direct naar inhoud van 3.5 Watertoets
Plan: Emmen, Brandweerkazerne Emmen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009039-0003

3.5 Watertoets

Om te waarborgen dat bij de totstandkoming van het inrichtingsplan, en later bij de uitvoering, voldoende rekening wordt gehouden met alle relevante waterhuishoudkundige belangen is een watertoets uitgevoerd. De watertoets is vertaals in de waterparagraaf, waarin ia aangegeven welke afwegingen in het plan ten aanzien van water zijn gemaakt of nog moeten worden gemaakt. Het is een toelichting op het doorlopen proces en maakt de besluitvorming ten aanzien van water transparant. In het kader van de watertoets heeft overleg plaatsgevonden met waterschap Velt en Vecht, de gemeente Emmen, afdeling riolering en de gemeente Emmen als vertegenwoordiger van de brandweer.

Huidige hydrologische situatie

Emmen is geomorfologisch onder te verdelen in hoger gelegen gebieden (vanaf ca. NAP +23 m) en dalen (tussen ca. NAP +18,0 en NAP +23,0 m). De hoger gelegen gebieden (Emmeresch, Noordbargeresch, Zuidbargeresch) zijn restanten van keileemruggen. De dalen zijn ontstaan door erosie van de keileem. Zowel de hoger gelegen gebieden als de dalen vormen waterscheidingen. Hemelwater dat op de hoger gelegen gebieden infiltreert verplaatst zich in de richting van de dalen via het grondwater, zowel boven als onder de keileem. Omdat de keileem niet overal evengoed ontwikkeld is tot een dikke weerstandbiedende laag is infiltratie naar het watervoerende pakket onder de keileem mogelijk.

Tijdens hevige neerslagperioden kunnen greppels en laagten tijdelijk water bevatten en kan er plasvorming ontstaan. Dit is het gevolg van een beperkte doorlatendheid van de toplaag (boven de keileem en de keileem zelf). Deze stagnatie van (grond)water noemt men ook schijngrondwater. Tijdens droge perioden kan de grondwaterstand enkele meters dalen. Het streefpeil van NAP +16,76 m komt ongeveer overeen met het niveau tot waar de grondwaterstand maximaal kan dalen.

Langs de wegen (hoek Nijbracht-Hondsrugweg-Rondweg) bevinden zich géén afwateringssloten of greppels. In plaats daarvan stroomt het wegwater, onder invloed van het hoogteverschil, oppervlakkig af richting het midden van het plangebied. In het midden van het plangebied bevindt zich een 'wadi' met een bergingsfunctie. In de 'wadi' is een overloop aangebracht op een hoogte van ca. 2 m boven het laagst gelegen punt. De hoogte van de overloop is afgestemd op de hoogteligging van de weg, zodat er ter plaatse van de wegen geen wateroverlast ontstaat. Via de overloop kan de 'wadi' afwateren op de bestaande watergang tussen het plangebied en het industriegebied. Deze watergang heeft een belangrijke functie in de afwatering van het industriegebied.

Toekomstige hydrologische situatie

In de hoek Nijbracht-Hondsrugweg-Rondweg wordt binnen het plangebied van ca. 28.000 m2 een hoofdgebouw gerealiseerd met een oppervlak van ca. 2.100 m2 en een oefengebouw van 628 m2. Het oppervlak aan terreinverharding (parkeren en toegangswegen) bedraagt ca. 12.000 m2. Het overige deel van het plangebied is bestemd voor groen (o.a. sportveld) en een vijver van ca. 2.400 m2. De nieuwbouw wordt aangesloten op een gescheiden rioleringssysteem. Het vuilwater wordt gekoppeld aan het bestaande vuilwaterriool. Mogelijk dat van het industrieterrein. Het hemelwater van de nieuwbouw wordt afgekoppeld van het vuilwaterriool en oppervlakkig of via een regenwaterriool geloosd op de nieuw te realiseren vijver. De vijver is een (gedeeltelijke) verbreding van de bestaande sloot tussen het industrieterrein en het plangebied. Er wordt vanuit gegaan dat de meeste afvoer zal plaatsvinden middels infiltratie vanuit de vijver naar de bodem. De vijver staat in verbinding met de watergang ten zuiden van de Nijbracht middels een duiker. De duiker functioneert daarbij als overloop en waarborgt de doorstroming.

