direct naar inhoud van 4.1 Afstemming functies
Plan: Buitengebied Emmen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009072-0710

4.1 Afstemming functies

Versterking van de 'basisfuncties' onderling
De grondgebonden landbouw en de openheid van het landschap zijn nauw met elkaar verbonden. Zij versterken elkaar. Zoals uit de beschrijving van het landschap blijkt is een groot deel van Emmen een relatief jong landschap waar de landbouw een belangrijke stempel op heeft gedrukt. Het is een landschap in ontwikkeling. Daardoor blijft het ook een levend landschap.

In het buitengebied van Emmen heeft steeds de akkerbouwfunctie gedomineerd. De laatste twee decennia is er meer grasland ontstaan omdat grondgebonden melkveehouderijen zich in het gebied hebben gevestigd. Daardoor is het aanzien van het (agrarisch) buitengebied weliswaar veranderd, maar de kwaliteit is onverminderd bewaard gebleven.

Het voortbestaan van het landbouwkundig gebruik is een voorwaarde voor het in stand houden van de kenmerkende landschappen van Emmen. Het bieden van ontwikkelingsruimte aan de landbouw hoeft dan ook geen bedreiging te zijn, integendeel, het zorgt ervoor dat het landschap zijn dynamische karakter behoudt. Ook zijn bouw- en weilanden van betekenis voor verschillende vogel- en andere diersoorten, als fourageer- , broed- en verblijfsgebied. Het behoud van het agrarisch areaal is voor deze fauna essentieel.

Beïnvloeding van de 'basisfuncties' onderling
Verbeteringen in de externe productieomstandigheden worden aangebracht ten behoeve van een optimale en doelmatige bedrijfsvoering in de landbouw. Als hierbij alleen naar het landbouwkundig belang wordt gekeken is het risico aanwezig dat het ten koste gaat van natuurlijke, landschappelijke of cultuurhistorische waarden.

Ook kan bij vestiging van grondgebonden agrarische bedrijven de meest gunstige plek temidden van de bedrijfsgronden ongewenst zijn met het oog op de ter plekke aanwezige landschappelijke en/of cultuurhistorische structuur. Ook kan de verbetering van de verkavelingssituatie voor bestaande- en nieuwe landbouwbedrijven, maar ook schaalvergroting op de bouwpercelen, inhouden dat sloten worden gedempt en andere kenmerkende elementen, zoals beplanting, worden verwijderd.

Wanneer de ontsluiting wordt verbeterd door de aanleg of verharding van wegen en kavelpaden kan de cultuurhistorische betekenis van nu onverharde wegen verloren gaan. Ook wordt het agrarisch gebruik geïntensiveerd waardoor verstoring van natuurwaarden kan optreden.

Het verbeteren van de ontwatering (graven van sloten, aanleg van drainage) kan ten koste gaan van natuurwaarden die afhankelijk zijn van hoge grondwaterstanden, ook in aangrenzende natuurgebieden. Een versnelde waterafvoer uit het gebied kan bovendien tot gevolg hebben dat elders de wateroverlast toeneemt.

Tenslotte kunnen in sommige gedeelten van het plangebied door activiteiten als afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem historisch-geografische en archeologische elementen verloren gaan.

Conclusie 'basisfuncties'
Landbouw en landschap (inclusief natuur- en bosgebieden) bepalen het gezicht van het Emmense platteland. Ze worden daarom aangemerkt als 'basisfuncties'. Landbouw en landschap (inclusief cultuurhistorie en archeologie) zijn onlosmakelijk verbonden met het buitengebied en er (letterlijk) in geworteld. Bodem en water zijn de randvoorwaarden om de landbouw en het landschap goed te laten ontwikkelen en vanuit die rol ook essentieel.

In dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de lagenbenadering die in de Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef wordt gehanteerd. De onderste lagen van landschap, natuur en bodem zijn in de structuurvisie bepalend voor de ontwikkelingsmogelijkheden in de netwerk- en occupatielaag. Landschap is ook in de structuurvisie de onderlegger voor het ruimtelijke, economische beleid.

