direct naar inhoud van 3.6 Waterparagraaf
Plan: Schoonebeek, Stroomdal
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2011036-0701

3.6 Waterparagraaf

Het waterbeheer in Nederland is op verschillend niveau georganiseerd. De Kaderrichtlijn Water vormt de basis voor de waterstrategie van de Europese Unie. Alle typen en bestemmingen van water vallen onder Europese regelgevingen, met als doel het duurzame en het geïntegreerde beheer van de Europese en daarmee ook van de Nederlandse wateren te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water heeft de volgende doelstellingen:

  • 1. het beschermen en verbeteren van de kwaliteit van de aquatische ecosystemen;
  • 2. het bevorderen van het duurzaam gebruik van water op basis van de bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn;
  • 3. zorgen dat de gepaste hoeveelheid water beschikbaar is waar en wanneer dit nodig is.

Het rijk formuleert het landelijk beleid op het gebied van het waterbeheer en maakt afspraken met andere Europese landen over grensoverschrijdende thema's.
In 2003 is het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) gesloten tussen het Rijk, de provincies, de Unie van Waterschappen, het interprovinciaal overleg en de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Met dit akkoord hebben de overheden vastgelegd op welke wijze, met welke middelen en langs welk tijdpad zij gezamenlijk de grote wateropgave voor Nederland in de 21e eeuw willen aanpakken. Genoemde maatregelen hebben betrekking op het aanpakken van de gevolgen van bodemdaling, klimaatverandering en zeespiegelstijging. In 2007 is het NBW geactualiseerd. Nieuwe klimaatscenario's, stedelijke wateropgaven, ruimtelijke doorvertaling, financiering en uitvoering vragen nadere afspraken. Bovendien is het accent in de loop van de jaren verschoven van planvorming naar uitvoering. Het vertrekpunt voor het NBW-actueel is dat als Nederland leeft met water, het water ook meer ruimte moet krijgen. Nederland zal dus moeten investeren in de waterhuishouding. Het akkoord benadrukt de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het op orde krijgen en houden van het totale watersysteem. Het geeft aan welke instrumenten worden ingezet om de wateropgave te realiseren, welke taken en verantwoordelijkheden iedere partij daarbij heeft en hoe de partijen elkaar in staat willen stellen hun taken uit te voeren. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden, zodat problemen met wateroverlast, watertekort en waterkwaliteit zoveel mogelijk worden voorkomen. Specifiek betekent dat voor regionale watersystemen dat in 2015 de wateroverlast uit oppervlaktewater door de waterschappen is aangepakt met een adequaat maatregelenpakket, uitgaande van het principe vasthouden, bergen en afvoeren. Daarnaast is voor de waterkwaliteit het NBW-doel om het watersysteem ecologisch en chemisch op orde te hebben en daarna op orde te houden.
Op lokaal bestuurlijk niveau zijn vervolgens deze afspraken verder uitgewerkt in de Regionale en Lokale bestuursakkoorden water.
De uitgangspunten van het Nationaal bestuursakkoord Water zijn door het Waterschap Velt en Vecht en de gemeente Emmen bekrachtigd in het Lokaal bestuursakkoord Water. In dit akkoord is vastgelegd op welke wijze de wateropgave van het Waterschap Velt en Vecht zal worden opgelost en worden verdeeld over de gemeenten. De wateropgave voor het Waterschap Velt en Vecht is bepaald op 12.000.000 m3 water. Ongeveer 1.000.000 m3 van deze opgave is de stedelijke wateropgave, voor het overige deel moeten bergingsmogelijkheden worden gevonden in het landelijk gebied. Er is gekozen om de waterberging in het landelijk gebied op vier manieren vorm te geven:

  • a. Vasthouden in sloten en kanalen; door het verbreden en minder diep maken van sloten wordt water minder snel afgevoerd.
  • b. Vasthouden in lagergelegen gebieden; doordat deze gebieden van nature natter zijn, lenen deze gebieden zich beter voor natuur dan landbouw. Dergelijke gebieden kunnen worden ingezet om water vast te houden.
  • c. Vasthouden in beekdalen; de tegenwoordig veelvuldig gekanaliseerde beeklopen krijgen hun natuurlijke, meanderende verloop terug in een bredere bedding, zodat meer water kan worden vastgehouden in het beekdal.
  • d. Noodberging; omdat het verbeterde watersysteem niet op alle noodsituaties in kan spelen, wordt ruimte gereserveerd voor noodberging, die wordt benut om te hoge waterpeilen te laten zakken.

