direct naar inhoud van 3.5 Milieu
Plan: Emmen, De Verbinding
Status: Vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2010017-0701

3.5 Milieu

3.5.1 Bedrijven en milieuzonering

Normstelling en beleid

Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het plangebied dient rekening te worden gehouden met milieugevoelige bestemmingen, zoals woningen, in de omgeving van het plangebied. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van milieugevoelige functies sprake is van een aanvaardbaar leef- en verblijfsklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009) waarin richtafstanden zijn opgenomen die van toepassing zijn op een rustige woonwijk. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Indien functiemenging aanwezig of juist gewenst is óf indien er reeds sprake is van een verhoogde milieubelasting, bijvoorbeeld in de buurt van drukke wegen, kan het gebiedstype 'gemengd gebied' worden gehanteerd. In dat geval kunnen kortere richtafstanden worden gehanteerd ten opzichte van bedrijvigheid. Uit jurisprudentie volgt dat de afstandsstappen uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' in dat geval met één afstandsstap kunnen worden teruggebracht.

Onderzoek en conclusie

Met het voorliggende bestemmingsplan worden geen bedrijfsbestemmingen mogelijk gemaakt. De mogelijkheden voor detailhandel en horeca die in het plan zijn opgenomen, zullen in geen geval relevante milieuhinder veroorzaken. Voor dergelijke functies geldt een richtafstand van 10 m ten opzichte van een rustige woonwijk en woonfuncties in de omgeving bevinden zich ruimschoots op grotere afstand. Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de vaststelling van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

3.5.2 Bodem

Normstelling en beleid

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zódanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging, dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

Onderzoek en conclusie

Ter inventarisatie van de bodemkwaliteit binnen het plangebied is een historisch bodemonderzoek (NEN 5725) uitgevoerd. Doel van het onderzoek is het vaststellen of ter plaatse van het plangebied of in de directe omgeving ervan activiteiten hebben plaatsgevonden die hebben kunnen leiden tot een eventuele bodemverontreiniging.

Uit het onderzoek blijkt dat ter plaatse van parkeerplaats de Klokkenslag een kleine restverontreiniging aanwezig is. Het betreft echter geen urgente saneringssituatie. Daarnaast is bij het Willinkplein, in de nabijheid van de aangelegde parkeerkelder, een grondwaterverontreiniging aanwezig. Bij het graven van een bouwput ten behoeve van de overdekte weg, moet rekening worden gehouden met deze verontreiniging door het plaatsen van een foliescherm of het gecontroleerd afvoeren van het grondwater. Mits rekening wordt gehouden met deze grondwaterverontreiniging, kan het bestemmingsplan voor wat betreft het aspect bodem uitvoerbaar worden geacht.

Hergebruik van grond

Indien binnen het plangebied hergebruik van grond plaatsvindt of grond wordt afgevoerd, is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. Het onderzoeken van de mogelijkheden voor hergebruik of het afvoeren van grond is niet relevant in het kader van het aantonen van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan; deze toets vindt plaats op het moment dat grond wordt afgevoerd. Vervuilde grond moet door een erkend verwerker worden verwerkt.

3.5.3 Verkeer

Verkeersgegevens

In het onderzoek voor dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van verkeersgegevens. Alle relevante verkeersgegevens zijn hieronder opgenomen.

Wegvak   2009   2013   2015   2020   2023  
Hondsrugweg tussen Westerstraat en Weerdingerstraat   21.100   23.100   24.100   27.000   28.900  
Weerdingerstraat tussen Noorderpassage en Hondsrugweg   13.800   15.100   15.800   17.700   18.900  
Hondsrugweg tussen Brinkenweg en Ermerweg   16.100   17.200   17.800   19.400   20.400  
Ermerweg / Dordsestraat tussen Wilhelminastraat en Hondsrugweg   8.600   9.300   9.800   10.900   11.600  
Ermerweg tussen Noordbargerstraat en Hondsrugweg   9.800   10.600   11.100   12.400   13.200  
Hondsrugweg tussen Ermerweg en van Schaikweg   19.600   22.500   24.000   28.500   31.600  
Hondsrugweg tussen van Schaikweg en Wenning   22.600   24.500   25.500   28.100   29.800  
Hondsrugweg tussen Wenning en Westerstraat   23.200   25.100   26.200   29.000   30.800  
Wenning tussen Hondsrugweg en Klepel   2.400   2.600   2.700   2.900   3.000  
Wenning tussen Hondsrugweg en ingang Willinkplein   7.300   9.000   10.100   13.300   15.700  
Wenning tussen ingang Willinkplein en Klokkenslag   2.600   2.900   3.100   3.500   3.800  