Bodem

In 2007 heeft een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden binnen het plangebied (Grontmij, 2007). Ten behoeve van dit onderzoek zijn in totaal 33 verkennende handboringen uitgevoerd waarvan 23 tot ca. 0,5 m beneden maaiveld (-mv), 7 tot 2,0 m -mv, 1 tot ca. 3,0 m -mv, 1 tot 4,5 m en 1 tot 5,0 m -mv. Uit de boorprofielen blijkt de bodem tot ten minste de verkende diepte te bestaan uit matig fijn, sterk siltig, zand met brokken keileem. Deze laag kan worden geïnterpreteerd als een slecht ontwikkelde keileemlaag.

Op dit moment is een groot deel van het plangebied opgehoogd met opgebracht zand. In de boorprofielen zijn in de toplaag sporen van grind aangetroffen.

In het veld is geen inschatting gemaakt van de doorlatendheid van de bodem. Uit gegevens uit het archief van Deltares (Regis II) kan worden opgemaakt dat de doorlatendheid of infiltratiecapaciteit tenminste 10 m/d bedraagt.

Hydrologie

Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Velt en Vecht. Het streefpeil (zomer en winter) in het plangebied is NAP +16,76 m. Het streefpeil is als gevolg van de grote infiltratiecapaciteit in dit gebied moeilijk te handhaven.

De grondwatersituatie kan worden uitgedrukt in een gemiddeld hoogste (GHG) en een gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG). De grondwatersituatie in en rondom het plangebied kan worden aangeduid met grondwatertrap VII*. Dat wil zeggen dat zowel de GHG als de GLG dieper kan voorkomen dan 140 cm beneden maaiveld.

De grondwaterstroming is overwegend noordoostelijk gericht. De stroming in het freatische watervoerende pakket boven de keileem wordt vooral bepaald door het hoogteverschil. De stroming in het eerste watervoerende pakket wordt daarnaast ook bepaald door de onttrekkingsfilters van de industriële waterwinning op het industrieterrein Bargermeer en de Bargermeer zelf.

Wateroverlast

Dit wateraspect heeft voor de voorgenomen herontwikkeling met name betrekking op de zorg voor voldoende ruimte voor het vasthouden en bergen van water. Gedacht kan worden aan het creëren van ruimte voor infiltratievoorzieningen en/of voldoende open water.

Nieuw stedelijk gebied dient ontworpen te worden met voldoende ruimte om water vast te houden en te bergen. Bijvoorbeeld door het verharde oppervlak te beperken, ruimte voor infiltratie voorzieningen te creëren en waar mogelijk voldoende openwater aan te leggen. Bij de inrichting dient erop te worden toegezien dat de funderingen en andere zaken bestand zijn tegen fluctuerende peilen. Om (grond)wateroverlast te voorkomen wordt een minimale ontwateringseis van 1 m onder vloerpeil vereist voor gebouwen met een kruipruimte. Zonder ophogen zal alleen tijdens hevige neerslagperioden kortstondig water in een eventuele kruipruimte kunnen staan (schijngrondwaterspiegel). Daarnaast wordt geadviseerd om bij de bouwaanvraag de begane grondvloer minimaal 30 cm boven de toegangswegen aan te leggen. Bij het ontwerp zal hiermee rekening worden gehouden.

In het plangebeid zal de bestaande watergang gedeeltelijk worden verbreed tot een vijver. De vijver heeft o.a. een bergings- en infiltratiefunctie van afgekoppeld hemelwater.

Door de realisatie van de kazerne wordt de 'wadi' gedempt en de overloop verwijderd. Dit bergingsverlies dient één op één te worden gecompenseerd in de toekomstige situatie. Gemeente Emmen heeft geadviseerd om langs de bestaande wegen afwateringssloten/-bermen te realiseren. In de huidige situatie watert ca. 12 ha. wegen en groen oppervlakkig af op de 'wadi'. Hiervoor is in theorie ca. 10% bergingsoppervlak benodigd. Dit komt overeen met de grootte van de 'wadi' in de huidige situatie van ca. 1.200 m2. Wanneer deze ruimte in afwateringssloten/-bermen moet worden gezocht, over een lengte van ca. 350 m (afstand langs Hondsrugweg en Nijbracht tussen in-/uitrit Brandweerkazerne en bestaande watergang), dient rekening te worden gehouden met een breedte van de afwateringssloot/berm van ca. 3,5 m. De afwateringssloot/-berm dient dusdanig verdiept aangelegd te worden dat bij 1 meter peilstijging een minimale ontwateringdiepte van 1 meter onder de weg wordt gehandhaafd.