De herinrichting van het Schoonebeekerdiep is een van de WB21-maatregelen om te totale waterbergingsopgave vorm te kunnen geven. Met de herinrichting wordt in een extra waterberging van 800.000 m3 voorzien. De waterschappen Rijn - Oost (Groot Salland, Reest en Wieden, Regge en Dinkel, Rijn en IJssel en Velt en Vecht) hebben een deels gelijk Waterbeheerplan opgesteld. De opdracht van de waterschappen in Rijn - Oost is te zorgen voor voldoende schoon water en voor veilig wonen en werken.
Met het oog op het veranderende klimaat is het verder ontwikkelen van de veiligheid in het watersysteem een belangrijke opgave voor de waterschappen. In stedelijke en landelijke gebieden wordt het water steeds meer ruimte gegeven, waarbij zoveel mogelijk kansen worden benut om wateropgaven te combineren met plannen en initiatieven voor landbouw, natuur en recreatie.
Daarbij wordt flexibel omgegaan met de eventuele planning zodat er maximaal maatschappelijk rendement komt. Veel projecten zullen in hoge mate interactief met burgers en maatschappelijke organisaties worden uitgevoerd.
Als onderdeel van het waterbeheerplan is een uitvoeringsparagraaf opgesteld. De nodige maatregelen zullen gefaseerd worden uitgevoerd, waarbij de aan de Kaderrichtlijn Water gerelateerde maatregelen bijzondere aandacht vragen, omdat hieraan een resultaatsverplichting is gekoppeld. Voor andere maatregelen, bijvoorbeeld in het kader van Waterbeheer 21e eeuw (WB21) geldt een inspanningsverplichting.
Eind 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet stelt integraal waterbeheer op basis van watersysteembenadering centraal en schept een kader voor de modernisering van het Nederlandse waterbeheer. De Waterwet sluit goed aan op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, waardoor de relatie met het ruimtelijke omgevingsbeleid wordt versterkt. Door de nieuwe wetgeving kan niet alleen makkelijker worden ingespeeld op Europese waterrichtlijnen, zoals de Europese Kaderrichtlijn Water, maar ook op projecten waar de waterfuncties ook vanuit andere beleidsvelden worden beïnvloed. Denk hierbij bijvoorbeeld aan natuurbeheer en ruimtelijke ordening. Aanwijzing van Natura 2000 gebieden en het realiseren van de ecologische hoofdstructuur geven belangrijke randvoorwaarden voor de waterfuncties.De nieuwe Waterwet kent formeel slechts twee waterbeheerders voor het oppervlaktewater: het Rijk voor de rijkswateren en de waterschappen voor de overige wateren. De gemeente is geen waterbeheerder, maar heeft wel waterstaatkundige taken: de hemel- en grondwaterzorgplicht. Deze zorgplichten zijn sinds januari 2008 vastgelegd via de Wet gemeentelijke watertaken in de Wet op de waterhuishouding.
De waterschappen hebben, naast hun beheertaak, een belangrijke rol in het beoordelen van waterhuishoudkundige initiatieven die door gemeenten en/of projectontwikkelaars worden genomen. Via de zogenaamde Watertoetsprocedure beoordelen zij de initiatieven op hun waterhuishoudkundige consequenties en verwoorden dit in het wateradvies. De waterschappen hebben specifieke kennis over hun beheergebied en stemmen hun beleid af op de deze gebiedseigenschappen. Via de eerder genoemde Nationale- , Regionale- en lokale gebiedsakkoorden wordt het voorgestelde waterschapsbeleid met de overige belanghebbenden in het gebied bestuurlijk geborgd. Als gemeente zullen we ervoor zorgen dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, we gaan verdroging tegen en houden rekening met de eisen vanuit de KRW.
In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem voor het plangebied van het bestemmingsplan Schoonebeek, Stroomdal is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen. De tekst in deze paragraaf is een uittreksel van de watertoets zoals deze is verzonden naar het waterschap. Voor een volledige weergave van de watertoets wordt verwezen naar de watertoets die als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

3.6.1 Gebiedsspecifieke kenmerken

Bestemmingsplan Schoonebeek, Stroomdal valt onder het beheersgebied van het waterschap Velt en Vecht. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Waterbeheerplan van waterschap Velt en Vecht en in het waterplan van de gemeente Emmen.