Tabel 3.1 Etmaalintensiteiten (omgerekend naar een weekdaggemiddelde)

De verkeersintensiteiten zijn afkomstig uit het gemeentelijk verkeersmodel (gemeente Emmen, 2009) en deels gebaseerd op recente verkeerstellingen. Het verkeersmodel geeft intensiteiten voor 2006 en 2020. De verkeersintensiteiten voor de tussenliggende jaren zijn berekend op basis van een gemiddelde jaarlijkse autonome verkeersgroei. Voor de voertuigverdeling van genoemde wegen is uitgegaan van de door de gemeente aangeleverde gegevens.

De prognoses zijn gebaseerd op sociaal-economische gegevens vóór de economische crisis en de laatste inzichten in de bevolkingsontwikkeling (krimp dan wel stabilisatie) zijn nog niet volledig verwerkt in de verkeersgroeicijfers. Dat de geprognosticeerde groei uiteindelijk zal worden gehaald, is aannemelijk. Het tempo waarin, zal waarschijnlijk aanzienlijk lager liggen dan in de verkeersprognoses is weergegeven. Zodoende kunnen de gebruikte verkeersgegevens ten behoeve van de milieuberekeningen worden opgevat als een worst-case-scenario.

Wenning

De bestaande aansluiting van de Wenning op de Hondsrugweg zal in de nieuwe situatie komen te vervallen. De Wenning zal worden verlegd ten behoeve van de ontsluiting van een nieuw te ontwikkelen parkeergarage onder de geplande nieuwe vastgoedontwikkeling ten zuiden van het plangebied (werknaam: Willinkplein Zuidblok). Deze nieuwe parkeergarage krijgt een ondergrondse verbinding met de onlangs geopende parkeergarage onder het Willinkplein. Deze nieuwe verkeerssituatie wordt geregeld in een aparte planologische procedure die wordt gevoerd voor het Willinkpein Zuidblok.

Nieuwe ontsluitingen

Op een drietal plaatsen in het plangebied zullen nieuwe wegontsluitingen worden gerealiseerd. Het betreft de ontsluiting van woon-/zorgcentrum de Holdert aan de zuidzijde van de overdekte weg met daartegenover een ontsluiting vanaf de Hondrugweg naar de nieuw te bouwen parkeergarage. De ontsluiting van het parkeerterrein P-Zuid wordt verplaatst naar de Ermerweg.

Langzaam verkeer

De huidige langzaamverkeersroutes door het gebied blijven gehandhaafd. Het langzaam verkeer, met uitzondering van bromfietsen, zal geen gebruik maken van de tunnel. Op het centrumplein zal sprake zijn van 'shared space'. Het plein is dus niet alleen bestemd voor voetgangers en fietsers, maar ook voor de bevoorrading van het winkelcentrum, voor trouwauto's en incidenteel een bus met een speciale doelgroep die het centrum van Emmen bezoekt.

Openbaar vervoer

De Hondsrugweg is een belangrijke ader voor al het openbaar vervoer in Emmen. In de huidige situatie is het busstation langs deze weg gelegen. Als gevolg van de ondertunneling zal het busstation worden verplaatst. Nog onduidelijk is of het nieuwe busstation in zijn geheel in noordelijke richting wordt verplaatst of dat het in de vorm van langshaltes langs de Hondsrugweg zal worden teruggeplaatst. Waar nodig is in het milieuonderzoek met beide opties rekening gehouden.

