direct naar inhoud van 3.4 Fysieke veiligheid
Plan: Emmer-Compascuum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009038-0703

3.4 Fysieke veiligheid

3.4.1 Algemeen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), dat in oktober 2004 van kracht werd, en eveneens de wijziging van dit besluit op onderdelen, dat op februari 2009 van kracht werd verplicht het bevoegd gezag de externe veiligheid mee te wegen in het beleid. Het Bevi stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het 'plaatsgebonden risico'). Zo moet er tussen risicovolle bedrijven en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het 'groepsrisico'). Voor het groepsrisico geldt dat onderbouwing van het risico plaats dient te vinden als er besluiten genomen moeten worden die vermeld zijn in de artikelen 4 en 5 van het BEVI. Voor het vaststellen van het besluit dient het bestuur van de Hulpverleningsdienst Drenthe in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Het Bevi dient te worden toegepast voorafgaande aan de vaststelling van een bestemmingsplan. Beoordeeld dient te worden of voor burgers het minimum beschermingsniveau gehandhaafd wordt. Een nadere concretisering van het besluit is opgenomen in de (ministeriële) "Regeling externe veiligheid inrichtingen" (Revi) Hierin zijn onder andere de LPG-afstanden (Plaatsgebonden Risicocontouren) opgenomen.

Naast het BEVI is er ook de "Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen, 2006." Deze Nota geeft de beleidsuitgangspunten weer voor het op te stellen Basisnet welk wettelijk verankerd wordt om veiligheidszones om weg, vaarwegen en spoor uit te zetten. De nota sluit aan op het BEVI waarin het beleid over de afweging van de veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving uiteengezet wordt.

De veiligheidsnormen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn vooralsnog niet wettelijk verankerd op dezelfde manier als de veiligheidsnormen die gelden voor inrichtingen in het BEVI. Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is op dit moment gebaseerd op de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen welke het bestaande beleid verder operationaliseert en verduidelijkt.

Vanuit de brandweer is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van (de gebouwen in) het plangebied van het bestemmingsplan Emmer - Compascuum. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.

3.4.2 Fysieke veiligheidssituatie
3.4.2.1 Bevi-inrichtingen binnen het plangebied

Het plangebied is geïnventariseerd op de zogenoemde Bevi-bedrijven (vergunde situatie en feitelijke situatie). Hieruit blijkt dat in het plangebied geen BEVI bedrijven gelegen zijn. Momenteel is er wel een ontwikkeling gaande betreffende een tankstation met LPG vulpunt aan de EP Schuilinghstraat welke invloed uitoefend op het plangebied. In het kader van deze ontwikkeling is er een QRA berekening (bijlage QRA berekening LPG station) uitgevoerd. Uit de berekening blijkt dat binnen de 10-6/jaar plaatsgebondenrisicocountouren (volgens het Revi 2004) geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten voorkomen. Er wordt daarmee voldaan aan de eisen van het Bevi. Het groepsrisico (berekend volgens het Revi 2004 en Revi 2007) blijft onder de orientatiewaarde.

Er dient zorg voor gedragen te worden dat in ieder geval binnen het invloedsgebied er geen tot minimale ontwikkelingen van nieuwbouw plaats kunnen vinden zonder afweging van de risico's op het gebied van externe veiligheid. Indien er toch nieuwe ontwikkelingen plaats gaan vinden binnen het invloedsgebied dient er een afweging van de risico's op het gebied van externe veiligheid worden gemaakt.

3.4.2.2 Bevi-inrichtingen buiten het plangebied

Buiten het plangebied is geen Bevi- bedrijf gelegen.

3.4.2.3 Vuurwerkopslag

Voor het opslaan van hoeveelheden groter dan 1.000 kilo vuurwerk in een inrichting geldt een vergunningsplicht op grond van de Wet milieubeheer. De vergunning kan alleen afgegeven worden als aan de veiligheidsafstanden voortkomend uit het Vuurwerkbesluit voldaan wordt. Binnen Emmer-Compascuum bevindt zich het volgende vuurwerkopslag- en verkooppunt:

Adres   Hoeveelheid  
Kijlweg 3   9000 kg  

Bovenstaand vuurwerkopslag- en verkooppunt is in het bezit van een WM vergunning.

3.4.2.4 Route gevaarlijke stoffen

Binnen Emmer-Compascuum vindt minimale transport van gevaarlijke stoffen plaats. De routering gevaarlijke stoffen (vastgesteld in 2007) voert niet door het plangebied. Indien er transport van gevaarlijke stoffen plaats vindt, afwijkend van de vastgestelde route, dient dat vergezeld te gaan met een ontheffing hiervoor. Spoorwegen en vaarverbindingen waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden zijn niet aanwezig in Emmer-Compascuum.

Ten aanzien van weg, spoor en water zijn er geen risico's bekend die het plangebied nadelig kunnen beïnvloeden. De in 2007 vastgestelde routering gevaarlijke stoffen heeft geen invloed op het plangebied.

3.4.2.5 Buisleidingen

Er worden alleen externe veiligheidsafstanden vastgesteld voor hogedruk aardgasleidingen. Voor leidingen met een ontwerpdruk lager dan 16 bar is geen externe veiligheidsbeleid van kracht.

Ten westen van het plangebied bevindt zich een buisleiding en aan de Schuttingslaan 4 een gasregelstation van de Gasunie. Ook bevinden zichten noorden van het plangebied twee NAM locaties en een NAM buisleiding. Bij het opstellen van het bestemmingsplan Emmer-Compascuum is rekening gehouden met de nieuwe inzichten van VROM aangaande de buisleiding.

