direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Barger-Compascuum, Limietweg Oost 0
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2013024-V701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Door dhr. Harbers is een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het realiseren van een melkveehouderij aan de Limietweg Oost te Barger-Compascuum. Het bouwplan bestaat uit een bedrijfswoning, een werktuigenberging, een stal en bijbehorende bouwwerken als opslagen voor voer. Er zullen 152 melkkoeien worden gehouden met 116 stuks jongvee. De aanvraag heeft betrekking op de onderdelen 'bouwen', 'handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening' en 'werk of werkzaamheden uitvoeren'.

De ontwikkeling betreft een bedrijfsverplaatsing binnen de Emmense gemeentegrens. De verplaatsing wordt voor de aanvrager noodzakelijk geworden na verkoop van zijn bestaande melkveehouderij in Nieuw-Schoonebeek aan de provincie Drenthe. De provincie Drenthe heeft het bedrijf middels een kavelruilovereenkomst aangekocht (ontbindende voorwaarde de verlening van de WABO vergunning voor de vestiging aan de Limietweg Oost) om natuurontwikkeling (bufferzone) van het Bargerveen mogelijk te maken. Onder andere wordt de waterhuishouding in het gebied gewijzigd. Hierdoor wordt de bedrijfsvoering in Nieuw-Schoonebeek belemmerd.

Na realisatie van het bouwplan aan de Limietweg Oost ontstaat een volwaardig en levensvatbaar bedrijf. De landschappelijke inpassing is geborgd. De Welstandscommissie heeft een positieve beoordeling gegeven. Om deze redenen kan medewerking worden verleend aan de gevraagde omgevingsvergunning.

De aanvraag is genoteerd onder zaaknummer 77043. De bijbehorende verbeelding met de plancontour heeft het nummer NL.IMRO.0114.2013024-V701.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2013024-V701_0001.png"

Afbeelding 1: Locatie plangebied in omgeving (rode vierhoek)

1.2 Planologische regeling

Het bestemmingsplan Buitengebied Emmen is door de raad vastgesteld op 30 mei 2013 en inmiddels inwerking getreden. De aanvraag is in strijd met de bestemming "Agrarisch met waarden - Grootschalige Veenontginningen".

De aanvraag is passend binnen de uitgangspunten voor wijziging van het bestemmingsplan voor de realisatie van een nieuw agrarisch bouwperceel ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf. De aanvrager heeft echter gekozen voor een uitgebreide WABO procedure.

Bij de beoordeling van de aanvraag zijn diverse aspecten getoetst en betrokken bij de afweging omtrent medewerking.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie, beleid en planologische regeling

2.1 Ligging en huidige situatie

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op het perceel, kadastraal bekend "Gemeente Emmen, sectie AD, nummers 143 en 258" te Barger-Compascuum. De aanvraag betreft de realisatie van een melkveehouderijbedrijf door de bouw van een bedrijfswoning, een werktuigenberging, een stal en bijbehorende voorzieningen als voeropslagen. Het perceel is gelegen aan de weg Limietweg Oost, een landbouwweg ten oosten van de kern Barger-Compascuum.

De meest nabijgelegen woning van derden (Limietweg 18) bevindt zich op ongeveer 55 m van het bedrijf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2013024-V701_0002.png"

Afbeelding 2: Luchtfoto omgeving. In rood indicatief het besluitvlak

De te houden dieren kunnen milieutechnisch worden gehouden op basis van een melding in het kader van het Activiteitenbesluit.

2.2 Beleid

2.2.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

De Structuurvisie "Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef" is op 24 september 2009 door de raad vastgesteld. Het is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities, gesteld in de Strategienota Emmen 2020.

De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden.

In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald, deze zijn als volgt (wanneer relevant voor het plan):

Landschap
Versterken van het landschap door het koesteren van de landschappelijke openheid en de herkenbaarheid van de kanalenstructuur te vergroten.

Werken:
De koers voor de landbouw: schaalvergroting in landbouwgebieden mogelijk maken in aansluiting op het landschap.