Verkeerveiligheid

De te reconstrueren Hondsrugweg zal duurzaam veilig worden ingericht. Dat betekent dat deze weg wordt voorzien van een rijbaanscheiding en (vrijliggende) fietsvoorzieningen. De voorrang op de kruispunten met de Hondsrugweg zal net als in de huidige situatie met verkeersregelinstallaties worden geregeld.

Parkeren

Onder het te realiseren centrumplein is onlangs een nieuwe parkeergarage geopend: Parkeergarage Willinkplein. De parkeervoorzieningen op het plein komen daarmee te vervallen. De parkeergarage wordt momenteel ontsloten via de Wenning naar de Hondsrugweg. In de toekomstige stuatie wordt de parkeergarage gekoppeld met de nieuw geplande parkeergarage onder Willinkplein Zuidblok.

Het parkeerterrein van het Dierenpark Emmen (P-Zuid) zal niet langer ten hoogte van de Van Schaikweg op de Hondsrugweg worden ontsloten, maar aan de zuidzijde een aansluiting op de Ermerweg krijgen.

3.5.4 Wegverkeerslawaai

Het bestemmingsplan maakt de reconstructie van een bestaande weg mogelijk. In verband hiermee is de geluidssituatie onderzocht. De reconstructie betreft de herinrichting van de Hondsrugweg. Onderzocht is wat het effect van de reconstructie op de geluidsbelasting aan de gevels van bestaande woningen is. De berekeningsresultaten zijn in bijlage 4 opgenomen.

Beleid en normstelling

Bij fysieke wijziging van een weg (reconstructie) dient te worden onderzocht of de toename van de geluidshinder voor en na wijziging beneden de 2 dB blijft. Wanneer er sprake is van een zogenaamd reconstructie-effect (toename > 2 dB), dan wordt getoetst of de geluidsbelasting voldoet aan de voorkeursgrenswaarde (48 dB) of eerder verleende hogere grenswaarden. Is dat niet het geval, dan is ook onderzoek naar maatregelen om de geluidsbelasting terug te dringen vereist. Onder voorwaarden kunnen (nieuwe) hogere grenswaarden worden vastgesteld als maatregelen niet mogelijk zijn of op overwegende bezwaren stuiten. In de notitie 'Beleidsregel beoordeling hogere waarde Wet geluidhinder gemeente Emmen' (vastgesteld door de gemeenteraad op 25 september 2007) is vastgelegd onder welke voorwaarden een hogere waarde kan worden toegekend.

Onderzoek wegverkeerslawaai

Het akoestisch onderzoek is opgenomen in een separate rapportage (zie bijlage 4 van de toelichting).

Reconstructie Hondsrugweg

De geluidsbelasting aan de gevels van de bestaande geluidsgevoelige bestemmingen ter hoogte van de te reconstrueren Hondsrugweg (het reconstructiegebied) neemt maximaal toe met 2,10 dB. Op de toetsingspunten waar sprake is van het reconstructieffect bedraagt de geluidsbelasting maximaal 50 dB. Op deze locaties is echter in het verleden een hogere grenswaarde vastgesteld. De besluiten ten aanzien van eerder verleende hogere grenswaarden maken deel uit van bijlage 4.

Aan deze grenswaarden wordt voldaan. Zodoende wordt voldaan aan de normen uit de Wet geluidhinder en is het treffen van maatregelen of het volgende van verdere procedures in het kader van dit bestemmingsplan niet aan de orde.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is eveneens onderzocht of langs wegen buiten het reconstructiegebied sprake is van een reconstructie-effect. Op het gedeelte van de Hondsrugweg vanaf de Westenesscherstraat in noordelijke richting neemt de geluidsbelasting wel meer dan 2 dB toe. De toename blijft echter onder de 5 dB en de uiterste grenswaarde (63 dB) wordt in geen geval overschreden. Geconcludeerd wordt dat het treffen van maatregelen uit oogpunt van kosten niet gewenst zijn (geluidsarm asfalt) of uit stedenbouwkundig oogpunt niet inpasbaar zijn (geluidsschermen).

