direct naar inhoud van 4.2 Stedenbouwkundige hoofdstructuur
Plan: Emmen, Bargeres
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009023-0701

4.2 Stedenbouwkundige hoofdstructuur

4.2.1 Geschiedenis van het gebied

Om de stedenbouwkundige structuur van Bargeres te verklaren is kennis van de ontstaansgeschiedenis nodig. De historische structuren komen daarom eerst aan de orde. Daarna volgen de stedenbouwkundige en functionele kenmerken van Bargeres

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009023-0701_0018.jpg"

Historische structuren

Als in de stedenbouw zo veel mogelijk van wat er fysiek nog over is van de oude, gelaagde fysisch-geografische en cultuurlijke onderlegger ervaarbaar blijft, kan dat voor de kwaliteit van de nieuwe woonomgeving van onschatbare betekenis zijn.

Bij de ruimtelijke transformaties van landbouwgebied naar de 'bloemkoolwijk' Bargeres (begin jaren 70 van de vorige eeuw) is geen rekening gehouden met bestaande oude paden, hoewel deze extreem waardevol zijn, niet alleen omdat ze een deel van het netwerk vormen, maar ook vanwege de leesbaarheid van hun vroegere functionaliteit, hun meegeleverde gelaagdheid en complexiteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009023-0701_0019.jpg"

Bargeres ligt gedeeltelijk op de heuvelrug, gedeeltelijk in het beekdal. Het Oranjekanaal, gegraven ten behoeve van de veenontginning, vormt grofweg de scheidslijn tussen deze twee ondergronden.

Historisch gezien is het landschap waarin Bargeres is gebouwd een typisch esdorpen landschap met de hoger gelegen essen die dienst deden als akkerbouwland, de lager gelegen, relatief natte weidegronden en hooilanden met houtwallen tussen de percelen en de uitgestrekte heidevelden op de zandgronden.

Uitgangspunten van het oorspronkelijke stedenbouwkundige ontwerp

In Emmen zijn alle naoorlogse wijken gebouwd op basis van de visie dat goede interne verbindingen, het behoud van landschappelijke elementen en een zo groot mogelijke variatie een positieve bijdrage zouden leveren aan de ontwikkeling van wonen en werken. Dit is verwoord in 'Emmen, open groene stad' (1958). Woonwijken zijn ruim in en aan het groen gebouwd en ook binnen de wijk is veel aandacht besteed aan de groenvoorziening en is een sterk visueel contact met de landschappelijke gegevens nagestreefd.

Bijzonder van Bargeres vond men in die tijd dat het de enige woonwijk in een reeks van nieuwbouwwijken was, die een bestaande waterloop het Oranjekanaal, had met een indrukwekkende begroeiing. Bovendien verschilden de terreinsituaties aan beide zijden van het kanaal sterk. Het westelijke deel had kleine hoogteverschillen maar vooral de prachtige beeldbepalende bestaande houtopstand werd belangrijk geacht. Daarnaast maakt deze zijde contact met het Noordbargerbos.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009023-0701_0020.jpg"

Het oostelijke deel had geen bestaande houtopstand maar wel een mooie overgang naar het bestaande dorp Noord-Barge. Ook kenmerkte het oostelijke deel zich door geringe hoogteverschillen.

Ook werd het wenselijk geacht om van alle grote variatiemogelijkheden gebruik te maken door de diverse landschappen in nauwe relatie met de woonomgeving van ieder huis afzonderlijk te brengen. Tenslotte diende ook de ontsluitingswegen van Bargeres mee te profiteren van de omringende landschappen, zodat ook hier een zo groot mogelijke variatie kon worden bereikt.

Drie bestaande landschappelijke elementen namelijk het Oranjekanaal, de bestaande houtopstand aan de westzijde van het kanaal en de hoogteverschillen aan de oostzijde zijn dan ook de belangrijkste uitgangspunten voor de bouw van de gehele wijk. Bijzonder is dat de bestaande situatie van dat moment als uitgangspunt werd genomen en cultuurhistorische overwegingen, zoals de historische omvang van de houtopstanden, niet zijn gemaakt. Bovendien werden bepaalde landschappelijke karakteristieken, zoals de laag gelegen weidegronden met de beekjes De Oude Delft en De Nieuwe Delft aan de oostzijde van het kanaal, al dan niet bewust als uitgangspunt genomen.

