direct naar inhoud van 3.2 Ecologie
Plan: Klazienaveen, woning Oude Dordsedijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2012020-0701

3.2 Ecologie

3.2.1 Algemeen

De Flora- en Faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. Op grond van de wet geldt een algemeen verbod voor het verwijderen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. Artikel 75 van de wet voorziet in aantal gevallen in een mogelijkheid tot ontheffing. Deze gevallen zijn verder uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantsoorten.
Ten aanzien van de gebiedsbescherming is met name de op 1 oktober 2005 in werking getreden Natuurbeschermingswet van belang. In deze wet is de bescherming van natuurgebieden die zijn aangewezen onder de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen geregeld (de zogenaamde Natura 2000-gebieden). Daarnaast kunnen op grond van de Natuurbeschermingswet gebieden van nationaal belang worden aangewezen: Beschermde Natuurmonumenten.
Voor de door de wet beschermde gebieden geldt een onderzoeks/ vergunningplicht voor het uitvoeren van activiteiten. Ten aanzien van activiteiten in een beschermd natuurgebied en/of buiten het beschermde natuurgebied in de omgeving van deze gebieden, dient te worden beoordeeld of deze activiteiten ''significant negatieve effecten'' kunnen veroorzaken. Een bestemmingsplan mag zonder zorgvuldige toetsing geen activiteiten mogelijk maken die negatieve effecten kunnen hebben op deze beschermde natuurgebieden. Naast gebieden die zijn aangewezen op grond van de Natuurbeschermingswet dient rekening te worden gehouden met het provinciale beleid ten aanzien van gebieden die zijn gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS heeft als doel natuurgebieden te vergroten en te verbinden. Voor ontwikkelingen binnen de EHS geldt het ''nee-tenzij principe'', hetgeen betekent dat ontwikkelingen geen afbreuk mogen doen aan de natuurlijke kenmerken van het gebied. Indien vernietiging of verstoring van de EHS plaats vindt, dient ten allen tijde compensatie plaats te vinden.
Wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is daarvoor zelf verantwoordelijk.
Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden nadat verlening van ontheffing op grond van artikel 75 van de FFW.Als gevolg van de te verwachten natuurwaarden in het plangebied is een onderzoek uitgevoerd.

3.2.2 Uitkomsten onderzoek

Door onderzoeksbureau Bureau Veldkamp is een natuurtoets uitgevoerd. Het gehele rapport, bekend als 'Veldkamp, R. 2012. Natuurtoets voor het toekennen van een woonbestemming aan een perceel aan de Oude Dordsedijk tussen nr. 11 en 13 te Barger-Oosterveen. Rapport Bureau Veldkamp, Steenwijk' is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. Hieronder volgen de uitkomsten en vervolgens de conclusie van het onderzoek zoals verwoord in het onderzoeksrapport.

Het perceel waarvan het in de bedoeling ligt dat het een woonbestemming krijgt, was op het momentin gebruik als paardenweitje. Er was sprake van een afwisseling van kort begraasde delen met minderbegraasde wat ruigere delen, waar een meer opgaande vegetatie aanwezig was.

Planten

Op het perceel werden geen plantensoorten aangetroffen die worden genoemd in de FF-wet. Er werdenook geen bijzondere of Rode Lijstsoorten gevonden. Naast raaigras (foto 1) werden soorten gevondenals scherpe boterbloem (foto 2), blaartrekkende boterbloem (foto 3), ridderzuring (foto 4), speerdistel(foto 5), akkerdistel, witte klaver (foto 6), duizendblad (omslag), perzikkruid (foto 7), vogelmuur enherderstasje (foto 8). Er groeiden in ieder geval geen planten die worden genoemd in de FF.wet. De ecologische waarde van het grasland bleek gering.

In de bermsloot (foto 9 en 10) werden geen waterplanten aangetroffen en ook geen oeverplanten.Voorafgaande aan het terreinbezoek had het overvloedig geregend en stond er aardig wat water in desloot. Waarschijnlijk voert de ondiepe sloot niet permanent water. Dat kan het ontbreken vanwaterplanten verklaren.

Insecten

Op of boven het plangebied werden geen insecten aangetroffen die worden genoemd in de FF-wet.

Vissen

In de bermsloot zat waarschijnlijk geen vis. In ieder geval werd er met het schepnet geen enkelegevangen.

Amfibieƫn

In en rond de bermsloot en op het te bebouwen perceel werden geen amfibieƫn vastgesteld.

Reptielen

Voor reptielen was op de planlocatie en de directe omgeving ervan geen geschikt biotoop aanwezig.

Vogels

Op het onderzochte perceel werden geen vogels waargenomen. Door de ligging te midden vanbestaande huizen is het perceel niet geschikt als broedgebied voor weidevogels. Op het perceel zoudenalleen grondbroeders kunnen voorkomen. In theorie zouden dat graspieper en veldleeuwerik kunnenzijn. Deze soorten zaten er niet.

Zoogdieren

Op het perceel werden geen zoogdieren waargenomen of sporen ervan. Men zou op het perceel mollenkunnen verwachten en veldmuizen. Beide soorten laten zich aan de hand van sporen gemakkelijk vaststellen. Sporen van genoemde soorten werden niet aangetroffen. De randen van het perceel zoudenjachtterrein kunnen zijn voor vleermuizen. Eventuele bebouwing zal hieraan weinig veranderen. Als ereen woning op het perceel gebouwd zal worden, zal er waarschijnlijk beplanting plaats vinden in de vorm van struiken en geboomte. Dat verhoogt de hoeveelheid randlengte. Vleermuizen jagen veelallangs boomsingels maar ook bij opstallen (gewone dwergvleermuis).


Mitigerende maatregelen

Omdat er bij het bouwen van een woning op het onderzochte perceel geen organismen in het gedrangkomen die worden genoemd in de FF-wet, zijn mitigerende maatregelen niet nodig.

Ecologische winst

Wordt op het te bebouwen perceel daadwerkelijk een woning gebouwd, dan zal er zonder twijfel ook een tuin worden aangelegd. In tuinen waarin bomen en vooral struiken aanwezig zijn willen in het algemeen tuinvogels voorkomen. Rond het te bebouwen perceel werden in tuinen houtduif, groenling, huismus en kauw waargenomen. Vestiging van tuinvogels zou men kunnen opvatten als ecologische winst.

3.2.3 Conclusie

'Op het perceel aan de Oude Dordsedijk tussen de nrs. 11 en 13 werden geen organismen aangetroffen die worden genoemd in de Flora en Faunawet. De aanwezige graslandvegetatie is van geringe ecologische waarde. Het toekennnen van een woonbestemming aan dit perceel en het bouwen van een woning daarop zal dus geen organismen in het gedrang brengen die worden genoemd in de FF-wet.

Daarom zijn er in het kader van die wet geen bezwaren op te brengen tegen een daadwerkelijke bouw van een woning op dit perceel. Omdat men van doen heeft met de bouw van een woning en niet van een veehouderij valt ook geen enkele negatieve invloed te verwachten van de uitvoering van de plannen op het op 2 km ten zuidoosten van het plangebied gelegen Natura 2000 terrein het Bargerveen.

Dus ook in het kader van de Habitat- en Vogelrichtlijn zijn er geen bezwaren op te werpen tegen de bouw van een woning op het onderzochte perceel'.