direct naar inhoud van 3.6 Waterparagraaf
Plan: Emmen, Noordbarge
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2010012-0701

3.6 Waterparagraaf

3.6.1 Inleiding

In de waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem van Noordbarge is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden (bodemopbouw, grondgebruik, maaiveldhoogte, grondwatersituatie, rioolstelsel etc.) en of speciale functies voor het plangebied gelden. In de beschrijving wordt ook ingegaan op de zogenaamde stedelijke wateropgave. De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan, besluit en beschrijft de uitwerking hiervan op het watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het besluit of plan oplegt. De waterparagraaf is de plek waar, naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan of besluit, het wateradvies en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar een plaats krijgen. De waterparagraaf sluit daarom af met richtlijnen ten behoeve van de nadere inrichting / nieuwe ontwikkelingen in het plangebied.

3.6.2 Beleidskader

Het waterbeheer in Nederland is op verschillend niveaus georganiseerd. Het rijk formuleert het landelijk beleid op het gebied van het waterbeheer en maakt afspraken met andere Europese landen over grensoverschrijdende thema's. Het landelijk beleid is verwoord in de Vierde nota op de waterhuishouding en de Nota waterbeleid in de 21e eeuw. Eind 2009 is de Vierde Nota op de waterhuishouding opgevolgd door het Nationaal Waterplan. Belangrijk beleidsuitgangspunt is het gegeven dat er meer ruimte voor water moet zijn, met als gedachte de drietrapsstrategie: vasthouden, bergen en afvoeren. Met de overige overheden zijn vervolgens afspraken gemaakt welke maatregelen genomen moeten worden om het watersysteem in de periode tot 2015 te verbeteren en op orde te houden. Deze maatregelen zijn samengevat in het Nationaal Bestuursakkoord Water. Genoemde maatregelen hebben betrekking op het aanpakken van de gevolgen van bodemdaling, klimaatverandering en zeespiegelstijging. Op lokaal bestuurlijk niveau zijn vervolgens deze afspraken verder uitgewerkt in de Regionale en Lokale bestuursakkoorden water.

In december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet stelt integraal waterbeheer op basis van watersysteembenadering centraal en schept een kader voor de modernisering van het Nederlandse waterbeheer. De Waterwet sluit goed aan op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, waardoor de relatie met het ruimtelijke omgevingsbeleid wordt versterkt. Door de nieuwe wetgeving kan niet alleen makkelijker worden ingespeeld op Europese waterrichtlijnen, zoals de Europese Kaderrichtlijn Water, maar ook op projecten waar de waterfuncties ook vanuit andere beleidsvelden worden beïnvloed. Denk hierbij bijvoorbeeld aan natuurbeheer en ruimtelijke ordening. Aanwijzing van Natura 2000 gebieden en het realiseren van de ecologische hoofdstructuur geven belangrijke randvoorwaarden voor de waterfuncties. De nieuwe Waterwet kent formeel slechts twee waterbeheerders voor het oppervlaktewater: het Rijk voor de rijkswateren en de waterschappen voor de overige wateren. De gemeente is geen waterbeheerder, maar heeft wel waterstaatkundige taken: de hemel- en grondwaterzorgplicht. Deze zorgplichten zijn sinds januari 2008 vastgelegd via de Wet gemeentelijke watertaken in de Wet op de waterhuishouding.

De waterschappen hebben, naast hun beheertaak, een belangrijke rol in het beoordelen van waterhuishoudkundige initiatieven die door gemeenten en/of projectontwikkelaar worden genomen. Via de zogenaamde Watertoetsprocedure beoordelen zij de initiatieven op hun waterhuishoudkundige consequenties en verwoorden dit in het wateradvies. De waterschappen hebben specifieke kennis over hun beheersgebied en stemmen hun beleid af op de deze gebiedseigenschappen. Via de eerder genoemde Nationale-, Regionale- en lokale gebiedsakkoorden wordt het voorgestelde waterschapsbeleid met de overige belanghebbenden in het gebied bestuurlijk geborgd.

3.6.3 Grondgebruik

Noordbarge is een van de oudste esdorpen van Nederland. In de loop der jaren is Emmen naar het dorp toe gegroeid en via de stadswijk Bargeres lopen stad en dorp nu in elkaar over. Binnen het plangebied is wonen de hoofdfunctie. Aan de noordzijde ligt een kantorenpark en verder is enige agrarische activiteit binnen het plangebied aanwezig.

3.6.4 Bodemopbouw

De bodemopbouw in Noordbarge bestaat voornamelijk uit podzolgronden met in het westen een zand- en stuifzandgrond gebied.