Het landschap is en wordt sterk door de landbouw bepaald. De landbouwsector is de grootste gebruiker van de gronden in het buitengebied. Daarbij is de landbouw een van de belangrijke economische dragers van het platteland. Doordat landbouw en landschap zo sterk zijn vervlochten in Emmen, is afstemming tussen deze functies belangrijk.

Afstemming met overige functies
De tendens van schaalvergroting in de landbouw leidt er toe dat een aantal agrarische bedrijven hun functie zullen verliezen. Vestiging van nieuwe functies op vrijkomende agrarische bedrijfslocaties biedt de mogelijkheid om leegstand van, vaak ook cultuurhistorisch waardevolle, bebouwing tegen te gaan. Verpaupering van die gebouwen wordt voorkomen en zodoende wordt kapitaalsvernietiging tegengegaan worden. En door andere functies toe te staan kan de leefbaarheid en de economische vitaliteit in het buitengebied op peil worden gehouden.

Over het algemeen is een woonfunctie het minst belastend voor de omgeving. Ook kleinschalige niet-agrarische bedrijvigheid die passend is bij het karakter van het buitengebied kan een geschikte vervolgfunctie zijn op vrijgekomen agrarische bedrijfslocaties. Wel moet gekeken worden naar de effecten van een bepaalde functie op de omgeving, bijvoorbeeld ten aanzien van mogelijke toename van verkeer en geluid. Ook kan vestiging van een bepaalde functie betekenen dat agrarische bedrijven in de directe omgeving aan strengere milieu-eisen moeten gaan voldoen. Dat kan leiden tot een ongewenste belemmering van de bedrijfsontwikkeling van agrarische bedrijven. Daarom moet in het gehele buitengebied rekening worden gehouden dat omliggende agrarische bedrijven (als basisfunctie) niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt. Bij ontwikkeling van andere functies dient ook rekening te worden gehouden met het creëren van 'veilige' functies. Rekening moet worden gehouden met de opkomsttijd van de brandweer of dienen er bij de nieuwe functie eventueel preventieve maatregelen genomen te worden.

Gebieden nabij kernen lenen zich extra goed voor bepaalde niet-agrarische vervolg-activiteiten in verband met de nabijheid van doelgroepen. Te denken valt bijvoorbeeld aan zorgboerderijen. Kleinschalige landschappen worden traditioneel als zeer aantrekkelijk ervaren voor recreatieve activiteiten. De spontane vraag naar recreatieve activiteiten in het grootschalige, open veenontginningen-landschap zal lager zijn dan elders, maar kansen liggen in en nabij landschapsstructuren zoals beekdalen, kanalen (bijvoorbeeld de vaarverbinding Erica-Ter Apel) en bosgebieden.

De samenhang in het randveenontginningen landschap van Schoonebeek met smalle, opstrekkende verkaveling, bosjes en dorpsensembles van unieke cultuurhistorische waarde maakt dit gebied ook voor recreatieve activiteiten interessant. Voor kleinschalige recreatie is een interessant en afwisselend landschap van groot belang. Recreatief medegebruik gaat goed samen met verbrede landbouw en hergebruik van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing. Voor de agrariër kan toerisme een aanvulling op zijn inkomen betekenen. Voor burgers vormt het een goede gelegenheid kennis te maken met een agrarisch bedrijf.

Verrijking van het landschap en de ecologie is mogelijk door het ontwikkelen van buitenplaatsen en/ of landgoederen. Nieuwe buitenplaatsen en/ of landgoederen vragen een zorgvuldige afweging, waarbij zaken als landschap, natuur, milieu en water een zeer belangrijke rol spelen. Landgoederen kunnen mogelijk leiden tot een versnippering van agrarische gronden. Ook kunnen landgoederen negatieve effecten hebben op de waterhuishouding in de agrarische gebieden. In bepaalde gebieden moet dus zorgvuldig omgegaan worden met de ontwikkeling van landgoederen. In andere gebieden kan het het landschap en de ecologie verrijken, bijvoorbeeld in de zoekgebieden waar natuurontwikkeling kan plaatsvinden (zoals vastgelegd in de Structuur- en Compensatievisie van de gemeente Emmen, zie paragraaf 3.5.1.2).