Verder wordt binnen de structuurvisie aangegeven dat de belangrijkste uitgangspunten en ontwikkelingsprincipes voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen bestaan uit:

  • "Kwaliteit voor kwantiteit". Centraal staat een verschuiving van kwantiteit naar kwaliteit.
  • "Keuze voor een duurzame inrichting van de ruimte". Wijzigingen in de ruimtelijke opbouw worden geënt op de zogenaamde lagenbenadering;
  • "Rekening houden met de klimaatverandering".

De structuurvisie gaat uit van een lagenbenadering. Het grondgebied van Emmen is daarbij onderverdeeld in 4 deelgebieden. Voorliggende plangebied ligt in deelgebied A. Dit deelgebied heet "De Monden". Dit is het noordoostelijk, Veenkoloniale deel van de gemeente. Dit deelgebied kent een sterk agrarisch karakter.

In de structuurvisie wordt landbouw aangewezen als drager van het landschap. In de grootschalige gebieden, zoals de omgeving van de Limietweg Oost, krijgt de landbouw voldoende mogelijkheden om op te schalen.

2.2.2 Ruimtelijke Waardenkaart

De Ruimtelijke waardenkaart (RWK) is een in september 2011 door de raad vastgestelde uitwerking van de Structuurvisie Emmen 2020. Het biedt een beleidskader voor landschap en cultuurhistorie en vormt de basis of 'onderlegger' voor het ruimtelijk beleid en beheer van de gemeente Emmen. Andere waarden zoals de aardkundige, archeologische, ecologische en hydrologische waarden, evenals monumenten, worden in dit document beschreven waar zij samenhang vertonen met het cultuurhistorisch gevormde landschap.

De ruimtelijke waardenkaart kent drie onderdelen:

  • 1. In beeld brengen ontwikkelingsgeschiedenis;
  • 2. Vastleggen van de kenmerken, kwaliteiten en knelpunten van het huidige landschap;
  • 3. Aanreiken van handvatten ten aanzien van hoe met deze waarden om te gaan.

Deelgebieden en kenmerken per deelgebied
De RWK maakt verder een onderscheid in drie deelgebieden. Het plangebied ligt binnen het "landschap van de grootschalige verveningen". De hoogveenontginningen vormen een uitzonderlijk monumentaal landschap. De lange kanalen die zwaar in de beplanting staan, de gestrekte linten en de ritmiek van kanalen, wijken en sloten verschaffen dit landschap voor Nederlandse begrippen een unieke monumentaliteit. Het landschap wordt gevormd door open ruimten van formaat. De kanalen en linten geven contour aan de ruimte. Zij ‘maken’ de ruimten.

De RWK omvat een drietal kaarten.

  • 1. "Ruimtelijke aspecten": Voor het plangebied worden geen aspecten genoemd.
  • 2. "Visuele aspecten", genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    • 1. Essentiële zichtlijn;
    • 2. Robuuste ruimte hoogveenontginning.
  • 3. "Elementen": Voor het plangebied worden geen aspecten genoemd.

Behoud, versterking en ontwikkeling
De opgave is ontwikkelingen zodanig te geleiden dat kwaliteiten behouden blijven, knelpunten tot een oplossing worden gebracht, nieuwe kwaliteiten aan het landschap worden toegevoegd.

Binnen het landschap van de grootschalige verveningen wordt ingezet op behoud van archeologische waarden/vindplaatsen, het stelsel van kanalen en wijken, de robuuste, krachtig omzoomde ruimten en de verscheidenheid aan details. De afleesbaarheid van de gelaagdheid van het landschap en de levendigheid op en aan het kanaal kunnen bij ontwikkelingen versterkt worden.

2.2.3 Conclusie

De aanvraag voor de vestiging van een melkveehouderij past binnen de uitgangspunten van de Structuurvisie "Gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef" en het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen".