3.6.5 Hoogteligging

De hoogteligging in Noordbarge varieert sterk. Ten oosten van het Oranjekanaal loopt het maaiveld sterk op van NAP 19,00 m tot NAP 26,00 m richting de Hondsrugweg. Ten westen van het kanaal ligt het gebied relatief vlak, met een maaiveldhoogte rond NAP +19,00 m. Het maaiveldverloop in het gebied is zodanig dat geen ingesloten laagtes aanwezig zijn, waardoor mogelijk wateroverlast kan optreden.


afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010012-0701_0011.png"
Figuur 3.7: Hoogtekaart Noordbarge en omgeving (bron: AHN).

3.6.6 Grondwater

Uit de gemiddelde hoogste grondwaterstanden in Noordbarge en omgeving en de gegevens over het voorkomen van kwel en infiltratiegebieden blijkt dat het gebied geheel als infiltratiegebied gekenmerkt kan worden. Het Oranjekanaal heeft een drainerende werking voor het afstromende grondwater van de hoger gelegen gebieden (Hondsrug). De grondwaterstanden worden hierdoor beïnvloed.

Ten oosten van het kanaal ligt de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) tussen 100 en 120 cm beneden maaiveld, ten westen van het kanaal ligt deze dieper dan 150 cm beneden maaiveld. Er is geen grondwateroverlast in het gebied bekend.

3.6.7 Waterhuishouding

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater afvoerstructuur aanwezig. Het Oranjekanaal doorsnijdt het plangebied (streefpeil NAP + 16,76 m), maar hierop wordt niet afgewaterd. Direct binnen de wijk Bargeres is een vijver aanwezig, maar deze maakt geen deel uit van het oppervlaktewater systeem.

3.6.8 Stedelijke wateropgave

In het kader van het verkennend onderzoek naar de stedelijke wateropgave is voor Emmen Centrum de conclusie dat de wateropgaaf ca. 26.000 m3 is. Deze wateropgaaf is bedoeld om de verwachtte extra neerslag door veranderende klimatologische omstandigheden te kunnen bergen in het eigen watersysteem van het gebied. Hierdoor wordt extra belasting van het hoofdafvoersysteem voorkomen (vasthouden-bergen-afvoeren). De wateropgaaf is berekend voor de situatie met een overschrijdingsfrequentie van 1 keer per 100 jaar, waarbij rekening is gehouden met 10% extra neerslag, om de gevolgen van klimaatverandering in beeld te brengen. In het kader van het Lokaal Bestuursakkoord Waterbeheer zijn afspraken gemaakt om zowel de huidige- als de toekomstige waterbergingsbehoefte gezamenlijk uit te werken.

3.6.9 Riolering

Het rioolstelsel van Noordbarge bestaat uit twee gebieden, verdeeld door het Oranjekanaal. Het oostelijk deel bestaat uit een gescheiden stelsel. Het DWA-riool loost onder vrij verval op twee plaatsen op het transportriool. Het RWA-riool heeft twee lozingspunten op het Oranjekanaal. Het westelijk deel van Noordbarge bestaat uit een gemengd stelsel en loost onder vrij verval op het transportriool. Het stelsel heeft geen overstort.

Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied en de doorvoer van rioolwater van bovenstroomse rioleringsgebieden. Tijdens perioden met veel neerslag zal de rioolberging geheel gevuld raken en stroomt rioolwater via de riooloverstorten elders naar het oppervlaktewater. In Noordbarge treden hierdoor geen problemen op. Wel doen zich problemen voor in het benedenstrooms gelegen gebied Bargeres. Doordat een relatief groot rioleringsgebied via de transportleiding afwatert naar de zuivering, treedt terugstuwing vanuit de transportleiding op naar het rioolsysteem van Bargeres. Het gevolg hiervan is dat rioolwater vanuit andere gebieden via de overstorten van Bargeres naar de al overbelaste overstortvijvers in Bargeres zal stromen. Om deze reden is het belangrijk om zoveel mogelijk verhard oppervlak in de omgeving van Bargeres af te koppelen, zodat afwenteling naar de transportleiding wordt voorkomen. Er vindt overigens geen lozing vanuit de overstortvijver in Bargeres naar het oppervlaktewater plaats.

3.6.10 Waterkwantiteit

De grondwaterstanden in het gebied worden beïnvloed door de hoger gelegen Hondsrug in het oosten en het Oranjekanaal die het gebied doorsnijdt. Vanaf de Hondsrug stroomt een relatief grote hoeveelheid neerslag via de bodem richting Oranjekanaal. De infiltratiecapaciteit op de hogere delen is namelijk beperkt, omdat plaatselijk ondiep keileem in de bodem aanwezig is. Het Oranjekanaal ligt in de wijk evenwijdig aan de Hondsrug, en zal hierdoor een groot deel van het afstromende grondwater afvoeren. Dit blijkt ook uit de optredende grondwaterstanden in het gebied. Aan de Hondsrugzijde van het kanaal (de oostzijde) liggen deze significant hoger dan aan de andere kant van het kanaal. Het is daarom belangrijk dat geen ingrepen in de bodem plaatsvinden die deze drainerende werking van het kanaal verstoren, omdat anders de grondwaterstanden in het gebied kunnen oplopen, met overlast tot gevolg. Het type ingrepen waar het hier om gaat zijn onder andere het aanbrengen van diepe damwanden en kelders.