Deze ruimte is beschikbaar tussen de weg en het terrein van de brandweer. Daarnaast dient in de afwateringssloot op de locatie met de kortste afstand tot de 'vijver' een overloop te worden gerealiseerd.

Riolering

Dit wateraspect heeft voor de voorgenomen herontwikkeling met name betrekking op de zorg voor afkoppeling en voldoende ruimte voor berging en infiltratie van schoon regenwater. Gedacht kan worden aan tijdelijke berging in nieuw te realiseren openwater van waaruit infiltratie naar de bodem kan plaatsvinden of afvoer naar het omliggende oppervlaktewatersysteem.

Schoon hemelwater en drainage-/grondwater moet gescheiden blijven van vuilwater en niet naar de rioolwaterzuivering worden afgevoerd. Hiermee wordt overbelasting van de riolering voorkomen. In plaats van een versnelde inzameling, transport en lozing van het regenwater, wordt de voorkeur gegeven aan de 'trits' infiltreren, bergen en, pas als laatste, afvoeren van regenwater. Bergen of infiltreren van schoon regenwater is afhankelijk van o.a. de grondwaterstand en de bodemopbouw en de ruimte in het oppervlaktewatersysteem.

In het plangebied zal een gescheiden rioolstelsel worden aangelegd. De vuilwaterafvoer kan worden aangesloten op het bestaande vuilwaterriool van mogelijk het industriegebied. In het kader van deze watertoets zijn geen rioleringsberekeningen uitgevoerd. Aanbevolen wordt om in de volgende fase de riolering te dimensioneren.

Infiltreren

Op basis van de geohydrologische situatie van het plangebied kan worden geconcludeerd dat er mogelijkheden zijn om afgekoppeld hemelwater te infiltreren in de bodem. In het kader van deze watertoets is geen infiltratieonderzoek uitgevoerd. In de vijver kan afgekoppeld hemelwater worden geborgen en van daaruit infiltreren.

Bergen

Door de grote infiltratiecapaciteit is maar beperkt behoefte aan berging in de vorm van open water. De 'vijver' heeft wel een functie als infiltratievoorziening (wadi).

Het bruto oppervlak van het plangebied is ca. 28.000 m2. Daarvan is ca. 14.500 m2 verhard oppervlak. Wanneer het volledige verhard oppervlak wordt afgekoppeld dient voor een neerslagsituatie die 1 keer in de 100 jaar voorkomt, en rekeninghoudend met het middenscenario voor klimaatverandering tot 2050 (T=100 + 10%), ca. 1900 m3 water geborgen te worden. Deze hoeveelheid kan tijdelijke worden geborgen in de 'vijver'. De 'vijver' dient te worden voorzien van een overloop naar het omliggende oppervlaktewatersysteem. Deze overloop voorkomt een te hoge waterstand in de 'vijver'. Echter de verwachting is dat door de grote infiltratiecapaciteit van de bodem, weinig, maar ook tijdelijk, water in de 'vijver' zal staan.

Berging van 1900 m3 water in de 'vijver' met een oppervlak van ca. 2.400 m2 betekent een maximale 'peilstijging' van ca. 80 cm. Een dergelijke peilstijging is in een periode van hevige neerslag acceptabel. De drooglegging op dat moment is voldoende om overlast te voorkomen. Door de grote infiltratiecapaciteit wordt verwacht dat deze 'peilstijging' niet zal optreden.

Voor het berekenen van het aantal kuubs te bergen water is gebruik gemaakt van het rekenmodel Gronam dat gebruik maakt van de partiële regenduurlijn (Bouwknegt, 1986).

Afvoeren

Afvoer zal voornamelijk plaatsvinden naar de bodem. Een overloop zal eventuele afvoer via het oppervlaktewater naar het omliggende oppervlaktewatersysteem mogelijk maken.

Om een goede (oppervlakkige) afvoer te garanderen wordt aanbevolen om bij het bouwrijp maken van het terrein rekening te houden met voldoende hoogteverschillen en verval richting 'vijver'.