Bij de inpassing van het bedrijf dient sprake te zijn van een stedenbouwkundig-, landschappelijk- en milieutechnisch inpasbare situatie. Voor wat betreft het de inpassing in het landschap dient rekening te worden gehouden met de voorkomende kenmerken van de omgeving.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Algemeen

Bedrijfsverplaatsing
De bedrijfsvestiging van het melkveehouderijbedrijf aan de Limietweg Oost hangt samen met de tot bedrijfsbeëindiging van het bestaande melkveehouderijbedrijf aan de Europaweg 325 te Nieuw-Schoonebeek. Op deze locatie worden 152 melkkoeien gehouden op een huiskavel van 37 hectare. Het planologische bouwvlak is 1 hectare groot. Het huiskavel is beperkt van omvang. De gronddruk in het gebied is hoog, veel bedrijven liggen dicht bij elkaar waardoor bedrijfsuitbreiding moeilijk is. Het bedrijf heeft op deze locatie onvoldoende toekomstperspectief.

In het kader van de totale natuurontwikkeling Bargerveen ligt er een provinciale taakstelling voor de verwerving van 359 hectare grond. Deze forse taakstelling komt voort uit de beoogde 'bufferzone Bargerveen' welke een oppervlakteclaim van ca. 220 ha betreft. De bufferzone zal worden gerealiseerd aan de zuidzijde van het Bargerveen. Inmiddels is een fors deel van de gronden door de provincie verworven. Om de doelen te kunnen realiseren, zullen er uit het gebied Nieuw Schoonebeek een aantal agrarische bedrijven moeten worden verplaatst. Gelet op de verkavelingssituatie is de aankoop van de locatie Europaweg 325 door de provincie zeer gewenst. De provincie heeft het bedrijf middels een kavelruilovereenkomst aangekocht (ontbindende voorwaarde is de verlening van de WABO vergunning voor de vestiging aan de Limietweg Oost).

Locatie nieuwbouw
Inmiddels heeft de aanvrager een optie op de aankoop van ongeveer 60 ha landbouwgronden aan de Limietweg Oost te Barger-Compascuum. Op het grootste aaneengesloten perceel van 50 ha (huiskavel) is de bedrijfsvestiging voorzien. Het merendeel van de gronden is direct gelegen rondom de beoogde bouwlocatie. Het bedrijf wil 152 melkkoeien met bijbehorend jongvee gaan houden op een terrein van ca. 2,1 hectare.

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de ruimtelijk-landschappelijke omgeving- en de wijze waarop het bedrijf hierbinnen wordt ingepast aan de Limietweg Oost.

3.2 Omgeving

De ruimtelijke structuur van het gebied van de omgeving Limietweg-Oost hangt samen met de veenontginningen. De omgeving is deels vanuit de Verlengde Hoogeveensche Vaart en deels vanuit het Oosterdiep verveend door middel van het 'bloksysteem met wijken'.

Wijkenpatroon
Voor de vervening vanuit het noordoosten is eerst een hoofdwijk gegraven vanuit het Oosterdiep. Hierop zijn vervolgens twee wijken noord- en zuidwaarts gegraven. Eén ter hoogte van Hoofdwijk III, en één, de Limietwijk (parallel aan huidige Limietweg - Limietweg Oost. De wijken in het gebied zijn na 1935 gegraven. Bijzonder detail is dat de afstand tussen deze wijken kleiner is dan de 200 m die gebruikelijk is in de gemeente Emmen. De afstand tussen de wijken is hier 180 m, een afstand gebruikelijk in de oudere veenkoloniën van Groningen.

Hoewel er in het gebied ten noorden van het dorp Barger-Compascuum enkele wijken zijn gedempt is de water- en verkavelingsstructuur tot op de dag van vandaag nog goed aanwezig. In het zuidelijk deel zelfs zeer goed.

Wegenstructuur
De wegenstructuur stamt ook uit de tijd van de veenontginning. Tegelijkertijd met het graven van Hoofdwijk III is de Limietweg vanaf het zuiden tot de huidige bocht aangelegd. Vanuit het noorden is na 1935 de Zwartenbergerweg (verlengde van Limietweg Oost) aangelegd. In de periode 1955 – 1965 zijn beide wegen door middel van de nog steeds bestaande S bocht met elkaar in verbinding gebracht.