Situatie Schoonebeek
Schoonebeek ligt in het uiterste zuiden van de gemeente Emmen, nabij de grens met Duitsland (de grens wordt gevormd door het Schoonebeekerdiep). Het dorp bestaat overwegend uit woongebieden met enkele (winkel)bedrijven. De gebruiksfuncties van het gebied zijn wonenen werken.Voor de analyse is het gebied verder onderverdeeld in vier deelgebieden (zie figuur 1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2011036-0701_0008.png"Figuur 1: gebiedsindeling Schoonebeek

Schoonebeek ligt op de rand van het voormalige, grootste hoogveencomplex van Europa, het Bourtangerveen en is één van de oudste ontginningsdorpen van Drenthe.Schoonebeek en omgeving is een zogenaamde randveenontginning, met z'n smalle strookverkaveling een ontginningstype uit de tijd (ver) voor de grootschalige veenontginningen.Ten zuiden van de kern loopt de beek het Schoonebeekerdiep. De maaiveldhoogtes variëren weinig en liggen tussen NAP + 11,50 m en NAP +14,00 m.

Een kritisch gebied langs het Schoonebeekerdiep vormt de woonwijk Stroomdal. Hier wordt in de huidige situatie melding gemaakt van grondwateroverlast. Ten aanzien van de wijk Stroomdal kan het volgende worden gesteld:

  • De grondwaterstand in de woonwijk Stroomdal wordt bepaald door de bodemopbouw ter plaatse en de aanwezige ontwateringsmiddelen.
  • De bodem bestaat tot een diepte van 3 meter uit matig fijn lemig zand met een relatief lage verzadigde doorlatendheid.
  • De ontwateringsmiddelen bestaan uit de waterloop langs de Kerkhoflaan, de bermsloten langs de Waterbies en de bergingsvijver aan de oostkant van de wijk.
  • Het streefpeil is NAP +10,45 meter voor de winter en NAP +10,75 meter voor de zomer.

Een deel van de bebouwing in de wijk Stroomdal is voorzien van drainage. Om te voorkomen dat de waterstanden van het Schoonebeekerdiep hoger worden dan in de huidige situatie (door de gevolgen van de klimaatverandering en het extra oppervlak Nederlands gebied dat gaat afwateren op de beek) wil het waterschap de inrichting van het Schoonebeekerdiep veranderen. Door in het beekdal ruimte te reserveren voor water, kan de toename van de afvoer door het Schoonebeekerdiep worden opgevangen. In de praktijk betekent dit dat de waterstanden bij reguliere en extreem natte omstandigheden niet hoger worden dan in de huidige situatie. Bij reguliere natte omstandigheden (bijvoorbeeld 1x per jaar of 1x per 5 jaar) heeft het Schoonebeekerdiep dan geen invloed op de grond- en oppervlakte-waterstand in de wijk. De waterstand van het Schoonebeekerdiep is dan lager dan de waterstand van de waterlopen in en om Stroomdal. Grond- en oppervlaktewater wordt via deze sloten afgevoerd naar de beek. Eventuele grondwateroverlast in de wijk wordt dan ook niet veroorzaakt door het Schoonebeekerdiep, maar door lokale problemen met de ontwatering. Het kan zijn dat er storende lagen in de grond aanwezig zijn, waardoor het regenwater niet goed infiltreert.
bron: 095.28.50.00.02 - Milieueffectrapportage herinrichting Schoonebeekerdiep - 30 januari 2013 121

Ter plaatse van de oude kern bestaat de bodem in het gebiedoverwegend uit zandgronden (podzolen en eerdgronden). Rond de kern komen voornamelijk veengronden, moerige gronden en in het beekdal beekeerdgronden voor. Op enkele locaties zijn slechtdoorlatende lagen in de ondiepe ondergrond aanwezig. Figuur 2 geeft een overzicht van deze slecht doorlatende lagen weer.

.afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2011036-0701_0009.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2011036-0701_0010.png"Figuur 2: Slecht doorlatende lagen omgeving van Schoonebeek (bron: waterschappen)

Waterhuishoudkundig kan het Schoonebeek in twee deelgebieden worden verdeeld.

  • 1. Een noordelijk deel (Sandberglanden, Beeklanden en het noordelijk van de Europaweg (N386) gelegen deel van het hoofdgebied) en het landelijk gebied rond Middendorp, watert gestuwd af op het Stieltjeskanaal.
  • 2. Het zuidelijk van de Europaweg gelegen deel van Schoonebeek en de nieuwbouwwijk Stroomdal (het plangebied van dit bestemmingsplan) watert af op het Schoonebeekerdiep.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2011036-0701_0011.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2011036-0701_0012.png"
Figuur 3: Overstromingsrisico omgeving Schoonebeek (bron: waterschappen)