Ook moet voorkomen worden dat er tijdens perioden met neerslag overlast, schade of gevaar ontstaat. Bij nieuwe ontwikkelingen zal daarom goed moeten worden nagedacht over hoe er moet worden omgegaan met afvoer en berging van regenwater. Afgewogen moet worden of het verstandig is het regenwater in het eigen gebied te bergen of dat het juist beter is het water af te voeren naar een andere locatie. Afhankelijk van de locatie binnen het plangebied of functie van het gebied kan de keuze anders uitvallen. Verder is het van belang om bij de afweging te laten meewegen of het gaat om maatregelen die nodig zijn om water dat vrijkomt tijdens een kort durende hevige hoosbui te verwerken, of dat het gaat om maatregelen om water dat vrijkomt tijdens een langdurige natte periode te verwerken. Als gekozen wordt om (een deel van) het regenwater tijdelijk in het gebied te bergen dan moet dit op zo'n manier worden gedaan dat hiervoor een robuuste, goed te onderhouden voorziening wordt aangelegd, die past binnen de gebruiksfunctie van het gebied en deel uit maakt van het bestaande waterhuishoudkundige systeem. Voorkomen moet worden dat overgegaan wordt tot de aanleg van solitaire vijvers, zeer diepe watergangen of waterpartijen met een kwetsbaar, instabiel ecosysteem. Raakt de bergingsvoorziening vol, dan moet een zodanige escape worden aangelegd dat vervolgens het water snel en doelmatig kan worden afgevoerd naar een locatie waar het geen overlast veroorzaakt. Voor Noordbarge lijkt de beste mogelijkheid om te kiezen voor een systeem dat in eerste instantie is ingericht om water zo veel mogelijk te infiltreren in de bodem (vasthouden - bergen) en in tweede instantie af te voeren naar de omgeving. In feite sluit dit aan op het systeem dat van oorsprong op de hogere zandgronden voorkwam, namelijk ondiepe ontwateringsmiddelen met zowel een infiltratie als afvoerfunctie. Gezien de capaciteitsproblemen van het transportriool, is het belangrijk om te voorkomen dat extra verharding op dit gemengde rioolstelsel wordt aangesloten.

3.6.11 Waterkwaliteit

Water is belangrijk voor het welzijn van mens en dier. In bebouwd gebied vormt het tevens een belangrijk ordenend en esthetisch element. Om aan dit doel te voldoen is het belangrijk dat het water van goede kwaliteit is en voldoende zuurstof bevat. Voor het plangebied betekent dit dat bij nieuwe ontwikkelingen er op moet worden gelet dat:

  • alleen water wordt aangelegd op plaatsen waar dit op natuurlijke wijze kan;
  • water verbonden is met de rest van het watersysteem;
  • er voldoende oever begroeiing is;
  • afstromend regenwater schoon is en blijft;
  • lozingen vanuit de riolering worden voorkomen.

Het is niet mogelijk om zonder diepe ontgravingen watervoerende sloten of vijvers in het gebied te realiseren. Bij nieuwe ontwikkelingen zal de aanleg van open water in Noordbarge daarom niet de eerste keuze zijn.

Regenwater heeft van nature een goede kwaliteit. Door allerlei oorzaken kan het verontreinigd worden en hiermee bodem en oppervlaktewater belasten. Het is daarom van belang om er in eerste instantie voor te waken dat regenwater verder wordt verontreinigd. Dat kan worden bereikt door de oppervlaktes waarop regenwater valt schoon te houden (bijvoorbeeld wegen en parkeerterreinen) door geen bestrijdingsmiddelen te gebruiken en rekening te houden met het gebruik van strooizout of het gebruik van uitlogende materialen.

Bij nieuwe ontwikkelingen moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat regenwater wordt gemengd met andere waterstromen. Denk bijvoorbeeld aan het mengen met huishoudelijk afvalwater in het gemengde rioolstelsel. Bij nieuwe ontwikkelingen moet daarom worden onderzocht of het regenwater kan worden afgekoppeld van het gemengde riool en in de bodem worden geïnfiltreerd of gescheiden worden afgevoerd.

3.6.12 Conclusie

Aangezien dit bestemmingsplan niet leidt tot een wijziging van de waterhuishoudkundige situatie, kan worden gesteld dat deze 'waterneutraal' is.