direct naar inhoud van 3.3 Fysieke veiligheid
Plan: Nieuw-Amsterdam, woningbouw hoek Vaart ZZ en Karel Palmstraat
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2011018-0701

3.3 Fysieke veiligheid

3.3.1 Algemeen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat in oktober 2004 van kracht werd, verplicht het bevoegd gezag de externe veiligheid mee te wegen in het beleid. Het Bevi stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het 'plaatsgebonden risico'). Zo moet er tussen risicovolle bedrijven en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het 'groepsrisico'). Voor het groepsrisico geldt dat onderbouwing van het risico plaats dient te vinden als er besluiten genomen moeten worden die vermeld zijn in de artikelen 4 en 5 van het Bevi.

Voor het vaststellen van het besluit dient het bestuur van de Hulpverleningsdienst Drenthe in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Het Bevi dient te worden toegepast voorafgaande aan de vaststelling van een bestemmingsplan. Beoordeeld dient te worden of voor burgers het minimum beschermingsniveau gehandhaafd wordt. Een nadere concretisering van het besluit is opgenomen in de (ministeriële) "Regeling externe veiligheid inrichtingen" (Revi) Hierin zijn onder andere de LPG-afstanden (Plaatsgebonden Risicocontouren) opgenomen.

Naast het Bevi is er ook de "Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen, 2006", de Ciculaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (vervalt per 31-07-12 of zoveel te eerder het Btev is vastgesteld) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). De Nota geeft de beleidsuitgangspunten weer voor het op te stellen Besluit transportroutes externe veiligheid welke wettelijk verankerd is om veiligheidszones om weg, vaarwegen en spoor uit te zetten. De nota sluit aan op het Bevi waarin het beleid over de afweging van de veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving uiteengezet wordt.

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt o.a. welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Van belang bij Buisleidingen is ook de Wet informatie uitwisseling ondergrondse netten, WION, ook wel 'Grondroerdersregeling' (afspraken over graven), die per 1 juli 2010 officieel in werking is getreden. Alle gegevens over hogedrukaardgasleidingen binnen de gemeente kunnen op de provinciale risicokaart worden gevonden.

VROM heeft de Handboek buisleidingen in bestemmingslannen gepubliceerd, waarin praktische informatie en voorbeelden staan hoe buisleidingen in bestemmingsplannen opgenomen kunnen worden. Het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen dient als handleiding voor teksten in nieuwe bestemmingsplannen.

Vanuit de brandweer is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van (de gebouwen in) het plangebied van het Onimexterrein aan de hoek Vaart ZZ – Karel Palmstraat te Nieuw-amsterdam. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.

3.3.2 Fysieke veilligheidssituatie
3.3.2.1 Bevi-inrichtingen

Het plangebied is geïnventariseerd op de zogenoemde Bevi-bedrijven (vergunde situatie en feitelijke situatie). Hieruit blijkt dat in het plangebied geen Bevi bedrijven gesitueerd zijn.

Buiten het plangebied is wel een Bevi- bedrijf gesitueerd, namelijk LPG tankstation Vugteveen aan de Vaart nz. Het invloedsgebied van het bedrijf is niet gelegen over het plangebied. Effectafstanden waarbinnen secundaire schade / branden te verwachten is, vallen wel over het plangebied. Dit laatste kan een afweging zijn om risico-beperkende maatregelen in het bestemmingplan op te nemen.

3.3.2.2 Plaatsgebonden risico

Het bedrijf LPG tankstation Vugteveen heeft een plaatsgebonden risicocontour 10-6/jaar op basis van de Revi van 35 meter (gerekend vanuit het vulpunt) en een invloedsgebied van 150 meter. Binnen de plaatsgebonden risicocontour van 35 meter bevinden zich geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. De plaatsgebonden risicocontouren dienen op de plankaart te zijn weergegeven. Hieraan zijn planregels verbonden. Met deze regels worden kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten binnen de op de plankaart aangegeven plaatsgebonden risicocontouren 10-6/ per jaar uitgesloten en voldoet het bestemmingsplan aan de normstelling voor plaatsgebonden risicocontouren zoals die zijn opgenomen in het Bevi.

3.3.2.3 Groepsrisico

Door adviesbureau AVIV is het groepsrisico berekend (rapport 06904, van 26 september 2007). Het rapport is als bijlage toegevoegd. Uit dit onderzoek blijkt, bij het voldoen aan het LPG convenant (verbeterde vulslang, hittewerende coating op de tankauto) dat het groepsrisico onder de oriëterende waarde komt te liggen. Het verplaatsen van het vulpunt naar de noordoosthoek van de inrichting levert nog een aanzienlijke verlaging van het groepsrisico op. Dit laatste is in de praktijk reeds uitgevoerd. Door verplaatsing van het vulpunt ligt het invloedsgebied niet over het plangebied, waardoor vanuit rekentechnisch oogpunt voor de QRA dit gebied geen nadere consequenties voor het Groepsrisico heeft.

