direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Schoonebeek, drie-onder-één-kap woning Waterbies
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.Zaak99709-V701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Bouwbedrijf Striper en Zn. B.V. heeft een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van een drie-onder-één-kap woning aan de Waterbies in Schoonebeek, naast Waterbies 75 en tegenover Waterbies 61 en 63.

De aanvraag heeft betrekking op de onderdelen strijdigheid bestemmingsplan en bouwen. De aanvraag is geregistreerd onder zaaknummer 99709. De bijbehorende verbeelding met de plancontour heeft het nummer NL.IMRO.0114.Zaak99709-V701.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak99709-V701_0001.png"

Afbeelding 1: Locatie plangebied in omgeving (rood omlijnd indicatief weergegeven)

Hoofdstuk 2 Huidige situatie, beleid en planologische regeling

2.1 Ligging en huidige situatie

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op het perceel Waterbies, naast Waterbies 75 en tegenover Waterbies 61 en 63, in Schoonebeek.

Het perceel is gelegen in de woonwijk Stroomdal te Schoonebeek. De woonwijk Stroomdal vormt de zuidrand van Schoonebeek. Het betreffende perceel is een een woonrijp kavel in deze woonwijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak99709-V701_0002.png"

Afbeelding 2: Luchtfoto perceel aan de Waterbies in Schoonebeek (rood omlijnd)

2.2 Beleid en planologische regeling

2.2.1 Bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak99709-V701_0003.png"

Afbeelding 3: Verbeelding bestemmingsplan

Het perceel aan de Waterbies in Schoonebeek heeft binnen het bestemmingsplan "Schoonebeek, Stroomdal" de bestemming 'Wonen - 1', bestemd voor twee-onder-een kap woningen, twee aaneen. Binnen het aanduidingsgebied (rood omlijnd: 'WRO-wijzigingsgebied') zijn burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen in de bestemming "Wonen - Aaneengebouwd". Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 6 aaneengebouwde woningen mogen worden gerealiseerd in 2 rijtjes van 3 woningen;
  • b. de hoofdgebouwen dienen binnen de aanduiding 'WRO-wijzigingsgebied' gerealiseerd worden;
  • c. het aanduidingsvlak mag volledig worden bebouwd;
  • d. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de gevellijn te worden opgericht;
  • e. de maximale goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt 6 meter;
  • f. de hoofdgebouwen dienen voorzien te zijn van een kap;
  • g. ten behoeve van de woningen mogen buiten de 'WRO-wijzigingsgebied' achter de voorgevel bijbehorende bouwwerken worden opgericht tot en maximum van 35 m2 mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;
  • h. voor hoekwoningen of woningen op de hoek van een woningblok geldt dat maximaal 50m² bijbehorende bouwwerken gerealiseerd mogen worden mits:
    • 1. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;
    • 2. de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw;
    • 3. langs de zijkant van het hoofdgebouw (hoekwoning) een strook grond behorende tot het bouwperceel met een breedte van minimaal 3 meter aanwezig is;
    • 4. de oppervlakte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer dan 35 meter² bedraagt;
  • i. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen en de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 6 meter bedragen;
  • j. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • k. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag voor de gevellijn maximaal 1 meter en achter de gevellijn maximaal 3 meter bedragen met dien verstande dat:
    • 1. de totale gezamenlijke oppervlakte aan andere bouwwerken inclusief overkappingen maximaal 15 meter2 mag bedragen;
    • 2. bebouwing de maximale bouwhoogte van een erf- en terreinafscheiding voor de gevellijn maximaal 1 meter mag bedragen en achter de gevellijn maximaal 2 meter;
    • 3. de bouwhoogte van vlaggenmasten maximaal 5 meter mag bedragen;
  • l. voor de hoekwoningen in de rij geldt dat bij deze woningen op eigen terrein in de parkeerbehoefte moet worden voorzien waarbij de geldende parkeernormen in acht worden genomen.

Gelet op het bestemmingsplan is het bouwen van een drie-onder-één-kap woning in beginsel passend binnen het gemeentelijk beleid. In Hoofdstuk 3 Planbeschrijving wordt nader ingegaan op bovenstaande voorwaarden.

2.2.2 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand". Een zogenaamde welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandscriteria opgenomen in de Welstandsnota. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving. Het bestemmingsplan en de Welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving.

De welstandscommissie heeft ingestemd met het bouwplan. Het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand.

2.2.3 Rijks- en provinciaal beleid

Voor het bouwen van een drie-onder-één kap woning zijn geen specifieke bepalingen opgenomen in het Rijksbeleid en het provinciaal omgevingsbeleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

Bouwbedrijf Striper en Zn. B.V. heeft een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van een drie-onder-één-kap woning aan de Waterbies in Schoonebeek, naast Waterbies 75 en tegenover Waterbies 61 en 63.