Afwatering en riolering
Het bestemmingsplangebied Schoonebeek -Stroomdal kent een gescheiden rioolstelsel.
Neerslag dat valt op het op het rioolstelsel aangesloten verhard oppervlak, wordt via de aanwezige regenwateruitlaten en riooloverstorten op het oppervlaktewater geloosd. Niet aangesloten verhard oppervlak infiltreert in de bodem of watert af op aanwezige bermsloten of droge greppels. De riooloverstorten lozen op de watergangen naar het Schoonebeekerdiep (2 stuks), en de noordelijke polderwatergang. De overstorten van het verbeterd gescheiden stelsel lozen op de vijverpartijen in het noordelijk deel van het dorp. De regenwateruitlaten lozen op aanwezige sloten en watergangen verspreid in het gebied. Op kaart 27-1D zijn de locaties van de lozingspunten weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2011036-0701_0013.png"
Fiuur 4 watergangen/ sloten toevoer en afvoer

Bij de woonwijk Stroomdal (Schoonebeek) zijn drie riooloverstorten aanwezig. Als gevolg van de herinrichting van het Schoonebeekerdiep met een winter- en een zomerbed wordt de afstand van de beek tot de woonwijk verkleind. Daardoor komen de overstorten dichter bij de woonwijk te liggen. De herinrichting heeft geen gevolgen voor de RWZI.

Analyse situatie Schoonebeek
Het plangebied heeft als hoofdfunctie wonen. De streefpeilen in de watergangen rond Schoonebeek zijn zodanig dat een goede drooglegging voor de gebruiksfunctie gerealiseerd kan worden (minimaal 1,20 m) (de drooglegging is de afstand tussen het oppervlaktewaterpeil en het bouwpeil). Bij deze drooglegging kan een goede grondwaterstand voor de functie in het gebied worden bereikt.

Het moet voorkomen worden dat er tijdens perioden van neerslag overlast, schade of gevaar ontstaat. Bij nieuwe ontwikkelingen zal dan ook goed moeten worden nagedacht over hoe er moet worden omgegaan met afvoer en berging van regenwater. Afgewogen moet worden of het verstandig is het regenwater in het eigen gebied te bergen of dat het juist beter is het water af te voeren naar een andere locatie. Afhankelijk van de locatie binnen het plangebied of functie van het gebied kan de keuze anders uitvallen. Verder is het van belang om bij de afweging te laten meewegen of het gaat om maatregelen die nodig zijn om water dat vrijkomt tijdens een kortdurende hevige hoosbui te verwerken, of dat het gaat om maatregelen om water dat vrijkomt tijdens een langdurige natte periode te verwerken.

Als gekozen wordt om (een deel van) het regenwater tijdelijk in het gebied te bergen, dan moet dit op zo'n manier worden gedaan dat hiervoor een robuuste, goed te onderhouden voorziening wordt aangelegd, die past binnen de gebruiksfunctie van het gebied en deel uit maakt van het bestaande waterhuishoudkundige systeem.

Voorkomen moet worden dat overgegaan wordt tot de aanleg van solitaire vijvers, zeer diepe watergangen of waterpartijen met een kwetsbaar, instabiel ecosysteem. Raakt de bergingsvoorziening vol, dan moet een zodanige escape worden aangelegd dat vervolgens het water snel en doelmatig kan worden afgevoerd naar een locatie waar het geen overlast veroorzaakt.

Het rioolstelsel in het plangebied is zodanig gedimensioneerd dat geen onaanvaardbaar overlast zal optreden tijdens hevige neerslag. Op diverse locaties zal in de nabije toekomst verhard oppervlak worden afgekoppeld, om de hydraulische werking van het stelsel verder te verbeteren.
Wel zijn enkele grondwatergerelateerde problemen bekend in de nieuwbouwwijk Stroomdal. Het maaiveldniveau van Stroomdal is tijdens het bouwrijp maken met ca. 1,0 m verhoogd. Door het ophogen en overige werkzaamheden tijdens het bouwrijp maken is een minder goed doorlatende laag ontstaan in de ondiepe bodem. Hierdoor kunnen in natte perioden schijngrondwaterspiegels ontstaan.
Onder extreem natte omstandigheden (bijvoorbeeld 1x per 100 jaar) kan het Schoonebeekerdiep wel invloed hebben op het grond- en oppervlaktewater in de woonwijk. De waterstand van het Schoonebeekerdiep is dan zo hoog dat de waterlopen in Stroomdal het water niet meer optimaal kunnen afvoeren naar de beek. Dit is nadrukkelijk geen gevolg van de herinrichting, maar een knelpunt dat zich in de huidige situatie even vaak voordoet.
Er is in voorzien dat in die situatie tijdelijk bemalen wordt. Dit verschijnsel doet zich overigens bij de huidige inrichting van het Schoonebeekerdiep ook voor wanneer sprake is van extreem natte omstandigheden. Bij minder zeldzame omstandigheden (bijvoorbeeld 1x per 10 jaar of 1x per 25 jaar) kan het grondwater ook in de huidige situatie al tot aan het maaiveld stijgen. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot grondwater in de kruipruimte. Dit wordt beschouwd als een normaal verschijnsel.
In concluderende zin kan worden gesteld dat de herinrichting geen effect heeft op de grondwaterstand in en rond de woonwijk. bron 095.28.50.00.02 - Milieueffectrapportage herinrichting Schoonebeekerdiep - 30 januari 2013 121

