direct naar inhoud van Regels
Plan: Zwartemeer, Sportlandgoed
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2012030-B702

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 dagrecreatie:

een verblijf buiten de eigen woning langer dan 2 uur voor recreatieve doeleinden doorgebracht zonder overnachting;

1.2 kampeermiddel:

een onderkomen, voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, dat geheel of ten dele blijvend kan worden gebruikt voor recreatief dag- en/of nachtverblijf;

1.3 plan:

het bestemmingsplan Zwartemeer, Sportlandgoed met identificatienummer NL.IMRO.0114.2012030-B702 van de gemeente Emmen;

1.4 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingsgrens:

een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn toegestaan;

1.9 bedrijfswoning:

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) personen, wier huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.10 bestaand:

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.11 bestaande bebouwing:

bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is;

1.21 chalet:

een gebouw, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf;

1.22 evenementen:

een tijdelijke muziek-activiteit in de openlucht

1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.25 horecabedrijf:

een bedrijf, inrichting waar bedrijfsmatig dranken en/ of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en /of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.26 horeca

een horecabedrijf gericht op he verstrekken van maaltijden, alcoholische en niet-alcoholische dranken voor het gebruikt ter plaatse, zoals een restaurant, (eet)café e.d. inclusief vergaderruimtes, het houden van inpandige evenementen waarbij ook elektronische versterkte muziek is toegestaan, niet zijnde discotheken en nachtclubs)

1.27 kampeermiddel:

een onderkomen, voertuig (camper)+ of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, dat geheel of ten dele blijvend kan worden gebruikt voor recreatief dag- en/of nachtverblijf;

1.28 kort verblijven:

een verblijf buiten de eigen woning voor recreatieve doeleinden met 1 tot 3 opeenvolgende overnachtingen;

1.29 perceelsgrens:

de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;

1.30 recreatiewoning:

een gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;

1.31 stacaravan:

een caravan die gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en die door zijn plaatsing direct of indirect met de grond is verbonden, dan wel direct of indirect steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk is aan te merken;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:

de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;

2.2 de bebouwing op de verbeelding:

de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;

2.3 bebouwingspercentage:

een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 het peil:

het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen(voorziening);
  • b. water;
  • c. fietsverbinding, ter plaatse van de aanduiding "pad";
  • d. zonneakker met een omvang van maximaal 900 m2 en groen afgeschermd aan de oost- en zuidzijde ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - zonneakker"
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen met dien verstande dat
  • 1. de maximale bouwhoogte van een erf- en terreinafscheiding langs de openbare weg maximaal 1 meter bedraagt en de maximale bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten maximaal 5 meter mag bedragen;
  • 2. de totale gezamenlijke oppervlakte aan andere bouwwerken mag maximaal 50 m² bedragen;
3.3 Specifieke gebruiksregels

 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het plaatsen van een zonneakker hoger dan 3 meter;
  • b. het, na maximaal een 6 maanden na de plaatsing van de zonnepanelen, deze te gebruiken zonder dat zijn voorzien van een afschermde haag.

Artikel 4 Recreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve (sport)voorzieningen;
  • b. bos en groenvoorzieningen
  • c. aanleg, behoud en herstel van aarden wallen met een minimale hoogte van 3 meter, ter plaatse van de aanduiding "geluidwal"
  • d. kampeerterrein met 80 standplaatsen voor kampeermiddelen ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein";
  • e. zwemplas ter plaatse van de aanduiding "water";
  • f. paintball- en survivalarena ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie- paintball";
  • g. pitch- en putt plaatse van de aanduiding "pitch- en putt";
  • h. sportvelden en tennisbanen ter plaatse van de aanduiding "sportvelden";
  • i. horeca en bijbehorende terrassen ter plaatse van de aanduiding "horeca"
  • j. verblijfsrecreatie, inclusief één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding "verblijfsrecreatie";
  • k. klimtoren ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie-klimtoren";
  • l. hoofdentree, ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting";
  • m. parkeren ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein";
  • n. evenementen, ter plaatse van de aanduiding "evenemententerrein"
  • o. buggyrijden, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie-buggyparcours";
  • p. andere bouwwerken;
  • q. fiets- en voetpaden;
  • r. toegangswegen in- en uitritten;
  • s. geluidswerende voorzieningen;
  • t. kunstwerken en waterwerken;
  • u. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten dienste van dagrecreatieve voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het oppervlak aan bebouwing ten behoeve van onderhoud, kleedruimten en sanitaire voorzieningen is maximaal 1200 m2
  • b. het oppervlak van een gebouw is maximaal 300 m2
  • c. de goothoogte is maximaal 4 meter
  • d. de bouwhoogte is maximaal 9 meter
4.2.2 Ter plaatse van de functieaanduiding horeca

