direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf - Milieucategorie 2
Plan: Emmen, Emmerschans
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2010007-0602

Artikel 4 Bedrijf - Milieucategorie 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Milieucategorie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

bedrijven in de milieucategorie 1 en 2, zoals bedoeld in de bijgevoegde staat van inrichtingen, bijlage 1, met uitzondering van bedrijven met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;

  • f. bedrijfsgebouwen;
  • g. een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder LPG, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  • h. bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met bijbehorende:

  • i. andere bouwwerken;
  • j. toegangswegen in- en uitritten;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. kunstwerken en waterwerken;
  • n. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de voorgevel van het hoofdgebouw in de gevellijn te worden opgericht;
  • c. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 m te bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van het (hoofd)gebouw niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • f. de dakhelling van een gebouw mag maximaal 60° bedragen.
4.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de totale of gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning inclusief bijgebouwen mag maximaal 200 m² bedragen, waarbij de totale of gezamenlijk oppervlakte van de bijgebouwen maximaal 50 m² zal bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de voorgevel van de bedrijfswoning in de gevellijn te worden opgericht;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 m te bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van het (hoofd)gebouw niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • g. de dakhelling van een bedrijfswoning dient minimaal 30° te bedragen danwel de bestaande dakhelling indien de bestaande dakhelling afwijkend is;
  • h. de dakhelling van een bedrijfswoning mag maximaal 60° bedragen danwel de bestaande dakhelling indien de bestaande dakhelling afwijkend is.
4.2.3 Bijgebouwen bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, waarbij het aantal m² dat gebouwd wordt als bijgebouw niet meer mag bedragen dan 50 m²;
  • b. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak op het zij- en achtererf worden opgericht;
  • c. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de voorgevel van de (bedrijfs)woning te worden opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;
  • d. aangebouwde bijgebouwen mogen maximaal 5 meter achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • e. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat de goothoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw;
  • f. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • g. de bouwhoogte van bijgebouwen binnen 3 meter afstand van de perceelgrens mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • h. de vrijstaande bijgebouwen dienen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan te worden gebouwd.
4.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van overkapping mag maximaal 3 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg maximaal 1 meter mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15 m² vloeroppervlak beslaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 10 meter mag bedragen.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. verkeersveiligheid;
  • c. sociale veiligheid;
  • d. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • e. milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in :

  • a. het bepaalde in lid 4.2.1 sub a in die zin dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de oppervlakte aan bebouwing niet wordt vermeerderd;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.3 sub a in die zin dat maximaal 30 m² aan extra bijgebouwen mogen worden gebouwd voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie.
4.4.2 Beperking

De toepassing van de in lid 4.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd onder de categorieën 1 en 2 in bijlage 1;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg', in welk geval detailhandel in motorbrandstoffen en aanverwante artikelen is toegestaan;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning.

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 26van toepassing.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.5 sub a, in die zin dat andere bedrijven die in aard en omvang gelijk zijn aan de milieucategorie 2 bedrijven op de bijgevoegde staat van inrichtingen zich mogen vestigen binnen de voor Bedrijf - Milieucategorie 2, bestemde gronden met uitzondering van detailhandels bedrijven, bedrijven met een risicocontour van 10-6 en geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd;
    • 2. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. lid 4.5 sub b, in die zin dat detailhandel van ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde levensmiddelen, kleding, schoeisel, en huishoudelijke artikelen mag plaatsvinden.
4.6.2 Beperking

De toepassing van de in lid 4.6.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.