direct naar inhoud van 3.2 Flora- en faunaonderzoek, Buro bakker, 11 maart 2010
Plan: Nieuw-Dordrecht, Klazienaveensestraat 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2010024-0701

3.2 Flora- en faunaonderzoek, Buro bakker, 11 maart 2010

Sinds 2002 moeten alle ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan bepalingen uit het natuurbeschermingsrecht: de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet. Uitgangspunt is dat er van ruimtelijke ingrepen geen nadelige invloeden mogen uitgaan op de aanwezige beschermde natuurwaarden en soorten.

In de flora- en faunatoets wordt door middel van een deskstudie gekeken naar de ligging van het plangebied ten opzichte van aangewezen natuurgebieden of ecologische verbindingszones en naar de verspreidingsgegevens van (beschermde) soorten planten en dieren in de omgeving van het plangebied. Om te kunnen beoordelen of de soorten die uit de deskstudie naar voren zijn gekomen ook daadwerkelijk in het plangebied voorkomen, zijn in een veldbezoek biotoopkenmerken van het plangebied en biotoopeisen van de soorten nader bestudeerd.

Op basis van het aangetroffen biotoop kan een aantal beschermde diersoorten in het onderzoeksgebied voorkomen. Hieronder wordt de verwachte aanwezige fauna per soortgroep beschreven.

  • Vogels: Omdat het veldbezoek buiten het broedseizoen werd gebracht zijn geen broedvogels in het plangebied aangetroffen. Er is zeer weinig broedgelegenheid in het plangebied aanwezig.Vogels met een jaarrond beschermde nestplaats zijn niet in het plangebied aanwezig.
  • Zoogdieren: Als verblijfplaats voor zoogdieren is het plangebied in weinig geschikt. Sporen die duiden op het voorkomen van verblijfplaatsen van zoogdieren zijn niet in het gebied aangetroffen.Verblijfplaatsen van zoogdieren met een zwaarder beschermingsregime zoals vleermuizen zijn niet in het plangebied aanwezig.
  • AmfibieĆ«n, vissen en reptielen: Er is geen water in het plangebied aanwezig, waardoor het voorkomen van amfibieĆ«n en vissen kunnen worden uitgesloten. Ook voor beschermde reptielen is in het plangebied geen geschikt leefgebied aanwezig.
  • Overige fauna: Overige soorten zoals beschermde vlinders en libellen worden niet verwacht, hiervoor is geen geschikt biotoop aanwezig.

Gevolgen van de ingreep

Bij een beoordeling in het kader van de Flora- en faunawet zijn in de eerste plaats vaste verblijfplaatsen en groeiplaatsen van belang. Daaronder valt ook de functionele leefomgeving die nodig is om te overleven, zoals foerageergebied.

De werkzaamheden kunnen leiden tot het verdwijnen van leefgebied en verblijfplaatsen van de licht beschermde Bosmuis, die mogelijk in het plangebied voorkomt. De negatieve effecten zullen echter niet leiden tot het vernietigen van hele populaties. Het betreft een algemene soort waarvan de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is.

Alleen werkzaamheden in de strook met bomen langs de Herenstreek zullen leiden tot de vernietiging of verstoring van broedvogels, die vooral gedurende het broedseizoen een strikte bescherming genieten.

Conclusies en consequenties

Vanwege het voorkomen van enkele broedvogels in het plangebied moeten werkzaamheden zoals het verwijderen van bomen buiten het broedseizoen worden uitgevoerd. Alle andere in het plangebied gevonden soorten zijn licht beschermd of niet beschermd in de Flora- en faunawet. Hiervoor geldt een vrijstelling. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft voor deze soorten niet te worden aangevraagd. De algemene zorgplicht is dan wel van kracht. Invulling aan de zorgplicht kan worden gegeven door het gebied enkele dagen voorafgaande aan de werkzaamheden kort af te maaien, zodat dieren de kans krijgen elders geschikt leefgebied te vinden.