Eén landschappelijk element, namelijk het historische paden en wegenpatroon, is zeer bewust niet gebruikt in het stedenbouwkundige ontwerp van Bargeres. In Emmermeer was namelijk wel het bestaande zandwegenpatroon als uitgangspunt gekozen voor het verkeerssysteem. Dit had er echter toe geleid dat er weinig tot geen verkeervrije situaties waren in de wijk, ook niet bij bijvoorbeeld de scholen. In die tijd achtte men dat onwenselijk. In Angelslo en Emmerhout was daarom gekozen een verkeersverdeelsysteem dat tegelijkertijd leidde tot een hiërarchie in verkeer.

Een verkeersverdeelsysteem was dan ook een belangrijk uitgangspunt voor Bargeres. In eerste instantie (in 1963) werd voortgeborduurd op het systeem van Angelslo en Emmerhout. (zie tekening 1onderstaande afbeelding)

Echter, een dergelijk tracé zou eerder een voortzetting zijn van een ontwikkeling Angelslo-Emmerhout-Bargeres, dan een resultaat van de mogelijkheden die het landschap en geografische ligging boden. De oorspronkelijke landschappelijke gegevens moesten namelijk na de aanbouw van de wijk bewaard zijn gebleven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009023-0701_0021.jpg"

Figuur: De verschillende stadia in het stedenbouwkundige plan

Het idee van een dubbelbaans wijkontsluitingsweg werd dus verlaten om plaats te maken voor een ringweg die als hoofdontsluiting voor het nieuwe woongebied zou gaan fungeren.

Belangrijke overwegingen bij de keuze voor het uiteindelijke tracé waren als volgt (tekeningen 2 t/m 6 bovenstaande afbeelding)

In de eerste plaats mocht de beleving van twee zeer verschillende landschappen aan beide zijden van het kanaal, te weten een vlak terrein met boomwallen aan de westzijde en een onbegroeid geaccidenteerd terrein aan de oostzijde niet worden geschaad.

Ten tweede moesten de twee belangrijkste invloedsferen aan beide zijden van het kanaal, namelijk het Noordbargerbos en het industrieterrein, nadrukkelijk bij de wijk worden betrokken. Om deze invloedsferen in de wijk te laten doordringen werd een centrale oost-west gerichte groenstrook geïntroduceerd. In deze centrale groenstrook werden ook het wijk(winkel)centrum, de scholen en sportvelden gepland.

Ten derde wilde men het Oranjekanaal benutten om een zo hoog mogelijke woonkwaliteit te realiseren. Het kanaal zou voor het grootste deel van de bewoners verkeersvrij bereikbaar moeten zijn. De overbrugging van het kanaal door de ringweg diende zodanig te worden vormgegeven dat het water en de begroeiing duidelijk tot zijn recht zou komen.

Vooral de ligging van de ringweg maar ook de inrichting van de centrale groenzone en de plaats van de hoogbouw werd steeds verder verfijnd. De ringweg werd in het zuiden en noorden naar binnen gebracht in verband met de bereikbaarheid van het centraal gelegen wijk- en winkelcentrum. Bovendien kreeg hierdoor het Oranjekanaal een driedeling waarbij het middengebied tussen beide wijkcentra een boulevard- karakter kon worden gegeven met aantrekkelijke fiets- en wandelroutes. Op de vier belangrijkste plaatsen in het tracé werden dubbelbaanswegen gepland, namelijk bij de twee entrees van de wijk en bij de twee kruisingen met het kanaal waar tevens het centrale wijk- en winkelcentrum zou worden gebouwd. Richtingveranderingen werden aangebracht naar aanleiding van studies naar de woonbebouwing zodat alle entrees naar de woonbuurten op herkenbare punten aan de ringweg werden gesitueerd. Tenslotte werd de landschappelijke onderlegger in het tracé betrokken. De hoogteverschillen gingen een rol spelen in het oostelijke tracé, terwijl aan de westzijde de beleving van de bestaande houtopstand optimaal moet worden benut.

Wat betreft de centrale groenzone vond er vooral een verfijning plaats van de situering van de scholen, sportvelden en het wijk- en winkelcentrum.

In eerste instantie was alleen hoogbouw aan de oostzijde van de wijk gepland. Met het naar binnen brengen van het zuidelijke tracé werd, ter ondersteuning van de zuidkant van het winkelcentrum, ook daar een zone met hogere bebouwing gepland.

De uiteindelijke ruimtelijke beleving van de ringweg was volgens het oorspronkelijke stedenbouwkundige ontwerp dan ook zodanig dat er sprake was van een aantrekkelijke afwisseling waarbij mogelijke kontakten met het landschap, kanaal en de bebouwing optimaal waren benut.

