direct naar inhoud van Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats
Plan: Barger-Compascuum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009065-0701

Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk- Begraafplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. begraafplaats/ graven, urnenmuur;
  • b. uitvaartcentrum;
  • c. aula;
  • d. onderhoudsruimten;

en mede bestemd voor:

  • e. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen, ter plaatse van de gebiedsaanduiding “vrijwaringszone molenbiotoop”;

met bijbehorende:

  • f. andere bouwwerken;
  • g. horeca-1 ten dienste van de bestemming;
  • h. toegangswegen, in- en uitritten;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. kunstwerken en waterwerken;
  • l. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen en indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht , tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;
  • c. de maximale goot- en bouwhoogte bedragen de bestaande goot- en bouwhoogte.
12.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. luifels aan het gebouw mogen maximaal 1.5 meter uit steken;
  • b. de bouwhoogte van een overkapping mag maximaal 3 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15m² vloeroppervlak beslaan, van lichtmasten maximaal 10 meter mag bedragen.
12.3 Nadere eisen
12.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
12.4 Afwijken van de bouwregels
12.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 12.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden met een maximum vloeroppervlak van 50 meter² en een maximale bouwhoogte van 3 meter;
  • b. artikel 12.2.2 onder b en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare weg maximaal 1,5 meter mag bedragen.
12.4.2 Beperking

Het verlenen van de in artikel 12.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om een omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;

12.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en horeca, tenzij het detailhandel en horeca betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de in artikel 12.1genoemde doeleinden.

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 26 van toepassing.