Bebouwingsstructuur
Zoals gebruikelijk ontstond langs de ontginningsassen, de Limietweg en in veel mindere mate de Zwartenberger weg en de Limietweg Oost, de bebouwing. De bebouwing wordt gekenmerkt door een mix van vrijstaande woningen en kleinschalige agrarische bedrijven. De bebouwing aan de Limietweg bevindt zich aan de westzijde van de weg.

Groenstructuur
Het landschap van het gebied, en dan met name het gebied ten oosten van het Oosterdiep, is een goede representant van het landschap van de grootschalige hoogveenontginningen met zijn lange zichtlijnen, open ruimtes, monumentale beplanting, lintbebouwing en verkaveling.

De doorgaande groenstructuur langs de Limietweg stamt uit de periode 1965 – 1975. Voor die tijd stonden her en der rijten bomen. Inmiddels hebben de bomenrijen het monumentale karakter gekregen dat zo kenmerkend is voor de grootschalige hoogveenontginningen. Langs de Limietweg Oost bevindt zich geen doorgaande groenstructuur.

3.3 Stedenbouwkundig plan

Locatiekeuze
Het bedrijf presenteert zich met de voorzijde richting de wegen Limietweg Oost en de Limietweg. De precieze locatiekeuze is tot stand gekomen na afweging van een aantal aspecten.

Landschappelijk is gekozen voor inpassing binnen de landschappelijke structuur met het wijkenpatroon. Een bestaande wijk aan de zuidzijde van het erf wordt verlegd binnen de landschappelijke structuur. Bebouwing is met de kaprichtingen haaks op de weg geplaatst, in overeenstemming met de verkavelingsstructuur. Tussen de gebouwen blijft er op deze manier zicht op het achtergelegen open gebied.

Voor de bedrijfsvoering is de centrale ligging binnen de bedrijfsgronden van belang. Hierdoor kan weidegang worden geboden aan het vee.

Tevens ligt het bedrijfserf zodanig, dat voldoende afstand in acht wordt genomen ten opzichte van woningen van derden. De dichtstbijzijnde woning (Limietweg 18) ligt op 55 meter afstand van het bedrijfserf en op minimaal 100 meter van de te realiseren stal.

Indeling bedrijfserf
Bij realisatie van het totale plan (inclusief sleufsilo's) wordt het bedrijfserf ca. 2,1 ha groot. De diepte is dan ongeveer 190 m en de breedte ca. 110 m. Binnen het plangebied worden een ligboxenstal, een werktuigenberging en een bedrijfswoning gerealiseerd. Achter de gebouwen worden sleufsilo's voor de opslag van ruwvoer gerealiseerd.

Hoogte en afmetingen gebouwen
De ligboxenstal heeft een afmeting van circa 30 x 95 meter waarbinnen 152 melkkoeien en 116 stuks jongvee kunnen worden gehuisvest. De bedrijfsgebouwen hebben een maximale hoogte van 12 m.

De bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken is maximaal 250 m2 groot en heeft een maximale hoogte van 9 m. De bouwhoogte van torensilo's mag maximaal 12 meter bedragen, de bouwhoogte van sleufsilo's maximaal 2 meter. De bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs de openbare weg mag maximaal 1 meter bedragen.

3.4 Landschappelijke inpassing

Om het bouwplan in te passen binnen het landschap wordt beplanting aan het erf toegevoegd. Voor de landschappelijke inpassing van de nieuwe stal is een beplantingsplan opgesteld door Reuvers Buro voor Groene Ruimtes. Het landschappelijke inpassingsplan is opgenomen in Bijlage 3.

Met het beplantingsplan is ingespeeld op de landschappelijke omgevingskenmerken als openheid, grootschaligheid, robuustheid, zichtlijnen en verkavelingsstructuren. Het bedrijf wordt traditioneel ingepast. De historische verkavelingsstructuur wordt gerespecteerd en de 'ruimtelijke massa' ligt op het voorerf. De hoeken van het bedrijfserf worden gemarkeerd met fors groen. De zijkanten van het erf worden ingeplant, waarbij de bedrijfsbebouwing niet wordt 'verstopt' en zichtlijnen over het erf gecreëerd worden. De aangrenzende wijk wordt verlegd en beter zichtbaar gemaakt. De sleufsilo's worden ingepast met streekeigen laag bosplantsoen.

