direct naar inhoud van Artikel 23 Detailhandel - Tuincentrum
Plan: Klazienaveen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009032-0701

Artikel 23 Detailhandel - Tuincentrum

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Detailhandel - Tuincentrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel in de vorm van een tuincentrum;
  • b. opslagruimte ten behoeve van een tuincentrum;
  • c. bedrijfsgebouwen;
  • d. teelt ondersteunende voorzieningen;
  • e. bedrijfswoning;

met bijbehorende;

  • f. andere bouwwerken;
  • g. toegangswegen in- en uitritten;
  • h. parkeervoorzieningen;
23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen en kassen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand van een gebouw of kas tot de zijerfscheiding dient minimaal 3 meter te bedragen, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;
  • c. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding "bebouwingspercentage terrein (%)" staat per bouwvlak het maximale bebouwingspercentage aangegeven, indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak 100% bebouwd worden;
23.2.2 Bedrijfsgebouwen en kassen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en kassen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag maximaal 750 m² bedragen, danwel de bestaande oppervlakte;
  • b. de oppervlakte van kassen mag maximaal 500 m² bedragen, danwel de bestaande oppervlakte;
  • c. de afstand tussen de bedrijfsgebouwen en kassen mag maximaal 20 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw of kas mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • e. de goothoogte van een bedrijfsgebouw of kas mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • f. de dakhelling van een bedrijfsgebouw of kas mag niet minder bedragen dan 15 graden;
23.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" is één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de voorgevel van de bedrijfswoning dient in de gevellijn te worden opgericht;
  • c. de oppervlakte van bedrijfswoning inclusief bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning mag maximaal 250 m² bedragen, danwel de bestaande oppervlakte;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • e. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • f. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 35 graden;
23.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen ondergeschikt te zijn aan de woning, waarbij het totale aantal m² dat gebouwd mag worden als bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 50m2;
  • b. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak op het zij- en achtererf worden opgericht;
  • c. de afstand van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten opzichte van de woning ten hoogste 30 meter bedraagt;
  • d. aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen maximaal 5 meter achter de oorspronkelijke achtergevel van de woning worden gebouwd;
  • e. bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn van de woning te worden opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;
  • f. bij twee naar de weg gekeerde zijgevels (hoeksituatie) van een hoofdgebouw dienen vrijstaande bijbehorende bouwwerken achter de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan te worden gebouw;
  • g. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 6 meter bedragen;
  • i. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen;
23.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag voor de gevellijn maximaal 1 meter en achter de gevellijn maximaal 5 meter bedragen met dien verstande dat:
    • 1. overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd, onder voorwaarde dat niet meer dan 20% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;
    • 2. de maximale bouwhoogte van een erf- en terreinafscheiding voor de gevellijn mag maximaal 1 meter bedragen en achter de gevellijn maximaal 2 meter;
    • 3. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter;
    • 4. de bouwhoogte van vlaggenmasten voor en achter de gevellijn mag maximaal 5 meter bedragen;
    • 5. een luifel aan het hoofdgebouw mag maximaal 1,5 meter uit steken;
23.3 Nadere eisen
23.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
23.4 Afwijken van de bouwregels
23.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 23.2.1 onder a. en toestaan dat bijbehorend bouwwerken worden gerealiseerd buiten het aangegeven bouwvlak;
  • b. artikel 23.2.2 onder f. en toestaan dat wordt afgeweken van de dakhelling;
  • c. artikel 23.2.4 onder e. en toestaan dat bijbehorende bouwwerken vanaf de gevellijn mogen worden opgericht;
  • d. artikel 23.2.5 onder a.2. en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare weg maximaal 2 mag meter bedragen;
23.4.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 23.4.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om een omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, het landschap, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

23.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gebruik van niet - geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige ruimte;
  • a. het bewonen van bedrijfsgebouwen of bijbehorende bouwwerken, niet zijnde aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning;
23.6 Wijzigingsbevoegdheid
23.6.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming Detailhandel - Tuincentrum wijzigen in:

23.6.2 Beperking

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.