Berekening wateropgave
Uit de berekeningen (bijlage 27-2) blijkt dat in het gebied Schoonebeek- Stroomdal voldoende berging aanwezig is. Dit in tegenstelling tot het hoofdgebied Schoonebeek waar sprake is van een bergingstekort van bijna 20.000 m3 bij een neerslagsituatie volgens het klimaatscenario.

Gebied   Bergingstekort
in m3  
Schoonebeek hoofd   19.854  
Schoonebeek Sandberglanden   0  
Schoonebeek Beeklanden   0  
Schoonebeek Stroomdal   0  
Totaal   19.854  

Tabel 1: Bergingstekort Schoonebeek

Het grootste deel van het bergingstekort treedt op in Schoonebeek hoofd. Binnen de dorpskern van Schoonebeek zijn weinig mogelijkheden om meer ruimte voor water te realiseren. Wel zijn mogelijkheden aanwezig in het park rond de vijvers in Beeklanden en Sandberglanden. In de praktijk leidt dit niet tot problemen.
Er zijn verschillende mogelijkheden om het bergingstekort op te lossen. Gezien de mogelijkheden ter plaatse, wordt aanbevolen om het tekort in een regionale bergingslocatie op te nemen. Dit betekend dat gezocht gaat worden naar waterberging in het beekdal van het Schoonbekerdiep. Een oplossing voor berging van water in het beekdal is reëel omdat het beekdal van het Schoonebeekerdiep momenteel wordt ingericht als bergingslocatie voor landelijk en stedelijk gebied. Er is hier ruimte om 1.000.000 m3 te bergen. Het waterschap geeft aan dat hier genoeg ruimte is om de wateropgave van zowel Nieuw-Schoonebeek als Schoonebeek te bergen. Door deze maatregel wordt in principe de gehele wateropgaaf van Schoonebeek worden opgelost.

3.6.2 Wateradvies waterschap

specifiek voor het gebied aan vullen .

De gemeente Emmen heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.
Het concept - ontwerpbestemmingsplan is voor overleg aan het waterschap voorgelegd. In januari 2013 heeft er een overleg met het waterschap plaatsgevonden.
Gelet op het advies van het waterschap, worden gebieden die kansrijk zijn voor infiltratie van hemelwater, zoals parkeerplaatsen en groenvoorzieningen, mede bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen. Daarnaast wordt het bestaande oppervlaktewater specifiek bestemd als water.

3.6.3 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

Water is belangrijk voor het welzijn van mens en dier. In bebouwd gebied vormt het tevens een belangrijk ordenend en esthetisch element. Om aan dit doel te voldoen is het belangrijk dat het water van goede kwaliteit is en voldoende zuurstof bevat. Voor het plangebied betekent dit dat bij nieuwe ontwikkelingen er op moet worden gelet dat:

  • alleen water wordt aangelegd op plaatsen waar dit op natuurlijke wijze kan;
  • water verbonden is met de rest van het watersysteem;
  • er voldoende oeverbegroeiing is;
  • afstromend regenwater schoon is en blijft;
  • lozingen vanuit de riolering worden voorkomen.

Regenwater heeft van nature een goede kwaliteit. Door allerlei oorzaken kan het verontreinigd worden en hiermee bodem en oppervlaktewater belasten. Het is daarom van belang om er in eerste instantie voor te waken dat regenwater verder wordt verontreinigd. Dat kan worden bereikt door de oppervlaktes waarop regenwater valt schoon te houden (bijv. wegen en parkeerterreinen) door geen bestrijdingsmiddelen te gebruiken en rekening te houden met het gebruik van strooizout of het gebruik van uitlogende materialen.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat regenwater wordt gemengd met andere waterstromen. Denk bijvoorbeeld aan het mengen met huishoudelijk afvalwater in het gemengde rioolstelsel. Bij nieuwe ontwikkelingen moet daarom worden onderzocht of het regenwater gescheiden kan worden afgevoerd.