Conclusie

De optredende geluidsbelastingen binnen het reconstructiegebied staan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg. De geluidbelasting buiten het reconstructiegebied neemt niet dusdanig toe, dat uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wenselijk of noodzakelijk is om maatregelen te treffen.

3.5.5 Industrielawaai

Normstelling en beleid

Rondom inrichtingen die in belangrijke mate geluidshinder veroorzaken, is ingevolge artikel 40 van de Wet geluidhinder een geluidszone van toepassing. Buiten de geluidszone mag de geluidsbelasting niet meer bedragen dan 50 dB(A). Ten aanzien van geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de geluidszone worden mogelijk gemaakt, dient akoestisch onderzoek plaats te vinden. Daarbij dient te worden onderzocht of er kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).

Onderzoek en conclusie

Een deel van het plangebied ligt binnen de geluidszone rond het industrieterrein Bargermeer (zie figuur). Met het voorliggende bestemmingsplan worden echter geen geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt waarvoor akoestisch onderzoek aan de orde is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010017-0701_0008.png"

Figuur 3.5 Geluidszone Bargermeer (zwarte lijn)

Evenementenlawaai

Het is de bedoeling om het centrumplein in de toekomst te gebruiken voor markten, kermissen en andere evenementen. Toetsing en regulering van evenementenlawaai vindt plaats op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Toetsing is aan de orde op het moment dat een evenementenvergunning wordt aangevraagd. Dit aspect staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

3.5.6 Luchtkwaliteit

Normstelling en beleid

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door het Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen 2007 (ook wel Wet luchtkwaliteit, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. Nabij tunnelmonden of parkeergarages is tevens de concentratie benzeen van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 2 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

stof   toetsing van   grenswaarde   geldig vanaf  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   60 µg/m³
40 µg/m³  
2010
2015  
  uurgemiddelde concentratie
max. 18 keer per jaar  
300 µg/m³
200 µg/m³  
2010
2015  
fijnstof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   2005  
  24-uurgemiddelde concentratie
max. 35 keer per jaar  
75 µg/m³

50 µg/m³  
2005

2011  
benzeen   jaargemiddelde concentratie   10 µg/m³   2005  
  jaargemiddelde concentratie   5 µg/m³   2010  

Tabel 3.2 Grenswaarden luchtkwaliteit

Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden / ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden / ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

Besluit niet in betekenende mate (NIBM)

In het Besluit NIBM en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1500 woningen of een kantooroppervlak van 100.000 m2 (langs één ontsluitingweg).

Goede ruimtelijke ordening

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.

Onderzoek en conclusie

Om de effecten van het plan op de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied vast te stellen en te toetsen aan de grenswaarden uit het Wlk, zijn luchtkwaliteitsberekeningen uitgevoerd langs de meest maatgevende wegen. Voor dit onderzoek is gerekend met het model Geomilieu, module STACKS+, versie 1.3 (DGMR en KEMA). Dit model is door VROM goedgekeurd voor het berekenen van de concentraties voor luchtkwaliteit volgens alle drie de standaardrekenmethoden.

De effecten op de luchtkwaliteit zijn inzichtelijk gemaakt voor het eerste jaar na realisatie van het plan (2013) en 10 jaar na realisatie van het plan (2023). Omdat voor het jaar 2023 geen emissiekengetallen en achtergrondgegevens bekend zijn, zijn voor de berekeningen van 2023 de kentallen en achtergronden van het jaar 2020 gebruikt. Ter vergelijking zijn ook voor het jaar 2020 de luchtkwaliteitsberekeningen uitgevoerd.

Uit het onderzoek volgt dat langs de maatgevende wegen de concentraties NO2 en PM10ruimschoots beneden de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit zijn gelegen. Ook de berekende benzeenconcentraties in de directe omgeving van de tunnelmonden en het uitblaaspunt van de parkeergarage blijven ruim onder de grenswaarden.

Hieruit kan geconcludeerd worden dat de effecten op de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied geen belemmering vormen voor de vaststelling van het bestemmingsplan. De opzet en resultaten van het onderzoek opgenomen in bijlage 5.