direct naar inhoud van 3.2 Ecologie
Plan: Weerdinge, Holtstraat 44 (schapenhouderij)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2011013-0701

3.2 Ecologie

3.2.1 Algemeen

De Flora- en Faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. Op grond van de wet geldt een algemeen verbod voor het verwijderen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. Artikel 75 van de wet voorziet in aantal gevallen in een mogelijkheid tot ontheffing. Deze gevallen zijn verder uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantsoorten.
Ten aanzien van de gebiedsbescherming is met name de op 1 oktober 2005 in werking getreden Natuurbeschermingswet van belang. In deze wet is de bescherming van natuurgebieden die zijn aangewezen onder de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen geregeld (de zogenaamde Natura 2000-gebieden). Daarnaast kunnen op grond van de Natuurbeschermingswet gebieden van nationaal belang worden aangewezen: Beschermde Natuurmonumenten.
Voor de door de wet beschermde gebieden geldt een onderzoeks/ vergunningplicht voor het uitvoeren van activiteiten. Ten aanzien van activiteiten in een beschermd natuurgebied en/of buiten het beschermde natuurgebied in de omgeving van deze gebieden, dient te worden beoordeeld of deze activiteiten ''significant negatieve effecten'' kunnen veroorzaken. Een bestemmingsplan mag zonder zorgvuldige toetsing geen activiteiten mogelijk maken die negatieve effecten kunnen hebben op deze beschermde natuurgebieden. Naast gebieden die zijn aangewezen op grond van de Natuurbeschermingswet dient rekening te worden gehouden met het provinciale beleid ten aanzien van gebieden die zijn gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS heeft als doel natuurgebieden te vergroten en te verbinden. Voor ontwikkelingen binnen de EHS geldt het ''nee-tenzij principe'', hetgeen betekent dat ontwikkelingen geen afbreuk mogen doen aan de natuurlijke kenmerken van het gebied. Indien vernietiging of verstoring van de EHS plaats vindt, dient ten allen tijde compensatie plaats te vinden.

Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden nadat verlening van ontheffing op grond van artikel 75 van de FFW.

3.2.2 Onderzoek

Op 11 februari 2011 is het rapport "Advies Natuurwaarden schapenstal Holstraat 44 te Weerdinge" afgerond. Na een analyse van het plangebied, wordt geconcludeerd dat de voorgenomen activiteit niet in strijd is met de Natuurbeschermingswet en met de provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Op basis van het veldbezoek en de geraadpleegde bronnen is voldoende beeld van de aanwezige soorten ontstaan. Voor de vleermuizen geldt dat het fourageergebied wordt aangepast, maar niet tot verstoring zal leiden. Voor enkel licht beschermde zoogdiersoorten geldt dat door de ontwikkelingen deze verstoort of enkele exemplaren vernietigd kunnen worden. Hiervoor is geen vrijstelling vereist, maar dient de zorgplicht in acht genomen te worden. Ter bescherming van de vogels dient het opgaand groen buiten het broedseizoen ten behoeve van het plan verwijderd te worden.Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen loopt van circa 15 maart tot 15 juli. Geconcludeerd wordt dan ook dat het plan uitvoerbaar is en geen effecten op de beschermde natuurwaarden vormt als de voornoemde aanbevelingen in acht worden genomen.