direct naar inhoud van Artikel 18 Maatschappelijk - Onderwijs
Plan: Emmen, Emmermeer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009059-0701

Artikel 18 Maatschappelijk - Onderwijs

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Onderwijs' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van onderwijs (basis en voortgezet), kinderopvang, speciaal onderwijs;
  • b. gebouwen ten behoeve van fietsenstallingen;

met bijbehorende:

  • c. andere bouwwerken;
  • d. sport- en speelgelegenheden;
  • e. fiets- en voetpaden;
  • f. toegangswegen in- en uitritten;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de voorgevel van het hoofdgebouw in de gevellijn te worden opgericht;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer dan de bestaande hoogte bedragen, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven.
18.2.2 Fietsenstallingen

Voor het bouwen van fietsenstallingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. fietsenstallingen mogen buiten een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de totale of gezamenlijke oppervlakte van fietsenstallingen mag maximaal 50m² bedragen mits niet meer de dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd;
  • c. de bouwhoogte van een fietsenstalling mag maximaal 3 meter bedragen.
18.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw, mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 5 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van overkappingen maximaal 3 meter bedragen;
18.3 Nadere eisen
18.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. verkeersveiligheid;
  • c. sociale veiligheid;
  • d. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • e. milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
18.4 Afwijken van de bouwregels
18.4.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. lid 18.2.1 onder c in die zin dat de goot- en /of bouwhoogte van een gebouw mag worden verhoogd met maximaal 1 meter;
18.4.2 Beperking

De toepassing van de in lid 18.4.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

18.5 Afwijken van de gebruiksregels
18.5.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 18.1 en toestaan dat binnen de bestemming Maatschappelijk- Onderwijs andere maatschappelijke functies dan onderwijs zijn toegestaan mist passend in de omgeving en binnen de bestaande bebouwing of bouwvlak;
  • b. De toepassing van de in artikel 18.5 genoemde afwijking is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;