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van horeca gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "horeca" dient het gebouw binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd
  • b. de goothoogte is maximaal 4 meter
  • c. de dakhelling bedraagt maximaal 25 graden

4.2.3 Ter plaatse van de functieaanduiding verblijfsrecreatie
  • 1. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatie gelden de volgende bepalingen:
  • a. het aantal blokhutten bedraagt maximaal 35
  • b. het oppervlak per blokhut bedraagt maximaal 50 m2
  • c. het oppervlak aan bebouwing ten behoeve van onderhoud, kleedruimten en sanitaire voorzieningen bedraagt maximaal 200 m2
  • d. de goothoogte is maximaal 3 meter

  • 2. Voor het bouwen van een dienstwoning gelden de volgende bepalingen:
  • a. de goothoogte van het hoofdgebouw is maximaal 4 meter
  • b. de bouwhoogte van het hoofdgebouw is maximaal 9 meter
  • c. de gezamenlijke oppervlak aan bebouwing is maximaal 300 m2
  • d. de afstand tot de A37 bedraagt ten minste 440 meter

  • 3. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  • a. bijbehorende bouwwerken dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
  • b. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 6 meter bedragen;

4.2.4 Ter plaatse van functieaanduiding specifieke vorm van recreatie - klimtoren

Voor het bouwen van een klimtoren gelden de volgende bepalingen

  • a. er mag één klimtoren worden gebouwd
  • b. de hoogte bedraagt maximaal 30 meter

4.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten maximaal 6 meter mag bedragen;
  • b. de hoogte van een mast ten behoeve een omroepinstallatie bedraagt maximaal 12 meter.
  • c. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen is maximaal 2 meter, indien gelegen langs een openbare weg is de hoogte maximaal 1 meter
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Bevoegdheid
  • a. Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: artikel 3.2.5.lid e voor het toestaan 50 m2 aan extra oppervlak aan bijbehorende bouwwerken
4.3.2 Beperking

De toepassing van de onder a genoemde afwijking is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. uit het oefenen van gemotoriseerde (water)sporten met uitzondering van het rijden met 3 buggy's tot van 8 uur per week;
  • b. het in gebruiken hebben van de gronden voor evenementen ter plaatse van de aanduidingen 'evenemententerrein' meer dan 12 dagen per jaar waarvan maximaal 3 dagen aangesloten ;
  • c. het toelaten meer dan 1250 bezoekers per dag voor een evenement;
  • d. [VERVALLEN]
  • e. het gelijktijdig houden van een evenement en een activiteit in de evenementenhal;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeven van een prostitutiebedrijf, seksinrichting en/of escortbedrijf en/of tippelzone;
  • g. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen, uitgezonderd onder afvalcontainers;
  • h. permanente bewoning behoudens de dienstwoning(en);
  • i. het gebruik van de camping buiten de periode 1 maart - 1 november
  • j. het plaatsen van stacaravans en chalets (op het gehele sportlandgoed)
  • k. het bebossen van de gronden binnen functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie -bebossing uitgesloten"
  • l. het gebruik van geluidsinstallaties voor muziek of andere geluidsversterkingsinstallatie en het gebruik van gronden voor paintball, veldsporten, buitenterassen, buggyrijden en gemotoriseerd grasmaaien in het geval dat de geluiddemping van de ter plaatse aangegeven “geluidwal” niet is gegarandeerd. Hiervan is in ieder geval sprake indien de minimale hoogte van 3 m zoals genoemd in artikel 4.1 sub c niet meer aanwezig is of er openingen in geluidwal aanwezig zijn
4.5 Afwijken van de gebruiksregels

