direct naar inhoud van 3.5 Watertoets
Plan: Nieuw-Dordrecht, Klazienaveensestraat 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2010024-0701

3.5 Watertoets

Waterschap Hunze en Aa's is in het kader van de watertoets geïnformeerd over het plan middels de Digitale Watertoets en is gevraagd naar haar uitgangspunten en wensen. Op basis van deze informatie, aangevuld met informatie van de gemeente Emmen, is deze concept waterparagraaf tot stand gekomen. Het waterschap wordt in het kader van de bestemmingsplanprocedure in de gelegenheid gesteld om formeel wateradvies te geven op het concept, waarmee de watertoets kan worden afgerond.

Hydrologische situatie plangebied

Huidige situatie

Het terrein aan de Klazienaveensestraat 2 bevindt zich binnen het beheersgebied van waterschap Hunze en Aa's en specifiek binnen watersysteem Veenkoloniën.

Het plangebied ligt in een peilgebied zonder streefpeil. Zoals aangegeven op kaart zijn er geen watergangen of sloten waarmee rekening gehouden dient te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010024-0701_0004.jpg"

Waterhuishouding

Bodem en hydrologie

Het plangebied bevindt zich in grondwatertrap VI, dit geeft aan dat gemiddeld hoogste grondwaterstanden mogelijk zijn tussen de 0,40 en 0,80 meter onder maaiveld. Deze hoge grondwaterstanden vallen te verklaren door de aanwezigheid van slecht doorlatende lagen (keileem), zoals uit de boorprofielen blijkt.

Waterschap Hunze en Aa's heeft als beleid bij het afvoeren van hemelwater om het hemelwater te behandelen in de volgorde: vasthouden, bergen en afvoeren. Hier kan aan voldaan worden door het verhard oppervlak zo veel mogelijk binnen het plangebied te behandelen, door het water vast te houden binnen het plangebied en vervolgens te infiltreren in de bodem.

Oppervlakte infiltratie wordt gezien het voorkomen van (schijn)grondwaterstanden en een matig tot slecht doorlatende bodem niet zinvol geacht. Wel zijn er wellicht mogelijkheden tot verticale infiltratie (onder de keileemlaag).

Toekomstige situatie

In de huidige situatie bestaat het te bebouwen perceel voornamelijk uit gras. Voordat het gras in dit perceel gelegd was, is het perceel bijna volledig verhard geweest. Op deze oude situatie is het huidige rioleringsstelsel gedimensioneerd.

Bij het bepalen van de toename van het verhard oppervlak is uitgegaan van de 'oude' huidige situatie. Ten opzichte van deze situatie is het verhard oppervlak afgenomen met ca. 300 m².

Uitgangspunten en randvoorwaarden

Riolering en berging

Bij nieuwbouw wordt de voorkeur gegeven aan het afkoppelen van het hemelwater. Het infiltreren van hemelwater in de bodem heeft de voorkeur. Gelet op het feit dat de keileemlaag vlak onder het maaiveld is gelegen, wordt door het waterschap voorgesteld om door middel van een wadi en verticale infiltratie het afgekoppelde regenwater af te voeren tot onder deze laag in het zandpakket.

Deze maatregel is echter niet nodig. Circa 2 jaar geleden is onder de keileemlaag op 4 meter diepte een infiltratieriool als onderdeel van het nieuwe gescheiden rioleringsstelsel aangelegd langs de Klazienaveensestraat. Het appartementencomplex kan hierop aangesloten worden.

Waterkwaliteit

Naast directe lozingen op het oppervlaktewater kunnen er andere bronnen van vervuiling zijn, zoals door het gebruik van bepaalde materialen. Voorkomen dient te worden dat door toepassing van deze materialen het grond- en oppervlaktewater wordt belast. Bij nieuwbouw stimuleert de gemeente Emmen het gebruik van bouwmaterialen die geen nadelige invloed hebben op de waterkwaliteit. Hierbij valt te denken aan goten, regenwaterafvoeren en dakbedekking die niet uitlogen.

De verantwoordelijkheid voor het schoonhouden, scheiden en zuiveren van afgekoppeld hemelwater ligt bij het waterschap en andere betrokken partijen.

(Grond)wateroverlast

Grondwateroverlast dient te worden voorkomen door voldoende drooglegging ter plaatse van wegen en bebouwing te waarborgen.

De ontwateringsdiepte is de afstand tussen een referentieniveau en de grondwaterstand. Om grondwateroverlast te voorkomen mag het grondwater ter plaatse van gebouwen niet hoger stijgen dan 0,20 meter onder de vloer van de kruipruimte. Uitgaande van een kruipruimtehoogte van 0,60 meter, betekent dit dat de grondwaterstand maximaal met 0,80 met onder de onderkant vloer mag stijgen.

Bodem- en infiltratieonderzoek zal meer inzicht geven in de lokale grondwatersituatie. Ervan uitgaande dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) kan voorkomen op een diepte van 40 tot 80 cm beneden maaiveld, dient ophoging plaats te vinden om aan de ontwateringseis te voldoen en om grondwateroverlast te voorkomen.