbij zijn twee situaties te onderscheiden:

a. indien concreet zicht op legalisatie bestaat, én

b. als handhaving onevenredig is in verhouding tot het daarmee te dienen belang.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke betrokkenheid

6.1 Overleg ex. artikel 3.1.1 Bro en zienswijzen

6.1.1 Overleg

Het college heeft het bestemmingsplan Emmen, kleine woonwagenlocaties, IMRO 0114-2014006-B303, vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het concept- ontwerpbestemmingsplan is op 14 april 2014 voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners. In het concept bestemmingsplan is nog uitgegaan van 1 bestemmingsplan voor de 5 verschillende kleine woonwagenlocaties.
Uit praktische overwegingen is gekozen om het voorontwerpbestemmingsplan op te delen en per woonwagenlocatie een ontwerpbestemmingsplan in procedure te brengen. Alle gedane reacties en overleg tav de vijf kleine woonwagenlocaties zijn wel betrokken bij het opstellen van de ontwerpbestemmingsplannen.
De ontvangen adviezen en reacties op het voorontwerpbestemmingsplan zijn gebundeld in de Nota van Beantwoording. Deze nota van beantwoording is wat betreft het onderdeel vooroverleg voor de vijf woonwagenlocaties identiek.

In de Nota van Beantwoording is het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de verschillende overlegreacties opgenomen. Waar de adviezen en reacties leidden tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn de aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.
Voor de inhoud van de overlegreacties en het standpunt van het college wordt verwezen naar voornoemde nota Bijlage 1 Nota van beantwoording . De Nota van Beantwoording maakt deel uit van het bestemmingsplan Schoonebeek, woonwagenlocatie aan de Kerkhoflaan

6.2 Zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan

Tegen het bestemmingsplan Schoonebeek, woonwagenlocatie aan de Kerkhoflaan zijn geen zienswijzen ingediend.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.
De planontwikkelingskosten en van voorliggende bestemmingsplan  Schoonebeek, woonwagenlocatie aan de Kerkhoflaan komen geheel voor rekening van de Gemeente Emmen, waarbij de afdeling Dorpen en Wijken de coördinatie heeft. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.
Er kunnen nog zogeheten MJOP's (meerjarenonderhoudsplannen) worden opgesteld voor het woonwagencentrum na herinrichting. Zo worden de structurele jaarlijkse beheerkosten goed in beeld gebracht en kunnen die jaarlijks worden begroot. Dit valt buiten het project 'herinrichting kleine woonwagencentra'. Gestreefd wordt om een bedrag à 700 euro jaarlijks per huurstandplaats te reserveren voor planmatig onderhoud en dagelijks onderhoud. Dit bedrag is in den lande een representatief bedrag gebleken om te reserveren voor dagelijks en planmatig onderhoud. Op dit moment betalen de bestaande huurders voor minder ruimte dan men in de loop der tijd in gebruik heeft genomen. De standplaatsen zullen opnieuw ingemeten moeten worden en er zal een nieuwe huurprijs moeten worden vastgesteld op basis van de werkelijke aantal m2 van de standplaats. Mocht de huurder het hier niet mee eens zijn, dan zal de extra ingenomen ruimte door de huurder moeten worden ingeleverd. Eventuele extra opbrengsten zijn nu niet meegenomen. Deze behoren bij de reguliere exploitatie.