Ten aanzien van de buisleiding van de Gasunie blijkt uit de gegevens van de professionele risicokaart Drenthe dat de PR 10-6 contour 0 meter bedraagt. Het invloedsgebied voor het transportroutedeel N-522-49-KR-013 t/m 017 ligt op 75 meter en voor het transportroutedeel N-522-63-KR-015 t/m 017 op 95 meter aan weerzijden van de buisleiding. Binnen deze afstand is een kwetsbaar object aanwezig. De Gasunie heeft voor deze gastransportleiding een groepsrisicoberekening (bijlage QRA berekening) uitgevoerd. Uit deze berekening blijkt dat van de leiding N-522-49-KR-013 t/m 017 geen FN-curve kan worden getoond omdat het berekende maximale aantal slachtoffers voor iedere kilometer van de leiding kleiner is dan tien. Voor de leiding N-522-63-KR-015 t/m 017 is er een bepaald groepsrisico aanwezig bij het worst casesegment (het segment dat het hoogste groepsrisico oplevert). De hoogte van het groepsrisico zit echter ruim onder de oriëntatiewaarde.

Ten noorden van het plangebied, op een afstand van ongeveer 1 kilometer, bevinden zich twee NAM locaties en buisleidingen van de NAM. De NAM locaties zijn getypeerd als Roswinkel 4 (aan de Veenakkers) en Roswinkel 1 (aan de Schuttingslaan). Ten aanzien van de PR 10-6 contour kan gesteld worden dat deze geen invloed uitoefent op het plangebied.

De buisleiding van de NAM, getypeerd als 412, heeft volgens de professionele risicokaart Drenthe een PR 10-6 contour van 0 meter en een invloedsgebied van 265 meter. Binnen deze afstand is geen kwetsbaar object aanwezig.

Volgens het ontwerpbesluit externe veiligheid buisleidingen zijn gemeenten verplicht om bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Daarnaast dient in elk bestemmingsplan ruimte gereserveerd te worden voor onderhoud aan de leiding door een belemmerende strook op te nemen van minimaal 5 meter aan weerszijden van de leiding met een bouwverbod en een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Conform het gestelde in het ontwerpbesluit externe veiligheid buisleidingen is in de regels rekening gehouden met de belemmerende strook van minimaal 5 meter aan weerszijden van de leiding.

Geconcludeerd kan worden dat de buisleidingen het plangebied niet nadelig beïnvloeden.

3.4.2.6 Hoogspanningslijnen

Binnen en in de directe nabijheid van het plangebied zijn geenhoogspanningslijnen gesitueerd die nadelig op het plangebied kunnen werken.

3.4.3 Conclusie

Ten aanzien van Bevi - bedrijven, weg, spoor, water, buisleidingen en hoogspanningslijnen in het plangebied kan geconcludeerd worden dat deze het plangebied niet nadelig beïnvloeden. Er dient wel rekening gehouden te worden met de ontwikkeling van een tankstation met LPG vulpunt aan de EP Schuilinghstraat. Er dient zorg voor gedragen te worden dat in ieder geval binnen het invloedsgebied er geen tot minimale ontwikkelingen van nieuwbouw plaats kunnen vinden zonder afweging van de risico's op het gebied van externe veiligheid. Indien er toch nieuwe ontwikkelingen plaats gaan vinden binnen het invloedsgebied dient er een afweging van de risico's op het gebied van externe veiligheid worden gemaakt.

3.4.4 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

Zodra plannen ontwikkeld worden dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen. De "Handreiking toetsing Ruimtelijke Ontwikkelings- en bestemmingsplannen," opgesteld door brandweer Emmen is hierbij een hulpmiddel dat bij het toetsen van nieuwe ruimtelijke plannen gehanteerd dient te worden.
Voor de inrichting van het gebied zijn de volgende zaken van belang:

  • 1. Bluswatervoorziening dient in principe zo geregeld te worden dat binnen 40 meter van de toegang van een object een toereikende openbare bluswatervoorziening met in principe een capaciteit van 60 m³/h aanwezig is. De primaire bluswatervoorziening aan de Oosterdiep WZ en OZ is in geringe mate aanwezig, echter hier is tevens een onbeperkte watercapaciteit aanwezig (het aanliggende kanaal) waar gebruik van kan worden gemaakt. Indien er renovatie werkzaamheden aan de waterleiding plaats zullen gaan vinden aan de Westelijke Doorsnee NZ, het Westerdiep WZ en OZ, de Schuttingslaan, de Runde en de Spindel, dient er nadere afstemming plaats te vinden met de brandweer aangaande de primaire bluswatervoorzieningen.
  • 2. Op grond van de Wet op de Veilgheidsregio is de Hulpverleningsdienst Drenthe, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. Als gevolg van deze taak zijn binnen de gemeente sirenes geplaatst op een zodanige wijze dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente. Er kan gesteld worden dat het plangebied deels buiten de dekking van het WAS-stelsel gelegen is. Bij nadere inrichting van het gebied dient ter dekking van het Waarschuwingsalarmeringsstelsel in overleg met de AOVér van de Gemeente Emmen een extra sirenelocatie te worden gerealiseerd.
  • 3. Het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdiensten direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. Het gebied voldoetaan deze vereisten.
  • 4. Op 18 maart 2008 heeft het college het basisbrandweerzorg niveau vastgesteld. Besloten is dat een eerste brandweereenheid in 80% van de gevallen binnen 15 minuten na alarmering op het hulpverleningsadres aanwezig dient te zijn. In de uitwerking van het collegebesluit is tevens aangegeven dat indien bij toekomstige situaties de landelijk geldende normtijden worden overschreden er in overleg met de brandweer besproken dient te worden welke compenserende maatregelen getroffen dienen te worden. Gezien de ligging van het plangebied / object is de verwachting dat binnen 15 minuten het eerste uitrukvoertuig ter plaatse zal zijn.