direct naar inhoud van Artikel 53 Wonen - Vrijstaand kern
Plan: Klazienaveen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009032-0701

Artikel 53 Wonen - Vrijstaand kern

53.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-Vrijstaand aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande woningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. tuin en erven;
  • d. wonen met detailhandel ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
  • e. wonen met kantoor ter plaatse van de aanduiding "kantoor";
  • f. een dierenartspraktijk, ter plaatse van de aanduiding "specifieke functieaanduiding - dierenarts";
  • g. een tandartspraktijk, ter plaatse van de aanduiding "specifieke functieaanduiding - tandarts";
  • h. opslagruimte ter plaats van de aanduiding "opslag";
  • i. een praktijk aan huis, ter plaatse van de aanduiding "praktijkruimte";

met bijbehorende:

  • j. andere bouwwerken;
  • k. sport- en speelgelegenheden;
  • l. toegangswegen in- en uitritten;
  • m. parkeervoorzieningen;
  • n. groenvoorzieningen;
  • o. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
53.2 Bouwregels
53.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. als hoofdgebouw mag uitsluitend een vrijstaande woning worden gebouwd;
  • b. het aantal hoofdgebouwen met de bestemming Wonen - Vrijstaand kern ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mag niet worden vermeerderd, tenzij dit op de verbeelding met een aanduiding anders is weergegeven;
  • c. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • d. het bouwvlak mag volledig bebouwd worden;
  • e. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 meter te bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;
  • f. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de gevellijn te worden opgericht, danwel op de bestaande locatie indien de huidige voorgevel achter de gevellijn is opgericht;
  • g. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding "maximum bouwhoogte" mag de bouwhoogte van het gebouw niet meer bedragen dan is aangegeven, danwel de bestaande bouwhoogte indien geen of een andere bouwhoogte is opgenomen dan de bestaande bouwhoogte;
  • h. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding "maximum goothoogte" mag de goothoogte van het gebouw niet meer bedragen dan is aangegeven, danwel de bestaande goothoogte indien geen of een andere goothoogte is opgenomen dan de bestaande goothoogte;
  • i. de dakhelling van het hoofdgebouw dient ten minste 30o en ten hoogste 60o te bedragen dan wel, indien een andere dakhelling aanwezig is, de bestaande dakhelling.
  • j. ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" dient de huidige hoofdvorm van het hoofdgebouw ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, welke wordt bepaald door dakvorm, nok- en goothoogte, te worden gehandhaafd en mag de goot- en nokhoogte van het gebouw niet meer bedragen dan de bestaande goot- en nokhoogte.
53.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een woning met de bestemming Wonen - Vrijstaand kern mag buiten het bouwvlak maximaal 75m² bedragen, met in achtneming dat:
    • 1. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;
    • 2. de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken gebouwd op dat gedeelte van het bouwperceel, waar het hoofdgebouw nog volgens het bepaalde in artikel 53.2.1 onder c. en d. kan worden vergroot, niet wordt gerekend tot de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
    • 3. de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw; Met dien verstande dat, indien het vloeroppervlak van het hoofdgebouw 50m2 of minder bedraagt dan mag het aangebouwde bijbehorende bouwwerk 1,5x de omvang van het hoofdgebouw bedragen;
  • b. de voorgevel van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag maximaal 30 meter achter de achtergevel van het hoofdgebouw worden opgericht;
  • c. bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn van de woning te worden opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;
  • d. bij twee naar de weg gekeerde gevels (hoeksituatie) van het hoofdgebouw dienen vrijstaande bijbehorende bouwwerken achter de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • f. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 6 meter bedragen;
  • h. in afwijking van het bepaalde in artikel 53.2.2 onder a. en b. is ter plaatse van de aanduiding "bijgebouw" en/of de aanduiding "bijbehorend bouwwerk" extra bebouwing toegestaan ten behoeve van een kantoor aan huis;
  • i. in afwijking van het bepaalde in artikel 53.2.2 onder a. en b. is ter plaatse van de aanduiding "praktijkruimte" 100m2 extra bebouwing toegestaan ten behoeve van een praktijk aan huis;
53.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag voor de gevellijn maximaal 1 meter en achter de gevellijn maximaal 3 meter bedragen met dien verstande dat:
    • 1. overkappingen mogen binnen het bouwvlak worden gerealiseerd;
    • 2. de totale gezamenlijke oppervlakte aan andere bouwwerken bij een woning inclusief overkappingen buiten het bouwvlak maximaal 30 m2 mag bedragen, onder voorwaarde dat niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;
    • 3. de maximale bouwhoogte van een erf- en terreinafscheiding voor de gevellijn mag maximaal 1 meter bedragen en achter de gevellijn maximaal 2 meter;
    • 4. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 5 meter bedragen;
    • 5. een luifel aan het hoofdgebouw mag maximaal 1,5 meter uit steken;
53.3 Nadere eisen
53.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
53.4 Afwijken van de bouwregels
53.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 53.2.1 onder c. en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast indien uitbreiding van het hoofdgebouw binnen het bouwvlak niet meer mogelijk is;
    • 2. mits de afstand van het hoofdgebouw tot de zijerfscheiding minimaal 3 meter bedraagt;
    • 3. de oppervlakte van de uitbreiding kleiner is als de oppervlak van het bouwvlak en niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
  • b. artikel 53.2.1 onder g. en toestaan dat de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw 1 meter hoger mag bedragen;
  • c. artikel 53.2.1 onder h. en toestaan dat de maximale goothoogte van het hoofdgebouw 1 meter hoger mag bedragen;
  • d. artikel 53.2.2 onder a. en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een per woning maximaal 100m² bedragen, mits;
    • 1. de totale bebouwing op het bouwperceel niet meer dan 200m2 bedraagt;
    • 2. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het achtererfgebied bebouwd wordt;
    • 3. de oppervlakte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer dan 75m² bedraagt.
  • e. artikel 53.2.2 onder a. en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een per woning maximaal 125m² bedragen, mits;
    • 1. het perceel groter is dan 1000m2;
    • 2. de totale bebouwing op het bouwperceel niet meer dan 250m2 bedraagt;
    • 3. de oppervlakte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer dan 100m² bedraagt.
  • f. artikel 53.2.2 onder c. en toestaan dat bijbehorende bouwwerken vanaf de gevellijn mogen worden opgericht;
  • g. artikel 53.2.2 onder d. en toestaan dat bij twee naar de weg gekeerde gevels (hoeksituatie) van het hoofdgebouw het vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet in het verlengde van de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw gebouwd hoeft te worden;
53.4.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 53.4.1 genoemde afwijking is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;

53.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning;
53.6 Wijzigingsbevoegdheid
53.6.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming Wonen - Vrijstaand kern wijzigen:

  • a. in de bestemming Kantoor, ter plaatse van de aanduiding "kantoor";
  • b. voor het verwijderen van de aanduiding "detailhandel", "kantoor", "specifieke functieaanduiding - dierenarts", "specifieke functieaanduiding - tandarts", "opslag" of "praktijkruimte" bij beëindiging van de desbetreffende activiteit;
53.6.2 Beperkingen

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.