4.2.2 Het concept

Woonbrink

Bargeres is opgebouwd uit wooneenheden welke allen vanaf de rijweg bereikbaar zijn. De wooneenheden bestaan uit een samenstelsel van erven en resulteren in een woonbrink. Deze wooneenheden worden gekenmerkt door de pleinvorming die overal is nagestreefd. De pleinen zijn wisselend van omvang opdat eenvormigheid in ruimtelijke opbouw niet zal voorkomen. Deze pleinen vormen een duidelijke herkenbaarheid voor de bewoners. Het karakter van deze pleinen is afwisselend steen of groen, dit is afhankelijk van het landschapstype waarin ze voorkomen. Bovendien kan met deze pleinvorming bereikt worden dat de woongebieden zelf een duidelijke openheid behouden, terwijl toch van woonconcentratie sprake is.

Primaire ontsluiting

De doelstelling was om de woonverzamelstraten als de hoofdverkeersweg een andere vorm en schaal te geven. De hoofdverkeersweg in de hoofdvorm als ringtracé wordt als twee afzonderlijke wegen beleefd en gebruikt. De hoofdontsluitingswegen (woonverzamelstraten) van de brinken, in asfalt uitgevoerd, dringen op een zodanige wijze de woonbebouwing binnen doordat tussen weg en bebouwing een grote verwevenheid ontstaat en door middel van detaillering van deze weg het verkeer zoveel begeleiding mee krijgt dat gezien de korte afstand van een grote veiligheid sprake zal zijn.

Secundaire ontsluiting

In aansluiting op de hoofdontsluiting van de diverse brinken is, voor de bereikbaarheid van de woningen een verharding gedacht die alle soorten verkeer moet kunnen verwerken. De woonomgeving moest zodanig zijn ontworpen dat het gebruik van de openbare buitenruimte zich als vanzelfsprekend en logisch voordoet. Door de introductie van de woonbrinken, als een samenstelsel van erven, was het mogelijk, met inachtneming van het karakter van de verharding, een circulatie in de brinken tot stand te brengen. Het vergroot de levendigheid van de woonomgeving. Door het gekozen systeem van woonbrinken, waarin er ook van uitgegaan is dat een maximaal aantal woningen per auto of voor dienstverlenend verkeer bereikbaar is, vloeit voort, dat slechts een zeer beperkt aantal woningen niet direct per auto bereikbaar is. De loopafstanden zijn echter minimaal.

Fietsroutes

Door het combineren van vele verkeerssoorten in de woonbrinken ontstaat een maximale bereikbaarheid van de woningen. De fietsroutes tonen aan dat vele verbindingen op allerlei plaatsen met andere woonbrinken en openbare gebouwen mogelijk is. De totale lengte van fietspaden wordt in het woongebied aanzienlijk bekort, wat naast financiële voordelen, de duidelijkheid en het gebruik van deze paden ten goede komt.

Speelstraat

De diverse woonpleinen sluiten aan op een middengebied dat, geheel verkeersvrij, tussen beide delen van de woonbrink ligt. Met dit gebied wordt nagestreefd een doorlopende speelstraat in de onmiddellijke omgeving van de woningen te creëren. De speelstraat heeft contact met de open ruimten die in het middengebied van de wijk liggen of met de overgangsgebieden naar Noordbarge, terwijl eveneens aan de zuidzijde van de woongebieden van Bargeres deze speelstraten verkeersvrij met elkaar verbonden worden. Bovendien blijkt dat de tuinzijde van de woningen, die aan de speelstraat grenzen, een levendige begrenzing ook aan deze zijde krijgen. De speelstraat staat direct in contact met verharding ten behoeve van het verkeer, zodat een natuurlijke overgang van verkeersvrij naar verkeer toe bereikt kan worden.

De speelzone geeft speelmogelijkheden op grotere en kleinere terreinen, die op eigen wijze ingedeeld kunnen worden. Voor een groot deel van de woningen kan de speelzone verkeersvrij worden bereikt. In verband hiermee zal dan ook aan de voetpaden die grenzen aan die tuinzijde van de woningen, met de eventueel daaraan gelegen bergingen, grote aandacht in detaillering dienen te worden besteed.