Grond - en oppervlaktewaterkwaliteit

Dit wateraspect heeft voor de voorgenomen herontwikkeling met name betrekking op het voorkomen van oppervlaktewater- en grondwaterverontreiniging. Met name in infiltratiegebieden van natuurgebieden en drinkwaterwinningen kan grondwaterverontreiniging grote schade aanrichten. In gebieden met neergaande grondwaterstromen, zoals het plangebied, beïnvloedt vervuiling het grondwater namelijk sterk.

Alleen schoon water mag worden geïnfiltreerd. Toepassingen van materialen als ongecoat zink, lood en koper worden afgeraden voor gebruik als bouwmateriaal. De verkeersintensiteit is naar verwachting beperkt. De voorkeur gaat uit naar het aanbrengen van een bodempassage tussen lozingspunt (afgekoppeld hemelwater) en infiltratievoorziening ('vijver'). In het ontwerp is rekening gehouden met ecotaluds rondom de vijver.

Het terrein rondom de gebouwen wordt niet onderfolied. Schadeauto's worden opgeslagen in de (overdekte) oefenhal. Hemelwater of drinkwater wordt na gebruik (testen van slangen, wasplaats) gefilterd en/of afgevoerd via het vuilwaterriool. Er wordt geen vervuild water geloosd in de 'vijver'.

Aanbevolen wordt om de wasplaats vloeistofdicht af te werken en het gebruikte water af te voeren via een olie- en benzinescheider.

Momenteel wordt onderzoek verricht naar mogelijkheden om aan de behoefte aan water te voorzien. Aan deze behoefte kan worden voldaan met drinkwater, hemelwater en eventueel opgepompt grondwater. Aanbevolen wordt om waterschap velt en Vecht te betrekken bij het onderzoek en bij de uiteindelijke keuze.

Watervoorziening

Dit wateraspect heeft voor de voorgenomen herontwikkeling met name betrekking op het creëren van voldoende ruimte voor de berging van water voor bedrijfsmatig gebruik. Regenwater en (overtollig) grondwater kunnen worden gebruikt door de brandweer. Dit bespaart drinkwater. Houd zoveel mogelijk rekening met de 'natuurlijke' beschikbaarheid van water.

De brandweer heeft een watervoorziening nodig voor het vullen van tankautospuiten. Dit zal gerealiseerd worden middels een grote aansluiting op de waterleiding van Waterleiding Maatschappij Drenthe (WMD) of door middel van een opvangtank met regenwater en filtering. Momenteel loopt een onderzoek naar de mogelijkheden. Een derde optie is om gebruik te maken van opgepompt grondwater. In het onderzoek dient ook deze mogelijkheid onderzocht te worden.

Volksgezondheid

Dit wateraspect heeft voor de voorgenomen herontwikkeling met name betrekking op het rekening houden met de risico's die eutroof of opwarmingsgevoelig water op kunnen leveren. Aansluiting op grotere watersystemen en doorstroming kan deze risico's beperken. Ook voldoende diepte kan helpen.

Door de grote infiltratiecapaciteit van de bodem zal de 'vijver' weinig, maar ook tijdelijk, water bevatten. Door de 'vijver' enkele meters uit te graven tot de gemiddeld laagste grondwaterstand kan dit worden voorkomen. Echter zal van permanente doorstroming geen sprake zijn, waardoor eutrofiering een kans krijgt. Omdat 'watergangen' in de omgeving dezelfde problemen kennen, worden maatregelen om doorstroming te bevorderen niet zinvol geacht. Bij het gebruik van het water uit de 'vijver' dient rekening te worden gehouden met de beperkte aanvoer en slechte waterkwaliteit.

Advies

In deze waterparagraaf is aangegeven met welke waterhuishoudkundige uitgangspunten en randvoorwaarden rekening dient te worden gehouden bij de nieuwbouw. Anderzijds geeft deze notitie weer dat waterschap Velt en Vecht is betrokken bij het initiatief. Waterschap Velt en Vecht heeft gereageerd door middel van een positief wateradvies. Het waterschap stemt daarmee in met het voornemen indien rekening wordt gehouden met bovenstaande aspecten. Tevens heeft het waterschap aangegeven graag betrokken te willen blijven bij de verdere ontwikkeling van het plan.