In de regels van de omgevingsvergunning is bepaald dat de te planten groenstroken moeten worden aangelegd en in stand moeten worden gehouden.

3.5 Verkeer

De voorgenomen ontsluitingsroute van het bedrijf, via de route Limietweg Oost, Limietweg richting Emmer-Compascuum is in het kader van aanvraag akkoord bevonden.

Voor wat betreft de Limietweg Oost is hierbij het huidige gebruik van de weg door akkerbouwbedrijven en vervenersbedrijven meegewogen. Aan de rijbaan van de Limietweg-Oost is in 2011 klein onderhoud uitgevoerd in samenhang met het project 'aanleg fietspad Emmen - Haren'. De Limietweg-Oost kan zonder aanpassingen voldoen.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

4.1 Bedrijfsplan

Vanwege beperkte uitbreidingsmogelijkheden en natuurontwikkeling / ingrepen in de waterhuishouding dient het bedrijf vanuit Nieuw-Schoonebeek te verplaatsen. Het bedrijf en de bedrijfsgronden zijn verkocht aan de Provincie Drenthe. Inmiddels heeft de aanvrager een optie op aankoop van ongeveer 60 ha landbouwgronden, waarvan het merendeel direct is gelegen rondom de beoogde bouwlocatie aan de weg Limietweg Oost. Op het grootste aaneengesloten perceel van 50 ha. (huiskavel) is de bedrijfsvestiging voorzien.

Men wil ca. 152 melkkoeien gaan houden en 116 stuks jongvee. Binnen de beschikbare gronden is deze veestapel op een grondgebonden wijze te houden.

Bij uitvoering van het plan ontstaan een volwaardig en levensvatbare bedrijf. Zie hiervoor ook het opgestelde bedrijfsplan van DLV in Bijlage 4.

4.2 Archeologie

Per 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd ter uitvoering van het verdrag van Malta. Het verdrag vraagt om bescherming van het archeologisch bodemarchief tegen bodemverstoringen als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De Monumentenwet verplicht gemeenten om bij het opstellen van nieuwe planologische regelingen rekening te houden met de te verwachten en de aanwezige archeologische waarden. Behoud van die waarden is het uitgangspunt.

Het plangebied heeft deels een lage verwachting op de op 30 mei 2013 door de raad vastgestelde archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Emmen. Gezien de lage verwachtingswaarde hoeft geen archeologisch inventariserend uitgevoerd te worden.

4.3 Ecologie

De Flora- en Faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. Op grond van de wet geldt een algemeen verbod voor het verwijderen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Door Ecoreest is een quickscan natuurtoets (voortoets) uitgevoerd. De consequenties van de aanvraag op de aanwezige natuurwaarden zijn getoetst. Uit de voortoets Flora- en faunawet wordt geconcludeerd dat er ter plaatse van de onderzoekslocatie sprake is van het voorkomen van algemene soorten, geen beschermde soorten. Vervolgonderzoek is derhalve niet aan de orde. De geplande werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd mits de initiatiefnemer ‘voldoende zorg’ in acht neemt om het doden van individuen of vernietigen van verblijfsplaatsen tot een minimum te beperken (zorgplicht).

Voor alle inheemse (ook de algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt vanuit de Flora- & Faunawet een verbod op handelingen die nesten of eieren beschadigen of verstoren. Ook handelingen die een vaste rust- of verblijfplaats van beschermde vogels verstoren, zijn niet toegestaan. In de praktijk betekent dit dat verstorende werkzaamheden alleen buiten het broed- /voortplantingsseizoen uitgevoerd mogen worden. Hiervoor wordt geen standaardperiode gehanteerd in het kader van de Flora- & Faunawet. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode.

Wanneer de werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd, is voor vogels geen ontheffing noodzakelijk (LNV verleent zelden een ontheffing voor het verstoren van broedende vogels in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen). Indien de werkzaamheden voor aanvang van het broedseizoen beginnen en constant doorgaan tijdens het broedseizoen, behoeft er eveneens geen ontheffing te worden aangevraagd.