Situering naar richting

Bij de woonbrinken is de mogelijkheid aangegeven de architectuur van de woningen afhankelijk te stellen van de situering waarin deze woningen voorkomen. Mogelijkerwijs geeft het aanleiding de noord-zuid gesitueerde woningen ten aanzien van de oost-west georiënteerde blokken te benadrukken waarin de mogelijkheid besloten ligt de duidelijkheid en de herkenbaarheid van de woningen voor de bewoners op te voeren.

Situering in hoog en laag

De menging van diverse woningtypen kan ook inhouden een afwisseling van hogere en lagere woningen, ter vergroting van de woonkeuzemogelijkheid.

Woonkeuze

De duidelijke wens om tot een optimale woonkeuze mogelijkheid in de gehele wijk en per woonbrink afzonderlijk te komen was 1 van de uitgangspunten van de woonwijk. In het model van woonbrink zijn diverse milieus duidelijk aangegeven en ze kunnen worden ingedeeld in 5 groepen;

  • 1. Woningen die zodanig gesitueerd zijn, dat ze een onmiddellijk contact met de hoofdontsluitingsweg hebben. Terwijl de bereikbaarheid van de woningen ligt aan de brink zelf, is het uitzicht vanuit de woningen gericht op de weg;
  • 2. Woningen die zodanig gesitueerd zijn dat ze liggen aan de toegangswegen tot de brink zelf of aan die pleinen die vanwege hun ligging een grotere verkeersintensiteit ondergaan;
  • 3. Woningen die zodanig gesitueerd zijn dat een beperkt verkeer in de onmiddellijke omgeving van de woning te verwachten is, een verkeer, dat door zorgvuldig e detaillering van het straat- of pleinkarakter in die omgeving geheel aangepast zal zijn aan het wonen, dat in alle gevallen zal prevaleren;
  • 4. Woningen die zodanig gesitueerd zijn aan pleinen of pleintjes, dat ze allen per auto of dienstverlenend verkeer bereikbaar zijn. Dit verkeer zal echter van geringe omvang zijn daar het geheel op de woningen zelf gericht is;
  • 5. Woningen die geheel verkeersvrij in het geheel zijn opgenomen en zo gering in aantal zijn, dat dit speciale woonmilieu, wat in alle gevallen geheel in het groen of aan de speelstraat gesitueerd is, daardoor een bijzondere aantrekkelijkheid zou kunnen verkrijgen;
4.2.3 Huidige stedenbouwkundige structuren

De wijk is opgezet volgens het concept brinken. De woonbuurtjes zijn geordend rond woonerven, kennen veel kleine variaties in de verkaveling en zijn weinig straatgericht. Het patroon van verbindingswegen, fiets- en voetpaden zit ingewikkeld in elkaar en maakt de wijk tot een onoverzichtelijk geheel. Dwars door de wijk en het winkelcentrum loopt een kanaal, dat de wijk als het ware in tweeën deelt, maar waarvan de groene kwaliteit wordt gewaardeerd. In Bargeres spelen problemen met sociale controle, openbare ruimte en de sociale veiligheid. In vergelijking met de andere wijken staan in Bargeres relatief veel eengezinswoningen (83%) en koopwoningen (47%).

4.2.4 Bebouwingsstructuur

De wijk heeft een labyrintische structuur bestaande uit 17 woonwijkjes (brinken). Deze brinken kregen de naam Drentse brink dorpen van A tot Z (Alerderbrink-Zweelerbrink).

Alle brinken zijn ontworpen op een noord-zuid raster en kennen een zeer grote mate van kleine variaties in verkaveling. Deze verkaveling lijkt doorgeslagen naar eentonigheid en onleesbaarheid. De eentonigheid wordt versterkt door het gebrek aan elementen van een grotere maat of schaal in het woongebied. De woningen zijn gericht op de woonerven, de auto kan voor de deur staan. Het gevolg is dat de woonbuurten met de achterkanten tegen elkaar, tegen de ringweg en tegen de groenzone aanliggen.

De grote complexe huurwoningen met dezelfde architectonische kenmerken, zoals die in Angelslo en Emmerhout zijn gerealiseerd, zijn in Bargeres niet meer te vinden. In Bargeres zijn veel meer architecten ingeschakeld ter bevordering van de individuele expressie van woning en woonbuurt. Een duidelijke woningtypologie valt moeilijk in Bargeres te ontdekken behalve de vrijwel unanieme keuze voor eengezinswoning met kap in alle vormen en maten. Deze architectonische variatie draagt bij aan het beeld van Bargeres; veel verschil en weinig structuur in de bebouwing. De woningen in Bargeres zijn van jonge leeftijd. Bouwtechnisch gezien is er niet veel op aan te merken.