[VERVALLEN]

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, ontgronden, egaliseren, ontginnen en diepploegen;
  • b. het graven en dempen van wijken, sloten en waterlopen;
  • c. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen
  • d. het aanleggen van houtopstanden en (lijnvormige) beplanting;
  • e. het beplanten en/of bebossen van gronden met houtopstanden, erfbeplanting uitgezonderd.
4.6.2 Toegestane werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in artikel 3.6. 1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. nodig zijn voor de aanleg van aarden wallen resp. taluds voor fiets- en voetpaden en de ontsluitingswegen;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan diepploegen;
  • c. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • d. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • e. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende vergunning.
4.6.3 Combinaties

Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

Bedoelde omgevingsvergunning wordt niet verleend indien het werk of de werkzaamheid plaatsvindt met het oog op het ontwikkelen of versterken van natuurwaarden in een nieuw natuurgebied en door de uitvoering op directe of indirecte wijze aantoonbare afbreuk wordt of zou worden gedaan aan de agrarische bedrijfsvoering op aangrenzende of nabijgelegen percelen, dan wel aantoonbare schade of nadeel aan nabijgelegen agrarische bedrijven en/of de landbouwfunctie wordt of zou worden gedaan.

4.6.4 Beperkingen

De in artikel 4.6 lid 1 bedoelde omgevingsvergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken, of werkzaamheden de waarden van een gebied zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de vergunning kan worden voorkomen.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de volgende functieaanduidingen vergroten of verkleinen:

  • a. parkeerterrein
  • b. verblijfsrecreatie
  • c. sportvelden
  • d. evenementen

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden alsmede de gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonende. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad zal de functiewijziging worden geweigerd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Ondergeschikte bouwonderdelen
  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsplannen worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, meeontworpen sierende elementen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden;
  • b. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter overschrijden;
  • c. Dakopbouwen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 1,5 meter ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst;
6.2 Onderwerpen van stedenbouwkundige aard

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • f. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Bevoegdheid

Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders op grond van artikel 7 afwijken van de regels door:

  • a. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met maximaal 10%;
  • b. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven (maximaal 2 meter) van het bouwvlak;
  • c. het toestaan van geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
  • d. het toestaan van in geringe mate, doch maximaal 5.00 meter afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken (bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  • e. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
  • f. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte van een gebouw maximaal 3.00 meter mag bedragen;
    • 2. de oppervlakte van een gebouw maximaal 50 meter² mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10.00 meter mag bedragen;
  • g. de hoogte van andere bouwwerken zijnde, te vergroten en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot niet meer dan 10 m;
  • h. het oprichten van andere bouwwerken met uitzondering van windturbines/-molens, met een bouwhoogte van maximaal 25.00 meter met dien verstande dat als het gaat om antennes naar het oordeel van burgemeester en wethouders de noodzaak daartoe voldoende is aangetoond;
  • i. het overschrijden van de gevellijn door:
    • 1. erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot maximaal 1 meter, over de gehele breedte van de voorgevel;
    • 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 meter² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;
  • j. het toestaan van erf- en terreinafscheiding langs de openbare weg met een maximaal bouwhoogte tot 1,5 meter;

7.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 7.1 eerste lid genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om af te wijken van het bestemmingsplan worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Tevens dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder, indien daartoe noodzaak is. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad of bij negatief advies van de leidingbeheerder kan de functiewijziging niet plaatsvinden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

Artikel 8 algemene wijzigingsregels

8.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door:

  • a. het verschuiven van de bestemmingsgrenzen tot maximaal 5 meter waarbij de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd;
  • b. het verschuiven van de binnen het plangebied geprojecteerde aansluitpunten van wegen waarbij de verschuiving niet meer mag bedragen dan 5 meter en de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd.
8.2 Beperking

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeer(sveiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Zwartemeer, Sportlandgoed .