Voorafgaand aan de werkzaamheden wordt geadviseerd het terrein zekerheidshalve te inspecteren om de kans op het vernielen van vogelnesten te minimaliseren. Tevens worden de aanwezige algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren op deze manier tijdelijk verstoord waardoor het doden van individuen tot een minimum beperkt wordt.

Het door Ecoreest opgestelde onderzoek is opgenomen in Bijlage 5.

4.4 Milieu

4.4.1 WABO Milieu

Voor de beoogde bedrijfsuitvoering (<200 stuks melkvee) dient een melding te worden gedaan in het kader van het Activiteitenbesluit. Voldaan wordt aan de afstandseisen.

4.4.2 MER

De activiteiten binnen de inrichting vallen in beginsel onder de activiteiten zoals vermeld in de onderdelen C en D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. Het bevoegd gezag moet bij de beoordeling of een milieueffectrapport moet worden gemaakt rekening houden met de in bijlage III van richtlijn 85/337/EEG aangegeven omstandigheden. In deze bijlage zijn kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect als omstandigheden genoemd.

Het aantal melkkoeien bedraagt maximaal 152 stuks. Tevens worden maximaal 116 stuks vrouwelijk jongvee gehouden. Relevante emissies en depositie's van het bedrijf veroorzaken slechts een geringe bijdrage aan heersende achtergrondconcentraties. Het bedrijf is niet gesitueerd in een kwetsbare omgeving of in de nabijheid van gevoelige objecten.

Naar ons oordeel is er geen sprake van bijzondere milieuomstandigheden die een noodzaak zouden kunnen vormen tot het uitvoeren van een Mer. Dit besluit kan worden beschouwd als een vormvrije Mer-beoordelingstoets, waarin nader wordt onderbouwd dat geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu optreden.

4.4.3 Geur

Het bedrijf ligt vrij in open gebied. De dichtstbijzijnde woning van derden ligt op meer dan 50 meter. Hiermee wordt voldaan aan de vaste afstandseisen en de geurnormen uit het Activiteitenbesluit.

4.4.4 Bodem

Het plangebied bevat geen locaties die voor wat betreft bodemverontreiniging verdacht zijn (historisch verdacht als gevolg van in het verleden uitgevoerde bodembedreigende activiteiten). Ook bevat het plangebied geen locaties waar de milieukundige bodemkwaliteit is onderzocht en geconstateerd is of de locatie verontreinigd zijn. Tot slot zijn geen locaties bekend waar ondergrondse tanks aanwezig zijn danwel aanwezig zijn geweest.

De bodemsituatie is bodemkundig onderzocht door Ecoreest. In het onderzoek wordt gesteld dat op basis van de onderzoeksresultaten er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn tegen de ontwikkeling van de aanvraag.

Het door Ecoreest opgestelde onderzoek is opgenomen in Bijlage 6.

4.4.5 Geluid

Bedrijfsvestiging
Door Sain Milieuadvies is een onderzoek ingesteld naar de akoestische inpassing van het melkveehouderijbedrijf. In het onderzoek zijn het gemiddelde geluidsniveau en het piekgeluidsniveau berekend op de woningen die in de omgeving van het bedrijf liggen. Verder is aandacht besteed aan de geluidsbelasting door het verkeer van en naar het bedrijf.

In het onderzoek is rekening gehouden met alle relevante geluidsbronnen die tijdens een drukke dag kunnen voorkomen. Het gaat onder andere om het voeren van het vee, de afvoer van melk, de uitstraling van de technische ruimte van de melkstal en het laden van mest. Daarnaast zijn de situaties beschouwd waarbij ruwvoer wordt ingekuild en waarbij mest wordt afgevoerd met sleepslangen.

Uit het onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de voorkeursgeluidsnorm bij verkeer op de openbare weg (van en naar het bedrijf), behalve tijdens de aanvoer en inkuilen van ruwvoer in de dag- en avondperiode. Wel wordt dan voldaan aan de maximale geluidsnorm en deze geluidsbelasting is zodoende vergunbaar.

