direct naar inhoud van 3.2 Ecologie
Plan: Emmen, Brandweerkazerne Emmen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009039-0003

3.2 Ecologie

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet voorziet in bescherming van inheemse soorten planten en dieren. Naast bepalingen voor specifiek aangewezen soorten, geldt op grond van art. 2 van de Ff-wet de algemene zorgplicht voor álle in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving. Deze wet maakt een ieder mede verantwoordelijk voor de zorg en bescherming van flora en fauna.

Voor de bij wet aangewezen soorten moeten activiteiten, ruimtelijke ingrepen en ruimtelijk gebruik worden getoetst aan de verbodsbepalingen uit de wet. Beschermde planten mogen niet worden geplukt of beschadigd (art. 8), beschermde dieren mogen niet worden gedood, verwond, gevangen, of verontrust (art. 9 en 10) en voortplantings- en vaste rust- of verblijfsplaatsen mogen niet worden beschadigd of verstoord (art. 11). Bovendien is het niet toegestaan beschermde soorten planten en dieren te vervoeren, of onder zich te hebben (art. 13). Wanneer als gevolg van activiteiten de effecten op beschermde soorten zodanig zijn dat daarmee deze bepalingen overtreden worden, dan moet ontheffing aangevraagd worden.

Natuurbeschermingswet

Sinds 1 oktober 2005 is de nieuwe Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. De nieuwe natuurbeschermingswet vormt het wettelijke kader voor de speciale beschermingszones van Natura 2000 (de Europese Vogel- en Habitatrichtlijngebieden) en de beschermde (staats)natuurmonumenten.

Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een speciale beschermingszone op grond van de Vogel- of Habitatrichtlijn en maakt geen onderdeel uit van een beschermd natuurmonument. Een aantasting met negatieve effecten voor dergelijke gebieden is niet aan de orde.

EHS

Een van de doelen van het provinciale natuurbeleid is het realiseren van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS bestaat uit kerngebieden, verwervingsgebieden en verbindingszones, die belangrijke gebieden met elkaar verbinden. Binnen of nabij de EHS geldt het "nee, tenzij"-principe, wat inhoudt dat een bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang.

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van en ligt niet in de nabijheid van de EHS.

Flora en fauna

Grontmij heeft in 2005 een natuurtoets uitgevoerd (14 december 2005) ten behoeve van het bestemmingsplan 'Ongelijkvloerse kruising Rondweg - Hondsrugweg'. Het plangebied voor de kazerne maakt deel uit van het onderzoeksgebied. Tussentijds is het terrein opgehoogd met zand en zijn er diverse bomen gekapt. Bovendien hebben er in de directe omgeving van het plangebied werkzaamheden plaatsgevonden ten behoeve van de aanleg van de ongelijkvloerse kruising Rondweg-Hondsrugweg. Dit heeft er naar verwachting toe geleid dat zich tussentijds geen soorten hebben gevestigd in het plangebied.

Uit de natuurtoets komt naar voren dat het gebied rondom de kruising Hondsrugweg en Rondweg weinig bijzondere natuurwaarden kent. De strikt beschermde wilde gagel groeit langs de beide poeltjes in de ronding van het oude klaverblad (de oksel ten zuiden van de rondweg en ten westen van de Hondsrugweg). Dit bevindt zich echter buiten het plangebied van de kazerne.

Verder komen in het plangebied mogelijk vogels voor en algemeen beschermde soorten, waarvoor geen ontheffing nodig is. Verstoring van broed- en rustplaatsen van vogels kan worden voorkomen door buiten het broedseizoen te werken. Voortplantingsplaatsen, vaste rust- en verblijfplaatsen, belangrijke foerageergebieden of vliegroutes van vleermuizen worden niet aangetast.

Conclusies en aanbevelingen

De effecten van de bouw van de kazerne liggen vooral in verstoring tijdens de werkzaamheden in vernietiging van mogelijke verblijfsplaatsen van kleine zoogdieren, waarvoor een zorgplicht geldt.

Er moet zorgvuldig gewerkt worden, zodat geen nadelige gevolgen ontstaan voor planten en dieren. Dit betekent dat planten en dieren zoveel mogelijk dienen te worden verjaagd of verplaatst voordat begonnen wordt met de werkzaamheden. Het verjagen van bodembewonende kleine zoogdieren kan het beste gebeuren door enkele weken voor aanvang van de werkzaamheden de vegetatie in het plangebied kort af te maaien, waardoor de dieren wegtrekken naar een ander biotoop buiten het plangebied.

Een ontheffing van de Flora- en faunawet is niet nodig wanneer buiten het broedseizoen (15 maart - 15 juli) gewerkt zal worden.

Als voorafgaand aan de werkzaamheden aan de poelen en slootjes de aanwezige amfibieën en vissen worden weggevangen en overgezet zullen ook de effecten op deze soorten beperkt blijven.