3.3.2.4 Route gevaarlijke stoffen, buisleiding en hoogspanningsleiding

Ten westen van het plangebied voert de spoorlijn waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden in het kader van Externe Veiligheid. Ten aanzien hiervan is voor de gemeenten Coevorden en Emmen in 2006 door het bureau DHV een risicoberekening uitgevoerd waaruit naar voren komt dat het Groepsrisico voor de destijds geldende prognosecijfers nihil was (2006) en voor de toekomstige situatie op basis van publicatie RVGS, als zijnde een categorie 3 spoor, onder de oriënterende waarde blijft. Het plangebied ligt echter op een dusdanige afstand en buiten het invloedsgebied dat hier geen rekening mee gehouden hoeft te worden.

Ten aanzien van weg en water zijn er geen relevante risico's die normoverschrijdend zijn. De in 2007 in de Gemeente Emmen vastgestelde routering gevaarlijke stoffen heeft geen invloed op het plangebied. De nieuwe oostelijke rondweg om Nieuw-amsterdam heeft een positieve werking op het transport van gevaarlijke stoffen door de kern, dit is aanzienlijk afgenomen.

Voor wat betreft buisleidingen worden alleen externe veiligheidsafstanden vastgesteld voor hogedruk aardgasleidingen. Voor leidingen met een ontwerpdruk lager dan 16 bar is geen externe veiligheidsbeleid van kracht.

Volgens het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), van kracht per 1 januari 2011, zijn gemeenten verplicht om bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Daarnaast dient in elk bestemmingsplan ruimte gereserveerd te worden voor onderhoud aan de leiding door een belemmerende strook op te nemen van minimaal 5 meter aan weerszijden van de leiding met een bouwverbod en een aanlegvergunningenstelsel. Conform het gestelde in het Besluit externe veiligheid buisleidingen is in de regels rekening gehouden met de belemmerende strook van minimaal 5 meter aan weerszijden van de leiding waarbinnen tevens de PR 10-6 gelegen moet zijn.

Binnen en in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen Hoogspanningslijnen gesitueerd die nadelig op het plangebied kunnen werken.

3.3.3 Verantwoording groepsrisico

Een verantwoording van het Groepsrisico is niet aan de orde. Voor LPG tankstation Vugteveen is dat in het recente verleden reeds gedaan en mede op basis hiervan zijn er maatregelen getroffen.

Echter, doordat de effectafstanden wel over het te ontwikkelen gebied liggen adviseer ik u om het volgende in de regels op te nemen:

  • In het gebied mogen geen bouwontwikkelingen voorkomen waarin minder zelfredzame personen toegestaan worden. Hierbij kan o.a. gedacht worden aan verstandelijk / geestelijk en lichamelijk beperkte personen en minderjarigen.
  • Ten aanzien van de zelfredzaamheid is het aan te bevelen de ontvluchting / entree van de aanwezigen zuidelijk te richten. Dit zou bijvoorbeeld gerealiseerd kunnen worden door vanaf de Karel Palmstraat een toerit te maken voor een parkeervoorziening temidden van de percelen
3.3.4 Conclusie

In het kader van Externe Veiligheid adviseer ik u de in paragraaf 3.4.3 aanbevolen maatregelen op te nemen in de planregels.

3.3.5 Gegevens ten behoeve van ontwikkeling van het plangebied

Zodra plannen ontwikkeld worden dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen. De "Handreiking toetsing Ruimtelijke Ontwikkelings- en bestemmingsplannen, eisen m.b.t. veiligheid" opgesteld door brandweer Emmen is hierbij een hulpmiddel dat bij het toetsen van nieuwe ruimtelijke plannen gehanteerd dient te worden. Bijlage 1.

Voor de inrichting van het gebied zijn de volgende zaken van belang:

  • 1. Bluswatervoorziening dient in principe zo geregeld te worden dat binnen 40 meter van de toegang van een object een toereikende openbare bluswatervoorziening met in principe een capaciteit van 60 m³/h aanwezig is. Echter, gezien de huidige ontwikkelingen ten aanzien van de bluswatervoorziening welke via tankwagens (vanaf 1 januari 2014) in plaats van brandkranen geleverd wordt, is het niet altijd vereist dat een brandkraan aanwezig dient te zijn.Vooraf dient derhalve overleg met de brandweer plaats te vinden voor afstemming van de bluswatervoorzieningen.
  • 2. Op grond van de Wet op de veiligheidsregio (okt. 2010) is de HulpVerleningsdienst Drenthe, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. Als gevolg van deze taak zijn binnen de gemeente sirenes geplaatst op een zodanige wijze dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente. Er kan gesteld worden dat het plangebied binnen de dekking van het WAS-stelsel gelegen is.
  • 3. Het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdiensten direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. Het gebied voldoet aan deze vereisten.
  • 4. Op 18 maart 2008 heeft het college het basisbrandweerzorg niveau vastgesteld. Besloten is dat een eerste brandweerenheid in 80% van de gevallen binnen 15 minuten na alarmering op het hulpverleningsadres aanwezig dient te zijn. In de uitwerking van het collegebesluit is tevens aangegeven dat indien bij toekomstige situaties de landelijk geldende normtijden worden overschreden er in overleg met de brandweer besproken dient te worden welke compenserende maatregelen getroffen dienen te worden. Gezien de ligging van het plangebied / object is de verwachting dat binnen 15 minuten het eerste uitrukvoertuig ter plaatse zal zijn. Echter, dit wijkt af van de landelijke normtijden. Vanwege deze afwijking zal tussen de initiatiefnemer en de brandweer een overleg plaats dienen te vinden om zonodig compenserende maatregelen te treffen.