Er is sprake van een acceptabele situatie. Voor de indirecte hinder zullen zonodig bij de melding in het kader van het Activiteitenbesluit maatwerk voorschriften worden opgenomen

Het door Sain Milieuadvies opgenomen onderzoek is opgenomen in Bijlage 7.

Inpassing bedrijfswoning
De Wet geluidhinder (Wg) is van toepassing bij de bouw van (bedrijfs)woningen binnen zones van wegen. In deze gevallen zal onderzocht moeten worden of wordt voldaan aan de in de Wet geluidhinder opgenomen voorkeursgrenswaarden. Bij geluidbelasting van een weg bedraagt de voorkeursgrenswaarde op de gevel van een woning 48 dB.

In deze situatie is de geluidbelasting afkomstig van de Limietweg Oost van belang. Dit is een relatief rustige weg die hoofdzakelijk wordt gebruikt voor de landbouw. De woning wordt op ca. 35 m van de weg geprojecteerd. Gezien deze afstand en de verkeersintensiteiten van de weg kan voldaan worden aan de gestelde voorkeursgrenswaarde op grond van de Wet geluidhinder. Er is geen ontheffing nodig.

4.4.6 Lucht

De wijze van berekening van de concentraties luchtverontreinigende stoffen is vastgelegd in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Voor de veehouderij zijn voor de diverse diersoorten en stalsystemen specifieke emissiefactoren vastgesteld. Voor agrarische bedrijven is met name de emissie van fijnstof relevant.

Door DLV is een berekening uitgevoerd naar de toename van fijnstof. Geconcludeerd wordt dat de fijnstofbelasting beoordeeld mag worden als 'Niet In Betekende Mate'. Het door DLV opgestelde onderzoek is opgenomen in Bijlage 8.

4.4.7 Externe veiligheid

In het kader van regelgeving in relatie tot Externe Veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het ontwikkelen van een veehouderij op deze locatie. Er zijn geen bronnen aanwezig.

4.4.8 Licht

In de planvorming wordt rekening gehouden met de uitstoot van licht. Hiervoor zijn voorwaarden aan de vergunning gesteld. Geprobeerd wordt de lichtuitstoot zo veel mogelijk te beperken op de volgende manieren:

Keuze armaturen
Er worden armaturen toegepast met een reflecterende kap die het licht sturen naar een bepaalde richting. Daarmee wordt voorkomen dat er onnodige lichtuitstraling naar buiten plaats vindt.

Plaatsing armaturen
Door de armaturen ruim boven de gootlijn te plaatsen is vanuit de omgeving geen direct zicht mogelijk op de lichtbronnen.

Materiaal keuze van zijwanden
De materiaalkeuze van het ventilatiegordijn in de zijwanden is erop gericht dat het licht uit de stal niet verstrooid wordt, maar enigszins gereflecteerd wordt. De zijwanden zijn echter niet het gehele jaar gesloten, derhalve hebben deze maatregelen geen invloed voor een periode waarbij ventilatiegordijnen geopend zijn.

Lichtnok
Door het plaatsen van een lichtstraat aan de noordzijde van het dak van de stal wordt voorkomen dat de lichtstraat als een lichtbalk fungeert naar de donkere zuidzijde van het bedrijf.

Licht/donker regime
Bij het licht/donker regime zal worden gekozen voor 16 uur licht en 8 uur donker. De aanvang van de donker periode kan in overleg met omgeving worden bepaald.

Landschappelijke inpassing 
Door de aan te brengen beplanting van het bedrijf, zal de uitstoot van licht op de omgeving verminderd worden. Voor het beplantingsplan, zie Bijlage 3.

4.5 Natuurbeschermingswet

Voorafgaand aan de aanvraag is bij Gedeputeerde Staten van de Provincie Drenthe een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet aangevraagd. De effecten van het plan op aangewezen natuurgebieden is onderzocht. Gedeputeerde Staten hebben de beschikking inmiddels verleend. Deze is opgenomen in Bijlage 9.

4.6 Waterparagraaf

4.6.1 Inleiding

In de waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem van het plangebied is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden (bodemopbouw, grondgebruik, maaiveldhoogte, grondwatersituatie, rioolstelsel etc.) en of speciale regelingen voor het plangebied gelden. De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan en beschrijft de uitwerking hiervan op het watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het plan oplegt. De waterparagraaf is de plek waar, naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan of besluit, het wateradvies en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar een plaats krijgen.