De te bouwen drie-onder-één kap woning heeft een oppervlakte van ca. 197 m2. De situering van de woning is binnen het in het bestemmingsplan aangegeven aanduidingsgebied. De voorgevel van woning komt te liggen in de gevellijn uit het bestemmingsplan, waarbij wordt aangesloten bij de voorgevellijn van de naastgelegen woningen. De goot- en bouwhoogte van de woning zijn respectievelijk 5,5 meter en 9,5 meter. De woning wordt voorzien van een kap. Tot slot zijn de bijbehorende bouwwerken niet groter dan 35 m2 en wordt het bouwperceel niet meer dan 50% bebouwd. De bijbehorende bouwwerken worden daarbij voorzien van een plat dak en een hoogte van 3,05 meter.

Geconcludeerd wordt dat het bouwplan past binnen de voorwaarden uit het bestemmingsplan.

Het bouwplan is opgenomen als Bijlage 2.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

4.1 Archeologie

De aanleiding voor het opnemen van de archeologische waarden en verwachtingen in een ruimtelijk plan vloeit voort uit het Verdrag van Valletta, de Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2010. In de Monumentenwet is vastgelegd dat bij het opstellen van een ruimtelijk plan rekening gehouden moet worden met de archeologische waarden in de bodem en dat deze beschermd moeten worden. Daarbij gaat het zowel om aanwezige als mogelijk te verwachten archeologische waarden.

Op het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' van toepassing. Bij bodemverstorende activiteiten groter dan 1000 m2 en dieper dan 30 cm dient archeologisch onderzoek plaats te vinden. Aangezien het bouwplan niet groter is dan 1000 m2, is een archeologisch onderzoek niet nodig.

4.2 Ecologie

De Flora- en Faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. Op grond van de wet geldt een algemeen verbod voor het verwijderen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Gelet op het huidige gebruik en de inrichting van het perceel en aangezien het een woonrijpe kavel betreft, is een flora- en fauna-onderzoek niet nodig.

4.3 Milieu

4.3.1 Vormvrije m.e.r.

In het Besluit m.e.r. zijn drempelwaarden opgenomen voor wanneer er een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Sinds de wijziging van het Besluit op 1 april 2011 is een beoordeling van een activiteit die op de D-lijst van het Besluit m.e.r. voorkomt noodzakelijk, ook al ligt de omvang van de activiteit (ver) onder de drempelwaarde.

In voorliggend plan komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege de afwezigheid van die activiteiten hoeft geen (vormvrije) m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.

4.3.2 Bodem

De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen.

Het plangebied bevat geen locaties die voor wat betreft bodemverontreiniging verdacht zijn (historisch verdacht als gevolg van in het verleden uitgevoerde bodembedreigende activiteiten). Daarbij is ten tijde van de ontwikkeling van de wijk Stroomdal de actuele bodemkwaliteit vastgesteld. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de bodem verontreinigd is.

4.3.3 Geluid

De te bouwen drie-onder-één-kap woning wordt ontsloten door de Waterbies. Dit is een weg voor bestemmingsverkeer met een maximum snelheid van 30 km per uur. Voor wegen met een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt geen geluidszone zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Om deze reden hoeft geen akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden.

4.3.4 Lucht

Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOx en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het verlenen van de omgevingsvergunning.

4.3.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico’s die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen.

Binnen en nabij het plangebied zijn geen bedrijven, transportroutes en buisleidingen gelegen waarbij rekening moet worden gehouden met het aspect externe veiligheid.

4.4 Waterparagraaf

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. Uitgangspunt is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat er grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.

Met het bouwen van een drie-onder-één-kap woning neemt het verharde oppervlak ten opzichte van een twee-onder-een kap woning niet of nauwelijks toe. De wijk Stroomdal kent een gescheiden rioolstelsel. Neerslag dat valt op het rioolstelsel aangesloten verhard oppervlak, wordt via de aanwezige regenwateruitlaten en riooloverstorten op het oppervlaktewater geloosd. Niet aangesloten verhard oppervlak infiltreert in de bodem of watert af op aanwezige bermsloten of droge greppels. Gelet op afspraken met het waterschap dient het hemelwater bovengronds afgekoppeld te worden en te infiltreren. Om bodemvervuiling te voorkomen is het wenselijk om geen gebruik te maken van uitlogende materialen.

Om wateroverlast in gebouwen te voorkomen adviseert het waterschap om voor een vloerpeil te kiezen dat tenminste 30 centimeter boven de weg ligt. In het bouwplan is aangegeven dat het peil (vloerpeil) 30 centimeter boven de kruin van de weg is.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

Op de gevraagde vergunning is de uitgebreide procedure van toepassing.

De terinzagelegging van het ontwerpbesluit is op 24 juni 2014 gepubliceerd in de Zuidoosthoeker en de Staatscourant. Met ingang van 25 juni 2014 heeft het ontwerp van de vergunning zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend. De provincie Drenthe heeft aangegeven in te kunnen stemmen met het plan (Bijlage 4).

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De planonwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de aanvrager van de omgevingsvergunning. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.