direct naar inhoud van 3.3 Fysieke veiligheid
Plan: Nieuw - Amsterdam, Vaart Zuidzijde 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2010016-0701

3.3 Fysieke veiligheid

Bij het begrip (externe) veiligheid kan men denken aan de bescherming tegen risico's die men loopt in de nabijheid van inrichtingen, leidingen en wegen waar incidenten kunnen voorkomen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn of andere gevaarlijke situaties kunnen ontstaan (bijvoorbeeld het knappen van hoogspanningdraden).

Normstelling en beleid

Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI)

Op risicovolle inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing. Bij het beoordelen van plannen dient bekeken te worden of voor de burgers het minimum beschermingsniveau gehandhaafd wordt/ blijft (plaatsgebonden risico). Voor de risicocontour van het plaatsgebonden risico (PR) geldt, dat in een straal van 10-6 per jaar geen kwetsbare (grenswaarde) en beperkt kwetsbare (richtwaarde) objecten gebouwd mogen worden.

Daarnaast dient de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers expliciet te worden afgewogen en verantwoord (groepsrisico).

Voor het groepsrisico (GR) geldt dat onderbouwing van het risico dient plaats te vinden als:

  • het groepsrisico ten opzichte van voorgaande berekening verhoogd is;
  • het groepsrisico boven de gestelde oriëntatiewaarde uitkomt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water geldt vooralsnog de Circulaire Risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen. Op grond van deze circulaire geldt een grenswaarde ten opzichte van het PR en een oriënterende waarde voor het GR. Op dit moment werkt het rijk aan het vaststellen van het zogenaamde basisnet, waarmee langs bepaalde hoofdtransportroutes ruimte wordt gereserveerd teneinde externe veiligheidsrisico's te beperken.

Gevaarlijke stoffen door buisleidingen

In geval van aardgastransportleidingen en vervoer van brandbare vloeistoffen door buisleidingen gelden de zoneringsafstanden uit de Circulaire “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” en de Circulaire ''Brandbare Vloeistoffen uit de K1-, K2- en K3-categorie''. Er geldt zowel een toetsingsafstand waarbinnen de wenselijkheid van ruimtelijke ontwikkelingen moet worden afgewogen, als een bebouwingsafstand waarbinnen de realisatie van kwetsbare objecten niet is toegestaan.

Overigens wordt op het moment van schrijven het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen voorbereid waarin de normen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen vergelijkbaar worden met de normen uit het Bevi. Tot aan de vaststelling van het besluit blijven de circulaires van toepassing.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Risicovolle inrichtingen

Op circa 200 meter van het plangebied ligt het bedrijf Agrifirm Nieuw-Amsterdam. Bij dit bedrijf worden in beperkte mate gevaarlijke stoffen opgeslagen. Ten aanzien van het opslaggebouw geldt een PR 10-6-contour van 45 m. Omdat deze contour niet tot het plangebied reikt, voldoet het plan aan de grenswaarde voor het PR. Van een relevant invloedsgebied voor het GR is geen sprake.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de directe omgeving van het plangebied worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd over de weg, het water of door buisleidingen.

Over het nabijgelegen spoortraject tussen Emmen en Coevorden worden in beperkte mate gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In het kader van diverse bestemmingsplanherzieningen en de totstandkoming van het toekomstige basisnet, is een risicoanalyse gemaakt van het spoortraject vanaf de Drentse grens tot aan Emmen ).

Uit de risicoanalyse blijkt dat de PR 10-6-contour in geen geval buiten het spoor is gelegen. Uit berekeningen van het GR blijkt dat in de drukke stationsgebieden ruimschoots wordt voldaan aan de oriënterende waarde (GR < 0,1 OW). Daaruit kan worden afgeleid dat ter hoogte van het plangebied, een gebied met een minder hoge personendichtheid, ook ruimschoots aan de oriënterende waarde kan worden voldaan. Bovendien leidt de beoogde ontwikkeling, gelet op het beperkt aantal personen dat binnen de praktijk zal verblijven, niet tot een significante toename van het GR. Een uitgebreide verantwoording van het GR is zodoende niet aan de orde.

Verantwoording van het Groepsrisico

In overleg met de regionale brandweer dient het GR te worden verantwoord. In het kader van het wettelijk vooroverleg (artikel 3.1.1. Bro) is het concept- ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de regionale brandweer. Deze hebben vooralsnog niet gereageerd op het plan. Gelet op de beperkte omvang van het plan en de beperkte gevolgen voor het GR, wordt nadere verantwoording van het GR niet noodzakelijk geacht.