4.6.2 Ligging plangebied

Het plangebied valt binnen het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's. In december 2012 heeft overleg plaatsgevonden tussen de aanvrager en het waterschap door het aanvragen van de watertoets. Uitgangspunt is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat er grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.

4.6.3 Waterhuishouding

Het verharde oppervlak neemt door de realisatie van het plan toe. In de watertoets wordt uitgegaan van een toename van het verharde oppervlak van ca. 7.500 m2. Om wateroverlast in gebouwen te voorkomen adviseert het waterschap om voor een vloerpeil te kiezen die tenminste 30 centimeter boven de weg ligt.
 

4.6.4 Afvoer van water

Huishoudelijk afvalwater
De bedrijfswoning zal worden aangesloten op de gemeentelijke riolering langs de Limietweg Oost.

Bedrijfsafvalwater
Het bedrijfsafvalwater van het bedrijf wordt afzonderlijk opgevangen in een keldercompartiment onder de stal om het vervolgens af te voeren.

Hemelwater
Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap is erop gericht het hemelwater af te koppelen van de riolering en te lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem. Voor lozing van het hemelwater dient in principe waterberging op eigen terrein gerealiseerd te worden. Als regel wordt genomen dat 10% van het te verharden oppervlak moet worden ingericht voor hemelwaterberging. Voor dit plan dient circa 750 m3 waterberging worden aangelegd. Deze zal worden gerealiseerd in de te verleggen wijk aan de zuidzijde van het bedrijfserf.

4.6.5 Kwaliteit oppervlaktewater

Voor dit plan is het Lozingenbesluit Open Teelt en Veehouderij (LOTV) van toepassing. Het LOTV bepaalt dat het rechtstreeks afstromen van verontreinigd (hemel)water van het verharde erf naar het oppervlaktewater (=erfafspoelwater) voorkomen moet worden.

Het rechtstreeks afstromen van verontreinigd (hemel)water van het verharde erf naar het oppervlaktewater (=erfafspoelwater) moet voorkomen worden. Het erf dient veegschoon te zijn en het reinigingen van materialen, trailers, vee en dergelijke op een aparte spoelplaats dient plaats te vinden.

Bij de inrichting van de sleufsilo (kuilopslag) dienen er maatregelen genomen worden tegen vrijkomende perssappen. Perssappen zijn zeer zuur en zijn schadelijk voor het milieu. Perssappen mogen niet afstromen naar het oppervlaktewater. De perssappen moeten worden afgevoerd naar de kelder of een opslagtank.

4.6.6 Wateradvies waterschap

De aanvrager heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente op de hoogte gesteld van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.

De uitgangspuntennotitie van het Waterschap Hunze en Aa's met de reactie van het Waterschap is opgenomen in Bijlage 10

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

Op de gevraagde vergunning is de uitgebreide procedure van toepassing.

De terinzagelegging van de ontwerpbesluiten is op 10 december 2013 gepubliceerd in de Zuidoosthoeker en de Staatscourant.

Met ingang van 11 december 2013 heeft het ontwerp van de vergunning voor zes weken voor een ieder ter inzage liggen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.

De aanvrager heeft gedurende de terinzagelegging van de ontwerp-beschikking verzocht om aanpassing van de te houden dieraantallen. In de ontwerp-beschikking werd bepaald dat maximaal 130 stuks melkvee en 70 stuks jongvee mocht worden gehouden. De wens is om maximaal 152 stuks melkvee en 116 stuks jongvee te houden. Deze wijziging heeft milieutechnisch- en ruimtelijk geen gevolgen voor de omgeving. Het leidt niet tot aanpassing van het bouwplan. De wijziging past binnen de verleende Natuurbeschermingswet vergunning én de melding die is gedaan in het kader van het Activiteitenbesluit. De gewenste situatie is ambtshalve verwerkt in de definitieve beschikking.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De planonwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de aanvrager van de omgevingsvergunning. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.